Versteend Verleden

Page 1

Versteend Verleden

1

Versteend Verleden 75 jaar monumentenzorg in Waregem


Versteend Verleden

2


Voorwoord

Voor deze feesteditie van Open Monumentendag zetten we graag onze dertien beschermde monumenten extra in de kijker. Waregem is een stad met een sterke nijverheid, een verleden in de landbouw en uiteraard ook een stad in galop, waarbij het paard nooit veraf is. Deze drie kenmerken vertalen zich steevast in ons onroerend erfgoed. Er zijn historische sites die teruggaan tot de vroege middeleeuwen. We hebben architecturale pareltjes die getuigen van het industriële verleden van de stad, zoals stations, maar ook prachtige woningen van textielindustriëlen. Ooit bouwde zelfs een Franse paardenfokker in de buurt van onze hippodroom één van de mooiste villa’s in de stad. Waregem draagt daarom zorg voor zijn patrimonium. De laatste jaren leverden we heel wat inspanning voor de restauratie en het onderhoud van de stedelijke beschermde monumenten. Het kasteel Casier kreeg een stevige onderhoudsbeurt en met de historische heraanleg van het park werd reeds gestart. Binnenkort hopen we ook de werken te kunnen starten aan het woonhuis van het Goed te Nieuwenhove en het koetshuis van het park Casier. Als we ons samen blijven inzetten om ons erfgoed en onze bouwkundige pareltjes te beschermen, kunnen wij en de toekomstige generaties er van blijven genieten! Kurt Vanryckeghem

- Burgemeester

Versteend Verleden

3

Beste stadsgenoot, Beste bezoeker van onze stad,


Het onroerend patrimonium van onze stad is een belangrijke materiĂŤle getuigenis van het verleden van onze stad.

Versteend Verleden

4

De duiventoren op het Goed te Nieuwenhove herinnert ons bijvoorbeeld aan het feit dat enkel de feodale heer van een heerlijkheid een duiventil mocht houden. De toren was dus een machtssymbool. Of wist je bijvoorbeeld dat de schepenbank van Sint-Eloois-Vijve een tijdlang in het hoogkoor van de kerk stond? De hogere clerus had er wel problemen mee dat het wereldlijke bestuur zijn collegevergaderingen in de dorpskerk hield. Voor velen zal het wellicht ook nieuw zijn te lezen dat het Goed te Beaulieu in Beveren-Leie teruggaat tot de 5e eeuw. Van een historische hoeve gesproken! Deze en nog heel wat meer leuke weetjes verneem je in deze overzichtelijke brochure. We danken heel graag mevr. Leona Braet-Van Nuffel voor haar correctiewerk, dat ze zoals altijd met veel zorg en geduld op zich nam. Verder danken we alle eigenaars van de Waregemse beschermde monumenten voor hun toestemming om foto’s van hun site te nemen. Het zilveren jubileum van Open Monumentendag gaf aanleiding tot een heuse feesteditie en de opmaak van deze brochure. Op 25 edities tijd zijn er heel wat monumenten beschermd en is het erfgoedveld enorm veranderd. Toch toont dit handige overzicht maar liefst 75 jaar monumentenzorg!

We hopen dat we er nog vele jaartjes mogen bijtellen.

Rik Soens Pietro Iacopucci

- Schepen van Patrimonium - Schepen van Cultuur


Inleiding Als je langs Vlaamse wegen rijdt, door steden en dorpen dwaalt, over een bospad loopt, … zie je altijd wel ergens een gebouw, boom of paviljoentje dat het omkijken waard is. Groot of klein, luxueus of eenvoudig, diepgeworteld of versteend, ze vertellen allemaal een verhaal. Sommige zijn beschermd, andere (nog) niet. Met een bescherming wil de Vlaamse overheid het Vlaamse onroerend erfgoed in stand houden, samen met alle historisch waardevolle of authentieke onderdelen die er deel van uitmaken. Een wettelijke bescherming zorgt ervoor dat het monument bewaard blijft, en dat het een respectvolle behandeling krijgt. Zo kunnen ook toekomstige generaties genieten van deze getuigen van het verleden. Niet alleen kerken, kastelen of stadhuizen kunnen beschermd zijn. Een bedrijfsgebouw komt eveneens in aanmerking, net als een boom, een kapel, een begraafplaats, een kasseiweg of een grot. Ook qua stijl en leeftijd zijn er geen limieten. Van een middeleeuwse abdij tot een 19e-eeuwse tramloods en zelfs het open molenveld dat de wind levert aan de historische molen, zijn het beschermen waard. Elke bescherming van een monument begint bij de registratie van het historisch goed in een grote databank, de “Inventaris Onroerend Erfgoed”. Daarbij wordt minstens één erfgoedwaarde gedefinieerd, dat getuigt van het historisch belang, de artistieke opvattingen of de wetenschappelijke mogelijkheden van een tijdperk, of van sociaal-culturele, volkskundige en/of industrieel-archeologische tendensen. Vervolgens overweegt de Vlaamse overheid of het goed in aanmerking komt voor bescherming, eerst voorlopig en dan pas definitief.

Versteend Verleden

5


Versteend Verleden

6

Elke fase in de beschermingsprocedure brengt enkele rechtsgevolgen met zich mee. Een opname of een bescherming betekent echter niet dat je niet meer mag verbouwen, verbeteren of aanpassen. Wil je het beschermde interieur van een gebouw aanpassen, of wijzigingen aanbrengen aan de beschermde gevel of beplanting? Dan mag dat de erfgoedwaarde van je monument niet aantasten. Als eigenaar of houder van zakelijke rechten ben je verplicht het (voorlopig) beschermde monument in stand te houden. Dat wil zeggen dat je het niet mag ontsieren, beschadigen of vernielen. Bij noodgevallen grijp je meteen in om bijkomende schade aan het monument te voorkomen. Zo behoed je het niet enkel voor verval, je bespaart ook jezelf en de overheid de kostprijs van een ingrijpende restauratie. Voor onderhouds- en restauratiewerken aan beschermde monumenten kan je bij de overheid premies aanvragen. Beschermde monumenten herken je aan het koningsblauw-witte bordje, maar niet altijd. Hoewel de Vlaamse overheid het adviseert, is het niet verplicht. Waregem telt dertien beschermde monumenten of landschappen, verspreid over de vier deelgemeenten. De oudste bescherming dateert van 1937, de jongste van 2011. Nog meerdere zijn in de maak.

Meer informatie over het Vlaamse onroerend erfgoed kan je altijd terugvinden op www.onroerenderfgoed.be.

Smeedijzeren sierbruggetje dat de siervijver tussen beide eilandjes overspant.


Kasteel & pompmolentje 7 Versteend Verleden

Park Casier


Versteend Verleden

8


Park Casier

Kasteel & pompmolentje Versteend Verleden

9

In de late 18e eeuw, toen onze regio’s nog gebukt gingen onder de Franse overheersing, werden de meeste eigendommen van de kerk voor een appel en een ei openbaar verkocht. Godefroid Boulez, burgemeester van Waregem, kocht zo’n “zwart goed”: het voormalige kanunnikenbos dat tot het kapittel van Doornik behoorde. Dit bos zou in de daaropvolgende decennia stapsgewijs echter uitgroeien tot de serene groene long in het Waregemse stadscentrum van vandaag. Omstreeks 1816 liet Godefroid in het bos een achtvormige omwalling aanleggen. Binnen deze omwalling, bereikbaar via houten brugjes, richtte hij een woonhuis en een paviljoen voor de hovenier op. Na zijn overlijden ging het domein over op zijn dochter, Victorine Boulez, die het op haar beurt halfweg de 19e eeuw overleverde aan haar dochter, Nathalie Storme, uit het huwelijk met burgemeester Ferdinand Storme. Nathalie huwde met Felix De Ruyck, een jonge, welgestelde eigenaar van een steenbakkerij. In 1852 lieten ze op het domein een groot landhuis bouwen. In de daaropvolgende jaren kocht het echtpaar bijna alle omliggende gronden op waardoor hun domein aanzienlijk vergrootte. Enkele huizen in de Stationsstraat en de voormalige, omwalde pastorie van de kanunniken werden gesloopt en de vrijgekomen gronden aan het domein toegevoegd. Ze verwierven eveneens de omwalde percelen met het oude woonhuis en het paviljoen.

boven Voorgevel van het kasteel, vóór 1905, met nog de halfronde uitbouw aan de noordwestelijke zijgevel. links Koetshuis, getroffen door oorlogsschade, met - thans verdwenen - opengewerkte westgevel met serre en oranjerie. rechts Hondenkennel, aangebouwd tegen noordgevel van het koetshuis. Afgesloten met een stevig ijzeren hekwerk.


Versteend Verleden

10

Op dit uitgestrekte domein werd in 1872 een romantisch park aangelegd. De omwalling rond de hovenierswoning werd tot een siervijver uitgegraven en met de overtollige aarde werd de oude pastoriewal gedempt. Een houten pompmolentje moest deze brede vijvers van het nodige water uit de lager gelegen Gaverbeek voorzien. Tegelijk werd het landhuis verbouwd aan de noordwestzijde met een kleine, halfronde uitbreiding en een portiek met een luifel. Een beetje ten noorden van het landhuis verrees een nieuwe indrukwekkende koetsenstalling. Rond de eeuwwisseling erfde het echtpaar Marie-Victorine Storme en baron Victor Casier het domein van de weduwe van Felix. Hoewel zij het goed voornamelijk als zomerresidentie benutten, grepen er toch enkele uitbreidingen plaats. In 1904 werd aan de westkant van de koetsenvleugel een serre toegevoegd, en aan de oostkant een hondenkennel. Rond 1911 liet hun dochter, Agnes Casier, langs de Keukeldam een kapel bouwen, als dank voor de genezing van haar oudste dochter. Samen met de kapel werd toen ook de ommuring aan de Keukeldam opgetrokken. Het ‘kasteel’ kreeg het tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar te verduren. Een groot deel van het familiearchief ging in vlammen op. Na de oorlog werd het kasteel in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Aan de oostzijde werd de salon verder uitgebouwd en de bestaande zuidelijke uitbreiding werd door een grotere uitbouw vervangen. Vermoedelijk werd toen ook het oostelijke terras aangelegd. Het oude woonhuis en het paviljoen ruimden plaats voor een tennisplein. Meer dan vijftig jaar bleef deze situatie ongewijzigd, tot de gemeente Waregem in 1977 het hele domein opkocht. Na grondige restauratiewerken werd het park vrij toegankelijk. Het kasteel wordt sinds het begin van de jaren 1980 als horecazaak uitgebaat. In de jaren 1990 volgde de aanleg van het verbindingspad met de markt. In 2005 werd het kasteel verbouwd als een nieuwe tearoom.


Bouwkundige beschrijving

Van het oorspronkelijke neoclassicistische landhuis blijft er door de vele verbouwingen en uitbreidingen nog maar weinig over. In hoofdzaak bestaat het landhuis uit een hoofdvolume van twee verdiepingen, afgedekt door een leien tentdak. Via een centrale trappenpartij, onder een platte luifel, kan je het goed betreden. De lagere vleugel, ten zuiden van het landhuis, ligt onder een leien mansardedak, dat voorzien is van houten dakkapellen. Aan de noordkant werd het huis uitgebreid met een kleine, vierkante uitbouw onder een plat dak. De voorgevel wordt gedomineerd door een plat dak, dat steunt op Toscaanse zuilen. Deze duwen het bekronend fronton, met een oculus en rankwerk, de hoogte in. De achtergevel met een rechthoekige uitbouw en balkon sluit nauw aan bij het geheel. Net zoals het kasteeltje werd het langgerekt koetshuis met een rustige neoclassicistische vormentaal opgetrokken. De voorgevel is witgepleisterd en de puilijst en rondbogen geel geschilderd. Tussen de traveeĂŤn werden oculi ingewerkt, later ingevuld met borstbeelden. Opvallend is de later toegevoegde vijfde travee, dat de mooie symmetrie doorbreekt. Het leien schilddak is voorzien van een ijzeren vorstkam. De opengewerkte westgevel met serre en oranjerie zijn verdwenen. Aan de oostzijde vinden we nog wel de in rode baksteen opgetrokken hondenkennel, een laag gebouwtje van zes traveeĂŤn onder een pannen schilddak. De neogotische kapel aan de Keukeldam werd opgetrokken in bruine baksteen en afgedekt door een leien zadeldak. De zijgevels zijn afgelijnd door een drieledige tandlijst. De spitsboogvensters zijn met klein maaswerk ingewerkt. De puntige voorgevel, in rode baksteen, wordt aan weerskanten geflankeerd door zijdelings geplaatste steunberen en de hoge domeinmuur. De getoogde kapeldeur valt op door haar fraai

11 Versteend Verleden

parkgebouwen


Versteend Verleden

12


De hoofdtoegang tot het kasteel wordt gemarkeerd door twee grote, vierkante gecementeerde pijlers met een vaasbekroning. Vanuit deze pijlers vertrekt een fraai uitgewerkt, witgeschilderd hekwerk dat voorzien is van ritmerende hekpijlers met vaas-, bol- of cirkelbekroning. Achter een imposant smeedijzeren hek schermen oude lindebomen het kasteelpark af van de Stationsstraat.

park Van het kanunnikenbos dat in de vroege 19e eeuw tot tuin werd herbestemd, blijft weinig over. In de tweede helft van de 19e eeuw werd het huidige kasteelpark aangelegd. Vooral het ruime bomenbestand en de creatie van zichten maken het park uniek. Een eerste zicht liep van het kasteel over de twee eilandjes, een driehoekig en een rechthoekig, naar de weidse vlakten en meersen achter de Gaverbeek. Twee vlakke gietijzeren bruggetjes, afgewerkt met geometrisch uitgewerkte leuningen, verbinden de eilandjes met de rest van het park. Ertussen ligt een smeedijzeren boogbruggetje, waar men onderdoor kon varen. Een met natuurstenen afgedekt stenen boogbruggetje verbindt het wandelpad achter het kasteel met het verste eilandje. Van een tweede zicht bleef weinig bewaard. In de verste hoek van het driehoekige eilandje werd op een onduidelijk tijdstip een ijskelder uitgegraven. Daardoor kon men tijdens de lange, zwoele zomermaanden aangenaam gekoelde dranken en versnaperingen nuttigen in de gloriĂŤtte,

boven Natuur- en bakstenen boogbruggetje dat het wandelpad achter het kasteel met de eilandjes verbindt. links Getoogde kapeldeur met fraai uitgewerkt hang- en sluitwerk. Fijn maaswerk in het raam. rechts Familie De Ruyck poseert met op de achtergrond het boogbruggetje en rechts de gloriĂŤtte.

13 Versteend Verleden

uitgewerkt hang- en sluitwerk. De opgelopen schade tijdens de Eerste Wereldoorlog werd pas in 1981 hersteld. In 2009 werden de gevels en de domeinmuur opnieuw gerestaureerd.


Versteend Verleden

14


Daarenboven heeft het park een oud, zorgvuldig samengesteld bomenbestand. De bomen werden met grote zorg aangeplant zodat er geen enkele zichtlijn zou gehinderd worden. We treffen er onder meer beuk, eik, kastanje, acacia, populier, meidoorn, hazelaar en tientallen andere soorten aan. In het noorden van het park bevindt zich een oude ommuurde boomgaard met notelaars, kerselaars, perelaars, appelaars en pruimelaars.

pompmolentje Het 19e-eeuwse pompmolentje in het park is het laatste overblijvend exemplaar in Vlaanderen. Het heeft een unieke open constructie waardoor het molenmechanisme van buitenaf zichtbaar is. Het molentje is zelfkruiend. Dit wil zeggen dat het zichzelf naar de goede windrichting draait dankzij de grote staart met een houten plank. De wiekenas, in gang gedraaid door de beweging van de wieken, bevindt zich hoog boven de grond en zorgt voor de aandrijving van een pompstang en de zuigerpomp. Het wiekenkruis is bereikbaar via een houten gaanderij op de bovenrand van de bakstenen onderbouw. Het molentje was in gebruik tot 1908. In 2005 werd het grondig gerestaureerd.

boven Unieke open constructie van de kruibare kap met zichtbaar molenmechanisme. links Zicht op de overstroomde siervijvers, met het molentje in een ondergelopen weide op de achtergrond. rechts Familie Casier poseert bij het molentje.

15 Versteend Verleden

een soort paviljoentje, mogelijk gebouwd op de ijskelder. Mooie taxusmassieven verwijzen naar een eerder symmetrische aanleg langs de as vanaf het boogbruggetje naar de punt van de driehoek, tot aan de gloriĂŤtte. Vandaag vinden verscheidene bedreigde vleermuissoorten een onderkomen in de donkere, koele ijskelder.


Versteend Verleden

16


Beschermingsbesluit

Ondanks de geregelde aanpassingen, vertoont het kasteel nog steeds een mooie neoclassicistische vormgeving. Het interieur is bovendien in heel goede staat bewaard. Ook het koetshuis heeft een goed bewaarde, verzorgde neoclassicistische vormgeving. Vooral de bepleisterde lijstgevel met ritmerende rondboogpoorten en de oculi met bustes springt in het oog. Samen met de aansluitende tuinmuur vormt het neogotische kapelletje een geslaagde en beeldbepalende architecturale afsluiting van het kasteelpark aan de Keukeldamzijde. Het getuigt bovendien van de diepe geloofsovertuiging van de toenmalige bewoners. Sinds de tweede helft van de 19e eeuw accentueert het erehek aan de Stationsstraat de private en besloten sfeer van het vroegere kasteelpark. Dergelijk hekwerk is zeldzaam geworden. Eeuwenlang is het park al een groen gebied in het centrum van Waregem, aanvankelijk als Kanunnikenbos, later als kasteelpark. Het nauwgezet aangelegde landschapspark, met zijn oude omwalde kern en zijn uitgegraven vijvers, bruggetjes, ijskelder en zichtlijnen, getuigt van de romantische levensvisie van de hogere burgerij op het einde van de 19e eeuw.

boven EĂŠn van de twee vlakke smeedijzeren bruggetjes die de eilandjes met de rest van het park verbinden. links Theehuisje (gloriĂŤtte) gebouwd bovenop de ijskelder. rechts De ijskelder, thans herbestemd (en afgesloten) als overwinteringplaats voor vleermuizen.

17 Versteend Verleden

05.06.2003. Het kasteel, het koetshuis met hondenkennel, het erehek aan de Stationsstraat, de waterpartijen met eilanden en bruggen, de ijskelder en de afsluitingsmuur met de Onze-Lieve-Vrouwkapel aan de Keukeldam zijn als monument beschermd. Het park wordt daarenboven als stadsgezicht geklasseerd. De site ontleent zijn bescherming in hoofdzaak aan de bijzondere architectuurhistorische waarde van het geheel.


Versteend Verleden

18

22.10.2001. Twee jaar v贸贸r de bescherming van het landhuis en het landschapspark, werd het pompmolentje al vanwege zijn industrieelarcheologische en sociaal-culturele waarde als monument beschermd. Aan de andere kant illustreert het molentje historische gewoonten en gebruiken. Het gebruik van een zuigerpomp komt al voor in de tweede helft van de 16e eeuw. Omdat er vroeger nog geen gebruiksvriendelijke, goedkope elektrische- of dieselmotoren voorhanden waren, diende kleinschalig watertransport via een zuigerpomp met windkracht gestuwd te worden. Eigenaren van kastelen en parken maakten hier gebruik van om de waterhuishouding van hun parken en domeinen te regelen.

18e-eeuws poortgebouw, met 19e-eeuwse aanbouw links van de poort. Opvallend zijn de metselaarstekens in kruisvorm.


te

Nieuwenhove 19 Versteend Verleden

Goed


Versteend Verleden

20


Goed

te

Nieuwenhove

Vanaf de 10e eeuw vormde de site van het Goed het centrum van de heerlijkheid Nieuwenhove. De regio Nieuwenhove was al sinds de oudheid bewoond, wat de vondsten van aardewerk uit de 2e en 3e eeuw aantonen. De heerlijkheid werd in leen gehouden van de graven van Wakken. Pas in 1403 werd het centrum als het “Goed te Nieuwenhove� omschreven. Er tegenover stond het oude hof te Vichte. Vanuit het leenhof heerste de heer van Nieuwenhove over zijn domein. Het houten gebouw, waar de heer resideerde, werd in de 15e eeuw, na een zware overstroming, vervangen door een stenen kasteel. Ondanks dat het kasteel zelf niet al te groot was, straalde het voldoende macht en aanzien uit door de imposante centrale toren en de twee kleinere hoektorens. Bij de meeste leenhoven hoorde vroeger een neerhof, bestaande uit een voorgebouw, of een reeks losstaande gebouwen, veilig binnen de omwalling van het kasteel. Meestal bestond het uit een woonhuis, een paardenstal, een koetshuis, een duiventoren en een schuur waarin de oogst werd opgeslagen. Het neerhof te Nieuwenhove werd voor het eerst in 1533 vermeld. De huidige gebouwen werden op die oude fundamenten opgericht en dateren uit de 18e eeuw. Aanvankelijk woonden de heren van Nieuwenhove zelf in het kasteel, maar vanaf de 18e eeuw werd het samen met de omliggende weidegronden aan gegoede, plaatselijke herenboeren verpacht. Op het einde van de 18e eeuw werden het kasteel en het neerhof openbaar verkocht.

boven 19e-eeuws heropgebouwd woonhuis, met 18e-eeuwse zijgevel en klokkentorentje. links Boven de poort bewaard vakwerk en rechts van de poort versteend vakwerk. rechts Duiventoren met 17e-eeuws deurtje en vlieggaten.

Versteend Verleden

21


Versteend Verleden

22

De Franse overheerser probeerde toen alle banden met het ‘oude regime’ te verbreken. Zowel kerkelijke als feodale eigendommen werden door de staat opgeëist en van de hand gedaan. Niet veel later brandde het kasteel volledig uit en werd het definitief gesloopt. Alle nog bruikbare stukken werden in de hoeve aangewend. De rest diende als opvulmateriaal voor de binnengracht.

Bouwkundige beschrijving Het Goed te Nieuwenhove sluit typologisch gezien aan bij de ‘Zuid-WestVlaamse omwalde hoeve’. Hierbij staan de bouwelementen los van elkaar, meestal gegroepeerd rondom een deels verhard erf. In geval van brand beperkte deze losse opstelling de schade aan de voornamelijk houten hoevegebouwen. Een gekasseide toegangsweg loopt via een bakstenen brugje over de diepe omwalling en onder het poortgebouw tot op het erf. Het pittoresk ogend poortgebouw dateert grotendeels uit de 18e eeuw en werd opgetrokken in Franse zandsteen. Zware eiken dwarsbalken met ijzeren muurankers ondersteunen het pannen zadeldak. De poortdoorgang is omlijst met natuurwitsteen. In de voor- en zijgevel werden vijf metselaarstekens in groenzwarte baksteen ingemetseld. Dergelijke tekens zijn zeldzaam in de streek. Omstreeks 1757 werd het nieuwe, stenen woonhuis gebouwd. Het is een eenvoudig bakstenen, witgekalkt gebouw van acht traveeën en één bouwlaag. Typerend voor grote boerderijen uit de streek is het spitse zadeldak met het klokkentorentje. Na een grote brand bleven enkel de met muurvlechtingen versierde zijgevels overeind, de rest van het woonhuis werd in de loop van de 19e eeuw heropgebouwd.


Oorspronkelijk bestond de dubbele dwarsschuur met het wagenhuis geheel uit vakwerk. Dat is een oude bouwtechniek waarbij de dragende structuur van een muur uit houten balken bestaat en de ruimte tussen deze balken werd opgevuld met vlechtwerk van takken en een mengsel van stro en leem. Een groot deel van het oude vakwerk werd doorheen de 19e eeuw vervangen door baksteenmetselwerk. In 1938 week ook de strooien dakbedekking voor pannen. De oorspronkelijke indeling van de ruimte verdween, maar het indrukwekkende, eikenhouten dakgebinte bleef behouden. In de gevel van de stalvleugel verdwenen de asemgaten, een soort luchtopeningen. De poortopening werd aangepast en drie getoogde vensters werden toegevoegd. Van de drie pittoreske dakvensters met een sierlijk dakstoeltje werd het middelste recentelijk bijgeplaatst.

Beschermingsbesluit 12.07.2005. De historische hoeve, genaamd Goed te Nieuwenhove, bestaande uit het woonhuis, schuur, duiventoren, poortgebouw met brugje en de omwalling, wordt voortaan als monument beschermd vanwege de historische en de sociaal-culturele waarde die het complex belichaamd.

23 Versteend Verleden

Het houden van duiven was vroeger een exclusief recht van de heer. De laat 17e-eeuwse duiventoren van Nieuwenhove werd opgetrokken in donkerrode baksteen en verstevigd door een natuurstenen ketting in elke hoek. Tussen de twee trapgevels ligt een zadeldak op een eikenhouten constructie, afgedekt met natuurschaliĂŤn. Mogelijk werd de toren in 1879 afgebroken en kort daarna heropgebouwd. Tijdens deze verbouwing werd het raam toegevoegd en het bovenste vlieggat dichtgemetseld. De oostgevel bevat nog steeds de oorspronkelijke toegangsdeur.


Versteend Verleden

24

Het Goed is een belangrijke hoeve in Waregem met een geschiedenis die ten minste teruggaat tot de vroege 14e eeuw. Samen met het verdwenen kasteel vormde ze het centrum van de vroegere heerlijkheid Nieuwenhove. Ze is bovendien een goed bewaard voorbeeld van het landelijke en adellijke leven in Vlaanderen. De duiventoren en de omwalling waren belangrijke machtssymbolen. De omwalling had daarenboven ook een praktisch nut als drinkwatervoorziening en beveiligingsgracht. Daarnaast is het Goed een representatief voorbeeld van een 18e-eeuwse Zuid-West-Vlaamse omwalde hoeve met losse bestanddelen. De schuur is een weinig voorkomend voorbeeld van een versteende vakwerkschuur. Het 19e-eeuwse schrijnwerk van het woonhuis, waaronder de schuiframen met roedeverdeling, bleef uitermate goed bewaard.

Gerestaureerd 19e-eeuws woonhuis met deels in stro opgetrokken zadeldak.


op de

Deerlijkseweg 25 Versteend Verleden

Hoeve


Versteend Verleden

26


Hoeve

op de

Deerlijkseweg

Halverwege de 10e eeuw bezat de graaf van Vlaanderen, Arnulf I de Grote, grote delen van het huidige Beveren-Leie, Desselgem en Waregem. In 964, een jaar v贸贸r zijn overlijden, schonk hij deze gronden aan de Gentse Sint-Pietersabdij. Tot deze schenking behoorde ook het uitgestrekte Medelewoud, gelegen tussen het huidige Harelbeke en Waregem. In de vroege middeleeuwen was Vlaanderen nog een zeer bosrijk gebied. Vanaf de 10e eeuw werd vanuit de katholieke kerk echter een grote ontginningsactie gepromoot, die het uiterlijke karakter van het middeleeuwse Europa ingrijpend veranderde. Onder impuls van talloze grote abdijen werden de meeste wouden in Noordwest-Europa gerooid en in gereedheid gebracht om als landbouwgrond gebruikt te worden. Het kale Vlaamse landschap van vandaag werd toen geschapen. Zo zou ook de Sint-Pietersabdij in de eeuwen volgend op de schenking van graaf Arnulf het Medelewoud systematisch laten ontginnen en in cultuur brengen. Dit leidde tot het ontstaan van heel wat omwalde hoeven van waaruit de ontginning doeltreffend werd georganiseerd. Uit enkele van deze hoeven groeide later de Deerlijkse dorpsheerlijkheid. De hoeve op de Deerlijkseweg ontstond ook in deze ontginningsdynamiek. Kort na het overlijden van graaf Arnulf maakten zijn afstammelingen aanspraak op de geschonken gronden. Wanneer de hoeve werd opgericht, vermoedelijk in de 12e eeuw, behoorden de gronden en een stuk woud aan het grafelijk kasteel van Dendermonde toe, in achterleen gehouden door de burggraaf van Sint-Eloois-Vijve. Ofwel de heren van Dendermonde, ofwel die van Sint-Eloois-Vijve gaven de opdracht voor het rooien van het stuk Medelewoud. boven 18e-eeuwse schuur met verankeringen tegen de bolle zijgevel en onder het overkragend dak. links 19e-eeuws bakhuisje, met 17e-eeuwse kern. rechts Gedecoreerde waterpomp opgericht tegen de gevel van de 18e-eeuwse schuur.

Versteend Verleden

27


Versteend Verleden

28


Bouwkundige beschrijving

Aanvankelijk bestonden de gebouwen uit vakwerkbouw van eikenhout en muren in vlechtwerk met leem en waren de daken bedekt met een dik pak roggestro. Het Medelewoud leverde eikenhout in overvloed, de akkers brachten het stro voort. Na de 16e-eeuwse godsdiensttwisten kwam de hoeve in verval te staan. Tijdens de heropbouw in de 17e en de 18e eeuw was het woud volledig gerooid en het hout schaars en duur geworden. De hoeve werd dan opgetrokken in baksteen. Het woonhuis heeft een 18e-eeuwse kern van baksteenmetselwerk. De oorlogsschade aan de voorgevel en aan delen van de zijgevels werd op het eind van de Eerste Wereldoorlog hersteld. De 19e-eeuwse gevelindeling en het fraaie houtwerk bleven volledig behouden, net zoals het interieur met een 18e-eeuwse balkroostering, een vloer van Boomse tegels en een imposante bakstenen schouw. In de binnenwanden van de grote bergschuur bleven talrijke sporen bewaard van het vakwerk en het vroeg 18e-eeuwse vlechtwerk. De aanbouwsels in baksteenmetselwerk dateren uit latere perioden. Verscheidene vakken in de eikenhouten constructie werden met baksteen opgevuld. In de originele gevels werd de plankenbeschieting eveneens deels door baksteen vervangen. De schuur heeft een dorsvloer, twee tassen en enkele aanleunende bijgebouwen. De aardappelkelder werd later toegevoegd.

boven Achterzijde van de gerestaureerde grote bergschuur. De plankenbeschieting werd deels behouden. links Toegang tot de grote 18e-eeuwse bergschuur. rechts Waterput achter het oude woonhuis.

29 Versteend Verleden

De kern van het woonhuis, de stalling en de bergschuur gaan terug tot de 18e eeuw. De losstaande gebouwen staan rond een centraal erf gegroepeerd met de voorgevel van het woonhuis naar het zuidoosten georiĂŤnteerd.


Versteend Verleden

30

Het huidige bakhuisje, opgericht in de tweede helft van de 19e eeuw, heeft een 17e-eeuwse kern en vervangt een ouder tweeledig huisje. De oven is in de loop der jaren verdwenen.

Beschermingsbesluit 15.05.2001. Vanwege zijn historische waarde wordt het oude boerenhuis, de bergschuur, de stalling, het wagenhuis en de ovenbuur als monument beschermd. De waarde van de hoeve ligt vervat in de vrij gaaf bewaarde volumes, waarvan de kern van het woonhuis, de stalling en de bergschuur teruggaan tot de 18e eeuw. De bergschuur is een zeldzaam bewaard voorbeeld van vakwerkschuren in de streek. In de binnenwanden van het volume bleven talrijke sporen bewaard van het vlechtwerk met leembestrijking. De achtergevel wordt getypeerd door een horizontale plankenbeschieting op bakstenen voeting, waarvan de binnenzijde deels bekleed is met een vlechtwerk van twijgen en takken.

In volgorde staan het bakhuisje, wagenhuis en stallingen rond het ruime erf.


te Versteend Verleden

Goed Beaulieu 31


Versteend Verleden

32


Goed

te

Beaulieu

Vanaf de 4e eeuw verdrongen Germaanse volkeren de Romeinse overheersing in onze regio. In de daarop volgende eeuwen ontsprongen langs de voornaamste waterwegen in onze streken vele kleine Frankische nederzettingen, zo ook aan de Leieoever. De eerste bewoning op de site van het Goed te Beaulieu gaat terug tot de 5e eeuw. In de meeste gevallen bestonden de nederzettingen slechts uit een bescheiden omwald opperhof en een neerhof. Doorheen de vroege middeleeuwen groeide de nederzetting uit tot de kernhofstede van de Beverse dorpsheerlijkheid ‘Beaulieu’. Ze werd bewoond en ontgonnen door de heren van Beveren. Zij hielden de heerlijkheid in onderleen van het nabijgelegen Munkenhof en in achterleen van de Gentse Sint-Pietersabdij. Hoewel de abdij het Munkenhof als regionale hoofdplaats beschouwde, bleef de dorpsheerlijkheid van Beaulieu van vrij groot belang. Beaulieu kreeg een eigen baljuw, een prater en een eigen schepenbank voor lage rechtspraak toegewezen. De huidige gebouwen vervangen de oorspronkelijke hofstede en gaan terug tot de 18e eeuw. Vanaf de 13e eeuw werd de hoeve aan opeenvolgende gegoede herenboeren verpacht, tot de nieuwe Franse republikeinse overheid alle heerlijkheden op het einde van de 18e eeuw ontbond. Halverwege de 18e eeuw bestond het Goed uit een omwalde hoeve met een poortgebouw, twee boerenhuizen, een schuur, stallingen, een bakhuis en een wagenhuis. In de 19e eeuw werden het poortgebouw en het wagenhuis afgebroken. Eén van de boerenhuizen ruimde bovendien plaats voor een paarden- en een varkensstal en een nieuw wagenhuis. Aan het boerenhuis werden eveneens enkele uitbreidingen toegevoegd. boven Centraal woonhuis met links het opengewerkte wagenhuis en rechts een grote dwarsschuur. links Stallen met dakkapel en laadluik. rechts Kaartdetail met omwalde hoeve en parochiekerk, het centrum van de vroegere dorpsheerlijkheid, Jozef De Coster, 1778.

Versteend Verleden

33


Versteend Verleden

34


Bouwkundige beschrijving

Rond het deels verharde erf liggen de afzonderlijke gebouwen netjes geordend. Aan de zuidoostzijde staat het 18e-eeuwse boerenhuis. Het is een witgeschilderde baksteenbouw van zeven traveeĂŤn met een gepekte plint. De bakstenen gevels werden met ijzeren spijlen ter versteviging verankerd. In het spitse pannen zadeldak aan de erfzijde is een dakkapel met een laadluik verwerkt. Een bescheiden klokkenstoeltje bekroont de nok van het dak. Aan de achterzijde is het dakvlak uitgelengd en de oostelijke zijgevel werd met vlechtingen en twee zware steunberen versterkt. Tegenover het woonhuis, aan de overzijde van het erf, liggen de stallen, schuren en wagenhuizen. Ten noordoosten bevindt zich een ruime dwarsschuur met wagenhuis. Het werd opgetrokken in bakstenen en afgewerkt met een spits leien zadelzak. Een centrale dwarsdoorrit doorklieft de schuur, met links van de doorrit het wagenhuis. In de erfgevel werd een lage rechthoekige poort en een bovenliggend laadluik verwerkt. De stallen en het wagenhuis aan de noordwestzijde van het erf werden opgetrokken in een verankerde baksteenbouw. In het overkragende pannen zadeldak werd boven de stallingen een dakkapel met een laadluik ingewerkt. Het wagenhuis werd een beetje hoger opgetrokken en de gevel werd opengewerkt. Links van de doorrit is een ruime opslag voor hooi voorzien. Aan de westzijde van het erf staat tot slot een 18e-eeuws, tweeledig bakhuisje. Bakhuisjes waren vroeger speciaal ingericht met een grote houtoven voor het bakken van brood en koeken. In de voorpuntgevel van deze verankerde baksteenbouw werden aangepaste openingen verwerkt, waarvan eentje recentelijk is dichtgemetseld. In de geveltop is een laadluik voorzien. boven 18e-eeuws boerenhuis met dakkapel en laadluik. links Opengewerkte erfgevel van het wagenhuis. rechts Klokkentorentje op de nok van het spitse pannen zadeldak.

35 Versteend Verleden

Net zoals het Goed te Nieuwenhove was dat van Beaulieu ook volledig omwald. Vandaag is de omwalling echter grotendeels gedempt, met uitzondering van een stukje ten noorden van de hoeve. De afdruk van de omwalling is nog wel in het landschap waar te nemen.


Beschermingsbesluit

Versteend Verleden

36

20.12.2011. De specifieke architectuurhistorische en sociaal-culturele waarde zorgden ervoor dat het Goed te Beaulieu als monument werd beschermd. Het Goed betrok een niet te onderschatten rol in de ontstaansgeschiedenis van Beveren-Leie. Het eigenlijke historische centrum van het dorp concentreerde zich rond de hoeve en de nabijgelegen kapel, die later uitgroeide tot een volwaardige parochiekerk. Pas na de Tweede Wereldoorlog verschoof de dorpskern naar de steenweg Gent窶適ortrijk. Bij de heropbouw van de gebombardeerde parochiekerk koos men ervoor ze een eindje oostelijker op te richten, dichter bij de steenweg. Het bewaarde verband tussen het hof en de kerk getuigt van een historische herkenbaarheid naar het ontstaan en de ontwikkeling van de oude dorpsplaats van Beveren-Leie. Het samengaan van enkele landschappelijke elementen en het volume- en dakenspel van de hoeve zorgen voor een opvallend mooi en beeldbepalend ensemble in het valleilandschap. Het Goed kan bijgevolg beschouwd worden als een baken in het landelijke gebied. Naast het beschermen van de huidige hoevegebouwen, die dateren vanaf de 18e eeuw, is het even nuttig om de volledige historische site te klasseren. Het Goed is namelijk een zeer belangrijke middeleeuwse site. Binnen de voormalige omwallingen concentreerden zich eeuwenlang verschillende bewoningsactiviteiten, zeer waarschijnlijk met een archeologische neerslag tot gevolg.

Voorgevel met pseudovakwerk, opvallend volume- en dakenspel en contrasterend materiaalgebruik.


Villa Saint-Georges Versteend Verleden

37


Versteend Verleden

38


Villa Saint-Georges Versteend Verleden

39

Vanaf halfweg de 19e eeuw vond de paardenrensport de weg van de Belgische grootsteden naar het platteland. In 1847 hadden de eerste rennen plaats in het landelijke Waregem, waar ze aanvankelijk deel uitmaakten van de lokale oogstfeesten. In de volgende jaren bereikten de rennen de Belgische top en verwierven ze internationale befaamdheid. De komst van Noord-Franse en Belgische stoeterijen en van rijke industriëlen die de jonge Waregemse paardenindustrie ondersteunden, had zijn weerslag op de landelijke, lokale gemeenschap. Britse jockeys, in dienst genomen door deze stoeterijen, introduceerden allerhande Britse gewoonten en gebruiken. De welgestelde industriëlen trokken hun riante villa’s op in nieuwe bouwstijlen met een romantische, AngloNormandische vormentaal. Onder deze landhuizen springt de villa Saint-Georges in het oog. Alexander Joire, een Noord-Frans wisselagent en fokker van renpaarden, kocht in de vroege 20e eeuw een groot stuk grond grenzend aan de hippodroom. In 1904 liet hij er een charmant en imposant landhuis en een stallencomplex optrekken. Na de Eerste Wereldoorlog keerde Alexander niet meer naar Waregem terug en ging het landhuis over naar Omer Vanlandeghem, een Waregemse paardenfokker. Vier jaar later kocht Oscar Vindevogel, zoon van een Waregems industrieel en actief in de textielindustrie, de villa. Hij liet een aantal opmerkelijke

boven Oostkant van de villa met opengewerkt panorama over de renbaan. links Noordelijke stalvleugel, bestaande uit twee bouwlagen, vijf traveeën. Thans deels omgebouwd tot woonhuis. rechts Open voorgevel met pas aangelegde voortuin. Detail van een ongedateerde zichtkaart.


Versteend Verleden

40


Het landhuis veranderde in de daarop volgende decennia nog een paar keer van eigenaar. De centrale stalvleugel werd in 1965 omgebouwd tot woonhuis. De oude stallen rond het onverhard binnenplein kwamen uiteindelijk in het bezit van de Stad Waregem.

Bouwkundige beschrijving De villa werd opgetrokken in Engelse cottagestijl met Anglo-Normandische invloeden. Tegen het einde van de 19e eeuw was het bijzonder in trek om typerende regionale, architecturale kenmerken toe te passen in meer hedendaagse bouwprojecten, veelal buiten die regio. Tot het interbellum bleef zo de romantische Engelse cottagearchitectuur begeerd als de residentiële architectuur bij de gegoede klassen in een meer landelijke context. Het landhuis telt twee en drie bouwlagen onder een leien dak. De bakstenen onderbouw werd afgewerkt met een breukstenen plint. De bovenbouw werd opgemaakt met pseudovakwerk en grotendeels bepleisterd. De woning kenmerkt zich door een typerende, welbepaalde vormentaal: een grillig grondplan, een volume- en dakenspel, benadrukte schoorstenen, erkers, balkons en terrassen en een contrasterend materiaalgebruik. Het later toegevoegde klokje en de schuine torenachtige uitbouw met de uitkijkpost aan de achterzijde benadrukken het pittoreske, beeldbepalende karakter van de villa. boven Achtergevel van de villa, met zicht vanaf een vijvertje over het landschapspark. links Vroeg 20e-eeuwse conciërgewoning in baksteen en pseudovakwerk, met opvallend getralied getoogd venster. rechts Staldeur in het oostelijke stallencomplex.

41 Versteend Verleden

verbouwingswerken uitvoeren door de Gentse architect Bourgeois. Daarbij werd onder meer het volledige interieur opnieuw aangekleed door de befaamde Kortrijkse Kunstwerkstede De Coene. Deze waren op dat ogenblik één van Vlaanderens meest gerenommeerde meubelfabrikanten en interieurontwerpers. In dezelfde periode werd ook het landschapspark rond het landhuis aangelegd.


Versteend Verleden

42

De conciërgewoning, opgetrokken in 1909, telt twee traveeën en één bouwlaag onder een geknipt pannen zadeldak. De eenvoudige baksteenbouw verwijst naar de Engelse cottagearchitectuur, zo blijkt uit de zijpuntgevels met pseudovakwerk. De achtergevel wordt gemarkeerd door een driezijdige erker onder een luifel die rust op schoorstukken. In de straatgevel domineert het getraliede opkamervenster. Ten westen van het landhuis bevinden zich de paardenstallen, opgesteld rond een ruim onverhard erf. Het langgestrekte, oostelijke bakstenen stallencomplex werd samen met het landhuis in 1904 opgetrokken en geeft toegang tot het park. Ten noorden van het erf werd tezelfdertijd een tweede vleugel uit twee bouwlagen gerealiseerd. Een derde langgestrekte, bakstenen vleugel begrenst het erf in het westen.

Beschermingsbesluit 15.04.2004. Het landhuis, Saint-Georges, met bijhorende paardenstallen, conciërgewoning en afsluitingsmuur, wordt als monument beschermd, het aangelegde landschapspark als stadsgezicht. Het besluit tot bescherming werd genomen vanwege de specifieke architectuurhistorische, de sociaal-culturele en de wetenschappelijke waarde. De villa is origineel bewaard gebleven, net zoals de paardenstallen en de conciërgewoning. Zelfs het interieur dateert nog in grote mate van 1925. Naast deze architectuurhistorische opmerkelijkheden getuigt het goed eveneens van het belang dat Waregem Koerse al had rond 1900, vooral in de vrijetijdsbesteding van de Belgische en Franse burgerij. Het landschapspark werd in 1925 oorspronkelijk tot aan de Gaverbeek aangelegd. Wegens onteigening voor uitbreiding van de renbaan bleef de initiële padenaanleg maar deels behouden. Toch bepaalt het park met zijn oude en zorgvuldig samengestelde bomenbestand de visuele omgeving van de villa. Halfronde uitbouw met massieve, betonnen luifel boven het terras. Opvallend is het modernistische kleurenpalet.


Villa Gaverzicht Versteend Verleden

43


Versteend Verleden

44


Villa Gaverzicht Architect Gentiel Van Eeckhoutte (1906-1963) was al snel na zijn afstuderen volledig in de ban van de art deco en het modernisme. Art deco is een kunststroming die gebruik maakt van eenvoudige, gedecoreerde vormen met een voorliefde voor exclusieve materialen. Het modernisme legt de nadruk op rechte en afgeronde bouwdelen en creëert graag een dynamische asymmetrie in het ontwerp. Beide stromingen wonnen in het eerste kwart van de 20e eeuw aan populariteit. Jonge innoverende architecten kregen in de vroege 20e eeuw echter weinig ruimte om hun creativiteit te ontplooien. Tijdens de naoorlogse wederopbouw gaven de inwoners van Waregem de voorkeur aan meer traditionele bouwstijlen. Daarentegen legde Van Eeckhoutte in zijn eerste ontwerpen veel nadruk op het artistieke aspect met vernieuwende en gedurfde voorstellen, met hints van art deco en modernisme. In 1937 ontwierp Van Eeckhoutte zijn eigen woning, ‘Villa Gaverzicht’, waarin hij zich pas écht kon uitleven. De villa werd een prachtig staaltje van modernistische architectuur met bijzondere decoratieve elementen. Met centrale verwarming en een exclusieve badkamer was het één van de meest moderne en luxueuze woningen in Waregem. In de daaropvolgende decennia matigde Van Eeckhoutte zijn stijl. Hij ontwierp vooral in Oostduinkerke landelijke woningen met invloeden uit de Engelse cottagestijl, de typische bouwstijl aan de Belgische kust. Doordat hij gespecialiseerd was in massieve en gewapende betonconstructies, kreeg hij later ook heel wat opdrachten voor het ontwerpen van fabrieken en loodsen.

boven Imposant bouwblokken- en volumespel in de achtergevel met pakketbootstijlelementen. links Eenvoudige opengewerkte tuin, als een unieke perceelruimte te midden van de stad. rechts Portaal met decoratieve en afgeronde elementen.

Versteend Verleden

45


Versteend Verleden

46


Bouwkundige beschrijving

Door de halfronde erkers, de metalen relingen op het dak en de ronde ramen past deze woning in de zogenaamde pakketbootstijl. De villa rust op een kleine, kunstmatige ophoging die is geplaveid met breuksteen. Aan de zuidzijde werd in de ophoging een klein, decoratief waterbekken verwerkt. Het lichte niveauverschil en de pakketbootelementen lijken de woning als een rijzig schip op te stuwen. De betonnen luifel boven het terras aan de tuinzijde strekt zich ver uit en steunt niet op zware pijlers. Om de verzakking van de woning onder het gewicht van deze luifel te voorkomen, werd op het dak een zwembad als tegengewicht aangelegd. Het interieur heeft een vrije indeling met een duidelijk onderscheid tussen de dienstruimten op de halfondergrondse verdieping en de woonvertrekken. De meeste woonvertrekken zijn bijzonder decoratief afgewerkt en ingericht met meubelstukken door Van Eeckhoutte zelf ontworpen. Opvallend zijn de prachtige, gekleurde glasramen in zijn voormalige bureauruimte. Rond de woning werd een modernistische tuin aangelegd. Deze was eenvoudig opgevat van vormgeving en bevat overwegend onderhoudsvriendelijke planten, netjes gegroepeerd. Op het ruime perceel is de originele tuinaanleg nog moeilijk af te lezen. Enkele sporen van een centraal wandelpad en een moestuin zijn nog zichtbaar. Vermoedelijk was er ook een vijver. boven Decoratieve, gekleurde glasramen in Van Eeckhouttes bureau. links Detail van het bad in de exclusieve badkamer, afgewerkt in uitzonderlijke, innoverende materialen. rechts Van Eeckhouttes initialen verwerkt in de door hem ontworpen houten buffetkast.

47 Versteend Verleden

Villa Gaverzicht is een typevoorbeeld van modernistische interbellumarchitectuur. De woning bestaat uit allerlei gekleurde bouwvolumes die als blokken in elkaar passen. Het modernistische kleurenpalet komt overal terug: oker en aardekleuren, azuurblauw, Engels groen, wit en zwart. De woonst werd opgetrokken in gewapend beton, een nieuw bouwmateriaal, dat toeliet het grondplan uit te werken met glaspartijen.


Beschermingsbesluit

Versteend Verleden

48

18.09.2009. Omwille van het algemeen belang gevormd door de architectuurhistorische en sociaal-culturele waarde, wordt de architectenwoning van Gentiel Van Eeckhoutte door de Vlaamse Regering als monument beschermd. De woning is een duidelijk voorbeeld van een modernisme dat het lokale en provinciale niveau overstijgt en zich aansluit bij de Internationale Stijlbeweging en de pakketbootstijl. De woning getuigt van de zuiverheid van de ideeĂŤn en opvattingen van de architect. Het vervult tevens een voorbeeldfunctie, zowel binnen het eigen oeuvre van de architect als voor tijdgenoten. Van Eeckhoutte koos resoluut voor een experimentele betonconstructie met aandacht voor ruimte- en volumewerking en vernieuwend materiaalgebruik. Bovendien verzorgt hij op doorgedreven wijze ook de volledige binnenaankleding en het meubilair. De tuin wordt vanuit haar historische waarde als dorpsgezicht beschermd. Het is namelijk een uniek, opvallend groot perceel in een wijk die vanaf de jaren 1920 met rijwoningen wordt aangelegd en waar een welstellende ontwerper in de jaren 1930 een eigen luxueuze woonst bouwt. Deze opdeling van de ruimte is tot op heden waar te nemen.

Een witstenen vaas, met op de achtergrond het pad naar de centrale herdenkingskapel.


American Cemetery and Memorial 49 Versteend Verleden

Flanders Field


Versteend Verleden

50


Flanders Field

American Cemetery and Memorial

Hoewel de Amerikaanse legertop aanvankelijk aarzelde om tegen het Duitse rijk ten strijde te trekken, besloten ze in 1917 toch aan de ‘Grote Oorlog’ deel te nemen. Ze brachten een doorbraak in de langverwachte bevrijding van het Europese continent teweeg en in de zomer van 1918 begon het tij te keren, na vier jaar uitzichtloosheid in de loopgraven. De Ontzettingsgevechten in de regio van Ieper en Heuvelland en het grootscheepse Geallieerde Bevrijdingsoffensief, later in het najaar, verdreef de bezetter. De inzet van Amerikaanse manschappen, logistiek en munitie, bleek van groot belang te zijn. De Duitse troepen waren echter niet van plan hun overwonnen gebieden zonder slag of stoot op te geven. Het hevige Duitse weervuur verwondde duizenden militairen. Vooral tijdens de slag om de Schelde, in aanloop naar de bevrijding van Oudenaarde, liep het Amerikaanse dodental op. Uiteindelijk sneuvelden 1 043 Amerikaanse soldaten in de Vlaamse velden. De Amerikaanse begraafplaats, het Flanders Field American Cemetery, zou voor velen van hen een laatste thuis worden. In 1921 kregen de nabestaanden de keuze de lichamen naar huis over te brengen of hen op het Flanders Field opnieuw te begraven. Zo werden van verscheidene lokale begraaf-plaatsen enkele honderden stoffelijke resten naar Waregem overge-bracht. Drie soldaten bleven op hun oorspronkelijke begraafplaats, op het Britse Lijssenthoek Military Cemetery te Poperinge. Van de 368 in Waregem begraven lichamen konden er 21 niet meer geïdentificeerd worden. In de centrale kapel, opgericht in 1930, staan de namen gegraveerd van 43 vermiste militairen. Jaarlijks worden alle gesneuvelden tijdens de Memorial Day plechtigheden herdacht. boven Breed grindpad dat langs een smeedijzeren poort tot aan de herdenkingskapel leidt. links Onbelemmerd zicht op de Amerikaanse vlag. rechts Zicht vanaf een grafperk op de herdenkingskapel.

Versteend Verleden

51


Versteend Verleden

52


Bouwkundige beschrijving

De ruitvormige begraafplaats beslaat een oppervlakte van twee hectare. Vanaf de smeedijzeren poort loopt een breed grindpad naar het centrale herdenkingsmonument, de kapel. Rechts van het pad wappert de Amerikaanse vlag. De mast rust op een indrukwekkende bronzen sokkel, ontworpen door Egerton Swartwout en versierd met bladeren, vlinders, schelpen en eikels. Vanuit elke hoek van de begraafplaats heeft men een ongehinderd zicht op de witte natuurstenen herdenkingskapel. Ze is versierd met gestileerde pilasters en afgewerkt met een indrukwekkende, doorlopende kroonlijst, een smallere trommel met een fijnere kroonlijst met vier leeuwenkoppen, dienend als waterspuwers. Het herdenkingsmemoriaal is toegankelijk via een zware bronzen deur, gedecoreerd met een verguld kruis en omgeven door eikentakken en stralen. Bovenaan enkele treden staat een wit en zwart marmeren altaar. Vier symmetrisch aangelegde perken en paden omarmen het achthoekige platform waarop de herdenkingskapel staat. Elk perk bevat telkens 92 witmarmeren grafstenen in de vorm van een Latijns kruis. Voor joodse militairen werd een grafzerk in de vorm van een davidster voorzien. Tussen deze perken leiden drie paden via stapstenen naar aparte, iets lagergelegen tuindelen in de hoeken van de ruitvorm. Hier staat telkens, op een witte sokkel, een decoratieve vaas waarop de kentekens gebeiteld staan van de vier Amerikaanse divisies die in BelgiĂŤ vochten.

boven Luchtfoto boven de begraafplaats, 1946. links Marmeren altaar binnenin de kapel met vier herdenkingskransen naar aanleiding van een Memorial Day-plechtigheid. rechts Stenen vaas in een hoek van de ruitvormige tuinen rondom de grafperken.

53 Versteend Verleden

De American Battle Monuments Commission is verantwoordelijk voor de inrichting en het onderhoud van de begraafplaats en de herdenkingskapel.


Versteend Verleden

54

Achter deze vier parken loopt een opmerkelijk groenscherm, opgevat als een rustige, symmetrisch aangelegde tuin met veel graspartijen, hagen, struiken en bomen. Een grote verscheidenheid aan inheemse en uitheemse plantensoorten springt in het oog.

Beschermingsbesluit 01.04.2009. Bij ministerieel besluit wordt het Flanders Field American Cemetery and Memorial als een monument beschermd. Het beschermingsbesluit legitimeert zich enerzijds vanwege de militairhistorische waarde van de begraafplaats. Het Flanders Field American Cemetery is de enige Amerikaanse begraafplaats in Vlaanderen, en de enige Amerikaanse begraafplaats uit de Eerste Wereldoorlog in BelgiĂŤ. Het telt 368 graven. Anderzijds is ook haar artistieke en in het bijzonder de architectuurhistorische waarde van belang. De architecturale elementen van de gedenkkapel, de toegangszuilen, de vazen en de vlaggenmast worden versterkt door de symmetrische tuinaanleg, van zowel de grafperken als de achterliggende groenschermen.

Bakstenen zijbeuken en sacristie met neogotische spitsboogvensters en 13e-eeuwse achthoekige natuurstenen toren.


Sint-Eligiuskerk Versteend Verleden

55


Versteend Verleden

56


Sint-Eligiuskerk Sint-Eloois-Vijve won aan belang door haar strategische ligging aan de goed bevaarbare Leie en op de kruising van twee Romeinse heerwegen en was al sinds de vroege middeleeuwen een drukbezocht knooppunt van reizigers en handelslieden. Na de opkomst van de handelssteden Gent en Rijsel zou het dorpje een uitgelezen rustplaats worden waar men de paarden uitspande en wat verpozing nam in ĂŠĂŠn van de herbergen langs de weg. Tot aan de Franse verovering, op het einde van de 18e eeuw, maakte de Sint-Eligiuskerk deel uit van de heerlijkheid Vijve. Terwijl de meeste kerken vanuit een grote abdij of een andere religieuze overheid bestuurd werden, had in Sint-Eloois-Vijve de heer van Vijve rechtstreekse inspraak, aangezien de kerk op zijn grondgebied stond. Dit verklaart onder meer hoe het kwam dat de schepenbank in het hoogkoor van de kerk stond, tegen de uitdrukkelijke wil van de hogere clerus in. Het dorpskerkje onderging een opeenvolging van vernielingen, plunderingen, verbouwingen en herstellingen. Na een grote brand in 1532 smoorden verschillende oorlogen en conflicten, waaronder de Beeldenstorm, de Tachtigjarige en de Dertigjarige Oorlog, alle restauratiepogingen in de kiem. Toch kon het bescheiden 11e-eeuwse dorpskerkje uitgroeien tot de kerk van vandaag. In mei 1940 werd de kerk echter nog een keer erg getroffen. Diverse bommen en granaten vielen op de toren en beschadigden de spits, het platform boven de klokkenstoel, het torenkruis, het dak van de middenbeuk en een zijbeuk. Een laatste restauratie in de naoorlogse jaren bracht de kerk er terug bovenop.

boven Het uitzicht van de kerk zoals het in de 19e eeuw werd vastgelegd. links Zware bakstenen spitboogvormige scheibogen en steunberen die de oude toren ondersteunen. rechts Eikenhouten afgeknot spitsbooggewelf boven het middenschip.

Versteend Verleden

57


Versteend Verleden

58


Bouwkundige beschrijving

In de late 19e eeuw kreeg de kerk zijn huidige vorm. De zuidelijke zijbeuk werd opgetrokken naar het voorbeeld van de noordelijke zijbeuk. De nog rechthoekige vensters werden tot neogotische spitsboogvensters gewijzigd. De westgevel werd met Doornikse steen hersteld. Het dak werd met Engelse schaliĂŤn herdekt en het portaal en het doksaal kregen hun huidige vorm. Binnenin de kerk werden de gewelven bekleed met Russisch eikenhout en er werd een nieuwe vloer aangebracht. De plattegrond van de kerk ontvouwt een driebeukig schip van vier traveeĂŤn, een romaanse vieringtoren op een achthoekig grondplan, een doopkapel links van het westportaal, een koor met een vierzijdige afsluiting en de sacristie aan de zuidzijde. Het schip en de 13e-eeuwse vieringtoren werden opgericht in Doornikse steen, de zijbeuken en het koor in baksteen. Het schip is afgewerkt met bakstenen spitsboogvormige scheibogen, die rusten op vierkante of ronde pijlers in Doornikse steen of blauwe hardsteen. De in baksteen opgetrokken zijbeuken, viering en koor zijn langs binnen bepleisterd en wit beschilderd. Het dakgebinte bestaat uit een eikenhouten spitsboogoverwelving met trekbalken, het schip heeft een afgeknot spitsbooggewelf. De zijbeuken hebben spitsere eikenhouten spitsbooggewelven met kroonlijsten van

boven Detail van de kleurrijke 17e-eeuwse gebrandschilderde spitsboogvensters. links 17e-eeuws koor. rechts Detail van het Sint-Eligiushoofdaltaar.

59 Versteend Verleden

De huidige kerk vertoont maar liefst 900 jaar bouwgeschiedenis. Het oorspronkelijke 10e- of 11e-eeuwse dorpskerkje werd in de 13e eeuw vervangen door een vroeggotische zaalkerk en tegen het eind van de 15e eeuw omgebouwd tot een tweebeukige kerk. Twee eeuwen later werd er nog een derde beuk aan toegevoegd, het transept herbouwd en de ramen voorzien van gebrandschilderde spitsboogvensters. Het kerkhof werd ommuurd en er werd een sacristie opgericht.


Noors rood dennenhout. De viering is afgewerkt met een bakstenen kruisribgewelf en een centraal kruipgat.

Versteend Verleden

60

Boven het koor en het Onze-Lieve-Vrouwaltaar werden prachtige gebrandschilderde glasramen geĂŻntegreerd, die het leven van vier heiligen illustreren, waaronder de Heilige Eligius. Het huidige, neogotische meubilair dateert van rond de laatste verbouwingswerken in 1900. Daarnaast zijn er nog enkele 17e- en 18e-eeuwse grafstenen en een marmeren doopvont van 1827 bewaard gebleven.

Beschermingsbesluit 19.04.1937. In nasleep van de wet van 7 augustus 1931 op het Behoud van Monumenten en Landschappen maakt de West-Vlaamse gouverneur, Henri Baels, op 22 augustus 1933, het gemeentebestuur van Sint-ElooisVijve er attent op dat de Sint-Eligiuskerk in aanmerking kwam voor bescherming. Vier jaar later, op 19 april 1937, werd de kerk uiteindelijk officieel als monument geklasseerd. Een belangrijke drijfveer in dit beschermingsbesluit was de kunsthistorische en oudheidkundige waarde van de 13e-eeuwse toren en de leeftijd van de fundamenten van de huidige kerk. Bovendien werd de schikking van het achterkoor als uniek in BelgiĂŤ ervaren.

18e-eeuwse voorgeplaatste westtoren, ten opzichte van een hoog opgetrokken middenschip.


Sint-Martinuskerk orgel

61 Versteend Verleden

Van Belle


Versteend Verleden

62


Sint-Martinuskerk

Van Belle

orgel

Langs de Desselgemse Leie, niet ver ten zuiden van de Frankische hofstede het Munkenhof, werd vermoedelijk in de 8e eeuw een bescheiden kerkje opgetrokken in hout, leem en stro. Vanaf de 12e eeuw werd het kerkje te klein om de toenemende bevolking te herbergen. Een ruimere stenen zaalkerk werd opgericht nabij de kruising van de heerweg van Kortrijk naar Gent en de weg tussen het Munkenhof en de Meierie, ter vervanging van het oorspronkelijk houten kerkje. Kort daarop werd de zaalkerk uitgebreid met een koor, een kruisbeuk en een toren. Doorheen haar bestaan wisselden malaise en restauratiepogingen elkaar af. In 1641 leek de 12e-eeuwse kruiskerk verdwenen. In de plaats daarvan stond er een tweebeukige hallenkerk zonder toren. Naast het koor werd een noordbeuk bijgebouwd, die opging in de noordelijke kruisbeuk. De zuidelijke kruisbeuk werd verwijderd. In het eerste kwart van de 18e eeuw werd de toren heropgebouwd, ditmaal niet boven de viering, maar net voor het westportaal. Desondanks verkeerde de kerk in erbarmelijke staat. In 1790 dacht men er al aan ze af te breken, alsook de pas gebouwde toren. Daar de kerk zich op haar grondgebied bevond, moest de Gentse Sint-Pietersabdij de kosten dragen. De Franse Republiek ontbond echter deze heerlijke rechten en promoveerde de nieuwe gemeente als eigenaar en bestuurder van de kerk. Noch de gemeente, noch de parochie, beschikten echter over voldoende financiĂŤle middelen. Enkele Desselgemse filantropische families, zoals de familie Verhaeghe en Deceunynck, schoven daarom aanzienlijke sommen naar voor om een nieuwe kerk op te richten. Tussen 1841 en 1842 verrees tussen de graven en de kruisen van het boven De puntgevels met rondboognissen en halfronde vensters, afgewerkt in waaiervormig schrijnwerk. links Detail van de imposante preekstoel ontworpen door Jozef Geens, 1852. rechts Steen ter herdenking aan juffrouw Maria-Anna Deceunynck.

Versteend Verleden

63


Versteend Verleden

64


Bouwkundige beschrijving Van het eerste houten kerkje en van de latere stenen kerken schiet niets meer over. Enkel de 18e-eeuwse toren bleef bewaard. Het grondplan van de huidige kerk toont mogelijk enige overeenkomsten met het grondplan van de eerdere kerken. Deze plattegrond ontvouwt een voorgeplaatste westtoren op een vierkant grondplan, een schip van drie traveeën, een langwerpig koor met een ronde koorafsluiting, een chauffagelokaal ten noorden en de sacristie ten zuiden van het koor. De hallenkerk werd opgetrokken in baksteen, met een plint van kalkzandsteen en met een leien dak dat rust op opvallende, houten kroonlijsten. De zijbeuken zijn uniek met hun aaneengeschakelde puntgevels en hun verdiepte rondboognissen met daarin telkens een groot halfrond venster. Deze vensters zijn afgewerkt in een waaiervormig schrijnwerk met veel lichtinval. De licht opgetrokken middenbeuk wordt samen met het koor door één gezamenlijk schilddak overtrokken. Hierdoor verdwijnt de toren een beetje. Op de nok boven het koor werd een kruis opgericht. De westgevel wordt gedomineerd door grote segmentboogvensters en een rondbogig westportaal, omlijst in natuursteen. De bovenste geleding van de toren werd met segmentboogvormige galmgaten en torenuurwerken afgewerkt. Bovenop de torenspits staat een ijzeren kruis met een windhaan. Tegen de zijgevels werden verscheidene herdenkingsmonumenten opgericht. Aan de noordgevel, onder een gietijzeren gekruisigde Christusfiguur, wordt pastoor Karel Nisse met een arduinen steen herdacht.

boven Middenschip met op het oksaal het Van Belle orgel, rechts ervan het Loncke orgel en links de preekstoel. links Detail van het huidige altaar, oorspronkelijk de communiebank. rechts Detail van de neoclassicistische interieurbekleding.

65 Versteend Verleden

oude kerkhof, een monumentale, moderne parochiekerk, toegewijd aan de heilige Maarten. Ze werd voor het eerst in gebruik genomen op 8 december 1842 en een jaar later officieel ingewijd.


Versteend Verleden

66

Hij zorgde in de 19e eeuw voor de aankleding van het interieur. Twee afzonderlijke stenen herinneren aan de weldoeners Maria Loquet en Maria Anna Deceuninck. Aan de zuidgevel herdenkt een grafmonument de Desselgemse slachtoffers van beide wereldoorlogen. Het hele interieur is classicistisch wit bepleisterd en beschilderd. De kerk biedt onderdak aan een hele reeks prachtige decoratieve elementen die dateren uit de tweede helft van de 19e eeuw. In 1852 vervaardigde de Antwerpse beeldhouwer, Jozef Geefs, een communiebank, twee biechtstoelen en de fraaie eikenhouten preekstoel. De eikenhouten lambrisering en de meeste schilderijen, beelden en glasramen dateren eveneens uit de tweede helft van de 19e eeuw. Befaamd is het 17e-eeuwse Van Belle orgel op het oksaal. Na de wereldoorlogen verdween het kerkhof rond de kerk en werd het interieur systematisch gerestaureerd.

Beschermingsbesluit 04.05.1973. Het ministerie van de Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden rangschikt de Sint-Martinuskerk te Desselgem als monument om reden van haar historische en artistieke waarde, in overeenkomst met de bepalingen van artikel 1 van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van Monumenten en Landschappen. De concrete redenen waarop de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen zich verhaalde om de parochiekerk te beschermen, kunnen we helaas niet meer achterhalen.


Van Belle

orgel

Jan en Guilielmus Van Belle kwamen uit een gerenommeerd geslacht van Frans-Vlaamse orgelmakers die zelfstandig in Ieper werkten. Daar gaf Jacobus Piers, abt van het augustijner kanunnikenklooster van Zonnebeke, hen in 1680 de opdracht een orgel voor de abdijkerk te vervaardigen, waar het twee eeuwen bleef en de perikelen van de Franse overheersing zonder al te veel schade trotseerde. In 1870 kocht de parochie van Desselgem het orgel van de Zonnebeekse parochie. Ondertussen was men in de heropgebouwde Sint-Maartenskerk volop bezig met het interieur in te richten. Mogelijk werd de aankoop van het zeldzame orgel met fondsen van de weldoenerfamilies Verhaeghe en Deceuninck bekostigd. Waarschijnlijk verving het Van Belle orgel een 18e-eeuws orgel van de hand van de bekende Kortrijkse orgelmakers De Rijckere. De overplaatsing van het orgel naar Desselgem ging gepaard met een ingrijpende renovatie. Pieter Loncke werd aangesteld om het orgel aan te passen aan de actuele muzikale voorkeuren. Om de zachte, zweverige romantische muziek, aan het eind van de 19e eeuw, naar voren te brengen, paste Loncke het regeerwerk en de windlade aan en installeerde hij een reeks nieuwe pijpen. Na de Eerste Wereldoorlog verving men nog twee oude spelen en werd er een elektrische ventilator in het orgel ge誰nstalleerd. Wegens scheuren in de blaasbalg en een defecte motorwereld, werd het orgel vanaf de jaren 1960 niet meer gebruikt. De erediensten werden voortaan opgeluisterd door een elektrisch orgel. Het Van Belle orgel kwam pas na een grondige restauratie in 2001 opnieuw in gebruik.

Versteend Verleden

67


Versteend Verleden

68


Bouwkundige beschrijving

Het orgel heeft een rijk gebeeldhouwde en symmetrisch gedecoreerde eikenhouten orgelkast. De kastvoet is versierd met twee musicerende saters, beiden met een blaasinstrument, die de orgelkast ogenschijnlijk ondersteunen. Aan weerskanten van de bovenkast zien we een uitermate gedetailleerde musicerende engel gehouwen, eveneens met een blaasinstrument in de hand, een kroonwerk met twee vazen en het wapenschild van abt Jacobus Piers, onder de hoede van een engel. De met strijkinstrumenten en houtblazers versierde middentoren bestaat uit drie boven elkaar geplaatste pijpenbundels met aanleunende tussenvelden, omsloten door vlakgehouden hoekbundels. Tussen 1997 en 2003 werd het orgel in zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd. Voortaan bestaat het terug uit 680 pijpen, waarvan 606 sprekende pijpen, heeft het 45 toetsen, slechts één manuaal en geen enkele pedaal. Bij 18°C is de toonhoogte om en bij de 406 Hz en de winddruk gaat tot 85mm WK. Na de restauratie werd het orgel opnieuw gestemd met zes reine tertsen naar schema van Lambert Chaumont, een befaamd 17e-eeuws barokcomponist en orgelspeler. Het binnenwerk dat Pieter Loncke aan het Van Belle orgel toevoegde, werd in een nieuwe orgelkast geïntegreerd, gebaseerd op eerdere realisaties van Loncke. In de kast bracht men onder meer de historische windlade, het regeerwerk en de pijpen uit de verschillende stijlperiodes samen. Achteraf werd het orgel links van het altaar tussen de middenen de zijbeuk geplaatst.

boven Zorgvuldig gedetailleerde orgelkast. Thans ontbreekt het ganse kroonwerk vanwege restauratiewerken. links Detail van een musicerende sater met een blaasinstrument. rechts Het manuaal (klavier) met 45 toetsen.

69 Versteend Verleden

Jan en Guilielmus Van Belle bouwden hun orgelfronten met een voorliefde voor gotische patronen en vlakgehouden hoekbundels en zijn daarbij een schoolvoorbeeld van de 17e-eeuwse Vlaamse orgelbouwkunst.


Beschermingsbesluit

Versteend Verleden

70

04.05.1973. Samen met de bescherming van de Sint-Martinuskerk beslist de Minister van de Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden om tevens het Van Belle orgel als monument te rangschikken om reden van haar historische en artistieke waarde.

Voorgevel met de opvallende, als banden doorgetrokken, rode strekken boven de getoogde ramen.


& Bareelwachterwoning 71 Versteend Verleden

Station


Versteend Verleden

72


Station

& Bareelwachterwoning

De landelijke gemeente Sint-Eloois-Vijve werd vanaf 1868 doorkruist door een nieuwe spoorweg die Anzegem en Ingelmunster verbond. Dagelijks hielden drie treinen halt in Waregem en Oostrozebeke, de enige twee tussenstops die de spoorlijn toen aandeed. Om de aanvoer van vlas naar de talrijke vlasbedrijven in de regio te verzekeren, ijverde de Vijfse gemeenteraad voor een lokale halte op deze as. Vanwege de zware onteigeningskost duurde dit nog bijna twintig jaar eer de stopplaats werd gerealiseerd. De bouw van het eerste station werd omstreeks 1889 voltooid. Zes jaar later werd de straat verbreed en van kasseien voorzien zodat de paarden ook tijdens de wintermaanden veilig het station konden bereiken. In de daaropvolgende jaren groeide de lokale vlasindustrie enorm. Omdat het station niet meer in de transportnoden kon voorzien en de halte niet eens overdekt was, besliste de gemeenteraad om een ruimer en meer comfortabel station in te planten. De bouwwerken van dit nieuwe stationsgebouw, zoals we het nu kennen, werden voltooid in maart 1913. Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed het eerste stationsgebouw dienst als opslagplaats voor gasmaskers, terwijl delen van het nieuwe gebouw als gevangenis werden aangewend. Het oudste gebouw werd zwaar beschadigd wanneer terugtrekkende Duitsers de treinsporen tot ontploffing brachten. Het werd in 1920-1921 afgebroken. In de jaren 1930 opereerde de spoorlijn op haar hoogtepunt. Naast zes passagierstreinen, reed er dagelijks een goederentrein van en naar boven Het station met de voormalige spoorlijn, bordes en overdak. Detail van een ongedateerde zichtkaart. links Figuratieve tegeltableaus die naar de vlasnijverheid verwijzen, net onder het dak van de stationschefwoning ingewerkt. rechts Voordeur van de 19e-eeuwse bareelwachterwoning.

Versteend Verleden

73


Ingelmunster. In het vlasseizoen waren het er zelfs twee tot drie, telkens bestaande uit zo’n zestig met vlas beladen wagons.

Versteend Verleden

74

Na de Tweede Wereldoorlog liep de vlasnijverheid achteruit en kwamen de spoorwegen onder grote druk te staan door het goedkopere vrachtvervoer over land. In de jaren 1950 werden de rails uitgebroken en kwam het stationsgebouw leeg te staan. Veertig jaar later kreeg het deels vervallen gebouw een nieuwe bestemming. Onder leiding van de Gentse architect Johan Van Leuven werd het volledig gerestaureerd en heringericht tot handelszaak. De bareelwachterwoning, opgericht in 1869 bij de kruising van de spoorweg met de Vijfseweg, wacht nog steeds op een nieuwe bestemming.

Bouwkundige beschrijving Het tweedelige gerestaureerde stationsgebouw is een pareltje van de toen courante stationsarchitectuur, verrijkt met enkele uitzonderlijke decoratieve spitsvondigheden. Het westelijke gedeelte was voorbehouden als private woning voor de stationschef en bestaat uit vier traveeën en twee bouwlagen. Aan weerszijden pronkt het opschrift “S’Eloois Vijve” en “Vive S’Eloi”. Verder ten westen van de woning loopt een korte vleugel en een muurtje door tot aan een sanitair gebouwtje met bergruimte. Tussen de korte vleugel en het muurtje was een kleine binnenplaats vrijgehouden. De vleugel ten oosten van de woning telt tien traveeën en bestaat uit slechts één bouwlaag. Het deed dienst als bureel, lokettenhal en wachtzaal. Er waren ook openbare toiletten en een kolenhok voorzien. Het volledige gebouw werd opgetrokken in lichtbeige beschilderde baksteen, op een zwart gepekte plint en onder zadeldaken met zwarte


rechtopstaande bakstenen, boven de licht getoogde, gebogen raam- en deuropeningen. De bouwlagen van de stationschefwoning werden op hun beurt afgelijnd met horizontale banden uit groen geglazuurde steen. De deurstijlen en raamkozijnen werden tijdens de restauratiewerken lichtblauw geschilderd. De woning werd op een bijzondere manier afgewerkt. Terwijl de lagere volumes een decoratieve houten kroonlijst kregen aangemeten, werd het hoofdvolume, de stationschefwoning, met een aparte houten kroonlijst versierd, steunend op houten consoles en afgewerkt met lamberkijnen. Tussen deze consoles werden unieke, decoratieve keramieken tegeltableaus aangebracht die het proces van de vlasverwerking illustreren, van het zaaien tot de eindverwerking. Aan de andere kant van de voormalige spoorwegbedding bevindt zich, verscholen in het groen, de oudere bareelwachterwoning. Het is een eenvoudige bakstenen woning op een rechthoekig grondplan van anderhalve bouwlaag en drie traveeën, waarvan één lagere travee. De blauw beschilderde plinten, lijsten en kozijnen onder licht getoogde openingen steken opvallend af tegen de wit beschilderde baksteenbouw. Het overkragende pannen zadeldak werd met lekdrempelversiering en een bakstenen druiplijst afgewerkt. Tegen de achtergevel werd een lage aanbouw onder een lessenaarsdak opgericht. Achter de woning bevindt zich met een gelijkaardige vormgeving een losstaand gebouwtje van twee traveeën en één bouwlaag dat dienst deed als bergruimte.

75 Versteend Verleden

stenen pannen. Enkel het sanitair gebouwtje kreeg een tentdak aangemeten. De lichte baksteenbouw werd opgefleurd met rode baksteen voor de als banden doorgetrokken dorpels en voor de strekken,


Beschermingsbesluit

Versteend Verleden

76

10.10.2002. De Vlaamse overheid vaardigt een tweeledig beschermingsbesluit uit. Zowel het spoorwegstation, met inbegrip van het kasseiplein en het bordes, als de bareelwachterwoning, met inbegrip van de zich in de tuin bevindende bergruimte, worden vanuit hun industrieelarcheologische waarde als monument geklasseerd. Het stationsgebouw staat namelijk als een stijlvoorbeeld overeind van een spoorwegstation, type halte, van de Belgische staat, gebouwd in de periode net vóór de Eerste Wereldoorlog en dit ter vervanging van een ouder station. Het wordt daarbij niet enkel gekenmerkt door een vrij zeldzaam voorkomend materiaalgebruik, zoals de grijze baksteenbouw die met rode baksteen is verfraaid, maar ook door de aanwezigheid van figuratieve tegeltableaus, van Italiaanse herkomst, verwijzend naar de vlasnijverheid. Ook zijn het oude bordes en het oude gekasseide voorplein bewaard. Het gaat tevens om een materiële getuige van het belang van de spoorweginfrastructuur, in casu de aanwezigheid van een centraal gelegen station, voor de bloeiende plaatselijke vlasnijverheid van vóór de Eerste Wereldoorlog. De bareelwachterwoning is een typologisch goed en volledig bewaard voorbeeld van een bareelwachterwoning in de onmiddellijke omgeving van een station. Dit draagt bij tot de industrieel-archeologische waarde van de gehele stationssite.


&

pompmolentje

7 77

Stationsstraat 34, Waregem

Goed te Nieuwenhove

19

Platanendreef 16, Waregem

Hoeve op de Deerlijkseweg

25

Deerlijkseweg 35, Waregem

Goed te Beaulieu

31

Sint-Jansstraat 128, Beveren-Leie

Villa Saint-Georges

37

Felix Verhaeghestraat 27, Waregem

Villa Gaverzicht

43

Churchilllaan 16, Waregem

Flanders Field American Cemetery & Memorial

49

Wortegemseweg 117, Waregem

Sint-Eligiuskerk

55

Sint-Elooisplein, Sint-Eloois-Vijve

Sint-Martinuskerk

&

Van Belle orgel

61

Liebaardstraat , Desselgem

Station

&

bareelwachterwoning

Vijfseweg 200, Waregem

71

Versteend Verleden

Park Casier, kasteel


Colofon Versteend Verleden

78

Verantwoordelijke uitgever Stadsbestuur Waregem 2013

Samenstelling brochure Stadsarchief Waregem

Teksten, foto’s & vormgeving Geerd De Ceulaerde

Bronnen en literatuurverwijzing http://www.waregem.be/stadsarchief/versteendverleden

Deze uitgave is een realisatie van de Stad Waregem. Niets uit deze uitgave mag overgenomen worden op om het even welke manier, zonder schriftelijke toestemming van het Stadsbestuur Waregem. We hebben er naar gestreefd de wettelijke voorschriften betreffende copyright toe te passen. Wie denkt nog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Š Stad Waregem Depotnummer: D/2013/6213


Versteend Verleden

79


Versteend Verleden

80


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.