Tijdschrift Groninger Kerken Maart 2021

Page 1

Groninger Kerken Maart 2021

Een eeuwenoude pastorietuin

Groen cultureel erfgoed

Thuis op Doord

Auto's bedreigden kerken


‘De kerk van alle kanten’


Een kerk betekent zoveel meer

Trouwe lezers van Groninger Kerken weten inmiddels dat de kerk vele kanten heeft. Niet voor niets organiseerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het afgelopen half jaar een online televisieprogramma met de veelzeggende titel ‘De kerk van alle kanten’.

In deze serie was niet alleen aandacht voor het religieus gebruik van de kerk en de zorgen over de leegloop. Ook werd uitgebreid stilgestaan bij het erfgoedaspect van deze monumentale gebouwen. Behalve het gebouw stonden ook de locatie, het groen en de duurzaamheid in termen van energietransitie centraal. De immateriële dimensie van kerken kwam aan de orde door te spreken over de bijdrage die ze leveren aan de leefbaarheid in een dorp en de bewustwording van rituelen die bij ons leven horen, en over het belang om draagvlak te creëren door educatie en toeristische beleving. Als Stichting Oude Groninger Kerken hebben wij met al deze aspecten te maken. Met het tijdschrift dat u als donateur vier keer per jaar ontvangt, informeren wij u niet alleen over het werk wat wij doen en de activiteiten die hier omheen worden ontplooid. We nemen u ook graag mee in onderzoek dat vele specialisten verrichten naar ons erfgoed. Om die reden werken we met verschillende instellingen samen. Tot vorig jaar werden deze twee onderdelen gescheiden aan u gepresenteerd. Gedwongen door corona verscheen het magazine het afgelopen jaar als één geheel en dit beviel ons zo goed dat we besloten voortaan de veelzijdigheid van ons werk in één tijdschrift tot zijn recht te laten komen. Deze variëteit is in het eerste nieuwe nummer helder vormgegeven. Hierin is ruim aandacht voor het groen rondom onze kerken. Voor de beleving van de kerk is het omringende groen een natuurlijk gegeven, maar dit wordt bedreigd door klimaatverandering. Omdat de begroeiing op kerkterreinen geen rijksmonumentale status heeft, legt het onderhoud

hiervan een steeds zwaardere druk op de exploitatie. Reden genoeg dus om naast instandhouding van de gebouwen ook het groen op te nemen als een aandachtspunt in ons beleid. In de artikelen van Miriam van der Waart en Annette Broekhuizen leest u meer hierover. Leefbaarheid en de immateriële kant van ons erfgoed vindt u terug in de bijdragen van Tjitske Zuiderbaan en Inge Basteleur. Omdat kerken al eeuwenlang het middelpunt van de samenleving zijn, vormen ze ook een waardevolle historische bron – zoals Redmer Alma in zijn bijdrage laat zien. Martin Hillenga ten slotte laat zien hoe het denken over de publieke ruimte binnen een generatie veranderde, door op een onverwachte manier het silhouet van de A-toren in verband te brengen met een van de meest intrigerende moderne sculpturen in de stad Groningen. Wij hopen dat deze veranderingen, die zowel de inhoud als de vormgeving betreffen, door u als lezer worden gewaardeerd.

Kees van der Ploeg voorzitter redactie

Patty Wageman directeur


Dit kwartaal in Groninger Kerken

Collectie Groninger Archieven, foto Bureau Voorlichting gemeente Groningen (2485-3809).


Pagina 6

Pagina 17

Een eeuwenoude pastorietuin

Groen cultureel erfgoed Pagina 21

Thuis op Doord Pagina 27

Het belang van immaterieel erfgoed Pagina 30

Auto's bedreigden kerken Pagina 38

Een vijftiendeeeuwse grafzerk in Appingedam


Domies Toen Een eeuwenoude pastorietuin Annette Broekhuizen

Aan de voet van de vijftiende-eeuwse Petruskerk van Pieterburen ligt Domies Toen, de tuin van de dominee. Waar vroeger de pastorie stond, met de slinger- en nutstuin van de predikant, bevindt zich nu een botanische tuin met een bijzondere plantencollectie.

De Petruskerk van Pieterburen met Domies Toen. Foto Bureau Brauns.


7

Kerk, tuin en ook het catechisatiegebouwtje uit 1888 zijn eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken. Dit complex maakt bovendien met nog drie Groninger kerken deel uit van ‘Het Grootste Museum van Nederland’ een samenwerkingsverband van een selectie Nederlandse kerkgebouwen en synagogen. ‘Gewoon bijzonder’ In de lente bloeien er stinzenplanten, zoals het sneeuwklokje, de holwortel en de kievitsbloem, later in het jaar de Karthuizer, de anjer en de beemdkroon. De hoge goudes schittert in de herfst en staat op de overgang naar de oude nutstuin. In het late najaar, wanneer alle blad gevallen is, kleuren de mispels goud tegen de lucht. De door het noordelijk klimaat lage maar zeer brede rode beuk vormt het middelpunt van de slingertuin. Die beuk, de goudes en de plataan verwijzen naar een verleden waarin de dominee onder de vleugels van de jonkers van Dijksterhuis een notabele was. Er is een – voor pastorietuinen kenmerkend – laantje van knotesdoorns waaronder veel donkere ooievaarsbek en wilde hyacinten bloeien.

Vroeger onderwees de dominee hier boeren in plantkunde en Domies Toen heeft als botanische tuin in wezen diezelfde doelstelling, zij het nu gericht op de educatie van alle bezoekers. De tuin heeft niet voor niets de grootste biodiversiteit van het Noorden. Domies Toen, zeker in de persoon van de huidige beheerder Jan Jaap Boehlé, past goed op de planten zodat die zich hier kunnen ontwikkelen. Zo draagt ze als Hortus Botanic Guardian – een predicaat verleend door de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen – bij aan het behoud van de biodiversiteit. De tuin is niet alleen groen cultureel erfgoed, maar boven alles ook een ontmoetingsplaats. Bezoekers en vrijwilligers kunnen het hele jaar door ervaren hoe ‘gewoon bijzonder’ de plek is.


Domies Toen

Van de middeleeuwen tot 1881 In de middeleeuwen werd vlakbij wat nu Domies Toen is een dobbe aangelegd, een zoetwaterdrinkplaats in een verder nog zilte omgeving. Hier stond ook de oudste kerk van het dorp. De huidige Petruskerk werd in de eerste helft van de vijftiende eeuw gebouwd. In de directe nabijheid daarvan verrees waarschijnlijk al vrij snel een ‘weem’, een pastorieboerderij met stallen. Die werd eerst door de pastoor, en na de Reformatie door de dominee gebruikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Van alleen het geestelijk herderschap was destijds niet te leven. Aan de westkant begrensd door een muur, lag bij de weem een grote nutstuin, waar in 1710 een tuinhuis werd gebouwd. Een vergelijkbaar prieel stond al in de tuin van de Menkemaborg in Uithuizen, gebouwd in 1705 naar een ontwerp van stadsbouwmeester Allert Meijer. Deze had ook een aandeel aan het interieur van de kerk, de pastorie en de borg van Pieterburen, maar beide borgen, Dijksterhuis en Menkema, waren dan ook het bezit van de familie Alberda. Het tuinhuis in Pieterburen wijkt af van dat in Uithuizen omdat het ramen heeft aan de straatzijde. Om die reden heette het later in de volksmond ook wel domies gluurhoes: de dominee zou hier zijn preken hebben voorbereid, terwijl hij zicht had op wat er in het dorp gebeurde. Toch blijft de vraag hoe en waarom zo’n uniek stenen tuinprieel in de nutstuin van de dominee is gebouwd. Was het een geschenk van de borgheer aan de kerk of predikant?

Tekening van kerk, toren en pastorie van Pieterburen, begin 19e eeuw. De losstaande toren – afgebeeld met flinke scheuren in het muurwerk – stond ten noordwesten van de kerk en werd in 1805 afgebroken. Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

← De kerk van Pieterburen, in 1938 gefotografeerd vanuit het westen. Links is nog juist de pastorie zichtbaar, met een deel van de oude tuinmuur. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

↑ De pastorie van Pieterburen in 1955. Het gebouw werd zes jaar later afgebroken, na het vertrek van de laatste predikant. Foto Wim Roggeveen.


9

Op de plek van de kelder van de afgebroken pastorie bevindt zich nu een diepe kuil in de tuin, begroeid met zoomvegetatie. Foto Jan Jaap Boehlé.

De dominee was dus ook landgebruiker. Bovendien gaf hij landbouwonderwijs aan de boeren. Door zijn studie, waar colleges in ‘landbouwhuishoudkunde’ onderdeel van waren, had hij zicht op verbeteringen en vernieuwingen in de landbouw. In de loop van de negentiende eeuw veranderde dit. Voor zijn inkomen was hij niet meer afhankelijk van het boerenbedrijf, waardoor het bedrijfsgedeelte van de weem zijn functie verloor. In 1881 werden de schuur, het karnhuis, de koestallen en het koetshuis gesloopt, terwijl het voorhuis werd vergroot tot een statige pastorie. Bij het gebouw werden een voortuin en een slingertuin (zie kader) aangelegd. Middelpunt daarvan is de oude rode beuk, die er waarschijnlijk ten tijde van de aanleg al stond. Zo’n beuk gold als uitgesproken statussymbool, die zelfs aanleiding gaf tot het verhaal dat deze boom alleen bij een zekere welstand, zoals het bezit van een bepaald aantal bunder grond, in de tuin geplant mocht worden. Vanuit de pastorie liep een pad naar een bruggetje over een niervormige vijver. Met de grond die bij het graven vrij was gekomen, werden twee ‘bergjes’ opgeworpen – een hoge en een lage. De dominee kon zo een wandelingetje door zijn eigen tuin maken. Hij had ook een nutstuin, begrensd door de oude tuinmuur, waar hij groente, aardappelen en fruit verbouwde. In deze periode vonden meer werkzaamheden rond kerk en tuin plaats: in 1888 werd het catechisatielokaal gebouwd. Dat doet nu dienst als theeschenkerij.

Het catechisatielokaal – plaatselijk beter bekend als ‘het godsdienstgebouwtje’ – dat tegenwoordig in gebruik is als theeschenkerij. Foto Bureau Brauns.

Gevelsteen in het catechisatielokaal uit 1888. President-kerkvoogd D.L. Broekema ontwierp in 1881 de slingertuin bij de pastorie. Foto Bureau Brauns.


Domies Toen

De in 1903 afgebroken borg Dijksterhuis in Pieterburen, in 1860 geschilderd door J.J. Stormer. Linksboven is de boomgaard te zien, rechts een langgerekte tuin met slingerpaden. Onbekend is wanneer die werd aangelegd en door wie. De kerk van Pieterburen is zichtbaar rechts op de achtergrond. Collectie Groninger Museum, foto Marten de Leeuw.

De proeftuin bij de pastorie van Wehe, aangelegd door dominee Th.F. Uilkens. De nutstuin is met zijn slingerende paden duidelijk geïnspireerd door de Engelse landschapsstijl. Plattegrond uit De Boeren-Goudmijn (1855).

Slingertuin Een slingertuin is een tuin in Engelse landschapsstijl. Dit type tuinaanleg ontstond in de tweede helft van de achttiende eeuw. Kenmerkende elementen hiervan zijn slingerende paden, niervormige vijvers, een bruggetje, reliëf (‘bergen’ en dalen), doorkijkjes en een beplanting met bomen en struiken. In de negentiende eeuw vormde de tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) een aantal tuinen bij stinzen en borgen in Noord-Nederland om in deze romantische landschapsstijl, zoals die van de Fraeylemaborg (Slochteren) en van Ekenstein (Tjamsweer). Vanaf 1850 brak de stijl in Groningen definitief door toen veel akkerbouwboeren rijk werden door de hoge graanprijzen en zich een modieuze tuin konden veroorloven. In het Oldambt en op het Hogeland lieten boeren en andere notabelen een slingertuin – op z’n Gronings slingertoen(e) – aanleggen. Zo verdienden de tuinontwerpers Vlaskamp en vijf generaties van de familie Vroom hun sporen met het ontwerpen in deze stijl. Ook dominee Theodorus Frederikus Uilkens (1812-1891) van Wehe en Zuurdijk ontwierp tuinen. Hij was de zoon van Jacobus Albertus Uilkens, ook dominee, en de eerste hoogleraar landbouwhuishoudkunde aan de Groninger academie. Maar wie ontwierp Domies Toen? Het antwoord op deze vraag is te vinden achterin het kerkenboek van Pieterburen. ‘De tuin is in ’t voorjaar 1881 aangelegd, met vijvers naar

eene teekenen [= een tekening] en onder opzicht van D.L. Broekema president kerkvoogd’ schrijft dominee Offerhaus in zijn verslag van de werkzaamheden aan de pastorie en omgeving. Toen in 1888 op het pastorieland een catechiseerkamer werd gebouwd, was deze notabele daarbij opnieuw betrokken: ‘De aanleg rondom is gemaakt door den president kerkvoogd D.L. Broekema en het dennenbosch onder zijn aanwijzen geplant door Jan Elema tuinman bij Ds Offerhaus in het voorjaar van 1889’, aldus wederom de aantekeningen van de predikant. Verdere tuinontwerpen van Broekema’s hand zijn – nog – niet bekend, hoewel het aannemelijk is dat hij ook zijn eigen tuin ontwierp. Derk Luitjes Broekema (1832-1898) was landbouwer op de boerderij Oudedijk 13 in Pieterburen. Naast het ambt van president-kerkvoogd bekleedde hij meer bestuurlijke functies. Zo was hij van 1851-1877 gemeenteraadslid van Eenrum en daarna – tot zijn overlijden – lid van Provinciale Staten. Bovendien was hij de vader van Luitje Broekema (1850-1936), hoogleraar aan de landbouwhogeschool in Wageningen. Broekema jr. maakte onder meer naam als kweker van de Wilhelminatarwe, vóór de oorlog de meest verbouwde tarwesoort in Nederland. De naar hem genoemde Broekemaplaquette of -penning is de hoogste Nederlandse onderscheiding voor plantenveredelaars.


Domies Toen

11

Optreden van de Grunneger Daansers tijdens de opening van Domies Toen, 15 september 1962. De opname is gemaakt vanaf de kerktoren. Tine Clevering was nauw betrokken bij het dansgezelschap uit Zandeweer, door te adviseren over historisch verantwoorde kostuums. Collectie Groninger Archieven, foto Noord-Nederlands Persfotobureau Folkers (818-12746).

Het prieel in de pastorietuin verkeerde in 1961 in deplorabele toestand en was bijna gesloopt. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Dijkstra.

Het gerestaureerde tuinhuis aan de noordzijde van de tuin, met uitzicht op de Hoofdstraat. Foto Annette Broekhuizen.

Tine Clevering-Meijer In 1960 vertrok de laatste dominee uit Pieterburen, Wim Roggeveen. Mede door het verlies van werkgelegenheid in de landbouw en het wegtrekken van mensen, afnemend kerkbezoek en vergrijzing kwam er definitief geen nieuwe predikant. De overtollig geworden pastorie verkeerde in een slechte staat van onderhoud en werd daarom gesloopt. Op de pastorietuin dreigden bungalows gebouwd te worden. Op verzoek van A.M. Amerika, de toenmalige burgemeester van Eenrum, kwam Tine Clevering-Meijer met een alternatief plan, de aanleg van een openbare natuurtuin. Mevrouw Clevering, boerin op Huninga halverwege Pieterburen en Eenrum, was betrokken bij tal van culturele initiatieven in de Marne en wijde omgeving. Het vervallen tuinhuis, in het begin van de eeuw naar de mode van die tijd verbouwd, werd gered en gerestaureerd. De bepleistering met glasscherven, die zo romantisch glinsteren in het maanlicht, zat er toen al en is hersteld bij die restauratie. De vele contacten die Tine Clevering had, maakten het mogelijk het prieel fraai aan te kleden: een tegelplateau dat de ‘Hemelvaard Christi’ voorstelt werd ingemetseld en in Amersfoort kon fraai tuinmeubilair op de kop getikt worden. Zij bedacht ook het opschrift ‘Ien Domies Toenhoes’ boven de ingang van het prieel.


Domies Toen

12

Samen met de Hoogezandster tuinarchitecte Renske Boon ontwikkelde ze een tuinplan. De slingertuin werd hersteld en de oude nutstuin veranderde in een grasveld, met in het midden een zonnewijzer. Door bemiddeling van mevrouw Offerhaus, baronesse Von Engelhardt, echtgenote van de Commissaris van de Koningin, kreeg Tine Clevering het voetstuk van een zonnewijzer uit de tuin van de ambtswoning in Groningen. De zonnewijzer zelf, met de tekst ‘Tied vlugt as ‘n schaar veurbie’ (de tijd vliegt als een schaduw voorbij), werd naar het voorbeeld van een exemplaar uit Usquert gemaakt door de dorpssmid Jacob Smith. In 1963 verwierf ze van de familie Dijksterhuis in Mensingeweer voor de tuin het beeld van Flora, de Romeinse godin van de bloemen en van de lente. Langs de oude westmuur werd een boerenborder met planten en kruiden uit de regio aangelegd. Niet bekend is wanneer de vele stinzenplanten kwamen, en waar vandaan, maar toen Tine Clevering in 1962 Domies Toen ‘stichtte’, stonden er waarschijnlijk al kievitsbloemen. Vanaf het begin is die bloem het logo van de tuin. Het is bekend dat zij op strooptocht naar Friesland ging om daar stinzenplanten uit te graven. Ook zette ze oude narcissensoorten uit haar eigen tuin in Domies Toen. In die eerste jaren werd de tuin eerst onder leiding van mevrouw Clevering beheerd, later door alleen vrijwilligers uit Pieterburen. Het was inmiddels de dorpstuin van Pieterburen geworden. Tine Clevering stierf in 1981. Zij ligt op 150 meter afstand van de tuin begraven, op de begraafplaats aan de andere kant van de kerk. Na verloop van jaren raakte haar bemoeienis met Domies Toen vergeten. Om die toch te blijven gedenken, werd in 2003 een plaquette op de tuinmuur aangebracht. De onthulling daarvan werd verricht door haar echtgenoot, Ru Clevering. Hij bracht het bloemstuk dat de plaquette bedekte na de ceremonie naar haar graf. Een mooier eerbetoon was niet denkbaar.

De plaquette voor Tine Clevering-Meijer aan de oude westmuur van de tuin, onthuld in 2003. Foto Bureau Brauns.

Trienje Fokeltje (‘Tine’) Clevering-Meijer ontvangt in 1975 uit handen van prins Bernhard de Zilveren Anjer. Links staat haar echtgenoot Rubertus Jacob (‘Ru’). Collectie Nationaal Archief / Anefo, foto Rob Mieremet.

Het beeld van Flora bij de entree van Domies Toen, afkomstig uit de tuin van de boerderij van de familie Dijksterhuis in Mensingeweer (Schouwerzijlsterweg 1). De tuinbeheerders laten het beeld geleidelijk met mossen begroeien. Foto Bureau Brauns.


13

Stinzenplanten Stinzenplanten zijn verwilderde knol-, bolen wortelgewassen die vanaf de zestiende eeuw zijn ingevoerd in ons land. Van oorsprong groeiden ze rond kastelen, borgen en buitenplaatsen. Ze kunnen zich juist op die grond goed handhaven en zich uitbreiden. Sneeuwklokje en bonte krokus zijn bekende voorbeelden, maar ook winterakoniet, holwortel en bostulp behoren tot deze planten. De term stinzenplant is relatief jong. De Friese heemkundige en bioloog Jacob Botke, leraar aan de middelbare landbouwschool in Groningen en voorzitter van het Groningsch Natuurhistorisch Museum, gebruikte die in 1932 als eerste. Botke gebruikte de term ‘stinsplanten’ voor een aantal bloemen die onder meer groeiden rondom de Schierstins in Veenwouden, zoals Haarlems klokkenspel en gewone vogelmelk. Pas vanaf omstreeks 1950 kwam het begrip stinzenplanten meer algemeen in gebruik, het Groningse börgbloumkes is van nog recentere datum. Domies Toen beheert nu de grootste collectie stinzenplanten van het Noorden, zoals de Italiaanse en gevlekte aronskelk, winterakoniet, holwortel, lenteklokje, kievitsbloem, gewone salomonszegel, Haarlems klokkenspel en bostulp.

Dubbel sneeuwklokje (Galanthus nivalis 'Flore Pleno'). Foto Jan Jaap Boehlé.

Gulden sleutelbloem (Primula veris). Foto Jan Jaap Boehlé.

Boerenkrokus (Crocus tommasinianus) met een winterakoniet (Eranthis hyemalis). Foto Jan Jaap Boehlé.

Kievitsbloem (Fritularia meleagris) met voorjaarshelmbloem (Coridals solida). De kievitsbloem is vanaf het vroegste begin het beeldmerk van Domies Toen. Foto Jan Jaap Boehlé.


Domies Toen

Botanische tuin én museum In de jaren tachtig nam bioloog Paul Janssen op vrijwillige basis het beheer van Domies Toen over. Naast het beheer van een stuk cultureel erfgoed werd het in stand houden van in het wild verdwenen plantengemeenschappen een nieuwe doelstelling. Zo kreeg de tuin een functie als vluchtplaats voor bedreigde of verdwenen soorten. Janssen legde verschillende milieus aan op de plek van de oude pastorie, redde wilde planten uit de streek en verruigde het grasveld in de nutstuin tot een bloemrijk hooiland. In 1991 werd Domies Toen een zelfstandige stichting. Met de komst in het jaar erop van Klaas van Nierop, de eerste betaalde beheerder, veranderde ook de visie op de tuin. Hij kwam tot een synthese tussen gecultiveerde siertuin en verwildering. Van Nierop legde gebogen paden in het hooiland aan en maakte vier rozenperken rond de zonnewijzer. Na 1998 werd de kruidentuin vergroot met veel door de mystica Hildegard van Bingen (1098-1179) gebruikte kruiden. De tuin kreeg in die jaren gaandeweg nationaal aanzien. In 2000 kwam de erkenning als botanische tuin door de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen, niet alleen omdat er veel planten van de ‘rode lijst’ (lijst van beschermde planten) en veel stinzenplanten staan, maar ook omdat de tuin een taak vervulde op het terrein van natuureducatie. Niet alles lukte. De ecologisch gezien discutabele introductie van een tuin voor vroedmeesterpadden uit Zuid-Limburg (vanwege het Pieterpad dat tussen Pieterburen en Maastricht loopt) was niet succesvol. Maar veel Pieterbuursters zullen zich de adembenemende nachtelijke fluitconcerten van de broedmeesterpadjes herinneren, vanaf het witte bruggetje op het kerkpad. Daarvoor kwam men op warme zomeravonden graag nog even een ommetje doen. In 2003 werd de tuin overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Zo kwamen kerk, tuin en catechisatiegebouwtje in één hand. Het beheer bleef bij de stichting Domies Toen. Mede dankzij de inzet van Nienke Reeder, de volgende tuinbeheerder, kreeg de tuin in 2005 erkenning door opname in het Museumregister Nederland. Dit vanwege de vrijwel volledige collectie Nederlandse stinzenplanten, de oude boerenborder, de kruidenborder én de wilde planten, maar ook omdat cultuurelementen in de tuin nog steeds zichtbaar zijn, zoals de vorm van de slingertuin, met oude bomen, vijvers en bruggetje, de eeuwenoude tuinmuur en het tuinprieel.

De zonnewijzer in het midden van de nutstuin. De goudes op de achtergrond staat op de overgang naar de slingertuin. Foto Jan Jaap Boehlé.

Gedeelte van de kruidentuin en border met planten die veel gebruikt werden

Het bruggetje over de vijver is sinds 2020 voorzien van keramieken

in siertuinen op het Groningerland. Foto Jan Jaap Boehlé.

bollen gemaakt door Sytske Feitsma. Foto Bureau Brauns.


15

De vlinder- en insectentuin, compleet met bijenhotel. Tussen de dakpannen op de onderste etage vinden padden en salamanders een plekje. Foto Annette Broekhuizen.

vasteplantenborder kruiden

vlinderen insectentuin

esdoornlaantje

NUTSTUIN

n tui en op kn

akkervegetatie

Ien Domies Toenhoes

zonnewijzer

bloemrijk hooiland

biotoopschalen

goudes Hoofdstraat Pieterburen

de kuil mispel

Petruskerk

mergelvallei

SLINGERTUIN plataan

Hoofdstraat Pieterburen

rode beuk

INGANG

Plattegrond van Domies Toen. Tekening Annette van Kelckhoven.

Domies Toen nu Sinds 2014 is Jan Jaap Boehlé tuinbeheerder. Hij bracht meer structuur aan in de tuin. De totale bloeitijd in de tuin is verlengd, waardoor die spannender werd. Onder zijn leiding zijn delen van de tuin grondig gerenoveerd. De bloemenborders rond het hooiland werden opnieuw ingericht en de akker is verplaatst naar een zonniger plek. In de kruidentuin zijn oude formele vormen aangebracht en in 2019 is een vlinder- en insectentuin geopend, met veel bloeiende planten voor de levering van stuifmeel en nectar. Ze trekken elk hun eigen insecten aan: de vlinderstruik en de verbena insecten met lange tong, asters zijn er voor insecten met een korte tong. Bijen en insecten kunnen er veel van hun gading vinden, maar ook voor tuinvogels is de tuin een paradijs. Niet alleen de bijzondere vegetatie maakt Domies Toen de moeite waard. De aanleg, met vijvers, bomen, paden, een historische tuinmuur en een tuinprieel, maken de tuin het hele jaar aantrekkelijk voor bezoekers. Blikvanger is nog steeds de oude rode beuk, het middelpunt van de slingertuin. Deze eindigde als derde in de verkiezing van boom van het jaar 2020, maar was wel de mooiste boom van het Noorden en de mooiste beuk van het land. Hierdoor kreeg Domies Toen veel aandacht. Dat was hoognodig, want in 2019 werd Domies Toen ernstig bedreigd in zijn voortbestaan door een structureel geldtekort. De theeschenkerij was eerder afgestoten omdat er geen vrijwilligers meer waren om die draaiende te houden, waarmee een inkomstenbron verdween. Het aantal vrienden liep terug. Het toenmalige bestuur zag er geen gat meer in als er geen structurele langdurige financiële toezegging van de gemeente zou komen. De stichting dreigde opgeheven te worden.


De beuk in 1957 gefotografeerd door dominee Roggeveen. Op het bruggetje zitten zijn dochters Marjan en Annemarie. Foto Wim Roggeveen.

Een paar trouwe vrienden, de tuinbeheerder en Inez Geenen van het kerkje van Klein Wetsinge – laatstgenoemde had inmiddels de exploitatie van de theeschenkerij overgenomen – besloten de noodklok te luiden. Gelukkig kwam van veel kanten steun. Het vriendental groeide en de gemeente besloot voor twee jaar extra geld te geven om allerlei zaken op orde te krijgen. Een nieuw bestuur ging met frisse moed aan de slag. Het zorgde ervoor dat de tuin meer aandacht kreeg, dat alle papierwerk in orde kwam (waardoor de erkenning als botanische tuin en museum veilig gesteld waren) en stippelde met de tuinbeheerder een nieuw beleid uit. Dankzij de inzet van beheerder en vrijwilligers ziet de tuin er fantastisch uit. Regelmatig zijn er

activiteiten zoals rondwandelingen en muziekuitvoeringen. De tuin is een podium voor amateurmusici. Brochures geven bezoekers achtergrondinformatie over verschillende onderdelen van de tuin, en beheerder en vrijwilligers staan bezoekers graag te woord. Om de tuin in stand te houden blijven nieuwe vrienden hard nodig! Dus, wie Domies Toen een warm hart toedraagt kan zich aanmelden als vriend. De tuin is altijd open. En, als je er dan toch bent, bezoek dan ook de Petruskerk en geniet van iets lekkers op het terras van de theeschenkerij. Zie voor openingstijden en meer informatie de websites www.domiestoen.nl en www.kerkpieterburen.

Met dank aan Jan Jaap Boehlé, Ira Diakonoff, Margreet Franssen en Jan Willem Zwart.

Over de auteur Annette Broekhuizen is voorzitter van Stichting Domies Toen. Ze is betrokken bij de kerk in haar woonplaats Zuurdijk, sinds die in 1974 werd overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Ze zette zich onder meer in voor de steen voor ‘Armhoes Joapke’ op het Zuurdijkster kerkhof, de fondswerving voor de orgelrestauratie en de uitvoering van de ‘Hogelandsymfonie’ (2015), een soundscape van 24 uur met een hoofdrol voor het orgel van Zuurdijk, een compositie van Jacob Lekkerkerker. (foto: Ingrid van der Spoel).

Geraadpleegde bronnen Heilien Tonckens, Wil Leurs en Rick

Tineke Scholtens, Het boerenerf in

Hoeksema, Basisgids stinzenplanten

Groningen 1800-2000 (Assen 2004).

(Zeist 2020). Rolf Roos en Joke ’t Hart, Jan Jaap Boehlé en Leonie Barnier,

Botanische tuinen in Nederland

Stinzenplanten ontdekken in Domies

(Amsterdam 2017).

Toen (Pieterburen 2019). Tjeerd Duursma, Op Huninga. De Jan Jaap Boehlé en Leonie Barnier,

gedenkwaardige geschiedenis van

Heemplanten ontdekken in Domies

het echtpaar R.J. Clevering en T.F.

Toen (Pieterburen 2020).

Clevering-Meijer (Warffum 2016).


Groen cultureel erfgoed Tegenwind wordt weer wind mee Miriam van der Waart

Klimaatverandering is een feit waar je niet omheen kunt. Het weer verandert. De zomers worden droger en heter, de winters natter. Logischerwijs verandert daardoor ook de natuur. Bestaande en inheemse bomen en planten, die generaties lang het landschap bepaalden, hebben het zwaar met deze nieuwe weersomstandigheden. Hier ligt een belangrijke taak voor de Stichting Oude Groninger Kerken.

Het kerkhof van Wittewierum. Extensief maaibeleid zorgt hier in het voorjaar en de zomer voor een pracht van een bloemenzee in het voorjaar en de zomer. Het kerkhof trekt ook vele dieren aan. Foto Albert-Erik de Winter.

17


De Mauritiuskerk van Marsum. Kerk en omringend groen vormen een ensemble, zeker in het open Groninger landschap. Helaas moesten een aantal jaren geleden de essen langs het toegangspad vanwege essentaksterfte gekapt worden. Foto Nel van Everdingen.

Luchtopname van de kerk van Wittewierum, februari 2019. Het kerkhof was vanaf de herfst van 2018 gesloten. Afbrekende takken, een gevolg van de essentaksterfte, leverden een acuut gevaar op voor bezoekers. Foto erfgoedfoto.nl | r.j.stöver.

Betrokkenheid bij en zorg voor het groen blijkt ieder jaar weer uit de vele aanmeldingen van mensen voor de Natuurwerkdag, zoals hier in 2018 bij de kerk van Westernieland. Foto archief SOGK.

Als culturele organisatie met een groot bezit aan groen kan de Stichting Oude niet om de actualiteit heen. Het groen op de kerkhoven heeft het moeilijk. Diverse bomenziektes, zoals de essentaksterfte, hielden de afgelopen jaren huis. De essentaksterfte tast de essen aan waardoor een kaalslag rondom de kerken ontstaat. Daarnaast dringen invasieve exoten zich hier steeds meer op. Deze planten gedijen goed in dit warmere en vochtigere klimaat. Het zijn vaak planten die van oorsprong niet in Nederland voorkomen, bijvoorbeeld de Japanse duizendknoop. Ze verdringen de oorspronkelijke vegetatie en vormen hierdoor een bedreiging voor de flora en fauna. Diersoorten en insecten verdwijnen als gevolg van een tekort aan voedsel en gunstige huisvesting. Bestrijding is noodzakelijk, niet alleen omdat ze de inheemse soorten wegconcurreren, maar ook omdat dit steeds meer verplicht wordt gesteld door overheidsinstanties. Bomen die tot voor kort in goede gezondheid verkeerden, gaan hard achteruit door de droge, hete zomers. In de zeer natte winters die er op volgen zijn de uitgedroogde bomen niet meer in staat het water op te nemen en te herstellen. Herstel van het groen en het bestrijden van ongewenste planten kost veel geld. Financiële ondersteuning in de vorm van subsidies voor het herstel en behoud van het groen is er tot nu toe weinig. Kansen Toch bieden deze ontwikkelingen ook kansen. Het was voor de Stichting aanleiding om het groenbeheer onder de loep te nemen en voor de komende jaren lijnen uit te zetten. De klimaatverandering en de gevolgen voor het groen op de kerkhoven stelden de Stichting voor de volgende vraag: hoe kan een maatschappelijke organisatie bijdragen aan klimaatverbetering? Het streven is niet alleen de kerken te behouden voor de toekomst, maar ook het groene culturele erfgoed eromheen. Tenslotte vormen kerk en kerkhof één geheel, een ensemble. De stichting stelde daarom een beleidsplan op voor het groene culturele erfgoed. Verduurzaming en biodiversiteit staan hierin centraal. Op de kerkhoven gaat het dan om het herstel van aangetast groen en het creëren van biodiversiteit. Zo draagt de Stichting haar steentje bij aan een beter leefmilieu voor dieren en insecten.


Groen cultureel erfgoed

Solwerd Het kerkhof van Solwerd (Appingedam) is een voorbeeld waar deze beleidslijnen al in praktijk zijn gebracht. De kerk ligt een eindje van de weg, verscholen in een soort haag van hoge kastanjes. Veel mensen wisten niet eens dat daar een kerk staat. Het is een oase van rust waar veel dieren hun onderkomen hebben. Een aantal kastanjes was aangetast door de kastanjebloedingsziekte en moesten om die reden gekapt worden. De plaatselijke commissie sprak de wens uit dat de kerk na het kappen van de bomen beter zichtbaar zou blijven vanaf de weg. Tegelijkertijd was er ook het verlangen van de Stichting, gemeente en commissie om het kerkhof een groene oase te laten blijven. Hoe breng je die twee wensen samen? Na het kappen van de bomen bleven de stobben en wortels achter in de grond. Deze konden niet worden verwijderd vanwege de archeologische waarde van de plek die de mogelijkheden tot aanplant van nieuwe bomen beperkt. Samen met de gemeente en de plaatselijke commissie is ervoor gekozen een weelderige haag van diverse struiken aan te planten, zoals meidoorns, veldesdoorns en een enkele mispel. Struiken die voedsel bieden aan vogels en een onderkomen zijn voor muizen, eekhoorns en andere dieren. Omdat de haag niet zo hoog wordt als de kastanjes blijft het zicht op de kerk behouden, en door de dichtheid van de nieuwe aanplant heeft het kerkhof een nu nog groenere uitstraling dan voorheen.

19

Klimaatverandering en kennis Nadenken over de toekomst is dus van groot belang. Welke bomen plant je aan bij een veranderend klimaat? Welke zijn bestand tegen de nieuwe klimaatomstandigheden en welke juist niet? De Stichting vraagt bij het maken van deze keuzes advies aan haar eigen Kerkhovencommissie, die bestaat uit vrijwilligers met verstand van groen en graven. Om een goede gesprekspartner te zijn op het gebied van klimaatverandering en verduurzaming is kennis bij de medewerkers van de Stichting ook van belang. Ze investeert daarom in scholing op het gebied van groen- en natuurbeheer en zoekt samenwerkingsverbanden met andere organisaties. Klimaatverandering is een globaal probleem en het creëren van samenwerkingsverbanden biedt meer mogelijkheden tot verduurzaming en realisatie hiervan. Om aan extra geld te komen voor het herstel van groen, padenstructuren en herinrichting van kerkterreinen is in 2019, het jubileumjaar van de Stichting, het zogeheten Gouden Bomenfonds opgericht. Dat de kerkhoven en het groen op de kerkhoven voor veel mensen van waarde zijn bleek uit de vele giften en een riante bijdrage van Stichting J.B. Scholtenfonds.

Het kerkhof Solwerd. De kastanjebomen aan de voorzijde van de kerk werden gekapt als gevolg van de kastanjebloedingsziekte. Een haag kwam er voor terug. De kerk is nu beter zichtbaar vanaf de weg en bevindt zich nog steeds te midden van het groen. Foto Duncan Wijting.


Groen cultureel erfgoed

Het Gouden Bomenfonds Uit het Gouden Bomenfonds zijn de eerste projecten inmiddels gerealiseerd. Nog dit voorjaar worden op het kerkhof van Wittewierum 25 bomen aangeplant nadat in 2019 alle essen aan de rand van het kerkhof gekapt moesten worden als gevolg van aantasting door de essentaksterfte. In het herplantingsplan is gekozen voor een bonte beplanting van meerdere streekeigen boomsoorten die passen bij het landschapsbeeld van deze streek. De mix van zwarte els, wintereik, esdoorn en iep zorgt ervoor dat niet opnieuw een heel bomenbestand verloren gaat bij uitbraak van een nieuwe ziekte. Het zijn sterke, duurzame bomen die weer jaren mee kunnen. Ook wordt een haag van meidoorn, vogelkers en vlier aangeplant. Deze haag zal, net als op het kerkhof van Solwerd, vogels, insecten en andere dieren voorzien van voedsel en onderkomen. Later dit jaar worden het kerkhof en de pastorietuin van Slochteren hersteld. Hier staan veel oude, zieke en dode bomen. De dode en slechtste exemplaren worden verwijderd. Samen met Landschapsbeheer Groningen wordt gewerkt aan een plan voor nieuwe aanplant waarbij het groene aanzicht van kerkhof en tuin behouden blijft. Hierbij wordt ook de oude slingertuinstructuur van de pastorietuin hersteld. Biodiversiteit De biodiversiteit op de kerkhoven wordt gestimuleerd door een ander maaibeleid dan voorheen. Er wordt nu minder vaak gemaaid, zodat wilde bloemen de kans krijgen op de kerkhoven. Dit trekt insecten aan, waaronder de met uitsterven bedreigde wilde bijen. Die zijn cruciaal voor de voedselvoorziening van de mens vanwege de bestuiving van onze eetbare gewassen. Gebrek aan voedsel bedreigt de wilde bij. De mens zal de bij van voedsel moeten voorzien, zodat de bij dat weer terug kan geven aan de mens. De plaatselijke commissie van Wirdum past dit aangepaste maaibeleid sinds 2020 toe, met succes. In de zomer geeft het een fleurig beeld: de kerk, op het verhoogde kerkhof, te midden van vele kleurrijke bloemen waar insecten hun voedsel halen. Emotionele waarde Door een andere aanpak van het groenbeheer, hoopt de Stichting kaalslag en aantasting van het Groninger landschap te voorkomen en bij te dragen aan een duurzamere wereld. De betekenis van groen is niet in geld uit te drukken. Voor veel mensen heeft een groene omgeving een emotionele waarde en draagt deze bij aan een beter leefklimaat en een mooiere omgeving. Alleen daarom al mag deze niet verloren gaan. Zoals een donateur ooit zei: ‘Als kind kon ik aan de bomen rond de kerk altijd zien of ik meewind had of tegenwind als ik naar school fietste. In geval van meewind maakten de bomen me blij’. Als het aan de Stichting ligt blijft het groen rond de kerken dergelijke emoties oproepen, ook bij volgende generaties.

Commissaris van de Koning René Paas plant op 28 oktober de eerste ‘gouden boom’ op het kerkhof in Losdorp, een Gele Zuilbeuk (Fagus sylvatica ‘Dawyck’). Foto Duncan Wijting.

Atalanta op een grafzerk op het kerkhof van Den Ham. Foto Albert-Erik de Winter.

Over de auteur Miriam van der Waart is groenmanager bij de Stichting Oude Groninger Kerken en volgt de opleiding Bos en Natuurbeheer. Door deze combinatie van werk en studie mag ze hele dagen bezig zijn met de natuur, iets wat haar erg blij maakt. Door de natuur wandelen of fietsen is ook wat ze het liefste doet. Binnen de Stichting ontfermt ze zich over de kerkhoven en zet ze de lijnen uit voor het beleid van het groen op de kerkhoven.


Thuis Tjitske Zuiderbaan

Thuisgekomen in Toornwerd laat je de rest van de wereld achter je. Niéts is er op Doord zoals het dorp – noem het vooral geen gehucht – in het Gronings heet. Geen school, geen winkel en geen kerk. Je kunt er geen geld uitgeven, alleen via internet. De drie dorpsstraatjes zijn één auto breed en lopen dood. Lantaarnpalen lijken uit een andere eeuw, toen er nog geen elektriciteit was.

op Van de oorspronkelijke wierde waarop het dorp ligt, bleef vrijwel alleen het kerkhof met de toren intact. De rest is eind negentiende, begin twintigste eeuw afgegraven. Tegen betaling werd de vruchtbare wierdegrond uitgestort over de zandgronden van enkele Drentse dorpen en de Woldstreek. In Toornwerd heerst stilte en ‘s nachts is het er, ondanks oprukkende lichtvervuiling van de Eemshaven, nog echt donker. Toch heeft het een bloeiend dorpsleven en zelfs een klokkenluidersgilde. In de dorpsvereniging heeft iedereen uit het dorp wel eens zitting gehad. Grote gemene deler? De behoefte aan rust. Centrum van de gemeenschap is de toren. Daar waar ooit ook een kerk stond. Die is afgebrand en nooit weer opgebouwd.

Doord

21


De klokluiders van Toornwerd, voor de gelegenheid als collectief bijeen.

‘Guus wacht altijd tot de klok van

Normaal wordt de klok individueel geluid. Foto Bureau Brauns.

Middelstum begint, daarna volgt Kantens en dan is Toornwerd aan de beurt met zijn specifiek hoge geluid’. Foto Bureau Brauns.

Toren en kerkhof op een restant van de wierde van Toornwerd, gezien uit het noorden. Foto Bureau Brauns.


23

De in 1894 gebouwde toren. Links op de voorgrond het graf van Jan Oost Elema (1843-1909), landbouwer in Toornwerd. Samen met zijn zoon Jakob schreef hij in 1907 een studie over de afgraving van de wierde. Foto Bureau Brauns.

Hoogste punt Gelukkig maar, vindt Guus Sligter, geboren Leenster en al 23 jaar Toornwerder. Een kerk is zo bepalend. Na een schipperswoninkje in de binnenstad van Groningen wilden hij en zijn vrouw graag een huis waar ze omheen konden lopen en waar geen doorgaand verkeer langskwam. Er moest echter wel leven in de brouwerij zijn. Dat vonden ze in Toornwerd. ‘De toren is een soort centrumpje. Het is het hoogste punt, daar heeft het eeuwen om gedraaid. Sinds de Stichting Oude Groninger Kerken de boel heeft opgeknapt kunnen we weer veilig luiden. Eerder rammelde en kraakte het vervaarlijk.’ Klokkenluiden is een kunstje, je moet op het juiste moment een rukje geven. Guus wacht altijd tot de klok van Middelstum begint, daarna volgt Kantens en dan is Toornwerd aan de beurt met zijn specifiek hoge geluid. Bij de uitvaart van Hindrik Schollema (Groninger bestuurder en toneelschrijver) werden drie rondjes om het kerkhof gelopen met de kist, zoals het hoort. Vanuit Ewsum zag je een sliert mensen door het dorp trekken. Al die tijd luidden de klokken. Prachtig, vond Guus dat. Geluksvogels Kunstenaar Huib van der Stelt kwam twintig jaar geleden van Amsterdam naar Toornwerd. ‘Mijn vrouw was zwanger en we wilden de kinderen niet vier hoog achter laten opgroeien.’ Groningen kenden ze, zijn schoonmoeder woonde er. ‘We zochten oudbouw met charme en dat vonden we hier. Iedereen kent elkaar, maar je loopt de deur niet plat.’ Huib schildert zijn woonomgeving kleurrijk in een krachtige losse toets, zo ook de toren. ‘Misschien vraagt het land er wel om qua expressiviteit, hoewel mijn Amsterdamse stadsgezichten ook al zo kleurrijk waren.’ Ook voor hem speelt de toren een centrale rol in het dorp, mede omdat de begraafplaats eraan vast zit. Huib zit in de dorpsvereniging en vergadert weleens met andere dorpen. Wat er nog nodig is op Toornwerd, wordt dan gevraagd. ‘Toornwerd bestaat gelukkig alleen maar uit particulieren. We zijn geluksvogels. Er is een bankje en verder niks en dat is goed. Vooral geen circus. Genoeg mensen weten Toornwerd te vinden. In coronatijd zelfs meer dan normaal.’ De dorpsvereniging komt vier keer per jaar bijeen en organiseert dan activiteiten voor in de schuur van Oomkes, de voormalige timmerfabriek. Sinterklaas, nieuwjaarsborrel, zomerse barbecue en een cultureel uitje zijn vaste prik. Toch houdt de dorpsvereniging zich ook bezig met serieuze zaken. Zo kwamen ze in 2019 in opstand tegen een plan om het Doorderpad tussen Toornwerd en Kantens te verharden en verbreden tot een ‘fietssnelweg’. De dorpsbewoners willen er weer een schelpenpad van maken van 1,20 m breed, zoals het ooit was. Proefliggen Op het kerkhof zelf vind je niet alleen scheefgezakte oude grafstenen. Er is een heus oorlogsmonument. Voor dorpsbewoner Dethmers. Nog ieder jaar worden er op 4 mei bloemen gelegd en komen nabestaanden langs. Een zwerfkei met een yin en yangteken vertelt een ander verhaal. De in 2019 overleden oud-burgemeester van Pekela, Meindert Schollema heeft een cortenstalen grafmonument. ‘Ik heb je lief zo lief’, staat op een eenvoudig monumentje van natuursteen


Thuis op Doord

even verderop. Maar het meest opvallende/afwijkende is het graf van beeldhouwer Willem J.A. Boutens, met daarop twee knalblauwe kunststof bollen op gebogen gele stangen. ‘Een beetje een apart ding,’ vindt Ger Bullema, een van de klokkenluiders. Niet alle bewoners zijn blij met de eclectische stijl van ‘hun’ kerkhof. Sommigen vinden het te rommelig, misschien niet eerbiedig genoeg. ‘Tijden veranderen en dus ook smaken,’ vindt Ger. ‘Het is een uitdaging om met de tijd mee te gaan.’ Ger verhuisde in 1992 van Middelstum naar Toornwerd. Middelstum werd hem te druk. ‘Tijdens de bouw van ons huis, zag ik vanaf de steigers mijn eerste begrafenis hier. De klokken luidden. Ik besloot meteen dat ik hier ook begraven wilde worden, met uitzicht op mijn huis.’ Ook Huib van der Stelt en zijn vrouw hebben hun graven al gekocht, nog net de laatste twee naast elkaar. Zij hebben zelfs al even proefgelegen om hun toekomstige uitzicht uit te proberen. Ger is grafdelver geweest, samen met zijn zoon. Een jaar of zes. Apart werk, vond hij dat. Hij groef onder meer het graf voor zijn broer. ‘Van te voren zei ik tegen hem, als je overlijdt, graaf ik het graf en als het klaar is neem ik een borrel. En dat heb ik gedaan. Misschien was het wel goed voor de verwerking.’ Graven delven op Toornwerd is zwaar werk, er zit veel puin in de grond. Ger moest regelmatig schedels aan de kant leggen. Ook de niet hergebruikte stenen en de lemen vloer van de vroegere kerk zitten daar in de grond. Om op het kerkhof te komen, beklim je een statige bakstenen bordestrap. Daar staat dan die wat kneuterige toren, die stiekem toch pretenties heeft, gezien de grandeur van het toegangshek en de pilasters met siervazen op de hoeken van de bovenste geleding. In de toren hebben mensen van vroeger met potlood hun namen op de balken geschreven. Zo liet Hindrik Schollema zijn geboortedatum achter. Zijn sterfdatum vind je terug op het kerkhof. Was de toren nu gemeentebezit geweest en had deze een kilometer meer naar het noorden of oosten gestaan, dan was hij misschien wel in de uitverkoop gedaan. Buurgemeente Hogeland wil immers af van niet rendabele monumenten…

24

Woekerend groen Als de coronacrisis iets duidelijk heeft gemaakt, dan is het wel dat wij westerlingen ons graag distantiëren van onze sterfelijkheid. Terwijl het misschien helemaal niet zo erg is om dood te zijn. Zeker niet als je op een kerkhof als dat van Toornwerd ligt. Dat de pandemie niet nieuw is weet Ger Bullema: ‘In 1918 stierven veel mensen aan de Spaanse griep. Hier liggen meerdere kinderen uit één gezin begraven.’ Het groen op het kerkhof kan wel wat aandacht gebruiken. Er woekert het een en ander, zoals bramen en bereklauw. ‘Twee keer was er een natuurwerkdag met vrijwilligers. Toen hebben we de boel gesnoeid, op dat scheve talud. Zwaar was dat, maar ook leuk.’ Guus Sligter herinnert zich nog de overdracht van de toren aan de stichting op 21 maart 2014. ‘Daar was een presentatie voor in de schuur bij Oomkes. Het werd als een standaard kerkoverdracht behandeld. Ons werd gevraagd of wij een sleutelplan hadden. Dat hadden we! Hoeveel sleutels er waren? Maar één. Waar hing die dan? Bie Truus aan spieker.’ En daar hangt ie nog altijd.

Over de auteur Tjitske Zuiderbaan werkt sinds 2018 op het bureau van de SOGK. Zij is daarnaast eigenaar / oprichter van Tjitz tekst en redactie. Op de balken in de torenspits staan de namen van eerdere generaties inwoners. Vaak liggen ze ook beneden op het kerkhof. Foto Bureau Brauns.


‘Toren van Doord’, geschilderd door Huib van der Stelt. Op de voorgrond de steile trap naar het hooggelegen kerkhof.


Een leerling maakt een doordruktekening (‘frottage’) van een grafzerk tijdens het programma BOUWWERK in Leegkerk in 2016. Foto Inge Basteleur.


Erfgoedwijs in de klas

27

Het belang van immaterieel erfgoed Inge Basteleur

‘Wat betekenen Groninger kerken voor ú?’ Deze veelbetekenende vraag stellen we aan onze achterban en is relevant voor jong en oud. Want wat zijn goed onderhouden kerken waard als mensen er niet langer betekenis aan toekennen? Het ingesleten uitgangspunt ‘erfgoed is belangrijk en moeten we bewaren’ is niet toekomstbestendig. Nieuwe generaties moeten zelf kunnen bepalen wat ze met erfgoed willen doen, maar hebben daar vaardigheden voor nodig. Waaróm moet erfgoed bewaard blijven, en voor wie? De Stichting Oude Groninger Kerken vindt het belangrijk om mensen al jong te betrekken bij religieus cultuurhistorisch erfgoed. Educatie is daarom een cruciaal onderdeel van de organisatie. In onze educatieve activiteiten besteden we steeds meer aandacht aan de onzichtbare, immateriële kant van ons erfgoed omdat juist die de monumentale gebouwen tot leven brengt.

Immaterieel erfgoed Immaterieel erfgoed is de ‘culturele bagage’ van een samenleving: het geheel van tradities, gebruiken en gewoonten die vaak van generatie op generatie worden doorgegeven. Het verleden krijgt op die manier een plaats in de tegenwoordige tijd, maar iedere generatie geeft het op een eigen manier vorm. Voor dit soort erfgoed is recent veel belangstelling, vooral sinds UNESCO het initiatief nam ook dit te beschermen. Om op de lijst van Immaterieel Erfgoed van UNESCO te komen, moeten door belangenverenigingen inspanningen worden gedaan. Dit benadrukt dat erfgoed niet gewoon bestaat, maar dat het iets is dat mensen samen máken. In de inventaris staan bijvoorbeeld de jaarlijkse haringuitdeling in Niekerk en de stoetbomentraditie.1 Dit immateriële erfgoed wordt steeds opnieuw vormgegeven, meebewegend met veranderingen in de maatschappij. Immaterieel erfgoed rond de Groninger kerken zijn bijvoorbeeld de vieringen van religieuze en seculiere feesten en een gebruik als kloksmeren. Ook de ambachten die dagelijks worden ingezet bij het restaureren van onze kerken, zijn te beschouwen als immaterieel erfgoed: die moeten we doorgeven, voordat ze verdwijnen. Deze dingen staan niet allemaal op de UNESCO-lijst, maar kunnen wel door mensen als erfgoed worden beschouwd.


Erfgoedonderwijs en de maatschappij

Erfgoed op school De afgelopen decennia is veel gepionierd in het erfgoededucatieveld, de Stichting Oude Groninger Kerken was één van de voorlopers. Erfgoedonderwijs is pas sinds 1993 een verplicht onderdeel op de basisschool. Tegenwoordig is educatie, voor jong en oud, een belangrijke manier om erfgoed onder de aandacht te brengen. Scholen en erfgoedinstellingen zetten erfgoed op verschillende manieren in. Daarachter gaan verschillende visies schuil.2 In de geschiedenisvisie is erfgoed een spoor van de geschiedenis, dat gebruikt wordt om te leren over het verleden, bijvoorbeeld bij lessen over de middeleeuwen. Dit is een statische benadering van erfgoed.3 De bewaaren doorgeefvisie beschouwt erfgoed niet alleen als plaatsen en voorwerpen, maar ook als verhalen en tradities die we, als we daarvoor kiezen, in stand houden en zo goed (onveranderd) mogelijk doorgeven aan onze kinderen. In deze visie is aandacht voor de betekenis die mensen geven – de keuze wordt door mensen gemaakt. Het woordje ‘onveranderd’ is hier veel betekenend. In de procesvisie is erfgoed iets waarover onderhandeld kan worden, iets dat veranderlijk – dynamisch – is. Onderwijs vanuit deze visie zet erfgoed in om te leren over de huidige maatschappij. Erfgoed heeft hier betekenis wanneer wij die eraan geven, en hangt dus samen met identiteit. Erfgoedonderwijs, ook bij de Stichting Oude Groninger Kerken, schuift steeds meer richting deze procesvisie, al blijven elementen van de andere benaderingen aanwezig. Erfgoed en de maatschappij De kerntaak van onderwijs is om kinderen voor te bereiden op hun latere functioneren in de maatschappij. Ze ontwikkelen burgerschapscompetenties, zoals kennis van democratie en mensenrechten en het omgaan met maatschappelijke diversiteit.4 Klassen zijn te beschouwen als mini-samenleving: divers en complex. De afgelopen jaren wordt de roep om goed burgerschapsonderwijs luider.5 In een maatschappij die superdivers is, en waarin de grens tussen feit en fictie diffuus wordt, is het belangrijk jongeren vaardigheden mee

28

Levend en dynamisch

Over de auteur Inge Basteleur studeerde Nederlands (BA) en Kunsten, Cultuur en Media (MA) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is sinds 2016 werkzaam bij de Stichting Oude Groninger Kerken en houdt zich als projectleider bezig met educatie voor jong en oud.

te geven om beredeneerd hun eigen positie te bepalen en hun eigen identiteit te ontwikkelen.6 Door de natuurlijke verbinding tussen erfgoed en de maatschappij in te zetten, kunnen erfgoedprojecten bijdragen aan burgerschapsvorming. Het is de crux om steeds aansluiting te vinden bij de belevingswereld van de leerlingen. Zo kan een les over de Beeldenstorm aanhaken bij de acties van de Black Lives Matter-beweging, waarbij beelden van kolonisten van hun sokkel worden gehaald om wat ze representeren. Door deze vergelijking te maken, wordt het verhaal uit 1566 relevanter voor jongeren: iets dat ook nu betekenis heeft. In de geldingsdrang en profilering van de zeventiende-eeuwse adel (denk aan de vele familiewapens in kerken), zie je paralellen met jongeren en sociale media – te koppelen aan het thema ‘identiteit’. In het programma ‘Feest! In Oost en West’ in de Schoolkerk in Garmerwolde, worden de gewelfschilderingen van Kerst en Pasen gekoppeld aan hedendaagse manieren van feestvieren, met als kers op de taart een tentoonstelling met moderne verbeeldingen van feesten uit het christendom en de islam. Het (herkenbare) immateriële erfgoed van feesten wordt zo verbonden aan het materiële erfgoed. Erfgoedwijsheid Een interessante term die zijn intrede heeft gedaan in de erfgoedwereld is ‘erfgoedwijsheid’: het ontwikkelen van een kritische blik op erfgoed.7 Waar erfgoed vaak nog geïntroduceerd wordt als een gegeven, worden in erfgoedwijze lessen juist vragen gesteld. Is dit erfgoed, en waarom? Wat vinden anderen? Jongeren leren zo vaardigheden om erfgoed te benaderen en te bespreken. Het idee van erfgoedwijsheid sluit naadloos aan bij burgerschapsonderwijs. Zélf nadenken over wat jij belangrijk vindt, maar ook luisteren naar meningen van anderen. Het samen onderzoeken en bespreken van een kwestie, zoals erfgoed, is een oefening in democratie.8 Om toekomstbestendig te zijn, moet erfgoed levend en dynamisch zijn. We moeten de volgende generaties handvatten aanreiken om in de toekomst om te gaan met het erfgoed dat wij aan ze overdragen.


De bakker bezorgt omstreeks 1930 stoetbomen bij de schoolmeester van Spijk.

Dominic uit Warffum stapt in 2020 trots met zijn stoetboom door een

Stoetbomen worden al sinds de 19e eeuw als traktatie gegeven aan kinde-

erehaag van ouders en oudere leerlingen. Kort tevoren was hij vanuit

ren die voor het eerst naar school gaan. De stoetjes (witte broodjes) worden

het Westen op het Hogeland komen wonen. Uiteraard hadden hij en

tegenwoordig vaak niet meer aan de stok gebakken, en hangen ook weleens in

zijn ouders nog nooit van stoetbomen gehoord, maar kennelijk met

een plastic zakje aan de boom. Een mooi voorbeeld van erfgoed dat verandert

het grootste gemak werd de Noord-Groninger traditie overgenomen.

met de tijd. Collectie Groninger Archieven (818-13808).

Foto Rikus Draijer.

Noten 1

Op www.immaterieelerfgoed.nl is de hele inventaris te raadplegen.

2 3

4 5

Jacqueline Vroemen,

Groep 8 van CBS de

Educatie in Erfgoed (Assen 2018) 7.

Tamarisk uit Groningen

Jacqueline Vroemen, ‘Erfgoedwijs-

bij de Schoolkerk

heid in het basisonderwijs:

in Garmerwolde in

mogelijkheden en dilemma’s’,

gesprek over feesten

Cultuur+Educatie 19, nr. 55 (2020) 29.

uit oost en west,

Definitie van de Primair Onderwijs

september 2020.

Raad (PO-raad.nl).

Foto Ronny Benjamins.

De NOS berichtte erover op 9 november 2020: ‘Politiek wil scholen dwingen meer werk te maken van burgerschapslessen’. nos.nl/artikel/2355844-politiek -wil-scholen-dwingen-meer-werk-temaken-van-burgerschapslessen.html. Gewerkt wordt aan een wetsaanscherping die dit moet bewerkstelligen.

6

‘Superdiversiteit verlegt de bakens van een vastgelopen ideologisch debat over de al-of-niet wenselijkheid van een multiculturele samenleving. Het gaat er in de 21ste eeuw niet langer om of we dit willen, maar hoe we met de reële superdiversiteit omgaan’. Flaptekst van Superdiversiteit van Dirk Geldof (Den Haag 2015).

7

De term is gemunt door Hester Dibbits, onderzoeker aan de Erasmus Universiteit en docent aan de Reinwardt Academie Amsterdam.

8

Hester Dibbits ‘Emotienetwerken: erfgoed- en burgerschapseducatie in

Kerken zijn vaak het middelpunt van immaterieel erfgoed. In Niekerk deelden de voogdij

de 21e eeuw’, Cultuur+Educatie 19, nr.

van het Pepergasthuis in Groningen sinds de 15e eeuw haringen uit op de woensdag voor

55 (2020) 15.

Pasen. Sinds het gasthuis deze verplichting in 1979 afkocht, zet een stichting de traditie voort. Het gebruik gaat terug op een bepaling in het testament van Menno Jeltema. Die liet in 1476 een deel van zijn bezittingen na aan het Pepergasthuis. Foto Omke Oudeman.


Het Verkeerswezen Auto’s bedreigden stad-Groninger kerken Martin Hillenga

Het nieuwe Emmaviaduct (1964) gezien naar het noorden, met op de achtergrond de toren van de Akerk. Collectie Groninger Archieven, foto John Stoel (1785-22789).


31

Vlak voor de kerstvakantie legde de gemeente Groningen de laatste hand aan het plantsoentje aan de voet van de toren van de Akerk. In de aanloop naar de herinrichting was dit deel van de binnenstad al ‘busvrij’ gemaakt. De haltes aan het Akerkhof kwamen in september 2017 te vervallen. Dit gegeven staat haaks op de actualiteit van een halve eeuw eerder. ‘Scheuren door zwaar verkeer? Nog geen overleg over verkoop grond A-kerk’ kopte het Nieuwsblad van het Noorden in 1968. Het kan verkeren.

Wie vanaf het Julianaplein richting de stad rijdt, ziet op het hoogste punt van het Emmaviaduct de Akerk boven alle bebouwing uittorenen. Ter hoogte van de verkeerslichten is de toren weer bijna geheel aan het oog onttrokken. Een nieuwe blikvanger zou het beeld op de Emmabrug kunnen zijn, maar helaas wordt deze sculptuur door alle verkeersdrukte vaak over het hoofd gezien. Een toepasselijke constatering, voor wie de achtergronden ervan kent. Verkeerswezen Na bijna driekwart eeuw was de Emmabrug begin jaren vijftig niet meer berekend op de toenemende verkeersdrukte. De oude draaibrug uit 1880 had een rijbreedte van maar vijf meter. Met de aanleg van een viaduct over het spoor en de daarop aansluitende rijksweg naar het zuiden in het vooruitzicht, besloot het gemeentebestuur in 1954 tot vervanging over te gaan. Het nieuwe brugdek zou maar liefst 22 meter breed worden, waarvan vijftien meter rijweg.1 Bij de gemeente ontstond de wens om de nieuwe Emmabrug te bekronen met een kunstwerk. De in 1951 ingevoerde percentageregeling maakte dat financieel mogelijk. Anderhalf procent van de nieuwbouwsom kon voortaan gebruikt worden voor de ‘decoratieve aankleding van belangrijke, representatieve gebouwen’. Het beeld diende wel een symbolische betekenis te hebben in relatie tot de plek waar het gerealiseerd zou worden.


Het Verkeerswezen

‘Het beeldhouwwerk symboliseert de gevoelens van de automobilist, die na een lange rit door een rustig landschap in een grote, energieke stad, arriveert.’ De keus van het gemeentebestuur viel op de experimentele beeldhouwer Willem L. Reijers (1910-1958).2 Werk van hem was in 1954 te zien geweest op een beeldententoonstelling in het Stadspark. In de zomer van 1955 presenteerde Reijers zijn eerste ontwerp. ‘Het beeldhouwwerk symboliseert de gevoelens van de automobilist, die na een lange rit door een rustig landschap in een grote, energieke stad, arriveert’ schreef het dagblad Trouw hierover.3 Door de gelijkenis met een onbestemd dier, kreeg de titel ‘Verkeerswezen’ voor de sculptuur een dubbele betekenis: ‘Het verkeer is uitgebeeld in wentelende wielen en tandwielen, die plotseling gestuit worden, zodat het zich omhoog richt en in cirkels tot rust komt. Bij het omhoogbuigen krijgt het geheel een verbreding, waardoor de indruk wordt gewekt van een zich schrap zetten’.4 Op 15 juni 1956 beklommen Commissaris der Koningin W.A. Offerhaus en burgemeester J. Tuin gezamenlijk de trap van het brugwachtershuisje op de nieuwe Emmabrug, ‘en na een druk op de knop van het elektrische bedieningsstelsel draaide de klep langzaam naar beneden. Het doffe, nadrukkelijke “boem” op het moment, dat de brug sloot, klonk als een symbool van de openstelling.’ 5 De vervaardiging van het beeld liet langer op zich wachten. In 1958 was het klaar om gegoten te worden, toen Reijers ernstig ziek werd en overleed. Beeldhouwer Wessel Couzijn begeleidde daarna de voltooiing. De weduwe van Reijers zou het ‘Verkeerswezen’ op 16 mei 1959 onthullen. Die plechtigheid verliep niet zoals gepland:

De Emmabrug in 1961. Links op de foto de achterkant van het Diakonessenhuis aan de Praediniussingel. Collectie Groninger Archieven (2437-3146).

‘Verkeerswezen’ van Willem Reijers, gefotografeerd in 1968. Het jaar tevoren was het beeld verplaatst naar de Emmasingel omdat het daar beter tot zijn recht zou komen. In 1986 verhuisde

‘Terwijl de autoriteiten in afwachting daarvan rond het beeldhouwwerk stonden geschaard, kreeg een rukwind vat op het doek, dat het beeld nog bedekte en blies het weg....... Onder de aanwezigen heerste een korte verslagenheid, toen de plechtigheid zo voortijdig beëindigd werd.’ 6

het kunstwerk weer naar zijn oorspronkelijke plek op de Emmabrug. Collectie Groninger Archieven, foto Fotobedrijf Piet Boonstra (2290-602).


33

Goudappel De keuze om juist de toegenomen verkeersdrukte in een beeld te symboliseren was veelzeggend. Een vluchtige blik op foto’s van voor en na de oorlog is al voldoende om te constateren wat in korte tijd de alles bepalende factor was geworden in de stedelijke openbare ruimte. Het autobezit groeide tijdens de Wederopbouwjaren spectaculair. Reden er in 1950 in Nederland zo’n 121.000 personenauto’s, tien jaar later was dat aantal uitgegroeid tot 464.000. Nog weer tien jaar later stond de teller op 2.163.000.7 Oude binnensteden waren niet berekend op het nieuwe transportmiddel. Het gemeentebestuur van Groningen liet daarom het bureau Goudappel & Coffeng uit Deventer een verkeersplan maken. Een eerste versie daarvan kwam in 1967 op tafel.8 Het ‘plan Goudappel’ voorzag in de aanleg van vier ‘tangenten’, grote zesbaanswegen die door de stadsranden zouden lopen. Het autoverkeer zou met een verdeelsysteem van en naar de binnenstad worden geleid. Voor het plan waren ingrijpende doorbraken in de bestaande bebouwing nodig. Die dreigden ook in de directe omgeving van de Akerk. Het gebouw zou aan een van de verdeelwegen tussen noord- en zuidtangent komen te liggen. Voor de aanleg van de verkeersbaan moest dan het plantsoen aan de westzijde wijken – auto’s zouden vlak langs de toren rijden. Aan Munnekeholm, Lutkenieuwstraatje en De Laan was de sloop van hele huizenblokken voorzien om plaats te maken voor de verkeersweg. De Hervormde Gemeente Groningen reageerde bezorgd op het plan van de dienst Stadsuitbreiding en Volkshuisvesting om de grond bij de Akerk aan te kopen. Het Nieuwsblad van het Noorden sprak in juli 1968 met voorzitter van de kerkvoogdij prof. E.H. s’ Jacob over de kwestie:

De Vismarkt in 1951. Over de man op de voorgrond schreef Gerrit Krol in De zoon van de levende stad (1966): ‘Jan Roos, Tammo, Lek, die hebben zich onsterfelijk gemaakt, die komen over vele jaren nog voor in de gedenkboeken van deze stad, maar er zijn zovelen die naamloos zijn. X, zonder dat iemand erom vraagt hoofdparkeerwachter op de Vismarkt, al jaren, Y die de bomen groet en de man met de harmonica, pet op de grond… ze zijn er, ze bestaan.’ Collectie Groninger Archieven, foto Fotobedrijf Piet Boonstra (1785-29771).

‘We hebben het verzoek nog maar net gekregen. Het overleg moet nog plaats vinden. De grond is eigendom van de Hervormde gemeente en is in erfpacht bij de gemeente, vanwege het plantsoen. Ze kunnen natuurlijk gaan onteigenen’. Behalve bedenkingen tegen het aantasten van stadsschoon zouden er ook nog wel eens bezwaren kunnen rijzen tegen het leiden van een drukke verkeersweg vlak langs het kerkgebouw. ‘‘t Zware verkeer zou scheuren en verzakkingen kunnen veroorzaken. In het verleden, begin 18e eeuw, is de toren al eens omgevallen.’ 9 Nog groter zouden de gevolgen van uitvoering van het plan-Goudappel zijn voor het noordelijk stadsdeel. De Nieuwe Kerk kwam daar volgens één van de schetsen als een soort eiland in de middenberm te liggen van de noordelijke stroomtangent.10

Luchtfoto van het centrum van Groningen in oostelijke richting, begin jaren ’70. Op de voorgrond de Akerk, met de toren nog in een onbestemd blauwgrijze kleur. Collectie Groninger Archieven (817-10453).


De Vismarkt in gebruik als parkeerplaats, april 1968. Collectie Groninger Archieven, foto Bureau Voorlichting gemeente Groningen (1785-21405)

Kop in het Nieuwsblad van het Noorden, 18 juli 1968.

De Grote Markt in 1968. Alle doorgaand verkeer uit de provincie ging nog via het stadshart. Aan de noordzijde van de markt ligt de centrale overstapplaats voor stadsbussen. Toevalligerwijs is ook het beeld ‘Verkeerswezen’ zichtbaar: dat stond tijdelijk op de Grote Markt ter gelegenheid van de manifestatie Beeld en Route. Collectie Groninger Archieven, foto Bureau Voorlichting gemeente Groningen (2290-2331).


35

Het in 1977 ingevoerde Verkeerscirculatieplan verdeelde het centrum van Groningen in vier sectoren. Daartussen was geen rechtstreeks verkeer mogelijk, door

In de gemeentepolitiek waaide vanaf 1972 een nieuwe wind.

maatregelen als eenrichtingsverkeer en verbodsbepalingen. Doorgaand verkeer werd zo geweerd uit de binnenstad, terwijl die wel bereikbaar bleef voor bestemmingsverkeer. Plattegrond door Abe Kuipers, 1977. Collectie Groninger Archieven (1774-1-1).

Plattegronden uit het verkeersplan van Goudappel en Coffeng (1967): een schetsmatige weergave van het ‘tangentenstelsel’ en de uitwerking daarvan op straatniveau. Collectie Groninger Archieven.

Linksaf De plannen van Goudappel & Coffeng konden rekenen op een enthousiast onthaal. Het Nieuwsblad van het Noorden verkoos in 1967 verkeersplanoloog Hendrik Marinus Goudappel zelfs tot ‘Man van het jaar’.11 Ondertussen begon de gemeente op voorhand met de aankoop van uiteindelijk meer dan vijftienhonderd panden om de aanleg van de nieuwe infrastructuur mogelijk te maken. Toch werd de uitvoering van de plannen voortijdig beëindigd. In de gemeentepolitiek waaide vanaf 1972 een nieuwe wind. In de nota ‘Doelstellingen binnenstad Groningen’ die het nieuwe linkse (meerderheids)college ontwikkelde, was zelfs geen plaats meer voor doorgaand autoverkeer. Het Amersfoortse adviesbureau Dwars, Heederik en Verhey kreeg opdracht een nieuw verkeersplan te ontwikkelen. Met de eerste versie, die het weren van bijna alle autoverkeer uit de binnenstad inhield, was wethouder Max van den Berg (PvdA) weinig gelukk ig. In de gemeenteraad zou er moeilijk een meerderheid voor te vinden zijn. Met enkele getrouwen sloot hij zich een paar dagen van de buitenwereld af om een alternatief te ontwerpen. Dat zou leiden tot het Verkeerscirculatieplan zoals dat in 1977 werd ingevoerd. Weinigen zullen weten dat dit goeddeels tot stand was gekomen in de consistoriekamer van de Martinikerk, de nog niet genoemde derde hervormde binnenstadskerk van Groningen.12


Het Verkeerswezen

Stilte Het mooie van nooit gerealiseerde grote plannen – zoals het plan Goudappel – is dat iedere onveranderde plek in stilte daarvoor een monument is. Dat gold tot voor kort ook voor het plantsoentje bij de Atoren. De recente herinrichting daarvan tot een ‘nieuwe, groene stadsruimte’ kon rekenen op de nodige protesten. Vooral omdat de gemeente, die de grond nog steeds pacht van de Protestantse Gemeente Groningen, drie bomen liet kappen. Het lage buishekje om het parkje sneuvelde daarentegen geruisloos. Dergelijke hekjes werden ooit tijdens rustige uren gemaakt door de Groninger brandweer in de voormalige kazerne aan het Gedempte Zuiderdiep.13 Met de verwijdering verdween een stukje van deze stadsgeschiedenis. De nieuwe aanplant staat nu nog wat verloren in de betonnen bakken. De tijd zal aan de slag moeten om er ook daadwerkelijk een groene stadsruimte van te maken, te beginnen met het voorjaar.

Over de auteur Martin Hillenga (m.hillenga@ gmail.com) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij kijkt dagelijks uit op de Akerk.

Het plantsoentje aan de voet van de toren van de Akerk in 1974. Aan weerszijden van de kerk zijn volop parkeerplaatsen mét -meters. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto A.J. van der Wal.


37

Noten 1

‘Emmabrug en Emmasingel worden verbeterd’, Nieuwsblad van het Noorden, 26 augustus 1954.

2

R. Arkesteijn, Willem Reijers (Zwolle 2004); F. Leeman en L. van der Laan (red.), Beelden in de stad Groningen (Groningen 1985), 72-74.

3

‘Reliëf voor Emmabrug in Groningen’, Trouw, 26-8-1955.

4

‘Ajourplastiek op de Emmabrug’, Nieuwsblad van het Noorden, 25-08-1955.

5

‘Emmabrug geopend. Mijlpaal in stadsontwikkeling’, Nieuwsblad van het Noorden, 16 juni 2021.

6

‘Rukwind onthulde beeldhouwwerk’, Trouw, 20 mei 1959.

7

Centraal Bureau voor de Statistiek: www. cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/51/meer-dan-200maal-zo-veel-personenauto-s-als-in-1927. Gezien 17 januari 2021.

8

Maarten Duijvendak en Bart de Vries (red.), Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw (Assen 2003); L. Hajema, De glazenwassers van het bestuur. Lokale overheid, massamedia, burgers en communicatie. Groningen in landelijk perspectief 19452001 (Assen 2001); S. Tsubohara, Democracy through political parties and public participation: the case of the planning history of Groningen, The Netherlands (Groningen 2010).

9

‘Scheuren door zwaar verkeer? Nog geen overleg over verkoop grond A-kerk’, Nieuwsblad van het Noorden, 18 juli 1968.

10 Zie hierover, net als voor de gevolgen die uitvoering van het plan Goudappel gehad zouden hebben voor de Hortusbuurt: Beno Hofman, Niewe Stadt. 400 Jaar Hortusbuurt Ebbingekwartier (Assen 2020). 11

‘Man van het jaar voor het Noorden. Verkeersplanoloog ir. H.M. Goudappel’, Nieuwsblad van het Noorden, 29 december 1967.

12

Duijvendak en De Vries, Stad van het

13

Met dank aan drs. Harry Perton die mij hierop

Noorden, 413-414. attendeerde. Het vervaardigen van ‘plantsoenafrasteringen’ komt ook aan de orde in de ‘Bedrijfsfilm van de Groningsche beroepsbrandweer’ (1930-1939) van C.R. Tiddens, te bekijken via www.filmbankgroningen.nl.

Herinrichtingswerkzaamheden aan de westkant van de Akerk, december 2020. Foto Martin Hillenga.


De grafzerk van Eise Sigers en Ide Nankens te Appingedam Redmer Alma

Groningen kent slechts enkele grafzerken uit de vijftiende eeuw, zeven stuks om precies te zijn. Op één na hebben zij de lichamen van hoofdelingen met bekende namen bedekt: Nittersum (Stedum), Ripperda (Farmsum), Onsta (Farmsum en Sauwerd), Addinga (Wedde) en Luesema (Feerwerd). Die ene uitzondering is een steen te Appingedam. Tijd om die nader te bekijken.


39

De grafzerk van Eise Sigers en Ide Nankens in de Nicolaikerk

De gereconstrueerde tekst op de grafzerk.

te Appingedam. Foto Redmer Alma.

Tekening Redmer Alma.

Tegen de westmuur van de Nicolaikerk te Appingedam staat een sterk afgesleten grafzerk met het jaartal 1489 en de naam van de verder onbekende Ide Nankens. Alleen de linkerhelft geeft een volledig leesbare tekst. Van de tekst op de rechterhelft zijn slechts enkele woordfragmenten duidelijk herkenbaar. Pathuis geeft in zijn inventarisatie van opschriften Groninger gedenkwaardigheden de volgende woorden: A° DOMINI MCCCCLXXXIX STARF DE ERBAR VROW IDE NANKES UP DER GEBORT DACH. ANNO DOMINI MCCC ... RS ... DACH MA ... RIE.1

Toch zijn meer letters te ontcijferen, met het blote oog haast niet zichtbaar. Daarvoor maakte ik met assistentie van de gids Harry Wolters eerst een groot aantal foto’s met extreem strijklicht. Die werden vervolgens minutieus vergeleken, bewerkt en geanalyseerd. Na intensieve studie bleek de tekst grotendeels ontcijferd te kunnen worden en kwam de naam van een tweede overledene tevoorschijn: Eise Sigers. Zijn overlijdensjaar en -dag blijven helaas nog verborgen, maar een verbeterde lezing leverde de volgende tekst op: ANNO / DOMINI MCCC[C ... STARF] DE VORSICHTIGE EIJSE SIGERS / DEN 7[?] DACH MA A° DOMINI MCCCCLXXXIX STARF DE ERBAR VROW IDE NANKENS / UP DER / GEBORT / DACH / MARIEN.


De grafzerk van Eise Sigers en Ide Nankens te Appingedam

De steen is nog veel ouder dan de tekst. Het betreft een hergebruikte sarcofaagdeksel dat oorspronkelijk alleen een Golgothakruis weergaf: een langgerekt Latijns kruis op een halve cirkel, die de berg Golgotha verbeeldde. Daaronder is later een wapen aangebracht met drie rozen en in het midden een ander stuk, dat later werd uitgekapt en vervangen door een huismerk. In welke volgorde de twee randschriften zijn aangebracht, is niet met zekerheid te zeggen. Het lijkt erop dat, zoals gebruikelijk, eerst de rechterhelft is gevuld met het grafschrift van Eise Sigers, die dus vóór 1489 moet zijn overleden. Het wapen met de drie rozen is ongetwijfeld dat van hem. Ide Nankens overleed op 8 september (Maria Geboorte) 1489 en werd onder dezelfde steen begraven. Zij zal een familierelatie met hem gehad hebben en het meest voor de hand ligt dat zij zijn weduwe was. Mogelijk is de grafzerk later hergebruikt, waarbij het huismerk is aangebracht. Het is natuurlijk mooi dat de tekst grotendeels ontcijferd kon worden, maar het belang is veel groter dan enkel de naam van een Damster uit de vijftiende eeuw. De naam van Eise Sigers in combinatie met het wapen en de tekst levert namelijk waardevolle informatie over een vooraanstaande familie waarvan nog veel onbekend is. De reconstructie van de oudste generaties van dit geslacht heeft vele jaren onderzoek gevergd, waarbij met name Gert Schansker waardevolle medewerking verleende. Bijzonder is dat bij dit onderzoek een belangrijke rol is weggelegd voor sporen in verschillende Groninger kerken en dat is aanleiding om het resultaat aan de lezers van dit tijdschrift te presenteren.

De tekst ‘eijse sige’ met strijklicht zichtbaar gemaakt en digitaal nabewerkt. Foto Redmer Alma.

De reconstructie van de oudste generaties van dit geslacht heeft vele jaren onderzoek gevergd.

Het wapen met huismerk op de Damster zerk. Foto Redmer Alma.


41

Een grafzerk in de kerk van Baflo Een van de heraldische sporen die we nog steeds kunnen zien, bevindt zich in Baflo. In 1547 overleed Siger Eisens en hij werd in de kerk aldaar begraven. Zijn grafzerk geeft zijn wapen: drie rozen, in het midden vergezeld van een schijf of penning, met een helmteken met drie rozen.2 Vermoedelijk bewoonde hij de Sassemaborg ten zuiden van Baflo. Zijn kleinzoon Siger Sigers ‘up Sassema’ wordt in 1607 vermeld. Kort daarna wordt de borg verkocht en rond 1710 is zij gesloopt.3 De familie (Van) Sigers behoorde in de zeventiende eeuw tot de Ommelander adel en voerde het wapen met de drie rozen. De kleuren kennen wij dankzij een inschrijving in een album amicorum uit 1632 door de kapitein Eise Sigers, zoon van Siger Sigers op Sassema, voorzien van een gezondheidsadvies dat we de lezers niet willen onthouden: Wie ziek is, die moet zoeken schone vrouwen met witte doeken en daartoe de Rijnse wijn. Dat is de beste medicijn.4 Eise Sigers bouwde en bewoonde sinds 1657 de borg Batenborg bij Maarhuizen.5 Met zijn kleindochter Helena van Sigers stierf het geslacht in 1764 uit.6 Het wapen met de drie rozen werd ook door andere familieleden gevoerd, onder anderen door zijn broer Duert en zijn neef Hindrick Sigers.7 De naam Eise Sigers en het wapen zijn een overtuigende aanwijzing dat de grafzerk te Appingedam het lichaam van een vroege voorvader van dit geslacht bedekte. Grafzerk van Siger Eisens († 1547) in de kerk te Baflo. Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Inschrijving van Eiso Sygers in het album amicorum van Johan van Matenesse, 1632. Collectie Gelders Archief.

Zegel van Hindrick Sigers, 1629. Collectie Groninger Archieven.


De grafzerk van Eise Sigers en Ide Nankens te Appingedam

De kerkbank te Holwierde In de kerk te Holwierde vinden we een kerkbank met het jaartal 1559 met twee wapenschilden. Deze wapens verwijzen naar Ocko Hayens en zijn vrouw Hindrick Sigers, dochter van Siger Eisens te Baflo. Het (voor de beschouwer) rechterwapen vertoont op blauw drie gouden rozen, vergezeld in het schildhart van een gouden penning. Van Ocko Hayens’ zuster Enneke Hayens bestaat een portret met hetzelfde wapen en in dezelfde kleuren als op de kerkbank te Holwierde. Dit portret is een paar jaar geleden als het hare geïdentificeerd en was in 2017 te zien in het Groninger Museum op de tentoonstell ing ‘Rijk in Groningen’.8 Pathuis vermeldt dat de ‘rijkskleuren’ (blauw en goud) bij de restauratie in 1945-1950 aangebracht zijn.9 Uit het voorgaande blijkt echter dat die kleuren wel degelijk met de oorspronkelijke overeen zullen komen. Een belangrijke akte die inzicht biedt in de oudere generaties van de familie Sigers stamt uit 1504. Die oorkonde biedt de verbinding tussen verschillende wapenvoerders van dit geslacht. De akte spreekt van de kinderen van wijlen Frerick Sigers te Appingedam, uit zijn eerste huwelijk de zonen Menne en Menke Sigers en uit zijn tweede huwelijk een zoon Eise en dochters Ida en Evert.10 De zoon Eise Sigers kennen we verder niet uit bronnen, maar hij is vermoedelijk de vader van Siger Eisens in Baflo.

Kerkbank te Holwierde, 1559, met de wapens van Ocko Hayens en zijn vrouw Hindrick Sygers. Foto Johan Waterborg.

Enneke Hayens (ca. 1525 – vóór 1562). Olieverf op paneel, ca. 1550. Foto Oldenburgisches Landesmuseum, Oldenburg.

Grafzerk van Eiske Scheltkema bij de kerk Zegel van Menne Sigers, 1538. Collectie Groninger Archieven.

te Zandeweer, 1540. Foto Johan Waterborg.


43

Een grafzerk bij de kerk van Zandeweer Meer is bekend van de oudere halfbroer van deze Eise Sigers, Menne Sigers (ca. 1477 - ca. 1542). Hij woont aanvankelijk in Appingedam en is daar burgemeester. Na zijn huwelijk met Eiske Scheltkema komt hij voor als hoofdeling van Zandeweer en in die hoedanigheid zegelt hij met een wapen met een adelaar met een borstschild met drie rozen. Hij was de vierde echtgenoot van Eiske Scheltkema, van wie de fraaie grafzerk bewaard bleef. Sterk versleten en aan weer en wind blootgesteld staat deze tegen de buitenmuur van de kerk te Zandeweer.11 In de hoeken van de steen zijn de wapens van haar vier echtgenoten afgebeeld, met linksboven het wapen van Menne Sigers. Dat hij op zijn zegel een wapen met een adelaar met borstschild voert, hangt mogelijk samen met het feit dat hij door zijn huwelijk als hoofdeling te Zandeweer optreedt.12 Ook zijn stiefzoon Melle Broersema voert op zijn zegel niet het wapen Broersema maar een adelaar met borstschild.13 Op de hoofdelingen van Zandeweer, waarvoor de kerk te Zandeweer al eerder een belangrijke verborgen bron leverde, gaan we hier niet verder in.14 De in 1504 postuum genoemde Frerick Sigers zal dus een stamvader zijn van dit geslacht. Hij moet halverwege de vijftiende eeuw geboren zijn en woonde in Appingedam. Hij was buurrechter aldaar, onder andere in 1495 en 1496.15 Hij wordt als Frerick Eisens vermeld als eigenaar van een huis op de hoek van de Kerkstraat in Appingedam, een van de zogenaamde edele heerden, huizen waarvan de eigenaars zijlrechters en buurrechters leverden.16 Uit de namen van Frerick Sigers/Eisens, zijn kinderen en de heraldische sporen die zijn nazaten met name in de Groninger kerken hebben nagelaten, blijkt dat hij een zoon zal zijn geweest van de vóór 1489 in Appingedam begraven Eise Sigers, die we tot nu toe enkel uit een vermelding uit 1446 kenden.17

Detail van de zerk van Eiske Scheltkema: het wapen Sigers, 1540. Foto Johan Waterborg.

Eise Sigers ±1420 – ±1480? x Ide [Nankens] ±1425 – 1489 grafzerk Appingedam Frerick Sigers / Eisens ±1450 – ±1500

Menne Sigers Eise Sigers ±1477 – ±1542 ±1420 – ? x Eiske Scheltkema zegel Siger Eisens ±1420 – ? grafzerk Baflo grafzerk Zandeweer Eiske Scheltkema ±1490 – 1540 x1 Melle Broersema x2 Balle Froma x3 Wilte Hillebrants x4 Menne Sigers

Eise Sigers ±1540 – ±1585

Marten Sigers ±1540 – ±1580

Siger Sigers ±1570 – ±1607

Hindrick Sigers ±1570 – ±1649

Eise Sigers ±1605 – ±1660

Hindrick Sigers ±1535 – ±1600 x Ocke Hayens xx (Meye?) Entens

kerkbalk Holwierde zegel

De familie Sigers en de door haar leden gevoerde wapens.

album amicorum

Een oud geslacht En zo zijn we weer aangeland bij de grafsteen waarvan de inscriptie aan de vergetelheid onttrokken is. Die steen levert meer dan een stamvader van een Groninger adellijk geslacht. Ide Nankens is vermoedelijk zijn weduwe en dat wordt bevestigd door de naam van de kleindochter Ide, dochter van Frerick Sigers, die dan naar haar grootmoeder genoemd is. Wellicht dankt Ide haar toenaam op de grafzerk aan een tweede echtgenoot met de naam Nan(ne)ke. Een kandidaat daarvoor is Nanneke Eltekens. Hij is in 1497 buurrechter te Appingedam en hij kan identiek zijn aan een zekere Nangko wiens huis in de Solwerderstraat te Appingedam en overige bezittingen in 1504 door de hertog van Saksen wordt geconfisqueerd omdat hij heulde met de stad Groningen.18 Het opvallendste aan de tekst op de grafzerk is echter de wijze waarop de overledenen worden aangeduid: de ‘voorzichtige Eise Sigers’ en ‘vrouw Ide Nankens’. In die periode is titulatuur in archiefbronnen zeldzaam. De titel ‘voorzichtig’ (of het Latijnse ‘providus’) duidt steeds op hoofdelingen, net als ‘vrouw’ (of ‘domina’) dat voor dochters of echtgenotes van hoofdelingen gebruikt wordt. Op zestiende-eeuwse grafzerken wordt vaak ruimhartiger met titels (ook met die van hoofdeling) gestrooid dan in de papieren stukken uit die tijd. Niet verwonderlijk, want het zijn de overledenen en hun erfgenamen die bepalen wat op een steen moet staan en die nemen in de praktijk daarin grotere vrijheid. Het is mogelijk dat dat ook voor vijftiende-eeuwse grafzerken geldt, maar we hebben nauwelijks vergelijkingsmateriaal om dat te toetsen. Dat Eise Sigers en Ide Nankens aanzienlijke Damsters waren, kan men hier in elk geval wel uit concluderen.


De grafzerk van Eise Sigers en Ide Nankens te Appingedam

44

Noten

Dat werpt een heel nieuw licht op de herkomst van het geslacht Sigers. Tot nu toe werden zij gezien als een familie die in de zeventiende eeuw tot aanzien kwam. Formsma stelt in Ommelander borgen en steenhuizen zelfs expliciet ‘De familie de Sighers was van adel, de familie Sighers, voor zover bekend, niet.’ 19 De grafzerk van de stamvader in Appingedam bewijst echter dat er geen sprake is van geslacht dat uit het niets tot adeldom opgeklommen is, maar dat zij teruggaat op een familie die al in de vijftiende eeuw aanzien genoot. Dat is een patroon dat eerder regel dan uitzondering lijkt te zijn in de Ommelander adelsgeschiedenis. Ook de familie Sigers kan nu gerekend worden tot deze categorie geslachten, die in de zestiende eeuw lijken op te komen als nieuwe geslachten, maar hun adeldom mede lijken te ontlenen aan oudere wortels. Het geeft maar weer eens aan dat de Groninger kerken niet alleen de moeite van het bekijken waard zijn, maar dat er ook nog genoeg bronnen in te ontdekken zijn die nieuw licht op de Groninger geschiedenis werpen.20

1

A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden (Assen/Amsterdam 1977) nr. 269.

2

Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden, nr. 291.

3

W.J. Formsma, A. Pathuis en R.A. LuitjensDijkveld Stol, De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1973) 60-61, waar de borg verkeerd gelokaliseerd wordt. Zie: G. Boerma, A.F. Kruizenga en R. van der Tuuk (red.), Boerderijen in het Halfambt (Groningen 1992) 140-141, en Richard Paping e.a., ‘Een in 1415 verwoest steenhuis? Hoogten en Leegten bij Dingen onder Baflo’, Stad en Lande 29 (2021) 10-15.

4

‘De seeck is, de sal soeken schone frouwen met wytte doecken en daertoe den Renschen wijn. Dat is de beste medesijn.’ Gelders Archief, Huisarchief Waardenburg en Neerijnen, inv.nr. 2122.

5

Formsma e.a., Ommelander borgen, 244.

6

H.L. Hommes, ‘Bijdragen tot de genealogieën van oude adellijke geslachten in Stad en Lande. XII’, De Nederlandsche Leeuw LXXIII (1957) 389-401, daar 395-396.

7

O.a. Groninger Archieven, Huisarchief Farmsum, inv.nr. 95.

8

H. Stuut, ‘De halve leeuwen (3). Verslag van een onderzoek naar een 16de-eeuws portret’, Gruoninga 56 (2011) 3-60.

9

Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden, nr. 372.

10 Groninger Archieven, Hs. in folio, inv.nr. 216.2, fol. 77r (www.cartago.nl/oorkonde/ hsf2162g). 11

Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden, nr. 505.

12

Groninger Archieven, Huisarchief Gruys, inv. nr. 365 (www.cartago.nl/oorkonde/hagi365), d.d. 27 sept. 1538.

13

Over de auteur Redmer Alma (mail@redmeralma.nl) studeerde wiskunde en geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, is archivaris van Landgoed Twickel en bereidt een proefschrift voor over de Ommelander adel in de late middeleeuwen.

Zie: R.H. Alma, ‘De vroegste ontwikkeling van de Groninger heraldiek’, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie (2000) 36.

14

R.H. Alma, ‘Rondom de klokken van Zandeweer’, Groninger kerken 8 (1991) 109-111; dez., ‘Nogmaals de klokken van Zandeweer’, Groninger kerken 9 (1992) 77-78.

15

R.P. Cleveringa, Ontwikkelingslijnen van het rechtsbestel der stad Appingedam (Groningen 1927) 80; Gelders Archief, Huisarchief Rosendael, inv.nr. 2307.

16

W.G. Doornbos, Bewonerslijsten van de stad Appingedam ca. 1480/1490-1811 (Groningen 2001) 2, 6, 8, 11.

17

Warfsconstitutiën en oordeelen, 19 (www. cartago.nl/oorkonde/wco019c)

18

R.H. Alma, ‘De Ommelander ridderschap 1498-1516’, Virtus 10 (2003) 7-70, daar 51.

19

Formsma, Ommelander borgen, 244.

20 Met dank aan Trude Evers en Gert Schansker.


ISSN 0169-3719

Groninger Kerken Jaargang 38, aflevering 1 – maart 2021 Groninger Kerken is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken. Donateurs die jaarlijks minimaal € 25 betalen, ontvangen het magazine vier keer per jaar.

Contact Stichting Oude Groninger Kerken Coehoornsingel 14 9711 BS Groningen 050 – 312 35 69 info@groningerkerken.nl www.groningerkerken.nl

Redactie dr. C.P.J. van der Ploeg, voorzitter drs. M. Hillenga, secretaris drs. R.H. Alma drs. A. van Deijk dr. A.J.M. Irving dr. A.B. Mulder-Bakker J.F. Oldenhuis

Grafisch ontwerp Jochem.studio Drukwerk MarneVeenstra, Groningen Omslagfoto De torenspits van Toornwerd. Foto Bureau Brauns

Met een passie voor panden met geschiedenis 050 403 14 83 Professionele Organisatie voor info@laurenshout.nl Monumentenbehoud (POM). www.laurenshout.nl

Timmer- en restauratiewerken AdvLaurenshout_OGK_2013.indd 1

|

Interieur ontwerp en uitvoering

|

Deskundig in duurzaam (ver)bouwen 23-01-13 10:00


Postbus 5086 Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum 9700 GB Groningen tel fax

T 050-2100194 M 06-26888044

www.tomfeith.nl info@tomfeith.nl

050 301 12 00 050 301 17 00

info@johnlemmen.nl

Verbindingsweg 13 9781 DA Bedum tel fax

050 301 12 00 050 301 17 00

info@johnlemmen.nl

Soepele en slimme ICT, dat geeft vertrouwen. Drachten www.arrix.nl


Groen in goede handen

Dàt is onze KRACHT T

Industrieweg 33 9781 AC Bedum (050) 301 25 00 E info@groenwerf.nl W W W. G RO E N W E R F. N L

Sinds 1965

Mense Ruiter Orgelmakers bv Rijksweg 167

Glas- en schilderwerken Restauratie- en imitatietechnieken Vloer- en wandafwerking Onderhoudswerken

9792 pd Ten Post

t 050 301 05 50

info@menseruiter.nl

Duinkerkenstraat 37, 9723 BP Groningen (050) 599 57 70 | info@corbuist.nl | www.corbuist.nl


handmatige belettering in natuursteen advies bij en uitvoering van eigen ontwerp en ideeën restauratiewerk

0595 492242 info@deschreef.nl www.deschreef.nl GEDENKSTENEN

|

EERSTE STENEN

|

GEVELSTENEN

|

RELIËFS

|

GRAFMONUMENTEN

|

NAAMBORDEN

Schildersbedrijf W. Dijkema Noorderstraat 5 9989 AA Warffum telefoon (0595) 42 22 67 Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

Al jaren vertrouwd partner van de SOGK vertrouw ons ook úw bouw werk toe! bouwwerk

H. Pot bouwbedrijf (ver)bouwen met overleg Onderhoud, verbouw, renovatie, nieuwbouw en alle materialen voor de doe-het-zelver

Hoofdweg 25 9795 pa Woltersum (050) 302 15 55 www.bouwbedrijfpot.nl

De Schilder, de beste vriend van je huis


152 152

verdediger vanvesting de vesting Bourtange. Het bord is afkomstig verdediger van de Bourtange. Het bord is afkomstig uit de kerk van Lutjegast. Het orgel is in 1866 gebouwd uit de kerk van Lutjegast. Het orgel is in 1866 gebouwd door door G.P.en Dik en Zoon. firmafirma G.P. Dik Zoon. De Protestantse Gemeente de overdracht de kerk De Protestantse Gemeente huurthuurt na denaoverdracht de kerk minimaal vijf terug. jaar terug. Het gebouw in gebruik minimaal vijf jaar Het gebouw blijftblijft in gebruik voor voor de de eredienst. eredienst.

Kolham Kolham

Opnovember 20 november de protestantse gemeente de Wold­ Op 20 droegdroeg de protestantse gemeente de Wold­ kerken de kerk van Kolham over. Het witgepleisterde kerken de kerk van Kolham over. Het witgepleisterde kerk­kerk­ gebouw, met opvallend een opvallend dateert uit 1641. gebouw, met een roodrood dak, dak, dateert uit 1641. De De dakruiter is in 1808 geplaatst, nadat op het kerkhof de dakruiter is in 1808 geplaatst, nadat op het kerkhof de klok­klok­ kenstoel opgeruimd. De klok uit 1808 verdween kenstoel was was opgeruimd. De klok uit 1808 verdween in dein de Tweede Wereldoorlog. In 1948 kreeg de kerk een nieuwe Tweede Wereldoorlog. In 1948 kreeg de kerk een nieuwe klok.klok. De van kerkKolham. van Kolham. In het Ininterieur het interieur springt meteen de houten zoldering De kerk springt meteen de houten zoldering in hetin het oog, geschilderd in een eveneens rode kleur. De preekstoel oog, geschilderd in een eveneens rode kleur. De preekstoel stand bij een verbouwing in 1808. Het vijfzijdig gesloten koor dateert uitbouwjaar, het bouwjaar, de herenbank is replica een replica (2002) stand bij een verbouwing in 1808. Het vijfzijdig gesloten koor dateert uit het de herenbank is een (2002) dateert uit de dertiende eeuw. van een in de jaren zeventig uit de kerk verwijderd meubel. dateert uit de dertiende eeuw. van een in de jaren zeventig uit de kerk verwijderd meubel. In het sobere interieur wordt het schip gedekt door een Het eenklaviers mechanisch in 1912 gebouwd Met eeneenklaviers passie In het sobere interieur wordt het schip gedekt door een Het mechanisch orgelorgel is in is 1912 gebouwd doordoor Mart Ver meulen. Hij gebruikte daarvoor waardevol achttiende­ blauw houten plafond en is er een gepleisterde overwelving panden met Hij gebruikte daarvoor waardevol achttiende­ Vermeulen. blauw houten plafond en is er een gepleisterde overwelvingvoorMart en negentiende­eeuws pijpwerk. boven de koorsluiting. Op de zeventiende­eeuwse herenbank en negentiende­eeuws pijpwerk. boven de koorsluiting. Op de zeventiende­eeuwse herenbankgeschiedenis De kerkelijke gemeente de overdracht het gebouw na, is het meubilair negentiende­eeuws. Aan de wand achter De kerkelijke gemeente huurthuurt na dena overdracht het gebouw na, is het meubilair negentiende­eeuws. Aan de wand achter 050 403 14 83 een periode van twee Op termijn de herenbank hangen rouwborden, waaronder dat vanterugterug voor voor een periode van twee jaar. jaar. Op termijn wordtwordt een een de herenbank hangen drie drie rouwborden, waaronder dat van info@laurenshout.nl plaatselijke commissie actief. Bernhard Johan van Prott († 1703), in het rampjaar 1672 de plaatselijke commissie actief. Bernhard Johan van Prott († 1703), in het rampjaar 1672 dewww.laurenshout.nl Timmer- en restauratiewerken

|

Interieur ontwerp en uitvoering

|

Deskundig in duurzaam (ver)bouwen

AdvLaurenshout_OGK_2013.indd 1

23-01-13 10:00

sinds 1884 aannemer in regio de regio sinds 1884 uw uw aannemer in de restaureren voor detail restaureren metmet oogoog voor detail meedenken en adviseren meedenken en adviseren

Omdat bouwen vakwerk Omdat bouwen vakwerk is is vestigingen vestigingen in in Bedum – Appingedam – Valthermond Bedum – Appingedam – Valthermond

Bedum 050 – 30 862 Bedum 050 – 30 1313 862


T 050 318 66 36 www.carlavanderburg.nl www.kinderuitvaart-groningen.nl

Samen Zorgvuldig Passend

Sietsema aannemersbedrijf

COMMUNICATION, ART & DESIGN www.212f.nl

GK_202012.indd 157

03-12-20 10:30


“Jurriëns Noord is voor mij... puur vakmanschap”

Kerkje van Klein Wetsinge

Bouwbedrijf Bouwbedrijf Jurriëns Jurriëns Noord Noord B.V. B.V. is is onderdeel onderdeel van van Friso Friso Bouwgroep Bouwgroep B.V. B.V.

Tussen Sauwerd en Winsum ligt de kerk uit 1840, in 2014 in oude luister gerestaureerd. Ontdek de lunchkaart met verse spullen van het Hogeland. De locatie is geschikt voor: Huwelijk, Receptie, Concert, Vergadering, Diner, Feesten, Lezing en Tentoonstelling. De kerk is dagelijks geopend tussen 11.00 en 18.00 uur, behalve tijdens besloten partijen. Wilt u zeker weten dat de kerk open is, bel dan met Inez of Nicolaas Geenen: 06 54685405 of 06 46317067. Valgeweg 12 9773 tk Wetsinge kleinwetsinge@blgroningen.nl

www.jurriensnoord.nl

Hoofdvestiging Osloweg 125 Postbus 5274 9700 GG Groningen t 050 - 55 66 779 e mail@jurriensnoord.nl

Nevenvestiging Pieter Zeemanstraat 9 Postbus 49 8600 AA Sneek t 0515 – 42 99 99 e mail@jurriensnoord.nl

Voor al uw - voegwerken - voegwerkrestauratie - gevelreiniging Noordveenkanaal n.z. 21 7831 aw Nieuw Weerdinge tel. 0591 - 522 258 / 522 770

GK_202012.indd 158

03-12-20 10:30


Het groene goud rondom de Groninger Kerken Gouden Bomenfonds is onderdeel van Stichting Oude Groninger Kerken

Unieke pareltjes in het Groninger land, dat zijn de Groninger kerken met hun omringende kerkhoven. Hier zijn de bijzondere flora en fauna, de graven en de veelal monumentale bomen en boomgroepen van grote waarde. Helaas worden de kerkhoven bedreigd door bomenziektes en niet-inheemse plantensoorten. Zij tasten de biodiversiteit ernstig aan. Met het Gouden Bomenfonds herstelt de Stichting Oude Groninger Kerken de kwaliteit van het groen op de historische kerkhoven. Wil je meer weten of bijdragen aan onze inzet voor herstel en duurzaamheid, ga dan naar onze website en doe een gift.

groningerkerken.nl/goudenbomenfonds SOGK061_ADV_Gouden Bomenfonds_190x277.indd 1

22-02-21 14:36


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.