SOMO 2016 - 2017 nr. 1 - Schuld en Onschuld

Page 1

sociologisch mokum / jaargang 2016-2017 nr. 1 / schuld en onschuld

1


in deze somo

2

5

An Inconvenient Identity essay | Eileen Berkvens

13

Bond’s Bangalijstje beschouwing | Sophie van der Does

8

Schuld als katalysator van samenlevingen boeken | Joey de Gruyl

16

Discussie

10

Met de kont tegen de sociologische krib Donna Brouwer

18

Zweefvlieg verhaal | Laura Boog


20

Waar was mijn memo column | Delia Spoelstra

22

Zeven uur dertig dicht op mokum | Rosa van Triest

24

Het snobisme van guilty pleasures beschouwing | Delia Spoelstra 3


tekst: Joey de Gruyl

Redactioneel

S

chuld is inherent sociaal van aard. Het schuldig zijn, schuld voelen, het schuld toekennen, allen ontstaan slechts in relatie tussen het individu en anderen, of de samenleving als geheel. Wanneer men zich schuldig maakt aan iets, impliceert dit immers dat hij zich niet conformeert aan een bestaand normatief ideaal, of een praktijk die collectief gelegitimeerd is; een conventie. Ideaal in twee opvattingen van het woord. Enerzijds is schuld het gevolg van het niet voldoen aan een ideaal, een ought-to, maar anderzijds lijkt schuld ook een zwaardere claim op ons te leggen dan slechts het breken met een verwachting of een maatstaaf. Schuld lijkt me dan ook ‘ideaal’ in dat er iets bestaat zoals schuld, en dat dit niet alleen onwenselijk is, maar bovendien ook een soort van universele dwang uitoefent op het individu. Meer dan slechts contractbreuk suggereert een schuldgevoel ook een zekere verplichting op het morele vlak, iets dat, mede onder invloed van de Bijbel, doorgang heeft gevonden in ons alledaags handelen. Schuld is slecht, onschuld is goed. Wat me intrigeert echter, is deze schijnbare dichotomie tussen schuld en onschuld. Zeker, onschuld is niet slechts de combinatorische tegenhanger van schuld, maar meer dan dat. Onschuld bezien we veelal als een deugd. We kennen onschuld toe aan kinderen en jonge vrouwen (bijvoorbeeld in het Duits, waar het courante woord voor maagdelijkheid ‘Jungfrau’ betreft voor zowel mannen als vrouwen). Maar ook associëren we onschuld met reinheid, onaangetastheid, iets verhevens. Zo bezien is iemand die schuldig is per definitie niet onschuldig, maar iemand die onschuldig is niet altijd niet-schuldig. Een duidelijke lezing hiervan zien we natuurlijk terug in

4

Gloria Wekker’s White Innocence, welk debat door Eileen Berkvens in dit nummer beschreven wordt. Het zijn dit soort dichotomieën die ik wil uitwerken dit jaar, als nieuwe hoofdredacteur van dit blad. Ik heb daarom gekozen voor een thematiek die zich laat uitdrukken in zulke vermeende tegenstellingen. Voor nu richten we ons op de (on)schuldsvraag, in allerhande facetten toegepast door de redactie. Zo bespreekt Delia Spoelstra, eerlijk en open, haar strijd tussen een schuldgevoel en de prestatiecultuur van de universiteit en de samenleving, en richt Rowan Stol zich op het fenomeen guilty pleasures. We hebben een boekbespreking van Marcel Mauss’ Essays over de Gift, alwaar een systeem van schuld en totale prestaties zijn gerelateerd aan de instandhouding van primitieve samenlevingen. Sophie van der Does bespreekt voor ons de schuldrelatie tussen het iconische James Bond type en diens omgang met vrouwen, en heeft Weera Koopman zich toegelegd op een rondgang tussen sociologiestudenten omtrent hun standpunt over ‘witte onschuld’. Een luchtiger invulling van het thema zien we in het verhaal van Laura Boog over de zweefvlieg, en Rosa van Triest’s poëtische bijdrage. Ik zou graag besluiten met een schuldbekentenis van mijner zijde. Het valt me namelijk op, tijdens dit schrijven, dat de schrijvende redactie in dit nummer uit zuiver vrouwen bestaat. Dat ik, als witte, hoogopgeleide man van nog-niet middelbare leeftijd, hoofdredacteur ben, en, dit hoofdredacteursschap mij is toevertrouwd door een andere witte, hoogopgeleide man van nogniet middelbare leeftijd. Is het toch weer de schuld van de man. Gelukkig verdienen we evenveel.


tekst: Eileen Berkvens

essay

An Inconvenient Identity

W

hite Innocence, het meest recente boek van antropologe Gloria Wekker deed als katalysator in het huidige racismedebat, een enorme hoeveelheid stof opwaaien. De focus van het boek ligt op het culturele archief van Nederland, in het bijzonder het idee dat vierhonderd jaar koloniale overheersing onuitwisbare sporen heeft nagelaten in het handelen van Nederlanders. Het kan gelezen worden als de Inconvenient Truth van dit decennium: het is het soort verhaal waar de Nederlander liever niet mee geconfronteerd wordt. Daarom is het niet vreemd dat er van die stofwolk nog steeds deeltjes neerdwarrelen. Er worden genoeg inhoudelijke argumenten geschreven (zie onder andere Opiniez.nl en Atria) om haar verhaal te ontkrachten en te ondersteunen. De vraag waarom Nederland op zijn achterste poten komt te staan als er een kritisch boek over onze identiteit geschreven wordt, blijft echter veelal onbeantwoord. Gloria Wekker communiceert via haar boek met een groot publiek. Maar niet alleen zijzelf is (indirect) in gesprek met anderen. Zij geeft met haar boek ook een ver-

haal aan mensen waarin zij zichzelf kunnen begrijpen. Een verhaal dat haar lezers in staat stelt om zichzelf in het debat over racistisch gedrag staande te houden. Wekker benadrukt dat racistisch handelen, ondanks de massale ontkenning hiervan door blanke Nederlanders, een prominent onderdeel is van het Nederlandse handelingsrepetoire. Het argument van Wekker lijkt paradoxaal. Nederlanders zijn veelal trots op hun vermeende tolerantie en kleurenblindheid. De dominante opvatting is, volgens Wekker, dat discriminatie op basis van ras, wat voor Wekker expliciet gaat over witheid en zwartheid, niet bestaat in Nederland. De paradox zit hem in het Nederlandse handelingsrepetoire, wat volgens Wekker precies het tegenovergestelde gedrag laat zien. Wekker bepleit dat deze vermeende onschuld van veel Nederlanders juist hetgeen is dat zorgt dat racisme op basis van huiskleur nog welig tiert. We zien door onze onschuld de flaws van ons eigen gedrag niet. Het idee van witte onschuld gaat volgens Wekker in tegen een belangrijk deel van de Nederlandse

identiteit. Normaal gesproken worden mensen gekend en herkent in hun witte onschuld. Het is immers gebruikelijk om onszelf als niet-racistisch te zien. Wat Wekker doet, is een totaal andere kijk geven op de gebruikelijke taal en handelingen van Nederlanders. In plaats van dat deze Nederlanders hun identiteit steeds weerspiegeld zien in de reacties van de ander, krijgen ze nu een verwrongen beeld terug. Alsof ze onverwacht voor een lachspiegel staan. Deze ervaring vraagt blijkbaar om een tegenreactie, een poging om het beeld van de eigen identiteit te behouden. Er lijken verschillende strategieĂŤn te zijn die men toepast om zich te verdedigen tegen de negatieve claim van witte onschuld, zoals bepleit door Wekker. Sarcasme, ongeloof en verdraaiing van het probleem zijn daarin het meest herkenbaar. Dat de drie houdingen bedoelt zijn om het beeld van de eigen witte onschuld in stand te houden blijkt uit de observatie dat ze herhaaldelijk gaan over de persoon van de respondent zelf. Sarcasme lijkt in deze context een manier om enerzijds het standpunt

5


illustratie:

van de ander als ridicuul af te doen en anderzijds om impliciet de eigen visie op de wereld te ontwaren. Een treffend voorbeeld afkomstig van Geenstijl als reactie op een Wekkergerelateerd artikel: ‘God zij dank ben ik vanwege Kwinsie [sic.] en Sylvana al bijna twee jaar racist dus ben ik zeker niet meer te redden’. In dit voorbeeld wordt sarcasme gebruikt om aan te geven dat Wekkers standpunt bespottelijk is, maar in het bijzonder dat haar ideeën zeker niet van toepassing zijn op de schrijver. Een tweede veel voorkomende houding om de eigen witte onschuld staande te houden is het uit6

ten van ongeloof. In dergelijke reacties is steeds een sceptisch ‘dit kan ze toch niet menen’-gevoel terug te lezen. Bijvoorbeeld in de volgende passage (wederom van het platform Geenstijl): ‘Heb ik er om gevraagd wit te zijn? Heb ik schuld aan mijn twee witte ouders? […] Zodra je mensen gaat opdelen in eigenschappen om je wereldbeeld kloppend te krijgen, ben je verloren. De wereld is niet zwart-wit, de mens is niet zwart-wit, de waarheid is niet zwart-wit’. De schrijver lijkt hier niet te kunnen geloven dat a) hij deel heeft aan witte onschuld, aangezien hij niet gevraagd heeft om blanke ouders en b) er iemand is die ‘wit-

heid’ en ‘zwartheid’ als categorieën gebruikt om te wereld te beschrijven. Dit laatste thema slaat terug op de genoemde paradox: witte Nederlanders geloven niet in een zwart/wit, maar handelen volgens Wekker wel naar deze tweedeling. De laatste houding betreft het verdraaien van de kwestie: het bewust verleggen van het probleem dat Wekker aankaart. Dit is een informele drogreden, die niet alleen de urgentie van de kwestie ondermijnt maar er ook voor zorgt dat de schrijver zichzelf niet hoeft te verantwoorden over zijn positie ten opzichte van de probleemstelling.


Cleo Brekelmans

Deze houding vervangt de aannames van Wekkers argument met aannames die voor hemzelf aantrekkelijk zijn. Het gevolg hiervan is dat de opmerking geen weerlegging is van het probleem wat Wekker aankaart, maar een aanpassing van haar argument betreft. Een reactie op Joop.nl is hiervan een treffend voorbeeld: ‘Je bent je toch wel bewust van het feit dat de zwarte mens die slavenmarkt heeft opgericht, honderden jaren geleden, en dat diezelfde zwarte mens aan ons zijn handelswaar verkocht, namelijk mensen, en dat die handelswaar nog steeds wordt verkocht in Afrika?’. De schrijver geeft op

geen enkele manier aandacht aan Wekker’s punt dat er mogelijk racisme is in de huidige Nederlandse samenleving en dat hij hier mogelijk een aandeel in heeft. Meteen wordt de kwestie weggesluisd naar een gebied waar hij en zijn identiteit niets mee te maken hebben: slavernij in het algemeen. Met deze drogreden draait hij weg van de hete brij die Wekker de lezer voorlegt. In het sarcasme, het ongeloof en de verdraaiing van het probleem in de reacties op Wekker zien we eveneens een hardnekkige poging om de identiteit die Wekker ons aanmeet niet te hoeven erkennen. Het is niet vreemd dat er

op Wekkers standpunt zo wild gereageerd wordt. Ze gaat niet alleen in tegen enkele dominante beelden die bestaan over het Nederlanderschap, maar legt deze zo uit dat het handelingsrepetoire van witte Nederlanders ineens deviant is. Dit is een breuk met de wijze waarop we in het verleden onze eigen geschiedenis vormgaven. Namelijk, op een manier die ons uitkwam. Op de korte termijn zien we vooral het intensieve identiteitswerk van betrokkenen. Maar over de impact van Wekkers boek op lange termijn kunnen we enkel gissen.

7


tekst: Joey de Gruyl

boeken

Schuld als katalysator van samenlevingen

S

chuld lijkt, in haar meest intuitieve interpretatie, een relatie tussen een schuldenaar en een partij bij wie men een schuld heeft. Het hebben van een financiële of morele schuld ten opzichte van een ander, impliceert dat er een zekere (sociale) contractbreuk heeft plaatsgevonden. Er is een zaak waar nog aan voldaan moet worden, een boete gedaan, of een schuld ingelost. In de dagelijkse omgang betreft dit veelal kortstondige relaties tussen twee of meer personen, of tussen burgers en instituties. Schuld lijkt een concept dat zich voornamelijk leent voor conflict-theoretische, of dialectische interpretaties. Echter, een interpretatie van schuld als functioneel ten opzichte van de samenleving als geheel, lijkt minder intuïtief.

overigens familie van Durkheim, uiteenzet. In een studie naar primitieve samenlevingen herkent de auteur herhaaldelijk wat hij noemt de potlach. De potlach is te bezien als ‘een systeem van totale prestaties’ waarin het geven en ontvangen van goederen en giften een belangrijke functie dient voor het voortbestaan van de samenlevingen die Mauss onderzoekt. In veel van deze tribale samenlevingen betreft het geven van giften (of het ontvangen ervan) namelijk geen vrije aangelegenheid, maar een sociale (en soms religieuze) verplichting. Voor de Maori bijvoorbeeld, draagt het gegevene een zekere mana, of ‘geest’ in zich, welke een religieuze en persoonlijke band met de gever of diens clan symboliseert. Dit resulteert in een verplichting tegenIn Mauss’ iconische Essay over de over de gever, zelfs als deze afstand Gift (2014), is het juist deze laat- heeft gedaan van het gegevene. De ste zienswijze die de socioloog, ontvanger staat daarmee direct in

8

een schuldrelatie tot de gever, maar sterker, is hiermee tevens verplicht tot het in ontvangst nemen van de gift, omdat men anders geen respect uit jegens de mana die besloten ligt in de gift zelf. Verzuimen tot wederkeer van een gift richting de gever (en daarmee dus de uitruiling van mana) is dan ook een grove schending van de eer van de gever, of diens clan. Het niet respecteren van deze eer kan diepgaande consequenties hebben voor de ontvanger of de clan, zowel in het nu als in het hiernamaals. In het uitruilen van giften komt verder een belangrijk aspect van rivaliteit naar voren. Als de mana van het gegevene geëvenaard moet worden met een wedergift van gelijke, of grotere waarde, is dit iets waarmee men kan concureren. In zoverre het offeren aan goden als gift beschouwd kan worden, is de tribale Kwakiutl stam (ja, de naam-


illustratie: Rosa van Triest

gever van gelijknamige studievereniging) een sterk voorbeeld van dergelijke rivaliteit. Bij wijze van religieus ritueel offeren zij jaarlijks het agrarisch (of giftelijke) overschot aan de goden, teneinde een overwicht aan religieuze goodwill van de goden te vergaren, ten opzichte van verwante stammen van gelijke religieuze origine. Deze schijnbare verkwisting van goederen, dient bezien in het perspectief van een potlach en rivaliteit tussen stammen, een zeer nobel doel, nauw verwant aan de eer van de stam. Anderzijds kan rivaliteit middels giften evenzeer tegen gegaan worden, zo is het in stammen op Samoa gebruikelijk de pasgeborene aan te staan aan een lid van de familie van de vader, waarmee de natuurlijke band tussen moeder en kind verbroken wordt, ten gunste van het opzetten van een ruilhandel tussen de families van de man en de vrouw. Ook

hier speelt de schuldrelatie die ontstaat in het afstaan van het kind een belangrijke rol in het bestendigen van het samenlevingsverband. Hoewel het evident is dat wij hedentendage een minder repressieve opvatting van schuld en boetedoening hebben, is een idee van potlach, als dienstbaar voor een samenleving, een interessante invalshoek voor de hedendaagse sociologie die, me dunkt, zich toch voornamelijk richt op conflicttheoretische benaderingen. De gift, het geven en ontvangen, als sociale verplichting lijkt sterke banden te hebben met wat we nu duiden als geldeconomie. Is een dergelijke conventie als ‘geldwaarde’ niet inherent gebonden aan dergelijke opvattingen over schuld als een systeem van totale prestaties? Het continu uitstellen van dat wat men toekomt, middels een devies dat we een zekere mana toekennen,

en afdwingen, teneinde het vergemakkelijken van de omgang tussen individuen binnen de samenleving? Hoewel men vele objecties zou kunnen uiten tegen zo’n interpretatie van de geldeconomie, doet dat niet af aan de waarde die een onalledaagse beschouwing als die van Mauss kan hebben op ons sociologische paradigma. Mauss’ essay bij uitstek lijkt me een krachtig voorbeeld van sociologie die indruist tegen het intuïtieve, en daarmee ons kan doen reflecteren op de hedendaagse wetenschappelijke praktijk die wij sociologie noemen.

Marcel Mauss’ Essay over de Gift is in 2014 in Nederlandse vertaling verschenen bij Boom uitgevers in de serie Grote Klassieken, en voor €32,50 verkrijgbaar via www.boomfilosofie.nl

9


tekst: Donna Brouwer

Met de kont tegen de sociologische krib

V

roeger, in het Paris Hilton tijdperk, waren billen bijzaak. Weggemoffeld in een platte heupbroek kreeg het achterwerk weinig aandacht. Maar nu staat de derrière vol in de spotlight. In een wereld waarin bilimplantaten de normaalste zaak zijn –elk halfuur vindt er in de VS een behandeling plaats– begin je je af te vragen… Wie plaatste het zitvlak op een voetstuk? Om te beginnen zien we de populariteit van de bil vooral terug op Instagram. Van supermodellen en filmsterren tot natuurlijk Kim Kardashian; het achterwerk pontificaal vastgelegd op de gevoelige plaat staat gegarandeerd voor duizenden likes. De Amerikaanse societyster, met 84 miljoen volgers op Instagram, zoekt –onder andere– binnen haar billenimpe-

10

rium de maatschappelijke grenzen op, en plaatst (of beter gezegd, plaatste, voordat zij in haar Parijse hotelkamer op ruwe wijze werd beroofd van enkele sieraden met een waarde van miljoenen dollars, maar dat terzijde) veelal niets verhullende kiekjes van haar wespentaille en extreme kont. Kunnen we Kim Kardashian dan als aanstichter van een fundamentele verschuiving binnen westerse cultuur aanwijzen? Waar veel vrouwen voorheen magere modellen als Kate Moss benoemden voor het ideaaltype lichaam, is er nu plaats voor ‘voluptueuze’ iconen met soms onmenselijk grote billen. Om te zeggen dat Kim Kardashian met het plaatsen van haar eerste buttselfie een compleet nieuwe stroming in gang heeft gezet gaat wat ver. Wel kan zij wellicht gezien worden als

katalysator binnen moderne opvattingen van body politics; een tendens die zich onder meer laat zien binnen het postfeministische discours, en welke de macht van de vrouw en het gezag over haar eigen lichaam benadrukt. Het vrouwelijk lichaam mag gezien en omarmd worden –zonder verdere bedoelingen. ‘If you got it, flaunt it’ lijkt Kim op het lijf geschreven. En if you don’t, implanteer het. Onderzoek rond body politics leunt sterk op het gedachtengoed van Michel Foucault, die hiervoor de term biopolitiek introduceerde. Zowel losse instituties als de regering oefenen macht uit op de samenleving, wat maakt dat ieders beleving min of meer gevormd wordt naar de maatstaven van deze bestuurlijke macht. Nu is het natuurlijk niet zo dat Mark Rutte


illustratie: Bram Visser

11


illustratie: Bram Visser

ons stimuleert –laat staan verplicht, ha!– met z’n allen te gaan squatten en Michelle Obama’s derrière zullen we niet snel op Instagram zien verschijnen. Het bioaspect dat Foucault beschrijft zit ‘m meer in de impliciete regulatie van het menselijk lichaam, zonder dat daar veel expliciete vormen van machtsuitoefening aan te pas komen. Wat als we de familie Kardashian echter bezien als zo’n instituut dat een significante invloed uitoefent op de houding van de (westerse) samenleving? Volgers reproduceren de toonaangevende beelden van passief regulerende Instagram pagina’s. Zonder expliciete machtsuitoefening zetten de Kardashians op die manier – misschien– een dermate begeerlijk mode-ideaal neer, dat langzaam maar zeker een bepaalde levensstijl vormt in bredere context bezien. Machtig of niet, grote billen zijn meer dan ooit een ding. Laten we vooral niet vergeten de raciale kwestie die hiermee gepaard gaat te benoemen. Sommigen stellen dat ‘wij’, de westerse billenfanaten, actief op social media, ons schuldig maken aan cultural appropiation; het toe-eigenen van culturele waarden, puur voor de trend. Zo werd Amerikaans –en blank– actrice Blake Lively na het posten van een foto van haar achterwerk beschuldigd van racisme. ‘LA face with an Oakland booty’, luidde het onderschrift, refererend naar de 12

Californische stad waarvan een overgroot deel van de inwoners een Latijns-Amerikaanse of Afrikaanse achtergrond heeft. De kont is sinds jaar en dag een bron van trots binnen de zwarte cultuur. Pikt de blanke billenbouwer het zwarte lichaamstype nu zomaar in? Niet alleen grote billen worden door mannen en vrouwen dikwijls als mooi en aantrekkelijk gezien. Ook volle lippen worden begeerd. Lip fillers zijn al lang geen Hollywood fenomeen meer; in bijvoorbeeld Londen, maar ook in Amsterdam wordt de deur van de kliniek platgelopen door veelal blanke vrouwen. Uiterlijke verschijningen waar de zwarte vrouw in het verleden voor werd uitgelachen worden nu juist gevierd. Maar dan vooral door de blanke vrouw. Maakt je blonde buurvrouw met opgespoten lippen en voluptueuze vormen zich dan schuldig aan het inpikken van zwarte cultuur? Dat hoeft niet per se. Het fenomeen van blanken die zwarte culturele waarden overnemen bestaat al sinds de westerse afschaffing van de slavernij en komt in verschillende vormen voor –denk aan zogenaamde wiggers binnen de rapcultuur. Waar enerzijds imitatie als grootste vorm van vleierij kan worden gezien, neigt het stereotyperen anderzijds naar een denigrerende houding jegens Afro-Amerikaanse cultuur.

Velen kunnen zich wellicht de hele rel rond de ‘Gangster-borrel’ in het Spinhuis nog wel herinneren. De poster van het evenement beeldde een stereotype zwarte ‘gangster’ af met zonnebril en gouden tanden. Bij velen kwam de 50Cent in hen spontaan naar boven. Ook ikzelf hees mij voor de avond in een witte bontjas en zwarte muts, behangen met veel gouden kettingen, zoals het een ware wangster betaamt. Het lijkt misschien onschuldig, maar wat als één van ons zijn of haar gezicht zwart had geverfd –dat had een partij ongemakkelijk geweest. Waar trends en idealen snel worden opgepakt vindt cultuuruitwisseling plaats. Esthetische idealen zijn haast zo veranderlijk als het spreekwoordelijke weer. Verschillende lichaamsdelen en -vormen passeerden reeds de revue. Waar het vermoedelijk op neer zal komen is dat de grote bil net als elke trend op den duur weer in populariteit zal afzwakken. Tot dus zover het Kardashian-effect. Nu Kylie Jenner tegenwoordig vaak paradeert met een zichtbare tepelpiercing zal het wellicht niet lang meer duren voor de eerste nipple-hugging accessoires op de markt verschijnen. Zelf hoop ik dat het de voeten worden; heb nog een paar flitsende teensokken liggen die snakken naar aandacht!


tekst: Sophie van der Does

beschouwing

Bond’s Bangalijstje

I

n het licht van het thema van deze editie, schuld en onschuld, wil ik graag een blik werpen op de figuur James Bond, de beroemdheid uit de gelijknamige filmreeks. Behoeft hij verdere introductie? De meesten sociologen zullen hem kennen, of op z’n minst ooit van hem gehoord hebben. Kort dan: James Bond speelt in de gelijknamige films de rol van geheim agent, en is werkzaam voor de Britste geheime dienst. De bekendste, meest apocalyptische uitspraak van de films horen we als Bond zichzelf introduceert: “The name is Bond. James Bond.” James Bond films hebben eigenlijk allemaal een gelijksoortig recept: er is iets met een wereld die gered moet worden, Bond wordt daarop ingeschakeld door de baas (‘M’), hij verricht wat vlieg en speurwerk, zoekt de bad guys op, elimineert hen vervolgens en thats it. Maar toch is het wel echt spannend. Er gaat namelijk altijd iets mis tijdens het redden van de wereld en zodoende heeft Bond heel wat tegenslagen te verwerken, maar dat ga ik allemaal niet verklappen. Op de achtergrond zie we een overload aan, onwaarschijnlijk innovatieve, hypermoderne gadgets (zoals bijvoorbeeld een bolide met schietstoel-functie), veel hete wijven en de vastberaden blik van Bond. Nu vind ik het zelf altijd wel ironisch dat James Bond eigenlijk een beetje een eenzaam figuur is. Vooral als het op de liefde aankomt. Hier wil ik graag wat dieper op in gaan. Hoe zit dat toch met al die vrouwen? Waarom hebben die vrouwen al-

tijd zo’n tweederangs positie? En hoe gaat Bond daar zelf mee om? Is de figuur Bond wel zo onschuldig? In de loop der jaren zijn verschillende ‘Bonds’ voorbij gekomen. De eerste Bond werd vertolkt door Barry Nelson, maar werd later opgevolgd door Sean Connery. Die Sean, trouwens, was dat geen iconisch figuur? Als ex-bodybuilder en voormalig mr. Universe, misschien toch wel een beetje. Later werd hij vervangen door George Lazenby, iets minder bekend, maar het grote publiek zal zijn stoïcijnse uitdrukking toch wel weten te herinneren. Weer later werd Lazenby vervangen door Roger Moore. Moore kende ik al, geheel toevallig, van zijn rol als playboy uit de Britse serie The Persuaders. Voor zijn rol als Bond kwam die ervaring als playboy vast goed van pas. De meeste charmante vertolking van James Bond is tenslotte, als ik moet kiezen, dan toch die van Timothy Dalton. Hij speelde als enige samen met de Nederlandse acteur Jeroen Krabbe. Dan de vrouwelijke hoofdrollen. Een van de meeste prominente vrouwelijke tegenspeelsters van Bond is Miss Moneypenny. In de film geeft zij gestalte aan wat Bond zelf noemt - “Britain’s last line of defense”. Ze is namelijk secetaresse op het hoofdkantoor van de Britse geheime dienst. Bond en Moneypenny zijn dus strikt gezien, enkel collega’s van elkaar. Zo gedragen ze zich echter niet. Er is altijd sprake van een zekere spanning tussen Moneypenny en Bond.

13


illustratie: Rosa van Triest

14


In de loop der jaren zijn er verschillende wetenschappelijke publicaties uitgekomen over het fenomeen James Bond. Zo hebben Neuendorf (et al.) kwalitatief onderzoek verricht naar de wijze waarop vrouwen in James Bond films geportretteerd worden. De Bond-films kennen in totaal meer dan 195 vrouwelijke karakters, die volgens de onderzoekers allen slechts een ondersteunende rol hebben in Bond’s poging tot het redden van de wereld. Sterker, de onderzoekers d’Abo & Cork concludeerden zelfs dat er wél Bond films zijn gemaakt zonder de innovatieve gadgets of mondiale rampen, maar dat er nooit een Bond-film is verschenen zonder een vrouwelijk karakter in zo’n rol. De vrouwelijke tegenspeelsters lijken dus een onmisbaar onderdeel van de films te zijn. Dat lijkt bij uitstek te gelden voor Miss Moneypenny. In Goldfinger uit ‘64 lijkt ze nog enigszins onderworpen te zijn aan de avances van Bond.

Het is duidelijk dat Miss Moneypenny zo’n gouden ring wel ambieert. Kennelijk heeft ze geen verstand van goud maar begeert ze wel die ring. Bond praat hier over zichzelf in derde persoon suggereert dat hij buiten zichzelf staat en er verder niets aan kan doen dat hij die avond een dinerafspraak heeft met een ander. In dezelfde film maken we ook kennis met een andere Bond girl. Dit tijdens een scene waarin Bond ergens in een vliegtuig op de grond buiten bewustzijn ligt. Wanneer hij wakker wordt staat er een vrouw over hem heen gebogen:

Bond: Who are you? Pussy: My Name is Pussy Galore. Bond: I must be dreaming.

Bond: And what do you know about gold, Moneypenny?

Wauw... Die naam ook: Pussy Galore. Dat moet toch haast wel van enige betekenis zijn. Is het dan altijd zo dat Bond’s vrouwen enerzijds materialistisch zijn ingesteld en anderzijds zulke suggestieve namen hebben? Nog eentje dan:

Moneypenny: The only gold I know about is the kind you wear on the third finger of your left hand.

M: Moneypenny, give 007 the password we’ve fixed up with SIS.

Bond: One of these days we really must look into that.

Moneypenny: We tried to think of something you wouldn’t forget.

Moneypenny: You could come around for dinner and I’ll cook you a beautiful angel cake.

Bond: And that is?

Bond: Nothing would give me greater pleasure, but unfortunately I do have a business appointment. Moneypenny: That’s the flimsiest excuse you’ve ever given me. Well… some girls have all the luck. Who is she James? M: She is me, Miss Moneypenny, and kindly omit the customary byplay with 007. He’s dining with me and I don’t want him to be late.

Moneypenny: ‘I love you.’ Please repeat it to make sure you’ve got it. Bond: Don’t worry. I’ve got it. Hm. Bond lijkt dus niet van plan het wachtwoord te herhalen. Maar waarom niet? Zou het iets te maken met de inhoudelijke betekenis van het wachtwoord? Denkt Bond soms dat als hij het wachtwoord herhaalt, hij de betekenis ervan ook onderstreept? Ik begin toch te denken dat Bond serieuze issues heeft op relatiegebied. Is dit alles nog onschuldig? Ik weet het niet. Interessant is het wel. Als sociologen kunnen we slechts fantaseren over superhelden die ook emancipatoire waarden belichamen. Ligt het aan Bond of ligt het aan ons? Zullen we het ooit weten? Het knaagt, het knaagt! Ik denk zelf dat ik het nu wel zeker weet: James Bond can’t Bond.

15


‘Witte onschuld is een illusie’

16

Ashley Igwe Tweedejaars Sociologie

Olav Zandbergen Vierdejaars Sociologie

‘Ik ben toch geen slavenhouder?’ ‘Waarom moet het altijd om huidskleur gaan?’ het zijn vragen die een bepaald type blanke Nederlander vaak stelt. Namelijk de blanke Nederlander die zich niet realiseert dat racisme geen ‘gebeurtenis’ is die slechts in een bepaalde tijd in de wereldgeschiedenis, of in een bepaald gebied voorkomt (gedurende de slavernij of ‘in Amerika’ zijn favoriet). Het is het type blanke Nederlander dat zich niet realiseert dat racisme een systeem van geïnstitutionele discriminatie is, of dit stiekem ergens wél weet maar niet durft toe te geven dat ook zij, de blanke Nederlanders die écht niet naar huidskleur kijken, in dit systeem geboren en getogen zijn. En dat ook hen bij geboorte wat blanke privileges cadeau zijn gedaan. Witte onschuld? Een illusie? Uiteraard, maar vooral een warm deken die de witte Nederlander beschermt van de realiteit.

Witte onschuld, net als Sinterklaas, bestaat niet. Het is in mijn ogen duidelijk dat het vieren van tradities waarin ongelijke verhoudingen tussen de kolonialen en de gekoloniseerden worden gereproduceerd niet strookt met de normen en waarden van deze tijd. Maar om deze open deur niet nóg verder in te trappen, zou ik de stelling willen verbreden naar een algemenere discussie. Ik ben van mening dat Nederlanders, of Westerlingen, meer bewust moeten worden van de implicaties van hun daden. Vrij naar het constructivisme dragen actoren actief bij aan het creëren van sociale verschijnselen, welke op hun beurt weer sturend zijn voor actoren. Het lijkt me dus van belang erachter te komen wélke ideeën je herbevestigt met jouw gedrag. In onze cultuur worden ideeën en gebruiken doorgegeven die zo onder meer racisme en intolerantie in stand houden. Zodoende is er in mijn ogen geen sprake van onschuld.


beeld: Weera Koopman

discussie

Sabrina Mdaghri Eerstejaars Sociologie

Juliënne Beijer Derdejaars Sociologie

Wanneer mensen horen dat ik half Marokkaans ben betrap ik veel mensen op dit soort reacties: ‘Oh je ziet er niet Marokkaans uit!’, of ‘Maar jij bent heel anders dan die Marrokaanse jongetjes die ik op het nieuws zag.’ Nooit heb ik dit gehoord over mijn deels Franse afkomst waarbij mensen slechts een verhaal willen vertellen over hoe lekker croissantjes zijn. De media geeft ons dus een ander stereotype voor ‘Marrokaan’ en ‘Fransman’. Geschiedenis leert ons daarentegen dat Frankrijk toch echt Algerije heeft overgenomen en dit niet alleen deed om croissantjes te brengen voor het ontbijt. Witte onschuld lijkt me een illusie, ontstaan in de media –sociaal geaccepteerd en doorgegeven door mensen.

Ik denk dat witte onschuld het resultaat is van een gebrek aan kennis. We worden opgevoed met het idee dat in onze witte wereld ras er niet toe doet, en dus dat er ook niet zoiets is als witte schuld of onschuld. Het gebrek aan kennis hierover zorgt ervoor dat men niet verder kijkt dan het wereldbeeld van onze multiculturele samenleving waar nauwelijks sprake lijkt te zijn van racisme en, als dit wel het geval is, dat dit dan natuurlijk ‘niet zo bedoeld’ is. Uitspraken over ‘onbedoelde’ opmerkingen en ‘excuses’ hiervoor zijn erg populair, want daarna kan je simpelweg weer verder met een schone lei. Witte onschuld lijkt me een illusie en er is heel wat zelfreflectie voor nodig om hier vanaf te komen.

17


tekst: Laura Boog

verhaal

Zweefvlieg

Z

e deed me denken aan een zweefvlieg. Je kent ze wel, die beestjes die doen alsof ze wesp zijn. Zo beschermen ze zichzelf tegen anderen. Naja, meestal dan, als je erin trapt. Met hun anonimiteit als wapen -of angel- gaan ze door de lucht. Je hebt ze vast wel eens gezien, misschien alleen nooit herkend.

met steken. Haar kleding was iets dat ze bewust had uitgekozen als “dit ben ik vanaf vandaag”, en het tragische was: het paste haar voor geen meter. Ik bestudeerde haar, hoe ze zichzelf opblies, hoe ze opschepte over aangeleerde eigenschappen. Toen ze enigszins uitgeblufd was, verwijderde ze zich van de giftige situatie en liep weg. Ik volgde haar en vond In de vleugels van een zweefvlieg zit iets wat ver- haar, alleen, met slechts wat bloemen om haar heen, raadt dat ze geen wesp zijn, iets wat alleen zweef- nectar verzamelend. Ik kreeg te doen met de nep-wesp. vliegen hebben; de Vena spuria. Dit is een ader die niet, zoals gewoonlijk is voor gevleugelde insecten, Ik liep naar haar toe en trok aan haar jurk met zwart van het ene puntje van de vleugel naar de andere gele strepen. Ze draaide zich agressief om, haar ogen reikt, maar net naast de uiteindes van de vleugels werden vuur en ze begon, zoals ik had verwacht, te dreibegint en eindigt. Vena spuria is Latijn voor ‘onech- gen. Ik vocht tegen het instinct haar van me af te slaan te ader’. Onechte ader. Zelfs dat wat hun kenmerkt, en bleef kalm stilstaan. Ze werd rustig. Ik pakte voorwordt onecht genoemd. De outcast van de beestjes. zichtig haar vleugel en hield het tegen het licht. Door een web van lijnen was een asymmetrische ader te zien. Ze deed me denken aan deze wezens. Ze was over- ‘Zie je’ zei ik, ‘je bent onschuldig.’ Ze keek me getuigend in haar façade, ze schrok af en claimde te- schrokken aan. Haar blik viel weer op de ader die gelijkertijd haar dominante positie in de groep goed. door andermans onbegrip ‘onecht’ was genoemd. Ik zag de rest van de groep een afstand bewaren. Iets Ik kwam dichterbij, legde een hand tegen haar hand wat zij een veilige afstand zou noemen. Ik slechts aan en voelde de koude spiegel tegen mijn handpalm. een afstand. Ze speelde haar rol zo waarheidsge- ‘Je kan niet steken’ ging ik verder ‚ ‘en nee je vliegt trouw dat ik denk dat ze er zelf in was gaan geloven. wellicht niet.. maar mijn hemel, jij kan zweven.’ Maar mij hield ze niet meer voor de gek, ik had Ik trok de te grote jurk uit, voelde me lichter worden haar ontmaskerd. Zij stak niet, ze dreigde slechts en steeg langzaam op.

18


illustratie: Masha Emelyanova

19


illustratie: Bram Visser

Waar was mijn memo?

E

en troosteloos einde van een regenachtige maandag-avond in een nachtcafĂŠ. Een nachtcafĂŠ waarvan je liever niet toegeeft er met regelmaat een avond door te brengen, maar waar je nog veel liever niet van toegeeft dat het ook nog met plezier is. Een groep (bijna) afgestudeerden met mooie toekomstplannen en dromen. Om en om wordt besproken wat elk gaat doen. Een communicatiewetenschapper in spe, die na twee jaar werken in PR bij Paradiso en Kriterion hierin verder zal gaan. Een schrijver, die na verscheidene stages, bij onder andere de Groene Amsterdammer, een boek heeft uitgebracht. Een rechtenstudente die na een semester in Zuid-Afrika en verscheidene baantjes bij juridische kantoren aan de slag kan als juridisch assistent bij een advocatenkantoor op de Keizersgracht. Een tweedejaars socioloog die een pad bouwt

20


tekst: Delia Spoelstra

column

naar het Promovendus-bestaan. Een socioloog annex filosoof, die hard werkt aan een carrière binnen het schrijversbestaan, onder andere als hoofdredacteur van het blad dat je nu zit te lezen. Vervolgens zijn de ogen op mij gericht. Wat is mijn plan? Hoewel ik het afgelopen jaar heb uitgekeken naar het laatste vak dat tussen mij en mijn bachelordiploma instaat, begint het steeds meer te voelen als een beklemming. Als het moment waar ik officieel kan zeggen; naast mijn bachelor Sociologie heb ik niets gedaan om mij te onderscheiden van de andere studenten en heb ik nog steeds geen toekomstplan. Een dwingend gevoel van schuld dat me lijkt te willen zeggen dat ik mijn drie jaar als bachelorstudent heb verspild. Maar waar komt dit gevoel vandaan? De toegenomen druk op studenten om te presteren, in com-

binatie met dat studeren zogenaamd ‘de beste tijd van je leven’ zou moeten zijn, gaat hand in hand met een toename van burnouts onder jongeren die de arbeidsmarkt nog niet eens hebben betreden, zo rapporteert de Universiteit Utrecht. Om eerlijk te zijn heb ik me nooit gerealiseerd dat een plan nodig was. Naast mijn studie heb ik her en der gewerkt als serveerster en barista om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik dacht, als ik mijn studie af maak dan ben ik goed bezig. Helaas blijkt dit niet het geval te zijn. Hoezo, zesjescultuur? Een schijnbaar onontkoombaar onderdeel van het studentenbestaan gaat niet over prestatie binnen de studie, maar over prestatie daarbuiten. Over een LinkedIn profiel om trots op te zijn. Helaas heb ik deze memo destijds gemist. De vraag die ik nu mezelf gedwongen voel te moeten stellen is in hoeverre ik dit schuldgevoel de

overhand laat nemen. In hoeverre wil ik mij meten met mijn blijkbaar ongelofelijk succesvolle vrienden? Ik raakte in gesprek met hen over hoe zij hun studententijd hebben ervaren en een groot aantal van hen typeerde het als stressvol en druk. In mijn ogen hoort ‘de beste tijd van mijn leven’ daarmee niet geassocieerd te worden. Waar zijn we dan mee bezig? Uiteraard zijn de huilbuien tijdens het schrijven van mijn scriptie mij niet bespaard gebleven, maar ik durf met zekerheid te zeggen dat ik ontzettend heb genoten, geniet, en zal genieten van mijn studententijd tijdens mijn bachelor en master. Met een licht schuldgevoel op de achtergrond wellicht. Lieve studentjes, leer te genieten, want carrière maken heb je tot je zevenenzestigste voor (als we het kabinet mogen geloven). Groetjes, De mislukte student. 21


door Rosa van Triest

dicht op mokum

Zeven uur dertig Zeven uur dertig Ik had verwacht dat je zou ontwaken om op deze dag, die wankelt, de blaadjes te zien vallen om vervolgens te verzuchten ‘dat de herfst de doorslag geeft’. Maar zoiets hoeft een mens niet uit te spreken. Het had anders kunnen zijn; zomer. Er had prosecco kunnen zijn, of wijn met borrelnootjes Ruisende bomen en een rits bewonderaars die zich om je heen schaarde om een stukje jou te veroveren. Er schijnt niets van een mens over te blijven het vege lijf sleept zich voort door de seizoenen soms wel vier op een dag en dat dan een week lang jarenlang Misschien had ik niet verwacht dat je zou ontwaken maar ik had de tafel al gedekt en het staat nu zo leeg. Ik staar naar de onaangeroerde pot pindakaas die terugstaart en het bord tegenover mij zo onomkeerbaar. was het nog maar zomer.

22


illustratie: Cleo Brekelmans

23


tekst: Rowan Stol

beschouwing

Het snobisme van guilty pleasures

W

ie vaak Spotify gebruikt is waarschijnlijk wel bekend met een van de vele functies van dit muziekprogramma: de ‘privésessie’. Hoewel ik in mijn dagelijkse gebruik van Spotify vaak niet nadenk over het feit dat mijn activiteit openbaar is voor mijn facebookvrienden, zijn er bepaalde momenten waarop ik toch mijn toevlucht zoek in zo´n privésessie. Ergens tussen mijn playlists bevindt zich namelijk mijn guilty pleasure-lijst, die voornamelijk bestaat uit populaire Top 40-nummers. Dat ik me gedwongen voel mijn interesse in deze nummers af te schermen van de buitenwereld, terwijl miljoenen mensen wereldwijd deze muziek openlijk beluisteren,

24

vind ik eigenlijk nogal stompzinnig. Waarom, als ik hier net als vele anderen plezier aan beleef, wil ik niet dat anderen dit weten? Toch is de schaamte die ik voel wel enigszins te verklaren. Het bestaan van een term als guilty pleasures, en het feit dat het slechts wordt toegewezen aan bepaalde smaakvoorkeuren omtrent muziek, film en tv-series, lijkt te suggereren dat er een zekere (culturele) waarde wordt gehecht aan smaak. Er lijkt een bepaalde status te worden toegekend op basis van een verschil in voorkeur. Maar wie bepaalt eigenlijk deze status, en op welke gronden dan? En waarom zijn er mensen die geen schaamte ervaren bij wat ik als guilty pleasure beschouw?

Guilty pleasures zijn goed te benaderen vanuit een cultureel kapitaal theorie, zoals die van Bourdieu. Hij beschrijft de smaakverschillen die ontstaan tussen de verschillende sociaaleconomische posities van actoren aan de hand van inzet van cultureel en economisch kapitaal. Bij een hogere sociaal-economische positie worden bepaalde culturele voorkeuren ontwikkeld, aan de hand van cultureel kapitaal dat wordt opgedaan door onder andere de opvoeding en het sociale milieu waarin men opgroeit en leeft. Op het vlak van muziek resulteert dit bijvoorbeeld in een grotere interesse in klassieke of minder commerciële muziek, terwijl meer populaire vormen zoals


illustratie: Rosa van Triest

25


pleasure-lijst uit bekende popnummers bestaat. Het verband tussen de culturele waardering vanuit een hogere sociaaleconomische klasse en de laagdrempeligheid van popmuziek biedt een mogelijke verklaring voor de schaamte die ik voel. Door mijn universitaire opleidingsniveau voel ik mogelijk de druk me exclusief te binden aan de culturele disposities die hier volgens een cultureel kapitaaltheorie meestal mee overeenkomen. Voortbordurend op het fundament dat Bourdieu heeft gelegd met zijn indeling rond cultureel kapitaal, zet het onderzoek naar smaakvoorkeuren zich voort via wat genoemd wordt cultureel omnivorisme. Hierin wordt het bewustzijn van ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur gecombineerd met een brede smaakvoorkeur in beide culturele velden. Door dit bewustzijn wordt overgegaan op een methode van ironic consumption. Guilty pleasures zijn hier een uitstekend voorbeeld van: door iets een guilty pleasure te noemen probeert men te projecteren dat de interesse niet volledig serieus is. Er wordt door ironie een defensieve positie ingenomen die aanduidt dat de persoon in kwestie zich ervan bewust is dat er een bepaalde sociale waarde aan die interesse wordt gehecht. Dit terwijl dat bewustzijn

26

veelal ontbreekt bij een persoon met een niet-ironische interesse in popmuziek. De toepassing van ironic consumption is kenmerkend voor de cultureel omnivoor, omdat hierin de brede interesse kan worden getoond, zonder te veel af te stappen van wat ‘hoort’ bij de sociaal-economische positie. De vraag die rest is hoe men schaamteloze waardering kan uiten voor de muziek die ik als guilty pleasure beschouw. Slechts door je bewust te zijn van de categorisering van bepaalde cultuuruitingen aan een hogere of lagere sociaaleconomische positie kan men een schatting maken van de waarde die gehecht wordt aan de eigen smaakvoorkeuren. Hiermee wil ik niet claimen dat bepaalde mensen beter kunnen beoordelen wat ‘goede’ of ‘slechte’ smaak is, maar wel dat er een bepaald maatschappelijk oordeel bestaat over bepaalde smaakvoorkeuren en dat dit, onder andere, heeft geresulteerd in het bestaan van de guilty pleasure-categorie. Zolang hier geen weet van is, zal men waarschijnlijk slechts handelen naar eigen voorkeur, en zich hierbij niet laten beïnvloeden door extern oordeel vanuit de sociale omgeving over wat wel of niet geaccepteerd is. Het guilty pleasure-la-

bel dat ik hanteer gebruik ik dus voor muziek die naar mijn idee past bij de smaakvoorkeur die behoort tot een groep met een lagere sociaal-economische positie. Dit alles terwijl de smaak behorend tot een bepaalde sociaal-economische positie maatschappelijk is bepaald en via opvoeding en omgeving wordt doorgegeven. Het benoemen van guilty pleasures komt dus eigenlijk voort uit cultureel snobisme vanuit een hogere sociaal-economische positie, en zegt minder over de waarde van de muziek an sich. Met het enorme bereik van het internet is het makkelijker dan ooit om toegang te krijgen tot een enorm gevarieerd assortiment aan muziek. De schaamte die ik voel ten aanzien van mijn interesse in lagere cultuur verdoezel ik door mijn luisteractiviteit af te schermen voor de buitenwereld en ironisch te consumeren, maar de indeling die ik maak is nogal achterhaald. Mijn guilty pleasures-lijst heb ik inmiddels omgedoopt tot ‘een ode aan popmuziek’, in de hoop voor mezelf, en voor de buitenwereld, de status van bepaalde muziek af te zwakken. Want de waardering an sich zou voldoende moeten zijn mijn interesse openlijk te laten zien, ongeacht het maatschappelijke waardeoordeel.


colofon Hoofdredactie Joey de Gruyl Eindredactie Joey de Gruyl / Tamar Berends

Beeldredactie Rosa van Triest / Masha Emelyanova / Bram Visser / Weera Koopman / Cleo Brekelmans Dank aan JuliĂŤnne Beijer / Sabrina Mdaghri / Olav Zandbergen / Ashley Igwe / Vincent Smit

Redactie Rowan Stol / Sophie van der Does / Laura Boog / Weera Koopman / Delia Spoelstra / Joey de Gruijl / Donna Brou- Vormgeving wer / Eileen Berkvens / Rosa van Triest. Bart van den Krommenacker

27


28


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.