
4 minute read
Vernieuwen Signaleren Samenwerken in Ursem Twee zien meer dan één
BBij Figaro in Ursem werken we samen met de naastgelegen scholen: de Bavoschool en de Langereisschool. Begin dit jaar vroeg het team van de Langereisschool of we samen met hen een doorgaande leerlijn wilden ontwikkelen voor kinderen tussen 2 en 6 jaar. We konden gebruik maken van een leegstaand klaslokaal. We zagen het verzoek als een kans en een mooie vernieuwende ontwikkeling voor de kinderen in het dorp. Voor 4-jarigen maken we de overgang van dagopvang naar groep 1 het liefst zo klein mogelijk en dit is de perfecte manier om dat te bereiken. We laten de oudste peuters en de jongste kleuters daarom met elkaar spelen en als het even kan, werken we samen aan dezelfde thema’s. Tijdens een informatieavond voor ouders hebben medewerkers Rita (leerkracht kleuters) en Emma (pedagogisch medewerker peuters) uitgelegd hoe zij de samenwerking tussen de opvang en het onderwijs verder willen invullen. Met een nieuwe commode, peutertafel, huishoekspullen, kieskasten, leeshoek en bouwhoek is het peuterlokaal helemaal op maat ingericht. Om op deze manier te kunnen samenwerken, is het ook nodig om het pedagogisch
‘ Door krachten te bundelen, worden mooie stappen gezet’ beleidsplan opnieuw met elkaar op te stellen. Gelukkig bieden de collega’s van de afdeling KOO (kwaliteit voor opvang en onderwijs) de benodigde ondersteuning bij zowel de inrichting als de pedagogische aanpak van een nieuwe peutergroep. De pm-ers en leerkrachten gaan aan de slag om het ontwikkelingsgericht werken te integreren in een gezamenlijk en doorlopend aanbod voor kinderen vanaf 2 jaar. Door de krachten te bundelen worden nieuwe stappen gezet, ook als opvang en onderwijs niet tot dezelfde organisatie behoren. Als beide partijen nut en noodzaak van verregaande samenwerking erkennen, zijn zulke vernieuwingen overal mogelijk.
Als opvang en onderwijs in hetzelfde gebouw zitten, worden kinderen letterlijk door meer experts gezien. Achterblijvende spraaktaalontwikkeling, gedragsontwikkeling die niet helemaal lekker loopt: het wordt eerder opgemerkt.
Beleidsmedewerker pedagogiek Isabelle Schouten komt net terug van een kinderopvanglocatie. Daar vertelde een pm-er haar over een kind waarmee in haar professionele beleving iets aan de hand is. “Doordat we met kleine groepjes kinderen werken en met veel ervaren pm-ers, signaleren wij vaak nog voordat de ouders zich zorgen maken. ‘Hee, de spraak-taalontwikkeling blijft achter; hee, daar loopt iets qua gedrag niet helemaal lekker.’ Bij ons valt dat snel op.”
Mede daardoor is op deze locatie een kleinere peutergroep opgericht. “Pm-ers zagen kinderen die het kinderdagverblijf niet goed aankunnen,” vertelt Isabelle Schouten. “Het is te druk voor hen, er zijn te veel prikkels. Sommige kinderen worden daar heel druk van, anderen trekken zich juist terug. Nu kunnen ze naar een rustiger groep, met als doel dat ze later terugkomen naar de reguliere groep. Zo kunnen kinderen toegroeien een grotere groep, zoals een kleuterklas.”

Consultatiebureaus spelen ook een rol in het signaleren van problemen in ontwikkeling en verwijzen kinderen met bijvoorbeeld een taalachterstand naar vroegvoorschoolse educatie (VVE). Isabelle Schouten: “Daar krijgen de kinderen extra aandacht en aanbod. Als de spraak bij een kind niet goed ontwikkelt, letten we extra goed op of er soms meer aan de hand is. Als onze zorgen niet verdwijnen, overleggen wij na drie maanden weer met het consultatiebureau. We zouden graag nog meer en ook op andere vlakken samenwerken met consultatiebureaus. Want als we optrekken met de ouders en de juiste externe partijen - denk bijvoorbeeld ook aan Parlan voor hulp bij opvoeden - dan kunnen we niet alleen vroeg signaleren, maar ook sneller oplossingen bieden.”
Marja van Schagen, adviseur onderwijs, herkent wat haar collega zegt. “Zeker op de plekken waar opvang en onderwijs samen zitten, heb je meer experts in huis die het kind zien. Daardoor signaleer je meer, en bij uitdagingen kunnen collega’s elkaar inschakelen om mee te denken. Dat kan een kleuterleerkracht zijn, maar ook een KC-er of gedragsspecialist binnen het kindcentrum.”
Marja van Schagen: “We denken nu na over, zoals we dat binnen SCIO noemen, een rijke leerdag. Als we die kunnen invoeren, zien we de kinderen nog beter en kun je nog beter inspelen op behoeften. Misschien wordt een kind van huis uit niet gestimuleerd om te sporten en heeft het daar wel behoefte aan. Daar kunnen we dan bijvoorbeeld over praten met een sportclub. Want het gaat ons niet alleen om de cognitieve ontwikkeling maar ook om de sociale.”
‘ Als we vroeger signaleren, kunnen we ook sneller oplossingen bieden’
Andere dingen die worden gesignaleerd: kinderen die thuis niet ontbijten en met honger naar school komen of kinderen die met te weinig kleren aan naar school komen. “Het is belangrijk dit soort signalen met elkaar te delen en te kijken wat wij hierin kunnen betekenen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er altijd brood is. Soms weten ouders niet dat het belangrijk is dat kinderen in de ochtend eten, soms kunnen ze het niet betalen.”
Of er in de toekomst nog beter gesignaleerd kan worden? Isabelle Schouten denkt van wel: “Wat me nog zorgen baart, is het aantal meldingen van verwaarlozing en mishandeling. Wij signaleren veel minder gevallen dan volgens de landelijke cijfers logisch zou zijn. Het is goed om daar met nog meer aandacht naar te kijken.”
Alle
samen!
Het is om soms moedeloos van te worden. De personeelstekorten vragen enorm veel flexibiliteit van iedereen. Van pm-ers die extra diensten moeten draaien of op andere locaties ingezet worden, van leerkrachten, onderwijsassistenten en directeuren die voor elkaar inspringen voor de klas of bij de BSO, en van collega’s van het Service Bureau die worden ingezet op een groep. Het is alle hens aan dek. Flexibiliteit. In veel personeelsadvertenties wordt die eigenschap genoemd als een vereiste. Ook binnen de SCIO Groep wordt daar een flink beroep op gedaan. Je denkt dat je een dag op de babygroep van Miamondo draait, maar je staat uiteindelijk op de BSO van Het Ooievaarsnest. Om maar een voorbeeld te noemen. Best leuk hoor, voor een keertje. Zeker als je op zo’n onbekende locatie hartelijk wordt ontvangen. Maar het is natuurlijk niet waarvoor je hebt gekozen.
Het meest gehoorde gespreksonderwerp op de locaties en op het Service Bureau is het grote personeelstekort. In de opvang lijkt het nog erger dan in het onderwijs. Elke week worden alle zeilen bijgezet om onze ruim 40 opvanglocaties open te houden.
lijk als geen ander dat ieder kind zijn eigen behoeftes heeft en nét iets anders van jou vraagt dan zijn groepsof klasgenootjes. En dat geldt ook voor hun ouders of verzorgers. leder kind heeft een andere gezinssituatie, leefomstandigheden, moeilijkheden en mogelijkheden. Basisschool en kinderopvang spelen een belangrijke rol in deze gezinnen. Onze flexibiliteit maakt het mogelijk dat ouders naar hun werk kunnen en dat kinderen in een fijne, veilige en stimulerende omgeving opgroeien. Als je het zo bekijkt, dan begrijp je ook waarom we tot het uiterste gaan om opvanggroepen open te houden.