Info Sfan 29

Page 1



dan is jammer genoeg uw lidgeld uitgeput !!! Stort het zo snel mogelijk, voor u het weer vergeet, op onderstaande bankrekening van SFAN ! Dank bij voorbaat. BEHOUDENS ANDERS WORDT VERMELD, BEHOORT HET COPYRIGHT AAN DE AUTEUR Redaktieraad : E. Bertin, D. De Raeve, S. Joukes en R. Smets. Abonnementen, lidgelden en ledenadministratie : ROBERT SMETS, Italiëlei 84, 2000 ANTWERPEN Lidgelden te storten op : GENERALE BANKMAATSCHAPPIJ N.V. te ANTWERPEN (P.C.R. 214) voor rekening nr. 220-0961338-07 van SFAN-ANTWERPEN. Buitenlandse leden raden wij storting aan per internationaal postmandaat aan ROBERT SMETS, Italiëlei 84 te 2000 ANTWERPEN. Bankoverschrijving kan voor hen hoge bijkomende kosten met zich meebrengen en voor ons een kostenaftrek van meer dan 70 F bij ontvangst. Men kan aannemen dat hier de bedoeling voorligt de uitvoering van kleine wisselverrichtingen op publieke organismen af te wentelen. Verantwoordelijke uitgever en redaktieraadadres : SIMON JOUKES, Geleeg 7 te 2860 O.-L.-V.-WAVER. Bibliotheek : DANIEL DE RAEVE, Cogels Ostlei 37, 2600 BERCHEM. Technische afdeling : HERMAN CEULEMANS, Alois De Laestraat 4-6/24, 2020 ANTWERPEN.


Het praatje van ...

Simon Joukes

P. 02

Zoekertjes

P. 03

Philippe DRUILLET, een nieuw genre AndrĂŠ De Rijcke in het SF- stripverhaal

P. 04

Z A P ! ! !

Julien Raasveld

P. 06

Waarom zijn we allen hier ?

BRIAN W. ALDISS

P. 10

Sfanquiz - oplossingen

Robert Smets

P. 14

STERVEN IS GEEN KINDERSPEL

Wilfried Hendrickx P. 15

Korte handleiding voor Belgische SF-auteurs die hun kans overzee willen wagen.

Eddy C. Bertin

P. 20

Is J.C.R. aandeelhouder in een galactische rederij ?

Martin Box

P. 25

ER EET IETS AAN MIJN BREIN

Eddy C. Bertin

P. 30

Post voor Info-SFAN Science-Fiction in Frankrijk

P. 31 Daniel Walther

P. 39


Elke vereniging, en dus ook SFAN, kent het verschijnsel van een zeker ledenverloop. Sommigen blijven het storten van hun bijdrage uit vergeetachtigheid uitstellen en worden na verloop van tijd afgevoerd van de ledenlijst, anderen hebben hun belangstelling voor Essef verloren, weer anderen zijn teleurgesteld over het aangebodene. Kortom, er bestaan honderden redenen voor het verlies van enkele leden - dat trouwens steeds gecompenseerd wordt door de aansluiting van nieuwe belangstellenden - inclusief het feit dat sommigen verzuimen een adreswijziging mede te delen zodat de opgestuurde nummers van het blad onverrichterzake terugkomen ! Sommige ex-leden motiveren vaak stelt de redaktie dan ties en ideeĂŤn aan de hand zou hebben omgezet als zij gebracht.

hun beslissing in een ontslagbrief en tot haar spijt vast dat daarin suggesworden gedaan die zij gaarne in daden hiervan van tevoren op de hoogte was

Eigenlijk is zoiets een bizarre situatie. Steeds weer hamert de redaktie erop dat zij graag brieven met commentaar, opbouwende kritiek en suggesties van de lezers wenst te ontvangen. Om welke reden dan ook, komen de leden er niet toe om te reageren en uiteindelijk bieden sommigen hun ontslag aan in een omvangrijke brief waarin zij haarfijn uit de doeken doen hoe het blad dan wèl zou moeten evolueren. Met verbazing vraagt de redaktie zich dan af waarom die mensen niet eerder geschreven hebben. Koerswijzigingen zijn namelijk steeds mogelijk wanneer een belangrijk aantal leden zich hiervoor uitspreekt. Tenzij dergelijke ontslagbrieven alleen een soort "verontschuldiging" inhouden, namelijk een ernstige reden om ontslag te KUNNEN nemen, zonder voor unfair te willen doorgaan. Mogelijk ... Wat er ook van zij, het lijkt de redaktie gewoon vanzelfsprekend dat wie wijzigingen in de samenstelling of inhoud van INFO-SFAN verwacht, dit ook aan de redaktie meedeelt : wanneer er geen opmerkingen komen wordt aangenomen dat het blad bevalt zoals het is. Natuurlijk streeft de redaktie steeds naar verbetering, maar het is een feit dat de beschikbare materiÍle mogelijkheden dit streven aanzienlijk beperken al was het bijvoorbeeld maar voor wat de illustraties betreft. Even een voorbeeld : wat helpt het dat een lezer om meer illustraties vraagt wanneer niettegenstaande de talrijke oproepen van de redaktie, geen tekeningen op de redaktietafel verschijnen ? Het is steeds weer hetzelfde liedje : alleen door zelfwerkzaamheid van de leden is werkelijke verbetering te verwachten. Deze zelfwerkzaamheid kan vooral liggen op het vlak van de ledenwerving : met 300 leden kunnen wij in de plaats van een gestencild, een volledig gedrukt tijdschrift brengen, met 400 leden kunnen wij regelmatig verhalen van welbekende auteurs kopen en afdrukken en met 500 leden zouden wij al onze medewerkers een redelijk ereloon kunnen


waarborgen. Een tussenoplossing zou kunnen zijn om reeds vanaf nu een symbolisch bedrag ter beschikking te stellen van de medewerkers van elk nummer, of om werkelijk goede fondartikels over SF met de som van bijvoorbeeld 500 F te belonen. Financieel is dit haalbaar omdat SFAN steeds een zuinig beleid heeft gevoerd en de medewerking van redaktieleden steeds belangloos werd verleend. Op dit ogenblik bewaren wij echter het spaarpotje voor de overgang van stencil op offset, waarmee een jaarbudget van ongeveer 70.000 F mee gemoeid zal zijn. U kunt dus zelf uitrekenen hoeveel leden à 250 F er nodig zal zijn om deze mogelijkheid waar te maken. Ten overvloede herhaal ik nogmaals dat de redaktie open blijft staan voor elke suggestie en tip, ook voor wat betreft het in offset drukken van INFO-SFAN. O ===oooOoOooo==== O

DRINGEND TE KOOP GEVRAAGD Tegen elk aannemelijk bod, om verzameling volledig te maken : Nederlandse "PERRY RHODAN"-tijdschriften; nrs. 1 tot en met 6, 28, 31, 32, en 34. ZICH WENDEN TOT : Rudi CHRISTIAENS Oude-Kouter Dreef 21 9140

SCHELLE O ===oooOoOooo==== O

Beste Lezer, en liefhebbers van SF, fantastiek en horror, KENT U DE

" S F - G I D S " AL ?

Nee ? Dan mist U beslist iets ! SF-GIDS verschijnt maandelijks sedert januari 1973, en is het enige uitsluitend literair-kritische maandblad voor SF en fantastiek. Elk nummer bespreekt de nieuwste boeken, bevat biografieën en checklists van bekende auteurs, evenals speciaal geschreven artikels over de diverse aspecten van deze genres. Volledig in offset gedrukt en geïllustreerd. Losse nummers 20 BF.

10 nrs. voor 160 BF.

Verkrijgbaar bij: EDDY C. BERTIN, Dr. Van Bockxstaelestraat 80, B-9002 LEDEBERG, België.


Hoewel ik geen specialist ben van het stripverhaal, heb ik toch het werk van de Fransman PHILIPPE DRUILLET als onderwerp van dit artikel gekozen. Enkele jaren geleden, toen ik voor het eerst enkele van zijn illustraties zag (nl. in de luxe SF-uitgaven van Editions Opta, Club du Livre d'Antipation, "Le Livre de Mars" van Leigh BRACKETT, "Le Cycle des Epées" van Fritz Leiber en vooral "Elric, le Nécromancien" van Mike MOORCOCK), zijn deze mij zo opgevallen door de nieuwe techniek van tekenen, dat ik verder ben blijven uitkijken naar zijn illustraties. Philippe DRUILLET is op 't ogenblik 28 jaar oud, en bevind zich dus in 't begin van zijn loopbaan. Hij was eerst fotograaf, doch reeds op jeugdige leeftijd, toen hij in Spanje vertoefde, begon hij te tekenen, wat hij na zijn legerdienst voortzette. Van toen af wijdde hij zich geheel hieraan. Het begin was moeilijk, vooral financieel : op zeker ogenblik was hij zelfs verplicht zijn uitgebreide verzameling stripverhalen te verkopen. Zijn kans kwam toen de Editions Opta hem vroegen de illustraties te verzorgen voor enkele covers van Fiction en Galaxie en ook enkele tekeningen te maken voor de CLA-reeks (o.a. Dracula, ...) In 1966 verschijnt zijn eerste lang stripverhaal "Les premières avontures de LONE SLOANE" (Editions du Terrain Vague, Eric Losfeld), een strip die helemaal in het teken staat van de "interstellaire western". Dit eerste beeldverhaal is minder goed geslaagd : de tekeningen werden haastig gemaakt, zijn niet afgewerkt, de geschreven tekst bevat te veel fouten. Hij zocht hier nog zijn juiste persoonlijke expressie. PHILIPPE DRUILLET heeft als naam voor zijn held LONE SLOANE gekozen : LONE komt van "lonesome", de eenzame, terwijl SLOANE er enkel bijkomt voor het fonetisch geheel. LONE SLOANE is een neoterraan, die ergens in de tijd en ruimte leeft, die een mengeling is van alle mogelijke personnages der SF; hij is een verloren man die steeds in botsing komt met de ganse Galaxis, een eenzame die zijn noodlot meesleept in de galaktische ruimtehavens en ruimtekroegen. Intussen was PHILIPPE DRUILLET reeds begonnen met de illustraties voor de Elric-saga van Michael MOORCOCK, chef-redakteur van het SF-tijdschrift "New-Worlds". Zijn hele talent heeft hij gedurende 4 jaar aangewend om deze serie van 100 tekeningen te maken, waarvan elk met duizenden details ons oog bekoort.


Bemerkenswaard is hier wel dat DRUILLET hiervoor in 't begin enkel steunde op een synopsis van de Elric-saga, want hij verstaat geen Engels. Zo maakte hij de drie eerste tekeningen. Het verhaal intrigeerde hem toen echter zodanig dat hij in correspondentie is getreden met Mike MOORCOCK. De volledige thema's en intriges heeft hij dan - samen met Michel DEMUTH, die de teksten verzorgde - in beeld gebracht. Het personnage van Elric met zijn zwaard Stormbringer, die door het lot gedreven werd om de magische wereld vóór onze tijdrekening te vernietigen, om de huidige, ónze wereld, mogelijk te maken, zal door zijn illustrator langer in ons geheugen blijven. Pas toen CLA de franse vertaling uitgaf van Elric, heeft DRUILLET voor de eerste maal het volledige werk kunnen lezen. Op 't ogenblik verschijnt deze Elric Saga in het tijdschrift "Pilote". Tezelfdertijd tekende DRUILLET een nieuwe serie verhalen over LONE SLOANE. Zijn grafisch talent had zich intussen verbeterd, een nieuwe weg, gevonden, meer afgewerkt. Hij werpt nu de gevestigde regels van het stripverhaal overhoop door het invoeren van een totaal nieuwe conceptie van ineenvloeien der tekeningen, detailbewerking en persoonlijke sfeer. Tussen februari 1970 en augustus 1972 verscheen in "Pilote" een serie, nauwelijks met elkaar verbonden verhalen over LONE SLOANE. Zes verhalen hiervan werden opnieuw uitgegeven bij Dargaud in 1972, "Les six voyages de Lone Sloane", het langste verhaal "DELIRIUS" verscheen enkele maanden geleden eveneens bij Dargaud. In "Pilote" is elk verhaal praktisch één geheel, meestal 4 blz. LONE SLOANE is weer de eenzame, hij bevindt zich in een Universum waarvan hij gevangen is, waar de mens niet op zijn plaats is, in een wereld van wezens die steeds met hem in konflikt komen. LONE SLOANE houdt er niet van dat men hem lastig valt, doch hij wordt steeds lastig gevallen, maar zijn aanvallers zijn immer de verliezers. De invloed van Elric laat zich goed voelen met LONE SLOANE : steeds zijn Goden en Godinnen, duistere machten en het noodlot van de partij. Elric als personage evenwel is anders : meer gefolterd, meer intellectueel. Er bestaat ook een Lovecraftiaanse band met LONE SLOANE; met dit verschil evenwel dat LONE SLOANE zich steeds uit alle situaties redt - hij is schijnbaar passief maar toch is hij de werkelijke leider - terwijl de helden van Lovecraft steeds ten onder gaan. Philippe DRUILLET gebruikt "science" en "magie", een mengeling die het hoofdthema is van de "heroic fantasy" en waarvan hij de franse meester mag genoemd worden. Een invloed van schrijvers zoals Catherine MOORE, Leigh BRACEETT, Robert E. HOWARD is niet te ontkennen. Van deze laatste schrijver verzorgde DRUILLET de covers van de nieuwe serie van CONAN, die verschijnt bij Editions Publications, Edition Spéciale (o.a. "Conan", "La fin de l'Atlantide",...). DRUILLET heeft ook een speciaal nummer geïllustreerd van de "Cahiers de l'Herne", gewijd aan Lovecraft, voor wiens werken hij een bijzondere bewondering koestert. Deze bewondering is zo groot dat hij van plan is de "Démons et merveilles" en de "Nécronomicon" grafisch uit te beelden.


Hoewel DRUILLET veel respekt heeft voor illustrators zoals HOGARTH, FOSTER of KIRBY (USA), toch heeft hij zich weinig laten beĂŻnvloeden : hun invloeden werden door zijn eigen persoonlijkheid zodanig geabsorbeerd dat ze niet meer herkenbaar zijn. De uitwerking van de details in zijn werk, de kleurcomposities, de totaal nieuwe stijl, vol met rococo-motieven en arabesken, verweven met hindoemotieven, de speciale schikking van zijn tekeningen op een blad, maken dat PHILIPPE DRUILLET het stripverhaal voor volwassenen een volledig nieuw vertrekpunt heeft gegeven. Ten bewijze hiervan, de hem toegekende prijzen : in 1970 "Grote Prijs Phenix van de SF", in 1971 "Internationale Prijs van het Stripverhaal" te Lucca (ItaliĂŤ) en in 1972 "Grote Prijs van de SF" te New York. O ===oooOoOooo=== O

De golven sloegen op de avond neer, geen gezicht was grauwer dan de zee, geen oog geheimzinniger of dieper dan deze beperkte oneindigheid : golving na golving na golving na golving na golving. Ergens schreeuwde een meeuw. Een eenzame kreet in een gewild en durvend duister, een angst om wat niet te noemen viel. Mist dreef laag over het water, als een vrouwelijke fluistering. Later knetterde en knarste het vuur, rook maakte gebaren naar de maan. Alles in de nacht deed enken aan het beroemde gedicht "Adem en Stilte" van een eerbiedwaardig Chinees filosoof : De zee is als dreigend duister. De smaak van grijze lippen.


Schoonheid verbrandde zijn gelaat. Hij wist niet meer waar hij was, of hoe hoe kan zijn. Dichte drommen mensen trokken voorbij, soms zingend met stemmen van gerafeld metaal, opeengekleefde plakken vuil voor de ogen, de mond geopend in een eindeloze, tandbedervende schreeuw van verveling. Maar men slingerde niet meer langs lantaarnpalen, beminde geen van onschuld kwijlende meisjes meer in de dichte verborgenheid van opgedroogd en door mieren onveilig gemaakt gras. Hoe schoon waren de tijden toen, hoe schoon ! Nu : basalt/beton/glas in een tijdloze vlek, als de getijden van een legendarische stroom (zoals bijvoorbeeld de Amazone : lijken van indianen dreven af naar de wijde zee : cellen die zouden ontbinden, uiteindelijk voor een nieuwe evolutie zouden zorgen, de verkrachting van de mens) die slechts in onze herinnering blijkt te bestaan. In de verte dreven de wolken af, bezwangerd met de reuk van ver brand vlees. Wat zou uit deze paring van vulkanische oorsprong geboren worden ? Zijn ogen traanden naar de lucht, waarin gigantische figuren van rood en blauw met elkaar schenen te worstelen, stenen en gruis naar de aarde wierpen. Deze titanische krachten deerden hem niet. Was hij niet onoverwinnelijk, een stem van oorsprong en verhaal, een klein maar wit gedicht op een bastion van aarde ? De dood loerde in de hemel. Vogels werden verkracht door schaduwvormen van wat eens de leegte was, bloed vloeide langs de luchtstromingen omlaag (herhaaldelijk verpletterde goddelijke gezangen begeleidden dit toneel). Meisjes betastten hun eens witte dijen die nu verschrompeld waren als de takken van een boom in de winter die steeds maar komen moet (of een geweldig hete woestijnzomer, wanneer de woestijnmuizen en schorpioenen voor overlevering kampen volgens een geijkt Walt Disney scenario). Op hun nu nog volle borsten zouden in de toekomst etterende zweren verschijnen, het zachte vlees zou wegrotten en in verdroogde restanten afvallen, door vurige minnaars te bewaren. Hun kinderen zouden zich met rotternij moeten voeden. Of (wie weet ?) met de vurig bewarende minnaars. Het leven is toch een gesloten kringloop, walgelijk wellustig. De mens verbande zichzelf steeds uit Eden en liet een spoor van bederf en verrotting achter, zijn voetsporen brandden zich in het gras en voor hem bleef slechts de ontbering van een woestijnplant over. Een treurig moment voor nog levende doden, voor de jakhals die zijn krengen zoekt. Had de mens zich uiteindelijk dan toch vernietigd, vroeg hij zich af, terwijl zijn ogen de kleuren van een kosmische ontzetting waarnamen ? Hij dacht aan de koepels van Ganymedes en Mars, waarvan de bevolking gestorven was bij gebrek aan voedsel en zuurstof sinds de Vreemdelingen het verkeer naar de buitenplaneten onmogelijk hadden gemaakt. Een voorraad geconserveerd vlees in de atmosfeerloze


ruimten. Slechts Venus en Luna hadden nog regelmatige verbindingen, maar ook deze werden meer en meer verstoord. De bastions van de mens in de ruimte, hoelang zouden ze nog bestaan ? Hoelang zouden de rozen rozen zijn, de monden monden ? Hoelang durft de schurft, die eerst aan de vingertoppen verschijnt, te aarzelen, vooraleer het ganse lichaam te bedekken, het vlees af te vreten tot op het been ? En dan ook zijn eigen wereld Terra, was de mens bedreigd in zijn bestaan. Hoelang zou hij daar nog standhouden, Coca Cola drinken, liefdesverzen schrijven, lezingen houden, produkties verhogen, uitlaatgassen verspreiden, cheques schrijven, doelpunten scoren, sneller lopen of fietsen dan de tweede dwaas, konkurrenten vergassen, gele gevaartjes bombarderen, sexidolen met opgepompte uiers bewonderen, beloofde landen stelen, protestnota's indienen bij de Verenigde Naties; hoelang nog voor deze prachtige beschaving in elkaar stortte ? Hoelang ? Hoelang ? Hij zag de slachtoffers uit de invasiestreken nog voor zich, de wimpers verschroeid, de wenkbrauwen weggescheurd (bloedend vlees laat verrassend weinig pijn achter), kaalgebrande schedels die jeukten als een stuk bedorven vlees dat door maden doortrokken is (het wriemelen van maden deed hem - en dat is niet zo vreemd aan de mensen denken die in massa voorbijtrokken, weg, weg van de verschrikking die zijzelf tot stand gebracht hadden). En ondanks dit alles draaide de wereld voort als een grote klont bederf die rond de zon cirkelde, en eigenlijk maar best verschroeid kon worden. De wereld van de mens was een etterende vlek in de steriele zuiverheid van het heelal. En misschien kwamen daarom de Vreemdelingen uit de ruimte neergedaald, en verschroeiden zij de aarde en haar ongedierte, ongeacht of het zes poten had of whisky-soda dronk. Nu nog vlogen zij als glinsterende tranen door de lucht, hier en daar verschrikking zaaiend onder de suf voorttrekkende massa's, of in nog niet getroffen streken. En toch waren zij niet de grootste oorzaak van de vernietiging. In zijn waanzin had de mens de vreselijkste wapens die in zijn bezit waren tegen hen gebruikt. Met als enig resultaat dat hij zichzelf vernietigen zou. De aanvallen van de Vreemdelingen richtten relatief weinig schade aan, maar de mens deed vurige asse neerdalen uit de hemel, als de gift van een kwaadaardige god : menselijk manna van de dood. In vele streken was de nood nu zo erg dat de mensen de rottende hompen vlees die van hun lichaam vielen opschrokten. Het leger deed verwarde en zinloze tegenaanvallen op de schijnbaar taktisch zinloze aanvallen van de Vreemdelingen, die ergens neerdaalden, soms met grote groepen ruimteschepen, soms met een enkel of slechts een paar, een aantal ontploffingen veroorzaakten (hoe dat geschiedde had men niet kunnen ontdekken) en vertrokken om soms maandenlang te verdwijnen. Atoom-, waterstof- en kobaltbommen schenen op hen geen enkel effekt te hebben, evenmin als enige


vorm van bakteriologische oorlogvoering. En zo hadden zij de aarde op de rand van de afgrond weten te brengen, want de mens zorgde zelf wel voor totale vernietiging. Hij liep door de haast verlaten stad, doelloos, zomaar, de betrekkelijke zin die het leven van de mens gehad had, was nu verdwenen, als hij er ooit geweest was. Hij wist het niet, had het eigenlijk nooit geweten. Zijn leven was een aaneenschakeling van vormloze handelingen geweest, soms parallel aan het gewriemel van de anderen, soms langs een eigen doelloos spoor. Bij de komst van de Vreemdelingen had de wereld hem opgeĂŤist, men had hem met honderdduizenden anderen in een uniform gestoken, een wapen in de hand gestopt en bevelen toegeschreeuwd. De Vreemdelingen daalden neer in hun onkwetsbare ruimtetuigen, zaaiden paniek, en verdwenen weer. Hij had, zoals zovele anderen, zijn wapen weggegooid, zijn uniform uitgetrokken, en was gaan zwerven. De mensen roofden, moorden, verkrachtten, gingen ten slotte tenonder aan de vele vormen van waanzin de mens eigen. Velen sloten zich aaneen in groepen, kleedden zich in helle kleuren en bloemen, en trokken zingend het land door als bedevaarders uit vroeger, simpelder tijden. Opnieuw dreef de epidemie der flagellanten over het land, bij duizenden stierven zij langs de wegen, samen met de anderen, die om even zovele, en waarlijk even waanzinnige redenen stierven. Geen enkel merk wagen, geen deodorant, geen after-shave, geen luxe flatje kon een bescherming bieden, zelfs geen stapelhuis effekten van hoge waarde. Hier en daar trachtten militair-feodale groepen bastions te vestigen, als de laatste stuiptrekking van de waanzin die beschaving heet. Er kwam een dag dat hij alleen overbleef op een lege wereld. Toen daalden de schepen van de Vreemdelingen, luiken openden zich en de wezens kwamen te voorschijn. En zij spraken tot hem : "Ziet, Meester, Uw wensen zijn geschied." Hij keek hen niet begrijpend aan, en toen beseften zij de waarheid. Hij was vergeten dat hij hen en de wereld bedacht had. De schepper was al even gek als zijn schepselen. Medelijdend bracht een van hen zijn pistool omhoog. "Wacht !" riep een ander, "Als je hem vernietigt, betekent dat het einde van alles !" "En dan ?" zei het eerste wezen. Het pistool had het laatste woord. Z A P !!! O ===oooOoOooo=== O


Onderstaande tekst is de weergave van de geĂŻmproviseerde toespraak welke door Eregast BRIAN W. ALDISS, op BENELUXCON 1 (20.05.1973 in Gent) werd uitgesproken. Deze tekst werd op band opgenomen door Walter Belpaeme, door AndrĂŠ De Rycke en Walter Belpaeme uitgetikt en door Simon Joukes in het Nederlands bewerkt. Wij verontschuldigen ons voor eventuele transcriptiefouten en weglatingen. Wel, waarover zullen we het hebben ? Zullen we praten over SF in het algemeen of zou u prijs op stellen te vernemen hoe ik ertoe gekomen ben al die prachtige romans te schrijven, of zullen wij enkele gedachten wijden aan deze buitengewone convention ... hier in Gent ... Ja, ja, ik hoor het al; ik zie u allen eensgezind de hand opsteken; laten we het dus maar houden op deze Convention. Okee ! Ik zal u vertellen wat ik denk over deze Convention. Ziet u, ik krijg een uiterst vervormde indruk van wat hier gaande is : ik ervaar de gebeurtenissen doorheen de geluidsmuur : er komt wel nogal wat Engels mijn kant op, maar het is vooral Nederlands, Frans, Duits ... En zo komt het dat ik welluidende volzinnen aanhoor die ongeveer als volgt in mijn oren klinken : "przzwoarkluibrppenxxxyzlotsp !!!" En deze klanken suggereren mij iets speciaals - spreek me maar tegen als u meent dat ik het verkeerd voor heb - namelijk dat er in feite een soort science fiction mythologie ofte godenleer bestaat en dat dit iets is wat we zelf hebben geschapen; goed, dat is per ongelijk gebeurd, maar het is dan toch maar zo. Vraagt u zichzelf maar eens af : waarom zijn we allen hier ? Waarom zijn de anderen hier ? Waarom, ik vraag u dit, zouden wij in deze zaal moeten zitten, wanneer buiten het zonnetje schijnt, de vogeltjes kwelen, de madeliefjes bloeien ... In plaats daarvan sluiten we onszelf binnenskamers op, waar de lucht niet te ademen is, waar we zuipen tot we erbij neervallen, kortom waar wij onze gezondheid onherroepelijk naar de maan helpen. En bovendien kan ik u niet eens zien, omwille van die afschuwelijke TV-spots die op me gericht staan. Het antwoord op al deze vragen is eenvoudigweg dat u allen vrijwillig naar Gent zijt gekomen omdat u in iets gelooft dat SF wordt genoemd. En, vrienden, ik ben bekeerd, ik geef er mij rekenschap van als een doorwinterde antifan, ik geloof dat hierboven een God bestaat die science fiction heet en ik moet wel het bestaan van iets dat op een godsdienst lijkt, aannemen, want anders zaten we hier niet ! Wij hebben onze inschrijving betaald, u hebt


allen uw inschrijving betaald - ik niet ! Ik heb geen frank betaald maar u allen hebt dat wèl - voor iets dat door de jaren heen gegroeid is. Ik moet u hier niet een geschiedenis van het fandom vertellen, want dat kent u beter dan ik, maar ongetwijfeld zijn we toch maar een speciaal soort mensen, al was het alleen maar omdat we deze verschrikkelijke lampen kunnen verdragen - je zou verduveld muteren onder dergelijk hoogspanningslicht - en ieder van u zou een bepaling kunnen geven van het soort mensen dat we zijn en van het soort dingen waarin we rotsvast geloven. Nu, ik zou u dit ongetwijfeld veel beter kunnen vertellen om 3 uur vannacht, omdat ik op dat roemruchte tijdstip de hele wereld in mijn handen hield. En ik zou het u allen zo eenvoudig hebben kunnen uitleggen, weet u, op dat ogenblik was de wereld "duidelijk" voor me. Ik kon een reusachtige bol zien - dat was science fiction - en ook kon ik zien hoe wij deze bol langzaamaan in onze macht kregen, en hoe onze vreemde ideeën veld wonnen op aarde. Ik was vannacht aan het praten met mijn vrienden (mijn vrienden hebben me nu verlaten, maar daar zie ik er één van, daar vanachter; het is André en Inge) en toen zeiden we dat op de verschillende tijdstippen waarop Science Fiction ideeën werden aanvaard, en er waren bepaalde zeer duidelijke categorieën van, verontschuldig me als ik met namen aankom, maar bv. was er zo de ontwikkeling van de kernbom, voorzien door R.G. Wells en talrijke andere auteurs; wel, toen dat "nieuws" werd, feiten dus, voor mij was dit het ogenblik waarop ik besefte dat al die tijdschriften die ik in het geheim verslond - want als mijn ouders die blaadjes zagen, gingen ze amok en dan namen ze die tijdschriften in beslag en verscheurden ze voor mijn onschuldige kinderogen, want ze haatten die bladen gewoon door alleen maar die omslag te bekijken dat ik helemaal niet beschaamd hoefde te zijn dat ik die zo gretig las, en dat die gekke gedachten werkelijk en letterlijk bewaarheid konden worden. Okée ! Dan was er bijvoorbeeld de ruimtereis en, weer eens, dit was toch maar een maffe idee van ons die waar is geworden. Ik moet zeggen dat er een heleboel knotsgekke ideeën zijn die ik helemaal niet onderschrijf. Telepathie is er een van. Ik geloof in empathie, wat is hetgeen je in je lijf voelt over andere personen. Maar ik geloof niet in telepathie. Dit is uiteraard niets anders dan mijn persoonlijke waanzin. Maar de vraag die we vannacht om drie uur stelden was eigenlijk deze : welke andere essefgedachten zullen weldra werkelijkheid worden? En waarschijnlijk, als u tenminste nog hier bent en naar mijn gedaas luistert en als u nog steeds gelooft in het soort dingen waarover we lezen of schrijven, dan gelooft u ook dat er een bepaalde kracht is in het menselijk brein, een kracht die zijn dromen en verbeelding in werkelijkheid om kan zetten en, zoals we allen weten, is dit in Europa een bijzonder gevaarlijke macht geweest om te bezitten. Gelukkig leeft Europa in vrede op dit ogenblik maar het is niet altijd zo geweest om de hierboven aangehaalde reden, nl. omdat verbeelding werkelijkheid is geworden. En ik stel voor dat een van de mogelijke dingen die u kan doen in verband met science fiction, is het bestuderen van de weg waarlangs deze ideeën wer-


kelijkheid worden en om dan na te gaan of het niet de moeite waard is zichzelf te leren zeggen dat sommige van die ideeën beter zijn dan andere; maar er zijn soorten ideeën waarover u het in feite eens zou moeten zijn en andere, die u eigenlijk zou moeten verwerpen. Zoals bijvoorbeeld het probleem van de overbevolking. Dat is een bijzonder sterke macht in deze wereld en, zoals we weten, hebben talrijke auteurs over dit probleem geschreven; ik heb er trouwens zelf ook over geschreven. Maar ik vrees voor een duiding waarin al te veel nadruk wordt gelegd op de negatieve kanten van de zaak. En ik stel er prijs op u te suggereren dat er een bepaalde manier is waarop SF wordt gepleegd - en ik geloof dat het een gevaarlijk iets is, zoiets te zeggen - waarbij SF krachtiger wordt wanneer het letterlijk overkomt. Ik bedoel hiermee dat overbevolking leuk is maar wanneer je een overbevolkingsroman schrijft, dan ben je in een bepaalde zin een journalist omdat je verslag uitbrengt over een bepaalde toestand, die ofwel bestaat ofwel mogelijk kan bestaan, en wij worden als het ware omringt met het andere soort SF : de kracht van het niet-letterlijke, de kracht van het ding dat niet bestaat, behalve in de gekke kleine breintjes van de mensen in deze zaal. En ik zou wel eens willen dat iemand hier me komt uitleggen wat dit speciale ding dan wel is ! Ik weet één zaak : het komt zeer diep uit ons binnenste, diep uit wat ik zou willen noemen, onze "dromende kern". Ziet u, één van de aangename dingen van deze convention - en van elke andere convention trouwens - is dat, hoewel wij allen akkoord gaan over de schoonheid die er in de SF kan worden aangetroffen, wij het toch geen van allen eens zijn over gelijk welke bepaalde schoonheid. Hum ! Mijn favoriete schrijver zou bv. Olaf Stapledon kunnen zijn, en u zou misschien Olaf Stapledon verafschuwen, enz. Er zijn zovele zaken die wij in verband brengen met SF of met "science fantasy", en hoewel ik geen antwoord zou kunnen geven op de grote vragen die ik stel, ben ik toch zeker van één zaak : hoe meer soorten SF en fantasy bestaan, hoe beter ! En ik geloof dat één van de grootste successen van SF tijdens, laten we zeggen, de laatste tien jaren, erin bestaat dat dit genre in staat is geweest zich in verschillende takken te diversifiëren; sommige ervan zijn vrij nieuw, en een heel pak van deze nieuwe richtingen is verre van populair. Hum ! Ik denk bv. aan iets dat ik vroeger "life style SF" noemde, waar de nadruk niet gelegd werd op "wetenschap", maar op het uitproberen van verschillende manieren van "zijn". Wel, in feite, STRANGER IN A STRANGE LAND van Heinlein, is op een bepaalde manier zeker "life style science fiction". En sommigen onder u kennen misschien een recente roman, die in Amerika en in Groot-Brittannië werd gepubliceerd; de titel ervan is, THE DIES MAN. Deze "Dobbelaar" is beslist een buitengewoon filosofisch boek; het gaat over een Joodse psychiaterin New York, die op een avond met de dobbelstenen speelt, in feite gaat het over pokerstenen, maar er is niemand om samen met hem poker te spelen, en dat gaat-ie nadenken, laat ons eens aannemen dat ik mijn beslissingen neem door de dobbelstenen te laten beslissen, en in de flat beneden mij woont een mooi meisje, en, zo vraagt hij zichzelf af, zou ik er naartoe gaan en haar verkrachten, of zou ik er niet naartoe gaan en haar dus niet verkrachten ? Laat de pokerstenen beslissen ! En hij werpt


de teerlingen, en de stenen zeggen hem dat hij naar dat meisje moet gaan en haar moet verkrachten. Dus dat doet-ie : hij gaat naar beneden, hij verkracht haar, en zij vindt het heerlijk en hij vindt het heerlijk, en zo voelt hij de macht van het toeval in zijn leven. En van dat ogenblik af laat hij zijn leven steeds meer besturen door het werpen van de dobbelstenen, en al zijn collega psychiaters zijn verontwaardigd omdat hij deze methode begint toe te passen op zijn patiĂŤnten als therapie. En hij zegt die mensen : je beslist niets, je manier van leven is vrij, de dobbelstenen zullen beslissen, en diestenen zullen je zeggen, wel, bijvoorbeeld, zou ik vandaag gaan werken of niet. De stenen zullen beslissen ! En als je genoeg vertrouwen hebt in deze teerlingen, dan zullen zij je hele leven voor je bestieren. En zo leeft hij een volkomen toevallig leven. Soms besluit hij : vandaag vertel ik de hele dag overal de waarheid, of de teerlingen vertellen hem dat hij de hele dat het spel van de waarheid zal spelen. En zo gaat dat dat boek door, tot er uiteindelijk, in die roman, overal instituten van teerlingwerpers tot stand komen, en weldra leeft heel Amerika volkomen volgens het toeval, volgens de dobbelstenen. Nu, dit is in feite een bijzonder grappige roman, maar het is een analogie, denk ik, voor dingen die gebeurd zijn, in ons eigen leven, in de zestiger en zeventiger jaren hebben velen van ons een verschillende levensstijl aangenomen. Ik mijn geval, ik moet het bekennen, het is waar, heb ook een andere levensstijl aangenomen, en ik houd er absoluut meer van. Ik leef meer volgens het toeval dan vroeger het geval was; ik ben de Dobbelaar. En dit is een heel gebied dat niet algemeen bekend is, waarvan ik meen dat het tot de SF behoort : deze bereidheid tot experimenteren, of dit nu op het technologische, sociale, psychologische vlak, of wat dan ook gebeurt, of dit nu plaatsvindt op onze eigen planeet, op Mars, in een ander sterrenstelsel of in een ander waarschijnlijk universum. Zo dat is eigenlijk de reden waarom ik denk dat er hier zoveel mensen tesamen zijn. Want, als de gehele science fiction nog steeds hetzelfde was als, laten we zeggen, in de tijd van Isaac Asimov, dan zou het aantal toehoorders beslist veel geringer zijn; terwijl, in feite, SF steeds meer en meer mensen ijn zijn ban houdt. En een gevolg van dit vaststaand feit is wel - ik vind het leuk dat ik op deze manier kan besluiten - dat ons Establishment een enorme winst boekt. Dank u. O ===oooOoOooo=== O


Een illusie minder : 200 leden x één quizvraag en in het totaal zowat 5 reacties (vijf). Dus veranderen we het type van vraag, en gaven we zelfs de antwoorden niet, om toch enige reactie te krijgen, maar niet mocht baten. En dan te bedenken dat Annemarie in "Holland SF", met vragen waar ik koude rillingen van krijg, haast de winnaars dient uit te loten tussen tientallen goede inzendingen. Dus kunnen we enkel driewerf de titel van deze rubriek herhalen en - enkel uit plichtsbesef en met het oog op latere thesissen even onze vragen overlopen en toch maar de antwoorden communiceren. SFANQUIZ 1 Paul vraagt om het even welke bewaker "wat zijn collega zou antwoorden indien hij hem vroeg of die of die deur (naar keuze) de goede is". Het bekomen antwoord is principieel onjuist en het tegenovergestelde klopt als een bus. (Het product van twee negatieven is positief ?). Enkel OMER WEYNBERG zond ons een juiste oplossing, en bovendien nog erg leuk ook. Een verrassing was dat hij van Veganin 16 bleek afkomstig te zijn. SFANQUIZ 2 Een hopeloze opgave, die me door iemand aan de hand werd gedaan; ik zou ze even voor hem oplossen, dacht ik erg superieur, maar dat viel superieur tegen. En dus dacht ik aan onze lezers, die het natuurlijk wél zouden kunnen. Vriend WEYENBERG en vriend EEKHAUT (wiens antwoord op quiz 1 niet 100% juist was, maar wel in de goede richting ging) schreven me dat het inderdaad onmogelijk was. Thijs van Ebbenhorst-Tengbergen kwam daarentegen met een "ring"oplossing voor de dag, en bleek niet te overtuigen dat hij daarmee tegen de twee-dimensionaliteit van deopgave zondigde. De tekening welke hij ons zond om zijn standpunt te verduidelijken viel echter erg in de smaak. SFANQUIZ 3 Gewoon geen enkel antwoord ditmaal, al gaf Julien Raasveld me (confidentieel) wel de juiste oplossing, nl. DE CAVABALA, Thijs' sympatieke beertje dat zovele nummers van Info-Sfan onveilig maakte. Louis Saccheti The Tic-Toc Man David Bowman Noys Lambent Kilgore Trout Holman Hunt Guy Montag Manse Everard Fabian Foreman Susan Calvin

DISCH ELLISON CLARKE ASIMOV VONNEGUT ALDISS BRADBURY ANDERSON LAFFERTY ASIMOV

Camp Concentration Harlequin and the tick-tock man 2001, A space Odyssea The End of Infinity Slaughterhouse Five. God Bless you, Report on Probability A. (schilder)/Rosewater Fahrenheid 451 The Guardians of Time Past Master I, Robot. The Rest of the Robots

SFANQUIZ 4 Eenvoudig ditmaal, voor wie zich het embleem van onze vereniging herinnert, en een der meest gekende toepassingen van de Moebiusstrip : gemakkelijk na te doen : neem een strook papier, draai ze eenmaal om en kleef de eindjes aan elkaar. Overlangs doorgesneden, verkrijg je enkel een langere ring and so on. GET HIGH ON SFAN. By, by !


Die advertentie irriteerde mij. Vooral door haar vaagheid. Maar ook door de "buitenwettelijke voordelen" die beloofd werden. Dus solliciteerde ik. En werd uitgenodigd. Samen met vijfhonderd anderen. Ik moet zeggen dat alles goed voorbereid was : de testprocedure bijvoorbeeld mocht er zijn. We zaten in grote zalen, in groepen van dertig, en kregen afwisselend te verwerken : wiskundige puzzels, inktvlektesten, space-problemen, logaritmisch hoofdrekenen, galactische cultuur, psycho-somatiek, bijbelkennis, tekstinterpretatie, ruimte- en tijdproblematiek en meer van die hocuspocus. En spieken was onmogelijk. Twee bruten van studiemeesters liepen de banken af met korte-golfdetektoren, en hielden de gebruikelijke schoonmaak : zij vonden mini-oortelefoontjes verborgen achter weelderige haardossen, zij vonden sigarettenmicrofoons, zij vonden magnetisch uitwisbare brillenzen, enz. Er was zelfs een griet bij - hoe ze die eventueel hadden kunnen gebruiken werd mij pas later duidelijk - met zo'n boezem, die niettemin door een der studiemeesters koudweg betast en daarna ontmaskerd werd als bevattende 1 supersnelle Bolhoedcomputer en zijn voeding. Beide werden afgenomen. Gelukkig had ik mijn eigen methodes : mijn vriend en bloedbroeder JAGGER had mij twee electrodes in de hersenpan gedreven en vanuit de GIRLFOK - gewapend met microfilms, naslagwerken, BRODSKI-tapes, bijbels en commentaren - fluisterde hij mij de goede antwoorden in, sneller dan de examinator de vragen kon stellen. De juiste oplossingen werden mij niet eens mondeling toegezonden, maar borrelden als het ware spontaan in mij op. Ik hoorde mezelf dingen zeggen als : "Wie niet mét mij is is tégen mij." "Mijn rijk is niet van deze wereld." en dergelijke shit. Antwoorden op vragen die ik nauwelijks begreep. Maar ik scheen het er toch goed van af te brengen, want na de koffie waren er al 470 kandidaten "out". Bleven wij dus met dertig over voor de laatste ronde. Ik werd apart binnengeroepen : een jurie van negen jezuïten in halve kring om mij heen. Spots in mijn nek en op mijn ogen. "Naam ?" "Jac Kosco !"


"Mijnheer Kosco. Wil zo goed zijn ons gedurende twee minuten te spreken over - ik haalde diep adem - DE DUIM ! Start ! Mijn brein loeide vervaarlijk. Mijn formatio reticularis braakte nonsens. En de electroden zwegen in alle toonaarden. Ik hoorde mezelf zeggen : "De duim is een deel van de hand. Ieder mens heeft twee handen. Dus ook twee duimen. De duim onderscheidt zich van de vingers door het feit dat hij twee en vingers drie leden hebben." Ik hapte naar adem. "Duimzuigen. Klein DUIMPJE. Het werkwoord duimen. De duim als lengtemaat ..." spookten de electrodes. JAGGER scheen zich te hebben hervat ! Ik ging door : "De eerste handeling waarbij de duim een rol speelt is het zogenaamde duimzuigen ..." : het stotterde doorheen mijn strottenhoofd naar buiten. Ik lulde. Ik ouwehoerde maar an. Toen ik was aan commentaar op het bekende spreekwoord : "De duim is eigen reet houden" ging de gong. Spontaan applaus ! Doek en af. Drie kandidaten bleken deze helleproef "met vrucht" te hebben doorstaan : één schurftige priester, genre "late roeping", één duidelijk trippende speed-freak met zonnebril en ikzelf - of wat dacht je ! Iedereen werd nog eens afzonderlijk geïnterviewd in een bekrompen kamertje. "Wat trekt je aan in deze job ?" vroeg een kleerkast van een kardinaal. Ik kon zo ruiken dat hij zijn soutane aanhield wanneer hij 's avonds ging maffen : zweet, tabak en urine. "De job trekt mij aan"-grijnslach-"Omdat er ... toekomst in zit ... -grijnslach- "De poen. Het geld." Ik trok mijn lippen weer over mijn tanden en bleef hem brutaal aankijken ! Hij negeerde mijn blik, begon een monoloog over wat mijn Taak inhield, en eindigde : "Je weet nu dat je eigen persoon volledig ondergeschikt zal zijn aan je Taak. Je weet ook dat de voorbereiding tijd zal vragen : je gaat voor een vol jaar onder het mes. Onze chirurgen zijn bekwaam en maken nooit fouten, maar prettig zal het ook weer niet zijn. Je psyche laten we met rust, alleen je brein zal een beetje worden "opgedreven". Daarna krijg je een jaar training : eerst in ons lab hier op aarde en daarna op PAPA 3 . Het derde jaar reis je in diepslaap naar je doel en pas daarna wordt je operationeel ... voor welgeteld drie weken. Als je Taak is afgelopen, halen wij je terug en lappen je weer op "in de staat waarin je je bij ondertekening van je kontrakt bevond." "En de ... buitenwettelijke voordelen ?" kwijlde ik. "Van nu af tot aan je dood krijg je van ons jaarlijks dertig duizend kredieten die je mag opmaken aan wat je maar wilt. Verder is voorzien : één luxe-koepel in Miami, één hyperflat in New York, en een jacht in Portobello (de electrodes floten bewonderend). Verder is voorzien : een pittige zeventienjarige Afrikaanse voor de euh procreatie, een privé geisha die tevens experte is in de


franse keuken en ten slotte een hoogblonde geëmancipeerde Nederlandse harpiste om mee te euh converseren over kunst, politiek, religie en noem maar op. Het spreekt vanzelf dat deze euh dames om de drie jaar automatisch vervangen worden, tenzij U dat natuurlijk anders wenst. Verder is voorzien: één acht liter BOSTARD & BOWMAN, dertig politilene tunieken, twee paar voetraketten, vijf Venussiaanse ..." Ik liet hem doorgaan. Merkte ineens op dat ik moest plassen. JAGGER vertelde mij via de electrodes de mop van de gehandicapte Vegaan die bij de laatste keuring speed had geslikt en ... ik tekende het kontrakt : JAC KOSKO. En daaronder een streep. Twee jaar later. Toegegeven : ik ben een ander mens geworden. Maar een lolbroek blijf ik, zelfs met mijn lijf vol lasers, mini-cyclotrons, Bolhoedcomputers, zelfs met mijn microfoontenen, zelfs met mijn ultrasoon-blik, mijn radar-neus en mijn diamanten tanden, zelfs met mijn raketvoeten en mijn atoomvingers. Een vuurtje ? Knip ! En met de vrouwtjes jagen me nog even fel na als voorheen : ondanks het feit dat ik hen aankijk met een aangezicht als van een uit het klooster gejaagde Japetaanse bedelmonnik. "Vakwerk" noemen hun chirurgijnen dat. Mijn maag, mijn darmen, mijn hart, kortom : heel de rotzooi, die ze er bij mij hebben uitgehaald ligt in plasticzakken behoorlijk diepgevroren opgeslagen in de universiteitskliniek en in ruil voor die narigheid heb ik een penning gekregen die ik - haha - nog zelfde dag tijdens het swingen in de GIRLFOK met zijn verloren. Alleen mijn mannenzwaard klieft nog zoals vroeger evenals mijn onklopbare Toverbollen ! En in ouwehoeren ben ik óók een kraan geworden : "Broeders, bemint elkander. Het einde der tijden is nabij. Duistere plagen ... enz." Wat mijn Taak betreft. Hierover ben ik niet veel wijzer geworden. Wél ken ik de plaats van bestemming : neem een behoorlijke megatronenmicroscoop. Richt deze laatste op de pijlpunt van SAGITTARIUS. Draai de vergrotingsregelaar flink open. Blijf draaien tot de voeding alarmerend begint te brommen. Werp pas een blik op het scherm : niets dan sterren ! Tel de lichtpuntjes : het zijn er meer dan drieduizend. Sleep een artistieke Computer-robot bij. Laat deze COMBOT de sterren met viltstiftlijnen verbinden en dit volgens hun afnemende graad van relatieve helderheid. Zet je verbeelding aan het werk en ontwaar in de aldus ontstane tekening : een koortdansende Venusiaanse brulaap die tegelijk bijt in een op een staak geprikte gehaktbal. Naar het middelpunt van deze gehaktbal gaat de reis : TUSSILAGO FARFARA. Tijdens de voorbije twee jaar heb ik meer over T. FARFARA gelezen dan een manische psychiater over zijn eigen ziekte. Van al dat gelazer heb ik twee dingen overgehouden : 1. Farfara is een type-A planeet. Dus géén geklommel met volgekotste ruimtepakken. Géén "holle-hoofd"-effect. Géén "sprinkhaanbenen". En wél lekkere zuurstof (25 %, dus nét


iets meer dan op Aarde, zodat je konstant HIGH door de straten stapt). Wèl tegen een boom kunnen plassen zonder gevaar voor één of ander Lullensnijdertje. Wél piknikken op het strand, en daarna een duikje in zee. 2. Farfaranen zijn type-A wezens : dus geen griezels die in je hermetisch afgesloten drukpak binnensijpelen en je dan wurgen. Géén paranoïde bollen die je aan stukken rijten als je hun begroetingsritueel aan je laars lapt. Géén gedachtenlezers of telepaten of "breinneukers" en dergelijk klootjesvolk. En wel : prachtige mensen van onvervalst vlees en bloed waarme je op stap kan gaan en zuipen. Wèl geile wijfjes voor de winteravonden. Wèl kroegen en PRIMADONA en danshuizen en KAZI-KAZI en ekker vreten en noem maar wat. Daarbij spreek in vlot Farfaraans : "Om hér oestoe ték? Franksén fandén poejnans? ... Lekker neuken ? Biertje drinken ? En nog een jaar later. DIEPSLAAP. Een mooi woord. Zalig een jaartje pitten terwijl je als een god door de lichtjaren heen schiet en je salaris doorloopt. Dacht je ? Die vervloekte Jezuïten hebben mij anders weinig rust gegund. Want vooraleer ik "in bed" (of juister : in bad) stapte kreeg ik nog vlug twee electro-knijpers aan mijn oorlellen die mij ieder uur van de reis telkens gedurende drie minuten over mijn Taak onderhielden. En wel op zo'n manier, dat ik mij deze informatie slechts dàn zou herinneren,wanneer ik ze werkelijk nodig had. Mijn hoofd barst er nog van. Buiten deze "schoonheidsfout" is alles erg vlot gegaan. De landing was wel stormachtig : mijn opdrachtgevers hadden liever dat ik met een ruimtesloep ongemerkt, als een dief in de nacht, aan land zou komen. Maar ik koos voor de "Blijde Intrede" : vanuit mijn capsule, die in een baan om FARFARA was gebracht, sprong ik rechtstreeks de ruimte in ... Onmiddellijk ontsteek ik mijn voetraketten en schiet als een levend projectiel naar de Farfaraanse bodem die als een met kracht geworpen appelflap op mij toekomt. In steeds kleiner wordende cirkels spiraal ik lager, naar het land van GOTTA, naar de provincie BAROKO, naar de stad KANIZ. En boven de stad KANIZ gekomen zoek in het MOMINO-plein en gier rond de hoogste toren van het raadshuis en dan ontsteek ik de kleurenlasers aan mijn vingertoppen en spreid mijn handen uit en laat het marktplein baden in een zee van kleur en licht en uit alle straten, uit alle gebouwen, uit alle voertuigen stromen mensen toe en kijken in de lucht en drummen samen en snel zijn het er honderdduizenden en ik richt mijn blik naar het centrum van het plein waar een reusachtig abstract beeldhouwwerk is neergezet en terwijl ik met het knippen van mijn duim en wijsvinger daverende electrische donders veroorzaak land ik op de top van het beeld en ga wijdbeens staan op de hoogste dwarsbalk - dertig meter boven de grond - en ik zet mijn stemversterkers op maximum en spreid mijn armen zodat ik omgeven word door een stralende regenboog van kleurenschittering en dan donder ik deze mensen toe :


"FARFARANEN ! Ik ben van uit de Heilige Cosmos tot U gekomen om U te verlossen ! Mijn leer is de leer van de Liefde. Mijn woord is het woord van Liefde. Mijn daden zijn daden van Liefde. Gij zoekt het Zaad. Maar ik breng U de Oogst. Gij vlucht de Dood. Maar ik breng U Het Leven. Gij vreest de Wraak. Maar ik breng U LIEFDE !" Als ik eenmaal op gang kom ben ik niet meer te stuiten : de woorden vloeien. De geprogrammeerde cortex stuurt impulsreeksen naar het spraakcentrum. Het spraakcentrum activeert de druk in de longen en geeft de stembanden hun spanning. En klinkers en medeklinkers glijden omhoog in de luchtkolom en krijgen hun eindvorm in het wisselend volume der keelholte en de kromming der lippen, terwijl de golvende tong ze naar buiten jaagt : "Zie, FARFARANEN, ik sluit een verbond met U. Ten aanschouwe van heel uw volk zalik wonderdaden verrichten zoals er nooit in KANIZ, noch in BAROKO, noch in het land van GOTTA, noch op TUSSILAGO FARFARA, noch op het even welke planeet, in om het even welk zonnestelsel, in om het even welke galaxis zijn gezien. Uw wonden zal ik helen. Uw zieken zal ik genezen. Uw gestorvenen zal ik terug halen uit de dood. Maar bovenal breng ik U LIEFDE !" Toen schoot ik in een gesmoorde lach. In triomf werd ik de stad binnengedragen. Mannen brachten mij geschenken. Kinderen hingen geurige bloemenkransen om mijn hals. En vrouwen kusten mij. Ik besloot de ernst niet verder op te drijven en hield halt bij een fontein. Veranderde water in hoogwaardige alcohol door hyper-electrolyse. In broodvermenigvuldiging had ik geen zin, en daarom kocht in de tien dichstbijstaande ossen, mepte hen met mijn stalen vuist in de nek en roosterde hen met mijn ultra-soon blik. Tijdens het vreten vertelde ik mopjes. En als dessert deed ik wat kunstjes : mijn hoofd de lucht inschieten en terug opvangen. Een arduinsteen tot grijs knijpen. Een zuil splijten met een kopstoot. Tenslotte deelde ik wat PRIMADONA uit en zonderde mij af met enkele van de knapste diertjes. Voor milieustudie. Geen week later had ik mij reeds een flinke aanhang verworven. Ik deed wonderen, vele. Ik onderwees mijn leer van de Liefde. alcohol-fontijn bleef borrelen en daar gebeurden ontzaggelijke mirakelen. De lol kon ĂŠcht niet op.

De

Die namiddag kuierde ik samen met enkele van mijn trouwste vrienden langs een van de brede dreven van de buitenstad. Ik was juist de technieken van de LIEFDESDANS aan het uitleggen aan mijn favoriete volgelinge CHARIS, toen iemand mijn aandacht vroeg voor een kleine stoet die vanuit tegenovergestelde richting op ons toe kwam. Voorop liep een jonge FARFARAAN, gebukt onder de last van een reusachtig houten kruis dat hij voorsleepte. Achter hem volgden een vijftal wat oudere soldaten die opgewekt met mekaar praatten en nauwelijks naar de man vooraan keken. Een stokoude, in zwarte cape gehulde vrouw, liep luidkeels jammerend achteraan. Het geheel bood een lachwekkend, maar tezelfdertijd onnoemelijk trieste aanblik.


Ik bleef de stoet nakijken tot hij achter een flauwe bocht verdween. CHARIS vleide zich tegen mij aan, legde haar hoofdje op mijn schouder en fluisterde : "Hij praatte niet half zo mooi als jij. ook niet je dàt."

En zijn wonderen waren

Ik knikte stom en zonderde mij onmiddellijk af om het Vaticaan op de hoogte te brengen van deze hoogst onvoorziene wending der gebeurtenissen. O ===oooOoOooo=== O

Zoals iedereen wel weet is de markt voor SF-verhalen van Belgische auteurs zeer beperkt, om maar niet te zeggen nihil. De enige uitzondering zijn de fanzines - die niets kunnen betalen - en de zeldzame bloemlezingen. Nochtans hebben wij beslist SF-auteurs die beslist professionele publikatie verdienen, ik denk bv. aan Raasveld, Hendrickx, Smets om maar enkelen op te noemen. Waarheen met hun werk ? Als ze de Franse taal machtig zijn kunnen ze daar hun geluk beproeven, hoewel ook déze markt gering is. Engeland en Nederland kunnen we ook uitsluiten, blijft dus enkel : Amerika. Amerika klinkt voor velen nog steeds als het Gouden Land van Belofte. Het kàn dat ook worden, als men er in slaagt om daar door te breken, en enkel reeds het feit geen Amerikaan te zijn is reeds de eerste hindernis. Zelfs wanneer men denkt de Amerikaanse taal te beheersen - iedereen weet wel, veronderstel ik, dat er taalkundige verschillen zijn tussen Engels en Amerikaans - dan nog heeft men niet de beheersing over het slang, de typisch Amerikaanse uitdrukkingen, mentaliteit, enz. Niettemin, voor wie zijn kans wil wagen, ziehier hoe men te werk gaat. BENODIGDHEDEN 1. De inspiratie om te schrijven en de moed om het te vertalen. 2. Bijgevolg een degelijke kennis van de taal en enkele woorden boeken. 3. Een schrijfmachine (niemand leest handgeschreven manuscripten). 4. Stapels typepapier van degelijke kwaliteit, doch om het port te drukken zo licht mogelijk (40 à 45 gr. papier is het beste). 5. Stapels carbonpapier, om een zo groot aantal leesbare doorslagen te hebben; manuscripten hebben de gewoonte om verloren te gaan of om in afzichtelijke toestand terug te keren. 6. Een voorraad omslagen half-kwarto. 7. Een voorraad internationale antwoordcoupons, verkrijgbaar bij de postkantoren (bij elk ms. moet de retourport ingesloten


worden; een dergelijk coupon vertegenwoordigt de waarde van één postzegel in het buitenland, en kost 10 BF bij ons). 8. De adressen van tijdschriften : raadpleeg uw verzameling of de boekhandelaar; ook het veertiendaagse tijdschrift "Locus" geeft in elk nummer markten voor SF en fantastiek; Michel Feron verdeelt dit in België. 9. Geduld. 10. Nog véél, véél méér geduld. DE VOORNAAMSTE MARKTEN De professionele SF-magazines : Analog, Galaxy, If, Fantastic, Amazing, Fantasy & SF. Net gestarte prozines SF : Vertex, Infinity. Net gestarte prozines Horror: Haunt of Horror, Weird Tales. - Deze betalen allen vanaf 1 ¢ tot 5 ¢ per woord voor aanvaarde manuscripten, betaling bij aanvaarding of na publicatie; meestal kopen ze eerste wereldpublicatierechten op en behouden het copyright (c), ten zij anders overeengekomen. De semi-professionele magazines : Whispers from ARKHAM; Macabre, Weirdbook, Moonbrooth, Fantasy & Terror. - deze betalen meestal tussen 1/ 2 ¢ tot 1 ¢ per woord; ofwel soms maar 1 $ per gedrukte bladzijde. De niet-SF magazines : Playboy, Penthouse, Mayfair, etc., etc. - Dit zijn goede betalers, hoger dan al de voorgaande, en sommige gaan tot 250 $ per verhaal; uiteraard zijn zij het meest eisend wat de literaire ofwel de "leesbare" kwaliteiten van het werk betreft. De originele bloemlezingen voor SF : Orbit, Infinity, New Worlds Quarterly, New Dimensions, Nova, Quark, etc., etc,; de adressen zijn meestal enkel vindbaar in de bloemlezing zelf of via literaire agenten of Locus. HET OPSTELLEN VAN HET MANUSCRIPT In ieder geval - en in uw eigen voordeel, maak zoveel mogelijk carbons voor later gebruik. Stuur altijd het originele getypte exemplaar, slechts een duidelijk leesbaar carbon wanneer geen ander meer voorhanden is. Vermijdt daarom gekreukt of bevlekt papier; eveneens te vermijden : spelden, nietjes, e.d. Sommige der nietSF-magazines lezen zelfs geen carbonmanuscripten, en niet-perfect gepresenteerde manuscripten kunnen door hen ongelezen teruggezonden worden ! Nummer uw bladzijden altijd, en nog beter : vermeld op élke blz. rechtsbovenaan de titel of uw naam naast het bladzijdenummer. Op de eerste pagina van uw manuscript : links bovenaan uw volledige naam en volledig adres. Rechtsbovenaan de aard (SF-verhaal, horror-story) en vooral het aantal woorden van het manuscript. Dit is zeer belangrijk, want de betaling gebeurt meestal gebaseerd daarop. Natuurlijk schat u het aantal woorden, Een manuscript, getypt op anderhalve tussenlijn, kwarto, in het Amerikaans : titelpagina = 350 woorden, elke andere volledige pagina = 420 woorden.


Typ altijd minstens op anderhalve interlinie, of zelfs op dubbele interlinie. Manuscripten getypt zonder inter linie, schijnen zéér vermoeiend te zijn voor de ogen van de uitgever - men bedenke ook dat deze nota's en correcties voor de drukker tussen de regels in moet kunnen aanbrengen. In elk geval, ms. zonder interlinie hebben óók de gewoonte om ongelezen terug te komen. HET (c) COPYRIGHT Gepubliceerde werken waarbij de vermelding (c) copyright 19.. by ... niet staat, vallen in het publiek domein en kunnen door iedereen vrij herdrukt worden. In België volstaat deze vermelding hoewel het natuurlijk raadzaam is het werk na publikatie officieel te laten copyrighten by SABAM, of een dergelijke vereniging. In principe geldt dit ook voor de USA, doch om werkelijk officieel te zijn moet het gepubliceerde werk in tweevoud neergelegd worden bij het copyright-bureau in de USA, plus de betaling voor de neerlegging. De meeste magazines echter nemen zelf het (c) op hetgeen zij publiceren, en tenzij anders overeengekomen, verkoopt u dus alle rechten voor Noord-Amerikaanse publikatie. Dit hangt natuurlijk af van de precieze overeenkomst die u krijgt voor uw verhaal. Om dezelfde reden echter ook weigeren de meeste Amerikaanse magazines verhalen die al eens verschenen zijn in éénder welke taal. Dit kan natuurlijk gemakkelijk omzeild worden door de titel van uw verhaal te veranderen, en het te voorzien van enkele andere personages, of een ander begin of slot, waardoor het een theoretisch nieuw verhaal wordt. Wanneerulater uw verhaalin een andere taal wenst te laten verschijnen, kan de toelating gemakkelijk verkregen worden bij de uitgever. Om deze redenen ook : biedt nooit hetzelfde werk tegelijkertijd aan bij meerdere uitgevers ! Een dergelijke vergissing - wanneer twee uitgevers de rechten van hetzelfde werk kopen - kan niet alleen kwaad bloed scheppen, maar er ook voor zorgen dat niemand nog ooit iets van u wenst te aanvaarden. HET VERZENDEN VAN HET MANUSCRIPT Sluit altijd een brief in, waarin u het verhaal voorstelt voor publikatie - desnoods indien het de eerste maal is, ook een drietal regeltjes over uzelf. Sluit altijd in : een zelf-geadresseerde retour-enveloppe, evenals de nodige internationale antwoordcoupons voor het terugkrijgen van het manuscript. Een coupon kost 10 BF, doch u mag hem slechts rekenen voor 8 BF bij het berekenen van de retourporten. Bv. een omslag, compleet met verhaal, brief en retouromslag kost 40 BF om te verzenden. U sluit géén 4, maar 5 antwoordcoupons in. Neemt dit in acht, en meestal krijgt u het manuscript terug; doch dit is geen garantie. Sommige uitgevers zijn slordig, en ook de post is niet onfeilbaar. Krijgt u niets terug, schrijf dan na 6 maanden nog eens en vraag of men niet vergat het terug te zenden. DE KOSTEN VAN HET VERZENDEN (naar Engeland en Amerika) Deze vallen best mee. Surface-mail, d.w.z. gewone post : standaard tot 20 g = 8 BF; tot 50 g (alle formaten) = 14 BF; tot 100 g = 18 BF; tot 250 g = 40 BF; tot 500 g = 75 BF.


Het duurt dan tussen de 3 - 8 weken vooraleer uw manuscript de uitgever bereikt. Met de luchtpost heeft hij dit binnen de week. Wanneer u verzendt per luchtpost, vermeldt dit duidelijk op de omslag. Bovendien kost dit extra (bij te rekenen bij de gewone porten hierboven) 2,50 F per 5 g totaal gewicht. Een vb. een omslag van 150 g per gewone post = 40 BF. per luchtpost = 40 BF + 2,50 BF x 30 = een totaal van 115 BF. WANNEER KRIJGT MEN ANTWOORD ? Dit hangt af van de manier waarop u verzendt (surface of lucht), en van de uitgever. Deze zal principieel altijd per gewone post terugzenden. Wanneer hij twijfelt aan een verhaal, kan hij het gerust enkele maanden "in het zou leggen", terwijl hij aan andere dingen denkt. Is uw manuscript niet in orde, of niet zijn smaak, dan kan u het binnen de twee maand weer in uw bezit hebben, met of zonder een "rejection slip". U mag rekenen dat het tussen de 2 tot 5 maanden duurt, vooraleer u normaal bericht krijgt. Na de zesde maand, schrijft u een vriendelijke brief of er al nieuws is. Na de twaalfde maand schrijft u gewoon : Barst ! En u probeert een andere uitgever. UW VERHAAL IS AANVAARD ! Prachtig. Gefeliciteerd ! Kijk nu goed na wélke publikatierechten u verkocht hebt. Wacht dan af of en wanneer het gepubliceerd wordt. Dit kan binnen enkele maanden zijn, het kan ook jaren aanslepen. Ikzelf heb verhalen die twee jaar geleden aanvaard werden, nog niet betaald, en nog niet gepubliceerd. Betaling volgt meestal kort na de publikatie, of bij sommigen bij aanvaarding. Als u na vier maanden nog geen cheque ontvangen hebt, schrijf alweer. Schrik ook niet al u zelfs geen exemplaar van de publikatie ontvangt. Principieel behoort men u één of twee exemplaren te zenden, maar tja. Het veiligste is zelf dit of gene tijdschrift in het oog te houden, of er iets van u in verschijnt, en dan te protesteren. Niet dat dàt iets zal bewerkstelligen. Twee van mijn verhalen verschenen in Amerikaanse horror-magazines (nu failliet; doch niet door mijn schuld), en ikzelf ontdekte dit pas toen ik een jaar later toevallig enkele exemplaren ervan kocht en daarin mijn eigen werk vond ! Het tweede werd werd nooit betaald, en schijnt sindsdien reeds herdrukt te zijn in een horrorstripmagazinen, waarvan ik zelf nooit gehoord heb, en waarvan ik zelf geen exemplaar kan vinden. BETALING EN BELASTING Als u betaald wordt - en wees gerust - meestal gebeurt dit wèl, er zijn meer eerlijke uitgevers dan oneerlijke - kan dit dus best meevallen, naargelang het tijdschrift waaraan u verkocht. Een vb. we nemen een verhaal van 10 blz., kwarto, getypt op anderhalve interlinie. We laten het schrijven, typen, vertalen, overtypen buiten beschouwing, evenals de kosten van papier, omslagen, carbons, enz. Dit ms. is 4130 woorden, het kost u 39 F om het op te sturen per luchtpost, en 30 F aan retourporten. Na eerste publicatie kan het u tussen de 1000-8000 BF opbrengen. De letterkun-


dige, zolang hij een officieel hoofdberoep uitoefent, wordt niet beschouwd als zelfstandige, dus geen RMZ, pensioenlasten, enz. daarop te betalen, enkel maar personenbelasting op deze extrainkomsten, en u mag een ruim forfaitair kostenbedrag aftrekken. En wees gerust, de eerste jaren ligt niet alleen dit forfaitair bedrag hoger dan uw inkomsten, maar de eerste jaren wordt dit een negatieve post voor U Want u zal misschien 20, 30 verhalen moeten heen en weer sturen voor er één aanvaard wordt. Natuurlijk met een beetje geluk - en vooral véél schrijftalent en taalkennis - kàn dit éne verhaal al de voorgaande mislukkingen goedmaken. BESLUIT Laat u nu niet afschrikken door dit espistel. Ik ben niet opzettelijk negatief, ik heb enkel alles zo realistisch en praktisch mogelijk voorgesteld. De zaken zijn nu eenmaal zo. Natuurlijk, als u een goede SF-ROMAN in het Engels of Amerikaans kan aanbieden, dat is al meer de moeite waard, want daar kan u beslist tussen de 30.000 à 100.000 BF mee verdienen. Maar iedereen begint met kortverhalen, het is de oefenschool. Wees niet bevreesd om uw eerste hachelijke produkten op te sturen, ik heb het ook jarenlang gedaan, vooraleer mijn eerste verhalen aanvaard werden. Nog een raad : stuur géén vignettes, d.w.z. verhalen van 1 à 3 blz. (500 tot 2000 woorden), bijna niemand koopt deze. Ze zijn uitsluitend geschikt als vingeroefening. Verhalen schrijven is en blijft een kwestie van innerlijke drang, het is de prestatie die telt. En wanneer u na verloop van tijd al duurt dit ook jaren, niet opgeven - uw naam ziet prijken in een Amerikaanse bloemlezing, wel, dàt is ook al iets waard. Probeer niet er een lonende bijverdienste van te maken, want dat wordt het bijna nooit, blijf het beschouwen als een hobby. En herinner u : hoofdstuk "BENODIGDHEDEN", punt 10 : GEDULD GEDULD EN NOG VÉÉL MÉÉR GEDULD Als u goed genoeg bent, komt u er ! O ===oooOoOooo=== O RUDI CHRISTIAENS PAUL GEERTS WALTER POUPAERT PETER PAUWELS JULIEN ROLAND A.F.M. SCHINGS E. VERLEYE-VERPLANCKE

Oude Kouterdreef 21 Waterloostraat 30 Turnhoutsebaan 101 Edgard Tinelstraat 70 Zenobe Grammestraat 14 Somyasingel 75 Leiselestraat 65

9140 2600 2100 2650 2000 (NL) 8200

ZELE BERCHEM DEURNE BOOM ANTWERPEN MEERSSENS ST.-MICHIELS


Beste Julien, In uw artikel "Waarom Simon Joukes nooit een planeet zal kunnen koloniseren", INFO-SFAN 27 (juli 1973), 12-14, veronderstelt ge dat de Simon Joukes een weliswaar humnoïde maar niet-menselijke soort is. Ge weet, waarde J.C.R., dat een groep van deze species "Joukes Wavrensis", (en niet "de Simon Joukes", want dat is maar één lid van de soort) een woning bouwt in een landelijk deel van onze planeet. Door zorgvuldige studie en observatie heb ik een diepgaande studie van deze groep kunnen maken, zover zelfs dat ik inzicht verkreeg in subtiele waarde-oordelen als : "Het is goed genoeg maar niet goed," en "Het moet tamelijk zijn." Uit dit onderzoek kan ik concluderen dat uw geniale vermoeden, namelijk "de Joukes Wavrensis is humanoïd, maar niet menselijk" wel juist is, maar dat uw besluit als zou deze soort niet kunnen koloniseren, te ongenuanceerd is. De moederplaneet moet immers markante verschillen met de aarde vertonen. Zwaartekracht : Joukes Wavrensis tilt lasten op welke op zijn minst gelijk zijn aan 2 G. Daar de bestudeerde exemplaren, binnen hun soort, niet uitzonderlijk groot of robuust zijn, moet de zwaartekracht der Joukesplaneet merkelijk groter zijn dan op aarde. Atmosfeer : ook hier moeten belangrijke verschillen bestaan. Bij het maken der dakbedekking verblijft Joukes Wavrensis gedurende lange tijd op ijle hoogten. Vaak worden klimtochten ondernomen met zware lasten, vanaf begane grond tot op de nok. Ik besluit dus dat de atmosfeer op de Joukesplaneet : -ijler is dan op aarde, -een grotere afnamegradiënt vertoont. Planetologen zullen moeten uitmaken hoe dat kan samengaan met een grotere zwaartekracht. Klimaat : de species laat zich, bij haar activiteiten, niet tegenhouden door zelfs strenge klimaatswisselingen in de verschillende seizoenen, maar elk specimen reageert zeer verschillend op een gegeven weertype. Hieruit blijkt m.i. dat de species op haar eigen planeet zeer grote klimatologische contrasten toont. Water : hier staan we voor een raadsel. Gehoord werd de regen niet welkom was. Nochtans construeert deze kleine groep zeer uitgebreide bewateringsfaciliteiten. Een verplaatsbaar reservoir werd opgesteld, waarin vooral de jongere leden der soort zich tot verschillende malen daags onderdompelen. Aardse levensvormen : fauna : ofschoon op het terrein vele soorten arthropoda werden -----


aangetroffen, was ook hier de reaktie van Joukes Wavrensis zeer verschillend : terwijl de ene volwassene nooit door insekten geplaagd werd, was de andere het mikpunt van zeer heftige aanvallen, wat zijn intens ongenoegen opwekte. Andere diersoorten worden met respect bejegend. Nochtans is de species zeer bang van de Julianosaurus en het Raasveldotherium. Flora ----- : de Joukes Wavrensis eet dezelfde planten als homo sapiens. Voor andere planten heeft de species zeer grote eerbied. Grassen worden slechts na zeer lang aarzlen afgemaaid. Verder werd een grote hoeveelheid bomen aangeplant, zowel angiospermata als gymnospermata. Als reden hiervoor werd opgegeven : "Om later te kunnen tonen hoe het vroeger was." En zo komen we bij de verhouding der species tot Homo Sapiens Joukes Wavrensis heeft zeer veel sympathie voor onze soort. Onderlinge hulp werd vaak geobserveerd. De grote rijkdom aan informatie van deze ruimtevarende soort wordt vrijelijk meegedeeld. Nochtans schijnt er wantrouwen te bestaan. Ik zag een geschrift van Simon JOUKES, waarin hij onze evt. espansie- of kolonisatiepogingen imperialistisch noemt ? Joukes Wavrensis schijnt echter te menen dat onze soort haar vernietiging tegemoet gaat, getuige de scrupuleuze geweldloosheid bij het verwerven van een woongebied (zoals wij de zeer oude mensen zeer voorzichtig behandelen), en de zorgvuldige aanleg van een arboretum "voor het nageslacht." Besluit De species Joukes komt van een planeet met extreme verschillen in de biotoop, en kan zeer oncomfortabele, ja zelfs vijandige milieus trotseren. Ze is dus zeer geschikt voor de kolonisatie van zeer vele planeten. Zo Julien, dat was het toch wat ge bedoelde met uw boutade over "humanoïde soort"... "de Simon Joukes", he ... ? Maar nu zonder zwans, zoals ze ge-weet-wel-waar zeggen. Ge bekritiseert Simons artikel, maar wat bedoelt gemet"koloniseren"? Zoiets als "op een andere planeet een leefbare mensengemeenschap uitbouwen", of zoiets als "niet onmiddellijk doodvallen "? Simon bedoelt het eerste, zoals wij trouwens, als we onze luchtkastelen bouwen. Ge weet wel, we komen aan met onze raketten, stappen uit, genieten van de onbezoedelde lucht, savoeëren de lekkere vruchten, drinken het pure water alsof het Stella was, laten de speelse konijntjes, de lieve tortelduiven, de rustige koeien, de fiere paarden en de kiekens los, maken een groot kampvuur, zingen weemoedige liederen over moeder Aarde en slapen vannacht op het geurige gras onder de nieuwe sterren. We zuchten ontroerd en zeggen : "Komt, we drinken er nog één. Science Fiction is toch schoon." En dan komt daar die Simon ons wakker maken. Hij pakt zijn pint vast, kijkt over zijn bril heen, heft één waarschuwende vinger op en spreekt met wijsheid in de stem : "Let op, gij SF-enthousiastelingen, want zo eenvoudig is het niet ! Gij kunt niet zomaar, op een zonnige namiddag,in uwe ruimtescheepjes stappen, en naar verre planeten verhuizen, want zulke planeten zijn dun bezaaid ! Weet gij wel, dat vele gevaren u beloeren, en dat uw leven, wil het verder bloei-


en, vele eisen stelt aan deze schijnbaar aanlokkelijke, onbetreden hemellichamen ? Beseft toch, gij allen met uwen jeugdigen overmoed, dat ook hier droom en werkelijkheid helaas ver van elkaar verwijderd zijn." En hij laat ons niet eens de scherven van onze droom oprapen, maar sombert verder over klimaat, water en atmosfeer en zwaartekracht ... Verdomme Simon, hou op ! Akkoord, Julien, als ge dit pessimisme afwijst, maar dan met sluitende argumenten. We zullen uw bewijzen even doornemen. 1. Water Echt, Julien, ik verschiet ook van die "3/4", maar we hebben echt veel water nodig. Ja, er bestaan gespecialiseerde levensvormen in zeer droge gebieden. Ja, er leven mensengemeenschappen in die gebieden, maar ge zegt zelf : "Nu kan wel opgemerkt worden dat al deze mensen niet bepaald een hoge levensstandaard kennen", en dat, waarde J.C.R. is the understatement of the century. Hebt ge u al afgevraagd hoelang die gemeenschappen daar al stagneren ? Enig idee over de kindersterfte ? Toearegs bv. hebben bij mijn weten tamelijk veel contacten met andere gemeenschappen, om noodzakelijke goederen te kopen. Maar m.i. is het voornaamste punt dat deze mensen in een zeer precies evenwicht leven met de ganse reeks van gespecialiseerde dieren en planten. Gaan de kolonisten zulke kansen vinden, denkt ge ? Akkoord, in de SF wordt het basisprobleem : "Hoe kunnen we vermijden dat het milieu (water, lucht, enz...) al te veel energie opslokt ?" opgelost door een enorme machinerie mee te geven, maarre ... op de volgende blz. staat dan een furieuze discussie tussen de chef van de kolonie en de kapitein van het ruimteschip over de "Nachshub" en de exorbitante kostenprijs van de "payload". Zeggen dat de gemeenschap dat moet betalen lost niets op, want de gemeenschap is geen ezeltje dat geld ... Heeft de gemeenschap wel voldoende energie over om aan de kolonisten mee te geven ? Het is wel ironisch dat in dezelfde Info-Sfan "Midas Massaal" stelt dat de mensheid de prijs van het overleven niet meer kan betalen. 2. Klimaat Akkoord,hier gelden dezelfde argumenten, zegt ge, en dus ook dezelfde tegenargumenten. Ja, de mens, als poikilotherm dier, kan zijn eigen temperatuur handhaven, als hij een bepaald aantal calorieën per tijdseenheid kwijt kan, niet te veel en niet te weinig. Anders sterven we door afkoeling of verhitting, ge kiest maar uit. Hoeveel minuten blijven we leven in de poolzee ? Okee, we kunnen onder de grond leven, of ruimtepakken dragen, met ingebouwde verwarmings- of afkoelingssystemen, maar nog eens : wie gaat dat betalen ? We kunnen overal wel blijven leven, maar leefbare mensengemeenschappen uitbouwen is heel wat moeilijker. Trouwens, we kunnen wel, mits de nodige maatregelen, in leven blijven bij constante temperaturen van pakweg - 50° C tot zeg maar + 50°C, maar hebt ge eens bedacht hoeveel faktoren nodig zijn om dit temperatuurgebied te houden ? Aard en intensiteit van de zonnestraling, kwaliteit en kwantiteit van de atmosfeer, vochtigheidsgraad van de atmosfeer, en dan zal ik nog wel het een en ander vergeten zijn. Om maar één ding te noemen : die


winden van 200 km/u, welke temperaturen zou dat geven ? Alles is op te lossen met machines en grondstoffen, maar het zal veel geld gaan kosten. Omtrent die kolonies op de zeebodem, Julien, dat zijn heel interessante, en heel dure experimenten. Maar hier, beste vriend, laat ge u verleiden tot overhaaste conclusies. Op de zeebodem is de neerslag natuurlijk geen 100 l/m2,want hij is daar nul ! Dat water is er al, ge kunt het in uw plannen incalculeren, en de energie situatie zal wel redelijk stabiel zijn. Maar die zesendertigduizend vijfhonderd lieter per vierkante meter per jaar, die de kolonisten op hun kop krijgen, dat zal wel een ander probleem zijn, om van het wegvloeien maar te zwijgen, zo in grote, vieze modderstromen. Als er tenminste, na al die wolkbreuken, nog iets te vinden is om modder mee te maken. 3. Atmosfeer Natuurlijk neemt de luchtdruk af met de hoogte, en dat weet Simon ook (want hij heeft de lagere school met vrucht doorlopen). Maar wat betekent dat drukgebied nu eigenlijk ? De vraag is immers hoe de atmosfeer op andere planeten gaat zijn. Zeg, Julien, ge moet beter naar Simon luisteren. Als hij "ivresse des profondeurs" zegt, dan bedoelt hij "ivresse des profondeurs", een raar verschijnsel, veroorzaakt door het onder druk inademen van lucht (of een substituut daarvan). Gij geeft de symptomen van de caissonziekte, als zich gasbelletjes in de bloedbaan vormen, en dat is heel wat anders. En in de volgende alinea valt ge uw eigen stelling aan : "Of de samenstelling van de lucht enig gevaar inhoudt, kan slechts bewezen worden door generatielange proeven te doen". Ten eerste, zijn er wel aanduidingen dat we niet veel kunnen hebben, als de hoeveelheid koolstofdioxyde, of zwaveldioxyde, of zuurstof in de lucht verandert. De duikboten hadden op dat gebied wel hun problemen. Akkoord, in atoomduikboten is het opgelost, mits aanwending van dure machines. Ziet ge onze overkoepelde velden en weiden al ? Wie die machinerie levert, gaat natuurlijk heel goed zijn brood verdienen, maar aan wie kan hij de rekening zenden ? Over die industriestankjes gesproken : het gaat daar toch ook over minieme fracties. Ik ben eens benieuwd hoeveel planeten binnen die enge grenzen zullen vallen. En dan komt het boeket : "(Wij spreken hier natuurlijk over niet-extreme verschillen)". Maar wat heeft Simon anders gesteld dan dat we enkel niet-extreme verschillen kunnen verdragen ? Op aarde maakt het allemaal heel wat indruk, maar het zijn toch nauwe grenzen. 4. Zwaartekracht Zeker, Julien, de tijd zal het allemaal uitwijzen, maar hebben kolonisten tijd ? Ge spreekt van aanpassing der volgende generaties (ge blijft wel aan de veilige kant, met dat zeeeeer rekbare meervoud), maar lijkt het niet waarschijnlijk dat juist de eerste generatie kolonisten de job zullen moeten opknappen ? Besluit "De mogelijkheid om een vreemde planeet te koloniseren (en zeker


één die haast identiek is met de aarde), is helemaal niet twijfelachtig." Natuurlijk niet, en ze mag zelfs erg verschillen van de Aarde, als we maar hopen tijd en geld en zeeën van tijd hebben. Maar dat stelt Simon ook : wil het gemakkelijk gaan, dan moet de planeet erg op de aarde lijken. Waarom discussieert ge dan ? Om Info-Sfan vol te krijgen ? Om Simon eens duchtig zijn vet te kunnen geven ? Of hebt ge aandelen in een vennootschap die kolonisten naar andere planeten brengt ? Natuurlijk kan de mens zich aan de uiteenlopende omstandigheden op aarde aanpassen, maar deze verschillen zijn, in het geheel der mogelijkheden, helemaal niet zo groot, en reeds hier kosten de aanpassingen heel wat energie en heel wat mensenlevens. Julien, denkt ge nu echt dat het leven van zee naar land is getrokken, in de korte tijd die de kolonisten hebben, zo van gauw pootjes en longen krijgen en dan stap, stap, stap het strand op ? Hoeveel generaties zouden daarvoor nodig geweest zijn, denkt ge ? Sorry, Julien, dat ik je bekritiseer, maar volgens de Arisianen is het voor een second stage lensman een onvergefelijke fout, aan "muddy thinking" te doen. Hoeveel meer dan voor een Superfan ! En tenslotte, Julien, ik VOEL veel meer voor jouw standpunt, zo van al die nieuwe planeten, dan voor Simons nuchtere analyse. En daarom, als Simon nog eens zo wetenschappelijk exakt wil zijn, dan grabbelen we hem vast, gieten hem zó vol bier dat hij alleen blub-blub kan zeggen, pakken onze huisdieren en SF-boeken in, springen in ons ruimteschip, en gaan nóg een planeet koloniseren. O ===oooOoOooo=== O


er eet iets aan mijn brein, langzaam, weldoordacht, met vele begerige monden, ik probeer het tegen te houden, tevergeefs, het kent geen grenzen, het voedt zich enkel maar, en groeit binnen in mijn hoofd het kwam in vele vormen als een gefladder van vleugels, een wolk van veranderende schaduwen nochtans vormden ze een wezen zonder naam hoewel ik het er een kan geven als ik het werkelijk wil er zijn dingen waaraan men beter geen naam kan geven de vingers reikten naar mijn gelaat met een zachte pluimachtige aanraking tenslotte was het uit mijzelf dat het kwam als een zich uitbreidende plaag in mijn geest vliegen de schimmen in chaotische wanorde door de bespookte dwaalwegen waar ik ook nergens rust kan vinden uitgebraakt uit de duistere kerkers van mijn diepste zijn gedragen op duizend klapwiekende vleugels fladderen ze wild gillend in mijn oren een wanordelijke menigte schaduwvormen geschapen door wisselende schema's van liefde en haat en angst wat ik waarneem is onwerkelijk de dingen die ik zie, de geluiden die ik hoor, het enige constante is wat ik voel onaangeraakt door de ineenvloeiende pseudomensen die ik zie nu eens in vriendschap, dan weer koud veranderen ze mijn wereld in een mist van samengebalde wazige gestalten nooit wordt het definitieve woord gesproken het glimlacht en daagt uit, het kan niet zijn ... het is


er eet iets aan mijn brein ik verstoot het, bemin het en ben er bang voor, maar houdt het langzaam doven mijn ogen, en ik proef het bloed dat in mijn mond begint te druppelen er eet iets aan mijn brein

Translation in free verse from the original "Something's Eating my Brain" (c) by the author. Written April 27-28, 1971. O ===oooOoOooo=== O

Guido EEKHAUT, Heverlee Eerst en vooral moet ik zeggen dat ik enthousiast ben over jullie idee om (bijna) een heel nummer (nr. 25) te wijden aan een bekende SF-auteur. Maar waarom vieren jullie dit jaar Van Vogt's zestigste verjaardag ? Hij wordt toch 61 ? Wat vooral interessant was, was de bibliografie : zij is echt volledig. De twee verhalen, vooral dat van Julien C. Raasveld hebben me nogal ontgoocheld. Dat van Raasveld kan ik moeilijk interpreteren als essef, maar dat is natuurlijk een geheel persoonlijke opinie. Vanmorgen kreeg ik Info-Sfan 26 in de bus. Reacties daarop later. Jacques van HERP, Brussel ... Ik was vast van plan geweest op zondag 20 mei laatstleden aanwezig te zijn op BENELUXCON 1. Echter twee dag vóór deze gebeurtenis werd ik letterlijk bedolven onder een lawine bestuursverslagen die ik absoluut vóór 21 mei moest verwerken. Ik heb toen André Leborgne gevraagd mij bij jullie te willen verontschuldigen, maar blijkbaar kwam ook hij niet opdagen... Wees ervan overtuigd dat ik verveeld zit met mijn onvrijwillige onbeleefdheid want deze SFAN-AWARD, die u mij toekende ontroert me diep. En u moet zeggen aan uw Nederlandssprekende vrienden dat ik werkelijk zeer diep getroffen ben. 't Is voor mij werkelijk een grote


eer en een groot genoegen een dergelijke prijs te mogen ontvangen. Ik moet daarbij ook denken aan het spreekwoord : "Niemand is sant in eigen land". Hier, in het franstalige gedeelte van België, ben ik niet bekend. Meer nog, de enigen die ooit mijn naam hebben gehoord minachten mij omdat ik over science-fiction heb durven schrijven. Ik vind het dan ook meer dan spijtig dat ik niet te Gent aanwezig kon zijn om u aldus mondeling te kunnen danken. RED. Jacques Van Herp maakte reeds lang geleden naam als SF-criticus en essayist, onder meer in het Franse blad FICTION. Samen met A. Van Hageland was hij één van de promotoren van Jean Ray in Frankrijk. Onlangs verzorgde hij nog voor MARABOUT een verzameling der meest markante SF-romans van de Franse auteur Rosny L'Ainé. Op dit ogenblik heeft hij verschillende romans op stapel, bundels essays en kritisch werk. In het najaar zal een monumentaal werk van zijn hand verschijnen, over de voorlopers van de essef. Het werk dat deze man nu al twintig jaar levert op het gebied van SF, is van onschatbare waarde en belang zodat de hem toegekende SFAN AWARD 1973 meer dan verdiend is. Fred NIJS - Tongeren Het is al lang geleden dat ik nog eens schriftelijk een mening heb verkondigd, zeker menige jaren. En nu nog was ik eigenlijk niet van plan om op mijn schrijfmachine te gaan klungelen. Maar enkele dingen moeten gezegd worden, na rijp beraad, en zodus durf ik u mijn indrukken meedelen over de BENELUXCON 1 te Gent op 19 en 20 mei laatstleden. Zeer onvolledige indrukken ten andere, die alleen mijn subjectieve visie in het gedrang brengen. Maar ik had zo gedacht, dat indien allen weer deden zoals ik zo vaak heb gedaan, dat wil zeggen, veel beloven en weinig geven, dan zou u, redaktieraad, weer een minimum aan reakties of brieven ontvangen. En deze maal zal het niet mijn schuld zijn. Welnu. Tot mijn grote schande moet ik vertellen dat het mijn eerste convention was. Dat ik een beetje schrik had om er naar toe te komen. Dat ik mijn echtgenote heb meegebracht ? Dat alles is meegevallen ? op enkele kleine details na. Zoals : Uw informatie over de convention in de voorgaande nummers van uw tijdschrift. Wel verscheen er tamelijk volledig programma maar nergens werd er een uurtabel bij vermeld. Zo vertrokken wij hier op het tijdstip dat we eigenlijk al in Gent hadden moeten zijn, dus 170 km te laat. Zo kwamen we in de Rotonde juist op tijd om een aperitief te drinken, en te vernemen dat ook de zaterdag aktiviteiten plaats vonden in het Casino. Van deze aktiviteiten hebben we dan toch Rose-Marie duivelskind gezien, en tevens geäpprecieerd. Toch was de akoestiek niet van de best aangepaste kwaliteit, hetgeen soms moeilijkheden opleverde. De gemoedelijke bijeenkomst van (fans en gasten) gasten en fans in de kelders, die mocht er zijn, vooral na een korte akklimati-


satie periode. Zelfs mijn echtgenote, die totnogtoe zeker een vijftal SF-boeken heeft gelezen, was zowaar aan het discussiëren met Eddy Bertin, en dat zonder dat ik het had bemerkt. Ettelijke tournées hebben we dan geledigd in gezelschap van Mevrouw en Eddy Bertin, van Bob Terny en Karel Thole, die kennen er ook een beetje van tussen haakjes, en nog verschillende andere fans. Ook Brian Aldiss, dat is me opgevallen, luste de frisse, met schuim bekroonde pintjes nier. De terugweg naar het hotel werd gekenmerkt en vergemakkelijkt door het ochtendgloren en de verlichte toestand van onze grijze materie. Hetgeen de volgende dag helemaal niet meer waar was. Die verlichte toestand bedoel ik. Bijlange niet. Begeeft je maar eens naar een convention met een kater in je hoofd, die de laatste energie uit je lome benen benut om je doen te beseffen dat het feitelijk meer een temperatuur is om die schrijnende toe stand van je keel te bevochtigen, dan wel in die warme en stekende zon door de straten en het park te strompelen. Toch zijn we er geraakt. Midden in de boekenbeurs, hetgeen dan ook weer geen goed heeft gedaan aan onze echte beurs. Het aanbod was echter groter dan de vraag, vooral groter dan de financiële vraag kon verantwoorden. De film "L'Expériment viel me wel mee, maar weer was er die akkoestiek, nog erger dan de vorige avond; ik moest zeggen dat mijn zondagse kater er helemaal van de wijs door werd gebracht. 'S namiddags hebben we dan onze podiumsprekers niet al te best kunnen volgen, deel wegens de ons minder bekende taal van Brian, vooral door het hinderlijke achtergrond-geroezemoes van fans. Een humoristisch pluimpje voor Terny's vloek, of was hij van de Farao, de vloek bedoel ik. Wat we niet hadden opgemerkt zaterdag's avonds was wel het feit dat Thole planken- of liever gezegd podiumkoorts heeft. Maar ja, hij heeft zich aan de tafel toch goed uit de slag getrokken, ondanks al het gemanipuleer met micro's en asbakken. Wat er gebeurd is toen Simon Joukes tijdens de veiling alles had verkocht, weten we niet; evenmin weten we wat de dame gedaan heeft met Bob Terny die zij voor 75 F had gekocht. Want we waren weg, op terugreis heet dat. Het Convention-nummer van SFAN mocht er zijn. Een prima introductie voor de aanwezige en voorgestelde auteurs en kunstenaars. Ook de laatste nummers van SFAN droegen over het algemeen mijn goedkeuring mee. Waarom niet afwisselend een speciaal nummer brengen over één auteur, zoals dat over Van Vogt ? Of regelmatig een half nummer aan de auteur en de andere helft aan de lopende SFAN-artiekels. Julien RAASVELD - Hoboken Het moet nu maar eens gedaan zijn bij SFAN ! Al die flauwe moppen, bedoel ik. Tegelijk met het julinummer (hoe kan dat nou, nr. 23 in februari, dus nr. 24 in maart, nr. 25 in april, nr. 26 in mei ... en nu 27 in juli ? Vreemd maandblad)


kreeg ik een telefoontje van de zopas van vakantie uit TranssylvaniĂŤ teruggekeerde Edith Brendall waarin zij haar verwondering uitdrukte over de in de laatste nummers op touw gezette roddelcampagne over haar. RED. Julien heeft zeker de omslag van Info-Sfan nr. 26 niet gelezen, want daar stond in koeien van letters op : mei-juni ! Overigens lang niet kvmad hĂŠ voor een kleine groep wroeters : op zo'n korte tijdsspanne reeds 29 nummers ! Dat is nog nooit gebeurd in de Nederlandstalige Essef en contrasteert toch enorm met de 2, 3, ja somszelfs 4 nummers die andere blaadjes hebben gekend. Wij hopen van harte dat andere esseftijdschriften het in een even korte tijd even ver brengen ... Iemand gebruikt te pas en te onpas haar naam om gefingeerd nieuws te publiceren. Zo zou zij verloofd zijn met een nogal luguber klinkend personage, en geen verdere relaties meer onderhouden met ene EC en ene JC, zo zou dezeverloving verbroken zijn door een of andere knoflookintrige van ene "Julianus Caesarus", the Greatest, en zou zij terug een verhouding met Eddy C. Bertin, beter bekend in het milieu als "The Ripper" hebben ... Er moet nu ook een einde komen aan deze lastercampagne, vinden Edith en ik. Ik citeer hier woordelijk uit een later mij toegezonden verklaring : "... en sinds ik (= Edith Brendall) Superfan voor de eerste maal ontmoette, vier jaar geleden op Sfancon 1, heb ik alle contacten verbroken met Eddy C. Bertin, die toch maar een knul is die na twee glazen Stella in zwijm valt, en enig ander manspersoon, en heb mij volledig gewijd aan de enige echte, de ware, de grote JCR, de enige internationaal erkende BNF van het vlaamse fandom, een geniaal dichter, en bovendien de enige die weet wat SF schrijven werkelijk betekent. Alle geruchten diehier niet mee overeenstemmen, mogen door de lezers van Info-Sfan genegeerd worden als leugens en onzin. Ik verdenk er de genaamde Eddy C. Bertin sterk van hier de hand (nu ja, misschien beter : het pootje) in te hebben". RED. Onze commentaar zal kort zijn : 1. Liefde verblindt, zegt bastische, rethorische vele kwaliteiten, maar een Superfan niet zijn

men ! Dit blijkt duidelijk uit de bomtaal van Edith. Ongetwijfeld heeft JCR zo hemels als hier beschreven kan zelfs !

2. Ten ware (idee van een argwanend redaktielid) de aangehaalde brief niet door Edith geschreven is, maar in elkaar gezet die JCR belachelijk wenst te maken. 3. Eddy C. Bertin (met grote C) heeft hier poot noch tand mee te maken, beweert hij met de hand op het hart ... Tot daar Edith, mijn eigen Ijzeren Maagd. Ik kan hier weinig aan toe voegen, behalve mijn volmondige beaming, en hoop dus dat verdere grapjes achterwege blijven (anders zou er wel eens echt knoflook in iemands soep kunnen terechtkomen, nietwaar Eddy ... (nee,


niet Merckx ... ). Gelukkig voor SFAN was er eindelijk iemand die opmerkte dat ik pionierswerk op gebied van New Wave heb verricht in Vlaanderen. Dit verzachtte mijn gerechtvaardigde toorn toch enigszins. Dank deze persoon op jullie blote knietjes) Sfans, want de Bloedwraak van een Superfan is iets verschrikkelijks, waarover alleen in het holst van de nacht en in de diepste hoeken bij het licht van een bevende kaars gefluisterd wordt door de allerdappersten. Men weRED. Dat van die New Wave, Julien, is dat serieus of ook een flauw grapje ? Tenslotte enig heuglijk nieuws, o.a. voor dezen die verzuchtingen slaken over bijeenkomsten, clubhuizen e.d.m. Dank zij gecoördineerd werk (Ik mag wel zeggen, noeste arbeid) van een uit alle strekkingen samengestelde groep Antwerpse fans (dus niet alleen van Sfan) zullen in Antwerpen eindelijk regelmatige maandelijkse bijeenkomsten plaatsvinden. De eerste bijeenkomst was op 22 september 1973, in het zaaltje boven SOUND'S PUB, Wiegstraat 8a te ANTWERPEN (komt uit op Meir, schuin tegenover Kathelijnevest). Voegen we er meteen bij dat de vergaderingen telkens op de voorlaatste zaterdag van de maand vallen, dit veiligheidshalve omdat traditiegetrouw alle informatie in Info-Sfan nét een week telaat verschijnt). Het is natuurlijk oók een manier om de opzoekingen naar een doeltreffende tijdmachine te bevorderen, maar toch ... er zijn al mensen die van vijgen na Info-Sfan spreken, inplaats van vijgen na pasen ... RED. - noteert allen plaats en datum en komt in drommen daarheen. Wij zijn er zeer zeker van dat die vergaderingen goed zullen worden. Afgesproken is in ieder geval reeds, dat er regelmatig voordrachten zullen worden gehouden. Laten we hopen dat het zaaltje snel te klein zal zijn ... - in SFAN zijn alle strekkingen vertegenwoordigd. Wel zijn enkele essef-fans geen lid van SFAN - dat mag - maar dat zijn personen, geen strekkingen : bij SFAN kan werkelijk iedereen aan bod komen. - informatie komt te laat in Info-Sfan zeg je : je hebt gelijk. Daarom een opbouwend voorstel op je ietwat negatief ingestelde vaststelling : als jij regelmatig nieuws allerhande op gestencilde blaadjes zet en aftrekt (bijv. voortzetting van de vroegere SFANTOOM-reeks) dan zal SFAN er borg voor staan dat die blaadjes binnen de week worden verstuurd, waarbij de kosten van de realisatie uiteraard zullen worden vergoed : we hebben gewoon een gebrek aan mankracht ! - een beetje waardering (wierook hebben we beslist niet nodig) voor het wèl gepresteerde werk, zou één Superfan beslist sieren ! Nu ik toch aan het slopen geslagen ben, wil ik het ook wel even hebben over enige uitspraken van een zekere Zevenogige Octopus i.v.m. TRIFID en SF-GIDS. Ons aller Simon heeft het daar over "versnippering van krachten ...". Eigenlijk begrijp ik niet goed


waar hij heen wil. Bedoelt hij dat het in Vlaanderen zowat een verplichting is als fan om al je vrije tijd, geld en arbeid aan SFAN te besteden ? Bedoelt hij dat Eddy C. Bertin, Daniël De Raeve en Julien C. Raasveld nu minder voor Sfan gaan werken ? Eddy zit toch nog steeds in de redaktieraad en schrijft, naar ik merk, vlijtig voort voor IS., Daniël is bestuurslid en bibliothecaris en doet nog altijd wat hij voorheen deed. En ik ben alleen maar gewoon lid dat nu en dan eens een bijdrage levert, bovendien publiceerde ik vroeger paralax wat evenveel werk betekende als TRIFID, en waarvoor Sfan mij nota bene een SFAN AWARD gaf. Dus in feite blijft alles bij het oude. Och nee ... Simon Joukes geeft nu een fanzine uit, MUIRGHEAL, viermaandelijks. Alweer versnippering van krachten; energie, tijd en geld die in een eigen bescheiden publicatie gestoken worden, zodat het gevaar ontstaat dat het algemene tijdschrift van de vereniging verwaarloosd wordt (sic). En dat van de voorzitter, foei Simon ! Is dit de reden dat IS er een zo eigenaardig maandelijks ritme op nahoudt ? RED. - slopen is gemakkelijk, opbouwen echter veel moeilijker, zoals S. Joukes reeds jaren aan den lijve ondervindt. - Het is bepaald moeilijk en hinderlijk om een objectief antwoord te geven op een in het persoonlijk vlak getrokken reactie op een in het persoonlijk vlak getrokken reactie op een in algemene termen geformuleerde bedenking, waarin juist gepoogd werd geen personen te betrekken. We zullen het toch proberen, maar vrezen dat het niet mogelijk is. In ieder gevaL, schiet niet op de pianisten die hier aan het werk zijn ! - BEKENTENIS VAN DE STENCILTIKKER H. CEULEMANS : "Ik geef het grif toe dat ik 's avonds liever ga potten pakken en katjes in het spreekwoordelijke donker knijpen dan potvolkoffie iedere maand vijfenveertig stencils te tikken, titels te zetten en ergens een cover zien op te scharrelen, om nog maar niet te spreken van met drukinkt te spetteren, numrers samen te stellen, enz., enz... Vandaar soms de ietwat laattijdige verspreiding van IS. Sorry! - Metversnippering van krachten bedoelt S. Joukes het volgende : rekening gehouden met het feit dat de kern actieve medewerkers van elke vereniging, en dus ook van SFAN, zeer klein is, dat deze mensen dus allen bijzonder veel tijd, energie en geld aan deze vereniging besteden (sommigen hebben er na meer dan drie jaar belangloos werken nog steeds het bijltje er niet bij neergelegd waarmee, om maar weer eens misverstanden te voorkomen, niet bedoeld wordt dat zij die dit wèl deden iets wordt verweten : per slot van rekening is iedereen vrij te doen en te laten waar hij zin in heeft!) zijn taakverdeling en rationalisatie van de verschillende functies gewoon een dringende noodzaak. Uitgaande van de veronderstelling dat een vereniging als SFAN, het uitgeven van een clubblad moet beschouwen als een van de hoofddoelen van haar bestaan (ook hierover is discussie mogelijk, maar per slot van rekening is een club die zich zou beperken tot het innen van lidgelden en het opsturen van een lidkaart, vrij zinloos)


ligt het voor de hand dat de taakverdeling eerst en vooral betrekking zou hebben op dit tijdschrift. Natuurlijk zijn er ook andere taken, zodat R. Smets bijvoorbeeld het meer dan druk heeft met de ledenadministratie en D. De Raeve bijvoorbeeld met de bibliotheek. Deze bestuurlijke taken slokken reeds heel wat tijd op en dan komt de hoofdbrok : het blad. Dit heeft Twee aspekten : het redactionele en de technische realisatie. Het ideale zou zijn over 2 verschillende ploegen te beschikken voor dit werk. Jammer genoeg is er te weinig hulp zodat de leden van de redaktie, naast hun bestuurszaken ook nog het blad moeten maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat S. Joukes het tijdschrift drukt plus de enveloppes en meewerkt aan het vergaren, dat D. De Raeve meewerkt aan het vergaren en het nieten, lijmen en plakken, dat R. Smets de enveloppen klaarmaakt voor het verzenden en ook meewerkt aan het vergaren. Terwijl zegge en schrijve één lid, nl. H. Ceulemans (de knapste !) het hele geval op stencil zet en bewerkt ! Dit betekent dat 3 van de 4 redaktieleden praktisch geen tijd meer overhouden om aan serieus redactioneel werk te doen. Het zal toch voor iedereen duidelijk zijn - nogmaals zonder de bedoeling te sneren - dat het schrijven van een plezante lezersbrief gemakkelijker is en veel vlugger geschiedt dan bijvoorbeeld een bijdrage van E. Bertin over SF en Erotiek of van S. Joukes over Daniël Walther. Enkele mensen zijn dus werkelijk overbelast met werk en het is niet meer dan menselijk en begrijpelijk dat afbrekende kritiek bij die mensen wrang overkomt. Het is ook normaal en begrijpelijk dat deze mensen ernaar streven zoveel mogelijk leden daadwerkelijk bij het werk te betrekken om aldus hun taak enigszins te verlichten : tenslotte is wat zij doen in grote mate een kwestie van verantwoordelijkheid opnemen ten opzichte van de leden die hun contributie hebben betaald ! Nee, Julien Raasveld, S. Joukes bedoelt niet dat een fan in Vlaanderen verplicht is al zijn tijd, geld en arbeid in SFAN te investeren. Dat heeft hij niet geschreven ! Maar wel een gedeelte, elk naar zijn vermogen, en als het effe kan : eerst en vooral daar aan ! Als de fans die SFAN "runnen", daarnaast nog de euvele moed kunnen opbrengen (zoals Eddy Bertin en Joukes) om iets voor zichzelf te doen, dat is dat een persoonlijke zaak en mag niemand daar iets op tegen hebben, zolang, zij de taak die zij in het raam van SFAN op zich hebben genomen, naar behoren vervullen. En dat is volgens de redaktie het geval. Maar wanneer, om een kat een kat te noemen, Joukes zijn op zich genomen taak bij SFAN zou verwaarlozen om zijn eigen zaakjes te gaan beredderen dan zou hij laakbaar zijn en de logische consequenties uit zijn gedrag moeten trekken, namelijk ontslag nemen. Maar we kunnen natuurlijk ook de bal terugkaatsen en gewoon het volgende vaststellen : als een fan niet verplicht is (dat is toch wat je zegt ?) iets voor SFAN te doen, dan zijn de thans werkende fans dat ook niet ! Als dat het geval is, dan heeft geen enkele andere fan het recht kritiek uit te oefenen op te dikke, te dunne te laat of helemaal niet verschijnende nummers ! Nee, julien, Joukes bedoelt niet dat hijzelf, Bertin, Jij, De Raeve of wie dan ook, minder voor Sfan zou gaan werken, dat heeft hij trouwens niet gezegd ! Maar meer is in ieder geval onmogelijk en evenveel is op zichzelf al een zware belasting ge-


Dat sommige redaktieleden ondanks hun taak toch nog bereid zijn meer te doen, voor zover daartoe moegelijkheden bestaan, werd onder meer aangetoond door S. Joukes, diejou indertijd persoonlijk heeft voorgesteld TRIFID voor je te drukken, zelfs met financiële tussenkomst van SFAN, voor zover je het er mee eens zou zijn dat dit in het blad zou worden vermeld, maar waarbij jij wel de volledige vrijheid als hoofdredacteur zou behouden. Julien heeft toen gemeend dit niet te kunnen doen en wij respecteren tenvolle zijn besluit. Maar vanuit dit gezichtspunt lijkt zijn kritiek toch wel iets overtrokken te zijn. Wij hopen van harte dat TRIFID een succes moge worden en als het ooit uitgroeit in de mate dat dit met INFO-SFAN is gebeurd, hopen wij ook dat hij meer belangloze hulp zal ondervinden dan met IS tot hiertoe het geval is. Dat IS er "een zo eigenaardig ritme op nahoudt" is een uitspraak die de redactie niet kan delen : tot hier toe zijn alle jaarlijks beloofde nummersverschenen en mits meer hulp hadden het er zelfs meer kunnen zijn ! Wij weten dat dit een unicum is in de geschiedenis van het Vlaamse fandom (zelfs de Britse BSFA, de Duitse SFCD en de Italiaanse CCCS zijn hierin niet geslaagd) en ons lid publicist Gilbert Deswert heeft volgens ons overschot van gelijk wanneer hij in een artiekel hierover letterlijk zegt : "... IS houdt het een ongehoord aantal jaren vol ..." PARALLAX heeft in 1972 een verdiende SFAN AWARD ontvangen, maar is sindsdien slechts één maal meer verschenen. INFO-SFAN kan onmogelijk kandidaat worden gesteld voor een SFAN AWARD omdat deze onderscheiding nu eenmaal door de vereniging zelf wordt toegekend. De redaktie is er zich echter terdege van bewust zonder hoog van de toren te willen blazen maar ook zonder valse bescheidenheid - dat dit blad een geldige kandidaat zou zijn als deze onderscheiding door een andere organisatie zou worden toegekend. Bovenstaande apologie is natuurlijk een zelfverdediging vanwege de redaktie, die nooit heeft beweerd of willen beweren dat zij alleen zaligmakend is. Zij verlangt echter wel dat en opzichte van INFO-SFAN dezelfde respectsnormen worden getoond, die zij opbrengt voor andere publicaties. Dat is gewoon een zaak van fatsoen. Wij zeggen eerlijk dat de vinnigekritiek van onze past-voorzitter JCR ons heeft verrast, ook al is ze grotendeels humoristisch bedoeld. Echter, aangezien wij objectieviteitshalve alle meningen publiceren, vooral wanneer ze van de onze afwijken, kan niemand het ons kwalijk nemen dat wij ook eens ons standpunt wensten te belichten. Voor de rest, werkelijk "sans rancune" hoor Julien, en ... zet de Stella of de Koning maar klaar tegen dat we nog eens aanlopen. O ===oooOoOooo=== O


Red. : onderstaande tekst is de volledige weergave van de lezing welke onze Franse eregast tijdens BENELUXCON 1 ten beste gaf. De nederlandse bewerking is van S. Joukes. Wanneer we de afstand nemen van de industriële broodjesbakkerij van de reeks FLEUVE NOIR - talrijke essefdeeltjes verschijnen er per maand - die bij uitstek een populaire reeks is, dan mag ik stellen, zonder het gevaar te lopen onrechtvaardig te zijn, dat de Franse essef weinig of niet gepresteerd heeft tijdens de laatste jaren. Jules Verne, het moet maar eens gezegd worden, is al lang dood, en begraven, dan dat we ons blazoen nog met zijn Naam kunnen vergulden. Verdwenen in de mist der tijden, zijn ook de vroegere "wetenschappelijke" tijdschriften zoals SCIENCE ET VOYAGES, waarin de Grote Vergeten Ouden hun ijlende verbeelding op hol lieten slaan. En al is het dan wel zo dat de werken van de grote voorgangers zoals Régis MESSAC thans opnieuw worden uitgegeven, toch moet worden herhaald dat de Franse essef nog steeds de Assepoesrol speelt wanneer gesproken wordt over de haast wereldschokkende explosies die vandaag in de VS en in Groot-Brittannië de essefwereld als het ware overspoelen. Jazeker, omstreeks het einde der vijftiger jaren, kenden ook wij in Frankrijk zoiets als een Gouden Eeuw van de Essef. Maar wat een hoogdravende uitdrukking voor een onbelangrijk verschijnsel ! De talrijke gespecialiseerde reeksen die toen bestonden bleken veelal slechts ééndagsvlinders te zijn en hun lezerspubliek heeft zich nooit kunnen uitbreiden tot buiten de deuren van de zorgvuldig gesloten ivoren torentjes (... door wie ?). Slechts enkelen zijn er door koppige volharding in geslaagd de schermutselingen van deze eerste aanvalsgolf te overleven. Wat is er gebeurd met Drode, Curval, Sériel, Wul ? ... Misschien zijn ze bloemen gaan plukken aan de oevers van de Lethe ? Het is werkelijk waas dat oude koeien uit de sloot worden gehaald bij gebrek aan werkelijk nieuwe geluiden : de uitgevers brengen voor goud alle mogelijke oude rommel op de markt en de verstokte sentimentelen wenen van ontroering bij het doorbladeren van de "Herziene en Bewerkte" uitgaven van de door de motten opgevreten Grote Klassieke Werken. Weer moet worden gezegd dat


het in Frankrijk traditie is te teren op de roem van vervlogen gen tijden. Ik denk met afgrijzen aan een Clemenceau van de essef of aan een Madame de Sévigné van de speculatieve literatuur. Hemel !!! Het huidige lezerspubliek opnieuw in de gelegenheid stellen kennis te maken met de Ouden is op zichzelf een lovenswaardige zaak, op voorwaarde natuurlijk dat het daar niet bij blijft ! Is het de schuld van de schrijvers, van de uitgevers ? Of is het gebrek aan kwaliteit van de Franse Essef eenvoudig toe te schrijven aan het feit dat wij niet over het soort verbeelding beschikken dat bij deze vorm van literatuur past ? Want het is toch maar waar dat wij op den duur zullen kreperen in de teksten van Descartes en Voltaire. Het is zelfs zo erg dat het tijdschrift FICTION, dat samen met HORIZONS DU FANTASTIQUE de meeste - om niet te zeggen haast alle - Franse essefverhalen publiceert, de laatste jaren slechts een half dozijn namen op een rijtje kon zetten. En dan nog ! Met haast homeopatische doseringen. En tijdens de laatste jaren hebben slechts enkele auteurs een werkelijke roman aangepakt. Laten we het maar onmiddellijk toegeven : in de meeste gevallen liepen die pogingen op een weinig verheffende sisser af ... Een briljante uitzondering : LES SEIGNEURS DE LA GUERRE van Gérard KLEIN, thans in het Engels vertaald door John Brunner : The Overlords of War. Vreemd genoeg werd dit boek slechts weinig lof toegezwaaid, hoewel Klein één van onze weinige schrijvers is die op dezelfde voet kan worden geplaatst als zijn Amerikaanse of Britse collega's. Hij overleefde de Gouden Eeuw, en, als volwassen geworden wonderknaap, zweeft hij nu met een tikkeltje ongerustheid tussen klassieke stijl en "nouvelle vague". LES SEIGNEURS DE LA GUERRE : een boek over de tijd, een thema dat de auteur steeds heeft beziggehouden. Dit is een goed ontworpen boek, flink opgebouwd, maar die bij tijd en wijle te lijden heeft van de koele nuchterheid die klein eigen is. Te vermelden valt ook dat alle pogingen van Klein om de erotiek te benaderen, jammerlijk mislukken, op de drempel van de beschrijving. Ik zal niet langer uitwijden over FUTURS SANS AVENIR van Jacques Sternberg wiens aanvallen opde essef berucht zijn tot op de Zuidzee-eilanden Wallis en Futuna. Sternberg is een gelegenheidsessefauteur, briljant wanneer hij maar wil, maar steeds te kwader trouw. Dat hindert me persoonlijk niet. Wat me wel hindert is de korte roman FIN DE SIECLE, dat is namelijk het eerste deel van dit boek : het komt over als een nogal slecht uit de verf komende bedgeschiedenis waarin Sternberg zichzelf plagieert. Toch wel eigenaardig, die erotiek van Sternberg : hoewel hij er een flinke schepel bovenop legt op taalgebied, blijft hij zo kil als een slangevel. Bernard Villaret publiceerde zijn eerste essefroman in 1970 : MORT AU CHAMP D'ETOILES. Het was een ouderwets dingentje zonder enige diepgang. Zijn tweede boek, DEUX SOLEILS POUR ARTUBY, bevestigt wat wij voelden aankomen : Villaret kan slechts muffe, stoffige verhaaltjes schrijven, met een achterhaald gevoel voor "poëzie". Zijn Jan Artuby, 'mooi als een Griekse god, contestant van de 28ste eeuw", zet alleen maar kwaad bloed.


Je vraagt je af wat voor klap van de molen onze Klein gekregen heeft, toen hij het in zijn hoofd haalde een rotboek als MONTAGNES DU SOLEIL in zijn prestigereeks "Ailleurs et Demain" te publiceren. Deze geschiedenis van pseudohistorische wezens (je begrijpt onmiddellijk dat de aarde door de onvermijdelijke, eeuwige catastroof werd verwoest) en van schepsels die van een andere planeet zijn gekomen maar die in feite de overlevenden van bovengenoemde ramp blijken te zijn, "teruggekomen-om-de-wereld-weer-op-te-bouwen-"... dat hadden wij al duizenden malen gelezen, maar dan veel beter verteld dan door Léourier. Haast elk hoofdstuk herinnert ons ergens aan. De auteur heeft kort en goed Rosny Ainé nageaapt (dat is verdedigbaar) of Carsac (dat is niet te verdedigen want deze auteur werd indertijd door de bijziende kritiek schromelijk overschat). Een roman van Nathalie-Charles Henneberg, nog een overlevende van de heroïsche vijftiger jaren, uitgebracht onder de titel LE MUR DE LA LUMIERE, was slechts boerebedrog want hetzelfde boek was reeds in 1959 onder de titel ERE SPATIALE, AN PREMIER, in de nummers 71-73 van het tijdschrift FICTION verschenen. Patrick RAVIGNANT, een jonge contenterende historicus, schrijver van SEXE ROUGE, publiceerde onlangs een boek, LES MUTANTS DE LA VOIE. Het is een soort space-opera op een politieke achtergrond. Hierin komen enkele uitstekende passages voor en enkele pogingen om de aandacht van de lezer te trekken, maar het geheel stijgt niet uit boven het peil van een goede FLEUVE NOIR. David MAINE (niet verwarren met Charles Eric MAINE !) is een geheimzinnig personage. Onlangs pleegde hij een boek : LES DISPARUS DU CLUB CERONOS; het was natuurlijk weer space-opera. Met uitzondering van het tweede deel van de roman waarin een zeker tempo te bespeuren valt, mag men gerust, en zonder enige scrupules, van een waardeloos vod spreken. Ik meen dat een van de enige belangwekkende auteurs van dejonge generatie Jean-Pierre ANDREVON is, hoewel hij de neiging heeft zijn talent in al te veelvuldige werkzaamheden te verdunnen. Zijn eerste roman, LES HOMMES-MACHINES CONTRE GANDAHAR, behandelde op een vrij persoonlijke manier een thema halfweg tussen epische essef en heroïsche fantasie. Zijn tweede roman die onlangs het licht zag, nl. LE TEMPS DES GRANDES CHASSES, bewijst dat deze auteur doorzettingsvermogen heeft. Persoonlijk vind ik hem beter in zijn verhalen, waarvan tot op heden twee bundels verschenen AUJOURD'HUI, DEMAIN ET APRES en CELA SE PRODUIRA BIENTOT. Andrevon heeft een klinkende naam opgebouwd als man van links en als kasseiengooier, maar ik heb bepaald de indruk dat dit etiket slechts op een gedeelte van zijn werk betrekking heeft, terwijl de rest vrij beslist de klassieke stramienen volgt. Bij de andere schrijvers die flinke oplagen kenen en die veelschrijvers zijn geworden voor de rekening van een goed lopende stal, moeten we Louis Thirion, Kurt Steiner en J. en D. Le May vermelden. Dichter bij ons zijn nieuwe veulens komen opdagen zoals Alphonse Brutsche (maar natuurlijk is dit een schuilnaam) en Jan de Fast. LA GUERRE DES GRUULLS en LE DIEU DE LUMIERE van Brutsche, zijn, rekening gehouden, met de reeks waarin zij


verschijnen, degelijke boeken en L'ENVOIE D'ALPHA en INFECTION FOCALE van Jan de Fast zijn lang niet slecht. Pierre Barbet die zijn carrière begon ten tijde van de Franse Eeuw, waart nog rond in FLEUVE NOIR; tot op heden heeft hij slechts de aandacht op zich getrokken door werkjes zonder enige inhoud. Maar een van zijn laatste boeken, L'EMPIRE DU BAPHOMET is een soort epische fantasie die ons laat deelnemen aan de heroïsche lotgevallen van een Kruisvaardersleger welke beschermd wordt door de bezweringen van een buitenaardse bezoeker. Er wordt nogal in geknokt en het geheel is beslist spannend. Guy SCOVEL is een andere vertegenwoordiger van de epische essef. En de "New wave", vraagt u me, waar zit die dan ? Wel, als zij zich ergens verbergt dan moet ik toegeven dat zij zich uiterst goed verborgen weet te houden. Met uitzondering van enkele reeds genoemde schrijvers en een bundel novelles van Gérard KLEIN, LA LOI DU TALLON, waarin twee of drie vrij moderne teksten zijn te lezen, mag worden beweerd dat de vernieuwingspogingen in het genre nu niet bepaald talrijk zijn in Frankrijk. Maar er is wel een Klein. Geschreven Albert HIGON - een lang stilzwijgen : goed boek ...!

roman die pas is verschenen in de reeks van door Michel JEURY - dit is de échte naam van auteur die met kracht terugkomt na een verdomd LE TEMPS INCERTAIN : eindelijk dan toch een

En ja, nog enkele korte verhalen, hier en daar in het tijdschrift FICTION. Gilbert MICHEL, Bernard MATHON, Dominique DOUAY. Beloften ! Als we dan toch geen gouden eeuw kunnen krijgen die als een meteoor voorbijvliegt, dan wens ik ons in ieder geval een zoet ontwaken toe ! Bij de main stream, moet ik absoluut het dikke boek MALEVIL van Robert MERLE noemen : het is een werk dat zeer beslist aanleunt bij de post holocaust stories. Met het voorbeeld van de bloeiende Angelsaksische "new wave" voor ogen valt te vrezen dat de jonge Franse auteur hun Britse en Amerikaanse modellen met de traditionele tien jaar achterstand zullen gaan naschrijven. Deze vrees werd onlangs nog uitgesproken door Daniel DRODE in een brief die hij mij enkele weken geleden schreef : "... de Franse auteurs moeten ervoor waken de Angelsaksers niet te gaan imiteren; zij moeten erop letten geen overeenkomsten af te breken om er nieuwe op te richten ..." Nog enkele titels : VOYAGES DANS L'AILLEURS van Alain Dorémieux, JEUX DE L'ESPRIT van Pierre Boule, LA VIE SUR EPSILON van Claude Ollier, ARCHAOS OU LE JARDIN ETINCELANT, een poging van Christiane Rochefort, LA CHAMBRE DE SIGMUND KRAUSE van Guy Heitz en, zeer onlangs, een vreemd boek van Le Clezio : LES GEANTS. Wat het omvangrijke werk van Pierre VERSINS betreft nl. ENCYCLOPEDIE DES UTOPIES ..., ik geloof dat het een onmisbaar boek is, in weerwil van de overdrijvingen, lacunes en speldeprikken van de auteur. Om te besluiten nog even dit : het beeld dat ik hierboven van de Franse SF schetste is eigenlijk nog te mooi : in werkelijkheid is de toestand in-droevig en zie ik er nog geen lichtje dagen ... (c) Daniel Walther 1973.



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.