E mailnieuwsbrief oost - 18 februari 2014

Page 1

N

ieuwsbrief

Samenwerkingverband Oost/Diemen

INHOUD Stedelijk nieuws schoolbesturen akkoord met hoofdlijnen ondersteuningsplan Op pad naar de OPR TOOA in de praktijk de Neptunus Ondertussen in de proeftuin driehoeksoverleg Linnaeusschool Agenda alle activiteiten tot en met 24 april

Let op: deze nieuwsbrief is voor het hele team. Graag uitprinten en in de lerarenkamer leggen of even digitaal naar uw collega’s sturen.

18 februari 2014

Ondersteuningsplan vertrouwt op de professionaliteit van scholen Op woensdag 24 januari jl. stemden de schoolbesturen op een algemene ­leden­vergadering (ALV) in met de hoofdlijnen van het onder­steuningsplan. Hoewel het plan nog niet helemaal af is, en het stedelijk samen­werkings­ verband nog in gesprek is met onder meer de OPR (red. ondersteunings­ planraad) gingen de aanwezige besturen akkoord. Niet heel verwonderlijk; ze krijgen meer ruimte en zeggenschap. Bijvoorbeeld over hoe zij de ondersteuning concreet willen regelen en hoe zij het geld en de inzet van extra personeel hiervoor in willen zetten. Durven vertrouwen De verantwoordelijkheid ligt maximaal decentraal, de scholen zijn echt aan zet. Zij moeten verwachtingen richting ouders en leerlingen managen en de juiste ondersteuning bieden. Volgens het samenwerkingsverband is de handelingsgerichte aanpak, naast goed pedagogisch partnerschap met ouders, de sleutel voor succes. Het stedelijk samenwerkingsverband, en dan vooral de toekomstig directeur, ziet toe of er voor elk kind binnen de regio een passende plek is. Zo nodig zorgt zijn of haar doorzettingsmacht ervoor dat thuiszitten een uitstervend fenomeen wordt. Ad interim directeur Rob Naarden: “De stad is te groot, de scholen te divers en de problematiek te verschillend om zaken als leerling- of leerkrachtondersteuning uniform in te richten. In plaats van dit te zien als knelpunt, zien we dit als een kans. We durven te vertrouwen op de professionaliteit van scholen, ze krijgen de ruimte om passend onderwijs in Amsterdam waar te maken.”

“De stad is te groot, de scholen te divers en de problematiek te verschillend om zaken als leerlingof leerkrachtondersteuning uniform in te richten.” Wel vooraf inzicht geven Schoolbesturen zijn wel gevraagd om de komende tijd aan te geven hoe zij straks extra ondersteuning leveren. Daarnaast biedt het ondersteuningsplan een duidelijk kader. Rob: “We schetsten wat we verstaan onder de extra en basisondersteuning. En we geven aan dat scholen, zowel op wijk- als op regioniveau, moeten samenwerken. We denken dat ook dit schoolbesturen helpt. Scholen worden uitgedaagd om niet te snel op te schalen naar hun bestuur, ze moeten hun basisondersteuning voor leerlingen zelf op orde hebben. Als de school ‘handelingsverlegen’ is en de leerling niet kan helpen, is er extra ondersteuning mogelijk. Zoals meer handen in de klas, extra 1


bijstelling zorgen.”

Vragen van de schoolbesturen Tijdens de ALV gingen de meeste vragen over de verdeling van de financiën, de relatie tussen passend onderwijs en de nieuwe Amsterdamse kwaliteitsaanpak en het in dienst nemen van personeel die zich nu bezighouden met begeleiding van leerlingen en rugzakaanvragen. “We moeten leren van het verleden. Bij de invoering van ‘Weer Samen Naar School’ ging het ook niet goed met het in dienst nemen van personeel. Dit zat hem vooral in de aansturing, hoe is dat bij ons geregeld? Ik vind dat nog niet zo duidelijk in het plan.” Peter: “We zijn sowieso verplicht om het personeel in te schakelen als we functies hebben waarvoor ze in aanmerking komen, dat is het gevolg van de tripartiete overeenkomst. Vanuit dat gegeven vinden we het logischer om zelf de regie te voeren, je betaalt er immers ook voor. ” Ook op dit punt wil het samenwerkingsverband zoveel mogelijk zeggenschap bij de scholen en de besturen leggen. Je weet immer als school zelf wanneer en op welk punt je advies kunt gebruiken en je weet ook welke expert daarbij het meest geschikt is. De uitdaging zit hem in de verdeling. Rob: “In het ondersteuningsplan stellen we voor om twee jaar de tijd te nemen om te bepalen wie in welke functie verder gaat. Als er straks geen functie is, dan kun je in 2016 afscheid nemen. Het uitgangspunt is wel dat er geen kennis en kunde verloren gaat. Ook mag je dus niet iets outsourcen als blijkt dat je voor de taak zelf geschikte ondersteuning in huis hebt. Detachering vanuit de personeelspool van het samenwerkingsverband biedt volgens ons uitkomst. De regie ligt bij het samenwerkingsverband, de uitvoering ligt bij de schoolbesturen, waarbij ook kleine schoolbesturen of eenpitters advies en ondersteuning kunnen krijgen.” Er wordt nog opgemerkt dat het belangrijk is om de opbrengsten in de gaten te houden, levert extra advies en ondersteuning op deze wijze straks afdoende op? “Dit zal het samenwerkingsverband meenemen, dit past bij haar regierol.”

Praktische uitwerking Tijdens de ALV blijkt dat sommige zaken nog praktisch uitgewerkt moeten worden, ook is duidelijk dat er tijdens de invoering nog vraagstukken zullen komen bovendrijven. Het stedelijk samenwerkingsverband moet op dat moment zorgen voor duidelijke afspraken tussen de besturen. Afspraken die natuurlijk voor ouders en scholen goed en openbaar te volgen zijn. Rob: “Ik was bij de ondersteuningsplanraad, waar ouders en onderwijspersoneelsleden in zitten die formeel met het plan moeten instemmen, en daar werd gevraagd hoe het voor leerlingen met ondersteuning werkt als ze verhuizen binnen Amsterdam. Volgt de ondersteuning dan de leerling ook al wisselen ze van schoolbestuur? Over dit soort vragen, moeten we met elkaar nog afspraken maken. Uitgangspunt is dat de leerling er op vooruit moet gaan. Het is voor iedereen een nieuwe manier van werken, daarom hebben we ook voorgesteld om het plan na twee jaar te actualiseren. De praktijk kan voor bijstelling zorgen.”

Kwaliteitsaanpak? Enkele schoolbestuurders: “Hoe verhoudt de kwaliteitszorg vanuit passend onderwijs zich met de gemeentelijke kwaliteitsaanpak? Dat is toch nog volop in ontwikkeling? Nu geeft het plan aan dat we aansluiten bij de (toets)standaarden van het nieuwe kwaliteitsbureau. We stemmen dus met iets in wat nog niet vastligt.” Het bestuur en de directie van het samenwerkingsverband geven aan dat de schoolbesturen hier ook aan zet zijn, maar dan in de geleding van het Breed Bestuurlijk Overleg (BBO). Peter Bovenlander: “schoolbesturen zorgen linksom via het BBO of rechtsom via het stedelijk samenwerkingsverband voor de kwaliteitsafspraken, wij vinden voor dit onderwerp het BBO het juiste gremium.” Enkele bestuurders schetsen wel dat de kwaliteitsstandaarden doorwerken in de ondersteuning. Wat verwacht je bijvoorbeeld van het schoolondersteuningsprofiel (SOP) waarin scholen hun ambities en grenzen van passend onderwijs aangeven? De directie en het bestuur van het samen­werkingsverband: “We willen nog aangeven wat we minimaal verwachten van het SOP.”

materialen of handelingsgerichte instructie die de leraar in staat stelt om het kind beter onderwijs te geven. Daarnaast worden scholen zelf verantwoordelijk om met elkaar in de wijk te zorgen voor oplossingen. Wij maken geen kaart voor deze samenwerkingsvormen, scholen weten zelf heel goed met wie ze het beste kunnen afstemmen.” Rob legt namens het bestuur en de directie van het samenwerkingsverband uit dat de sociale kaart van de gemeente hiervoor niet volstaat. Deze kaart is gebaseerd op het aantal sociale problemen in een gebied, niet hoeveel scholen er staan. Een wijk zoals het centrum heeft zoveel scholen, daar moet je misschien wel twee wijkoverleggen inrichten. Scholen hebben vaak nu al duidelijke overlegstructuren, dat moeten wij niet opnieuw willen inrichten.” De onderwijsadviseur die bovenschools gaat werken, kan hier volgens het samenwerkingsverband ook bij helpen. Die signaleert ook knelpunten en speelt zaken die hij of zij niet kan oplossen door naar het samenwerkingsverband. Die rol moet niet te zwaar worden gemaakt, vindt Rob. “De scholen en besturen zijn zelf aan zet, er is geen sprake van sturing door derden. Het gaat er meer om dat als er een knelpunt is, er bemiddeld kan worden. Dit gebeurt nu ook al, bijvoorbeeld bij het plaatsen van thuiszitters. De coördinatoren van de regionale samenwerkingsverbanden of de adviseurs van VIA hebben nu die rol.”

“Het is voor iedereen een nieuwe manier van werken, daarom hebben we ook voorgesteld om het plan na twee jaar te actualiseren. De praktijk kan voor

2


Ijkpunt vs. stip op de horizon Rob: “Het is belangrijk om vast te houden dat we de start in augustus echt als ijkpunt zien, het is een proces.” Peter geeft nog aan: “De Inspectie van het Onderwijs en de in ontwikkeling zijnde gemeentelijke kwaliteitskaders bieden ons een basis, maar zijn ook niet volledig. Dat geeft dus ook niet, we willen niet alles dichtregelen. Er moet ruimte zijn voor de professional die kan afwegen of het kind, de ouders en de leraar in die specifieke situatie gebaat zijn bij extra ondersteuning. Een schoolbestuur geeft aan: “In het plan spreken jullie wel van uniform arrangeren. Dat staat er dan ongelukkig.” Rob: “Eens, het gaat om de kaders, het ontwikkelingsperspectief van een leerling helpt bijvoorbeeld ook bij het bepalen of en welke ondersteuning uitkomst biedt. We passen dat aan.” Er wordt nog mee­gegeven dat het wel handig is om een format te ontwikkelen voor schoolbesturen om te bepalen hoe zij de ondersteuning kunnen organiseren en verantwoorden. Hoe vraag je straks als school extra handen in de klas aan? Dat moet natuurlijk veel sneller en minder bureaucratisch als een rugzakje, maar hoe kan dat het beste? Is er al een best practice? Rob: “Hier zullen we voor zorgen, we komen erop terug. Binnenkort volgt een brief, waarin de overgangsmaatregel ten aanzien van de rugzakjes staat beschreven. Ook geven we aan hoe er wordt omgegaan met (her)indicaties tot 1 augustus.” Aansluiting voortgezet onderwijs Er zijn ook nog wel andere zorgen, bijvoorbeeld over de aansluiting tussen het primair en voortgezet onderwijs. “Hier kan ik echt wakker van liggen. Wij proberen in het basisonderwijs een aanpak te ontwikkelen, waarbij we zoveel mogelijk recht doen aan het individuele ontwikkelvraagstuk van kinderen, maar dan gaan onze leerlingen naar het voortgezet onderwijs. Daar is het schoolniveau leidend, je moet voldoen aan de eisen van het vmbo, de havo of het vwo.” Het bestuur geeft aan dat het samenwerkingsverband voor het voortgezet onderwijs net zoals wij druk bezig zijn om te zorgen dat maatwerk overheerst. De intensivering is er, ze beseffen dat hun drop-out systeem stringenter is.

“Binnenkort volgt een brief, waarin de overgangsmaatregel ten aanzien van de rugzakjes staat beschreven. Ook geven we aan hoe er wordt omgegaan met (her)indicaties tot 1 augustus.”

Interim directielid van het samenwerkingsverband Marianne: “Wij zitten vaak om tafel en dat blijven we ook doen, de ondersteuning van leerlingen moet ook goed doorlopen gedurende de schoolloopbaan, net als bij verhuizingen. Het is belangrijk om te monitoren, zoals wat er gebeurt met het aantal thuiszitters. Het monitoren is onlangs door de VIA (red. bureau voor verwijzing, indicatie en advies) geïntensiveerd, dat moeten we in de toekomst zeker voorzetten.” Rob geeft nog aan: “Het voordeel is dat de nieuwe directeur doorzettingsmacht krijgt om een (dreigende) thuiszitter op een school te plaatsen. De directeur krijgt veel verantwoordelijkheid om te zorgen dat de operatie passend onderwijs goed verloopt.”

Hoe gaat het nu verder? Nu de schoolbesturen akkoord zijn met de hoofdlijnen, praat het bestuur en de directie nog verder met de gemeente en de OPR. De gemeente geeft in een speciaal (OOGO) overleg aan wat ze van het plan vindt. De OPR heeft net als de schoolbesturen instemmingsrecht. Tot de instemming van het plan uiterlijk medio april loopt de OPR het plan hoofdstuk voor hoofdstuk na. Voor 1 mei 2014 moet het onder­ steunings­plan bij de Inspectie van het Onderwijs liggen. Duidelijk is dat ook de OPR de spanning voelt van het durven vertrouwen op de praktijk. Je voelt je immers verantwoordelijk en wilt wel zien dat passend onderwijs werkt voor leerlingen, ouders en het personeel. Meer hierover in het artikel over de OPR.

Het Samenwerkingsverband Amsterdam-Diemen ontwikkelt op dit moment een eigen website. Kijk tot die tijd op www.viaamsterdam.nl.

3


De redactie neemt u mee naar plekken waar driftig wordt gewerkt aan nog beter onderwijs. Voor deze nieuwsbrief gingen we langs bij de Ondersteuningsplanraad. In de raad buigen onder meer leerkrachten, intern begeleiders en ouders zich over de invoering van passend onderwijs. Zij hebben instemmingsrecht op het ondersteuningsplan waarin wordt bepaald hoe passend onderwijs in Amsterdam en Diemen eruit komt te zien.

OP PAD

Invoering passend onderwijs; balans vinden tussen loslaten en controleren

Foto: vergadering van de OPR.

Tijdens de vergadering van de ondersteuningsplanraad (OPR) lag hoofdstuk vier over de ondersteunings­ toewijzing van het plan voor, maar al gauw bleken er meer vragen en zorgen, bijvoorbeeld over de overname van het personeel. Ad interim directieleden Rob Naarden en Marianne Veenhof en voorzitter van het stedelijk samenwerkingsverband Peter Bovenlander waren aanwezig om vragen te beantwoorden. Zij schetsten ook het verdere proces. De communicatie met de eigen OPR-achterban, zoals leerkrachten, intern begeleiders, directies en ouders hield de leden ook bezig. Een nieuwsbrief, en misschien ook een informatieavond, moet ervoor zorgen dat de (gemeenschappelijke)medezeggenschapsraden goed op de hoogte raken van wat er vanaf 1 augustus 2014 met de invoering van passend onderwijs in Amsterdam en Diemen verandert.

Vragen… Er leven nog veel vragen bij de leden van de OPR: “Wat is nu precies de relatie tussen de ouder- en kindadviseur en de intern begeleider en hoe verhouden die zich tot de school- en onderwijsadviseur? Moet je altijd langs de schooladviseur of zijn er situaties waarin je meteen aanklopt bij de onderwijsadviseur? En hoe weten we nu zeker of leerlingen die nu een indicatie of rugzakje hebben straks ook nog wel passende ondersteuning krijgen?” Peter, Marianne en Rob gaan afwisselend in op alle vragen en zorgen, tegelijkertijd schetsen ze welke omslag ze met passend onderwijs in Amsterdam en Diemen willen bereiken. … en antwoorden “De ambitie is om voor meer kinderen sneller en effectiever ondersteuning te regelen. Uitgangspunt is dat wat de leerling nodig heeft en dat wat de leerkracht zelf kan oppakken. Als blijkt dat het de school niet lukt, kan de school zorgen voor extra ondersteuning of extern advies. Bij het ene schoolbestuur kan dit betekenen dat er een aanvraag ingediend moet worden bij het bestuur(skantoor), bij een ander bestuur kan het zijn dat ondersteuning bij een gezamenlijke organisatie van besturen aangevraagd kan worden. We vragen wel of ze ons van tevoren inzicht geven, zodat we weten of de ondersteuning goed is 4

geregeld. Nu de indicatiesystematiek vervalt kun je ondersteuningsvragen breder opvatten, daarom hebben we in het ondersteuningsplan aangegeven hoe we extra en basisondersteuning definiëren. De rol van de schooladviseur is in dit proces trouwens het geven van steun en advies. De onderwijsadviseur komt kijken als de school, ook met extra ondersteuning, er niet (meer) in slaagt een passende onderwijsplek te bieden. De onderwijsadviseur helpt dan mee met het vinden van een andere plek. Het speciaal onderwijs kan, net als een andere reguliere school, een optie zijn. Als het meteen duidelijk is dat extra ondersteuning op school niet afdoende effect zal hebben, kan de onderwijsadviseur meteen ingeschakeld worden. Die kijkt dan naar zaken als: is er een ontwikkelingsperspectief en hebben ouders hiermee ingestemd en wat is er allemaal ondernomen? En welke weg is nu het meest logisch? De onderwijsadviseur raadpleegt bij het opstellen van zijn bevindingen altijd twee anderen. Dit kunnen andere onderwijsadviseurs zijn of afhankelijk van de casuïstiek, bijvoorbeeld een jeugdpsychiater of schoolmaatschappelijk werker.” Zorgen De zorgen liggen met name op het vlak van het aantal thuiszitters, de toekomst van ambulante begeleiding, de leerling-dossiers en de privacy daarvan, de handelingsgerichte aanpak van leraren en het nakomen


van afspraken; heeft het samenwerkingsverband genoeg slagkracht om toe te zien op de praktijk en lukt het wel om alle ambities ook echt waar te maken?” Ingrid Heemskerk, ouder en lid OPR: “Het plan gaat uit van de goede dingen en zet vooral de gewenste situatie neer. Hoe zorgen we straks voor de daadwerkelijke uitvoering hiervan? Hoe realistisch is het OP? Dit is niet alleen een organisatorische reorganisatie, de visie uit het ondersteuningsplan behelst ook een cultuurverandering bij alle betrokkenen. Hoe weten we dat het passend onderwijs overal wordt gerealiseerd voor elk kind? Er zijn alleen al in Amsterdam meer dan 190 reguliere scholen.” Oordeel Ouder en lid van de OPR Gwen: “Goed aan het plan is dat er zo min mogelijk geld gaat naar overhead en nieuwe instanties. Het meeste geld komt direct naar de scholen en het ziet ernaar uit dat reguliere scholen er niet op achteruit gaan. Ook de speciaal onderwijs scholen blijven gewoon bestaan. De school blijft autonoom en is dus de baas over hoe het geld in zijn school wordt inzet. Het geeft duidelijkheid bij wie de ouder terecht kan. De school is zelf verantwoordelijk, lastige procedures of bureaucratische loketten verdwijnen. Hartstikke fijn, maar daarmee zijn niet ineens alle problemen opgelost. Als school en ouders niet op één lijn zitten, is er geen eenvoudige, snelle oplossingsrichting. De samenwerking tussen school en ouders kan nog beter in de praktijk. De ambitie is er, ook om het hele onderwijs in Amsterdam naar een hoger niveau te brengen maar ik zie in de plannen nog wel een groot gat tussen theorie en werkelijkheid. Maar ja, je moet ergens beginnen.” De voorzitter van de OPR Tijl Koenderink: “Het is een enorme zoektocht om de juiste balans te vinden tussen enerzijds het geven van vertrouwen aan de scholen en schoolbesturen en anderzijds het controleren of er ook goed wordt omgesprongen met dat vertrouwen.” Informeren van de achterban Enkele leden van de OPR waren naar een avond geweest van de Amsterdamse Onderwijs Consumenten Organisatie (OCO). De thema-avond ging over passend onderwijs. Er waren zo’n 90 ouders die veel herkenbare vragen hadden. Ingrid: “Dit riep bij ons de vraag op, moeten we niet ook een informatieavond organiseren voor de (gemeenschappelijke)medezeggenschapsraden?” De leden van de OPR discussieerden met elkaar over hoe zo’n avond eruit moet zien en met wie je dit kunt organiseren: alleen, met het bestuur van het samenwerkingsverband of zelfs met OCO? De meesten zijn het erover eens dat als er een avond komt dit dan ook door de OPR zelf georganiseerd moet worden, waarbij het gevaar dreigt dat het kan lijken op een raadpleging van de achterban. Enkele leden van de OPR: “Kunnen we dit waarmaken? Het tijdpad tot het moment van instemming is krap en

wij zijn toch juist vanuit de verschillende achterbannen voorgedragen om advies te geven en in te stemmen?”Een lid van de OPR: “Ik voel wel voor een informatieavond, ik vertegenwoordig een hele grote achterban. Je kunt op zo’n avond de grote lijnen aangeven en ook aangeven wat de rol en verantwoordelijkheid is van de (g)mr-en zelf. Als er dan een heel prangend vraagstuk boven komt drijven die we nog moeten tackelen in het ondersteuningsplan, is dat toch winst?” De leden spraken af dat er een opzet wordt gemaakt voor een informatieavond, het onderwerp staat de volgende vergadering op de agenda. Betekenis passend onderwijs schetsten Ingrid: “Belangrijk is dat we ouders goed uitleggen wat passend onderwijs betekent. Dat lijkt me nog een apart punt van aandacht. Het ondersteuningsplan staat namelijk vol met jargon, het is ook zeer inhoudelijke materie. Het doorgronden vraagt tijd en aandacht, geen dagelijkse kost. Ik pleit er daarom voor dat er een aparte ‘ouderversie’ van het plan komt. Ik denk dan aan een overzichtskaart van het proces; wat kun en mag je als ouder verwachten van school en wat mag school van jou als ouder verwachten? ” Gwen gaf ook nog aan: “Binnen de driehoek: ouder, leerkracht en intern begeleider moet overigens dezelfde kennis en kunde aanwezig zijn. Ook denk ik dat een open houding een belangrijke voorwaarde is, net als het creëren van de juiste verwachtingen en het maken en nakomen van afspraken.”

Het bestuur en de directie zeiden in de vergadering alvast toe dat het ondersteuningsplan nog samengevat wordt in een publieksvriendelijke versie en dat deze samen met het ondersteuningsplan na instemming van de besturen online komt op de nieuwe website. Ook worden de e-mailadressen van de medezeggenschapsraden voor de OPR opgezocht via de schoolbesturen, zodat de eerste informatie van de raad terecht komt bij de achterban. Wordt vervolgd.

5


Om te kijken of de TOOA in de praktijk uitpakt zoals bedoeld, gaan we regelmatig op bezoek bij een school die een onderwijsondersteuning­ sarrangement heeft toegekend. De intern begeleiders van de IJburgse Daltonschool Neptunus, Nihal en Marije, leggen uit waarom zij voor Ismaël (red. gefingeerde naam) onderwijsondersteuning aanvroegen en waarom het zo fijn is dat Ismaël zich niet anders voelt dan de rest van de leerlingen.

TOOA in de praktijk Foto: Nihal en Marije.

Gewoon meedoen met de rest Nihal: “Eind augustus deed ik een aanvraag voor een TOOA, 10 september werd de TOOA toegekend. De extra ondersteuning was nodig, omdat één van onze leerlingen graag op onze school wilde blijven. Uit onderzoek bleek dat hij een laag IQ heeft en eigenlijk in aanmerking komt voor het speciaal onderwijs. De ouders en de leerling wilden niet van school wisselen. Wij staan erg open voor het idee dat kinderen, waar het kan, in de buurt naar (hun eigen) school kunnen. We hadden voor Ismaël wel wat hulp nodig om op zijn niveau goed les te kunnen geven binnen de bestaande klassensituatie. Vooral bij rekenen lukte het niet om goed aan te sluiten bij wat hij nodig had. We moesten voorkomen dat zijn ontwikkeling stil ging staan, maar ook dat hij zich zou gaan vervelen en storend gedrag zou vertonen.” Meer dan inzet voor één leerling Nihal vroeg een TOOA aan waarin ze ondersteuning van een voor de school bekende remedial teacher (rt-er) kon inschakelen. Hulpvragen die ook nuttig waren voor collega’s op school en toekomstige leerlingen die cognitieve ondersteuning nodig hebben, waren onder meer: hoe kunnen we nagaan wat er in het denk- of werkproces misgaat bij het maken van sommen en hoe kunnen we vanuit zijn denkproces de stof aanbieden dat hij vooruitgaat? Marije: “Het was niet alleen nuttig voor Ismaël, het was ook een kans om onze expertise uit te breiden, en dat is natuurlijk het doel van de TOOA. Je haalt expertise naar school, in plaats van dat we het kind naar een externe adviseur of andere plek doorverwijzen.” Drieslag- en handelingsmodel nuttig Nihal vult nog aan: “Ik heb veel geleerd van de aanpak van de rt-er. Ik kan hier ook weer mee verder bij het begeleiden van leraren. Het belangrijkste wat we hebben geleerd is het gebruiken van enkele praktische modellen, zoals het drieslag- en handelingsmodel. Het drieslagmodel is niet direct een oplossing voor het rekenprobleem, maar geeft 6

inzicht in hoe het kind denkt en werkt. Bij elke som moet je reflecteren, plannen en uitvoeren. Bij al deze stappen kun je fouten maken. Je kunt bijvoorbeeld wel goed hebben begrepen wat je moet doen, maar dan kun je natuurlijk tijdens het bewerken nog wel iets verkeerd doen. Via gesprekken tussen het kind en de leerkracht tijdens het werkje kom je erachter wat er goed of juist mis gaat. Je kunt dan je instructie aanpassen of bijvoorbeeld materiaal erbij pakken. Veel sommen zijn abstract, telmateriaal biedt dan bijvoorbeeld uitkomst. Het handelingsmodel gaat uit van een vaste rekenwiskundige ontwikkeling bij leerlingen. Het model heeft verschillende niveaus van handelen, het gaat van concreet naar abstract. Als je weet op welk niveau het kind zit, kun je inspelen op de onderwijsbehoefte. Je kunt de koppeling maken tussen dat wat het kind kan en dat wat het kind nog moet leren. De leerkracht in de klas is cruciaal om de leerlingen verder te helpen.” Gerichter observeren De intern begeleiders leggen ook uit dat de TOOA er ook voor gezorgd heeft dat ze gerichter pedagogisch didactisch onderzoek doen. Voor het rekenonderwijs hebben ze nu voor elk leergebied, zoals meetkunde of ruimtelijk inzicht, observatieformulieren die snel inzicht geven in hoe het kind werkt. Marije: “Een (eind)toets van bijvoorbeeld een rekenmethode, meet alleen het resultaat. Je weet nog niet hoe het komt dat het kind, hoog, laag of juist gemiddeld scoort.” Extra hulp valt niet op Nihal: “Moeder dacht in het begin dat Ismaël apart les zou krijgen. Maar dat is niet zo, we bedden het zo goed in dat het bijna niet opvalt. Terwijl hij toch echt dagelijks een verlengde instructie krijgt voor rekenen. Het is echt een voordeel dat een leerkracht het zelf in de klas kan doen. Het is voor kinderen prettig dat ze gewoon meedoen met de rest in de klas, dat de instructie iets anders is of de


sommen afwijken geeft dan niet. Het gaat nu ook echt goed met Ismaël. Hij maakt geen enorme sprongen, maar er is wel vooruitgang en hij zit lekker in zijn vel. Hij doet erg goed mee. Het hele TOOA-traject is goed gegaan, we hebben de ouders ook meteen ingeseind over wat we van plan waren en tussentijds hebben we ook afgesproken. De verwachtingen, wensen en eisen waren meteen helder bij alle partijen en we kenden natuurlijk de rt-er. We wisten dat zij de verwachtingen waar kon maken.” Dubbelop De intern begeleiders zijn dus hartstikke blij dat de mogelijkheid van extra ondersteuning bestaat, maar de aanvraag vinden ze best veel werk. Prettig is dat de schooladviseur beschikbaar is om dit proces te begeleiden.

Nihal: “De schooladviseur kan je verhaal aanhoren en aangeven of iets wel of niet kans maakt, zonder dat je eerst meteen alles uitwerkt. Dat scheelt natuurlijk veel onnodig werk. Wat wel bijzonder is dat in de aanvraag veel vragen dubbelop worden gesteld. Een voorbeeld is dat je eerst moet beschrijven welke ondersteuningsbehoefte alle partijen -waaronder de leerling- hebben, daarna wordt er weer gevraagd wat het kind nodig heeft.” Marije: “We hebben wel het idee dat er gekeken wordt hoe het minder bureaucratisch kan. Zo spraken we hierover in het wijkoverleg met de andere intern begeleiders.” Nihal tot slot: “Het aanvraagformulier is nog niet aangepast, maar wie weet gebeurt dat nu wel.”

We berichten in elke nieuwsbrief over de proeftuinen. Hier ontwikkelen de intern begeleiders samen met de nieuwe schooladviseurs en ouder- en kindadviseurs werkwijzen voor passend onderwijs en het nieuwe stelsel jeugdzorg. Alle scholen in Oud-Oost draaien mee in de proeftuin. Deze keer schoven we aan bij het driehoeksoverleg op de Linnaeusschool.

Ondertussen in de proeftuin Foto: links intern begeleiders Marleen en Jeany, ouder- en kindadviseur Marloes, schooladviseur Jan en praktijkbegeleider Caroline.

Tijdens het driehoeksoverleg zijn de schooladviseur Eduard Bergman, de ouder- en kindadviseur Marloes Janssen, de intern begeleiders Marleen Heetveld en Jeany Vreeburg en de praktijkbegeleider Caroline Kooistra aanwezig. Op de agenda? Het bespreken van de leerlingen, maar eerst een feedbackronde over het laatste zorgbreedteoverleg en de samenwerking tot dusver. Samenwerken Schooladviseur Eduard: “Volgens mij leiden de driehoeksoverleggen ertoe dat we tijdens de zorgbreedteoverleggen (ZBO) slagvaardiger zijn. Ik merkte tijdens het ZBO van 10 december dat we leerlingen sneller bespreken, de hulpvragen waren ook duidelijker. Hierdoor kwam de gewenste aanpak

ook eerder boven tafel. De leerlingen konden meteen terug naar het driehoeksoverleg. Ik wil wel nog ouders, waar het kan, ook uitnodigen. We moeten nog wel kijken hoe we dit inhoudelijk het beste kunnen doen. Voor het driehoeksoverleg geldt dat we elkaar nog beter kunnen vinden, we moeten snel kunnen reageren. Het is daarom ook heel goed dat we met de verschillende rollen die we hebben toch bij elkaar zitten. Ik merk dat er op de Linnaeusschool wel heel veel stappen gezet worden, mede ook door de nieuwe directeur Ronald. Hij heeft een heel duidelijke visie en is erg betrokken bij het proces, hartstikke goed.” Tijd voor de inhoud Eduard gaf ook nog aan dat het voor hem wel een uitdaging is om

voldoende tijd te hebben voor de leerlingen of het team. “Ik wil mijn kennis en kunde concreet inzetten. Er zijn veel overleggen en ik heb negen scholen. Het is haalbaar, maar is het ook wenselijk voor de scholen? Mijn rol moet de effectiviteit van de ondersteuning aan de kinderen wel versterken, hiervoor heb ik voldoende tijd nodig.” Intern begeleider Jeany beaamt de enorme hoeveelheid overleggen en processen die lopen. Jeany: “We doen ook nog mee aan de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA).” Privacy is een belangrijk thema Ouder- en kindadviseur Marloes: “Terugkijkend naar de afgelopen paar maanden, denk ik dat we toch al een heleboel bereikt hebben. Alles was nieuw; voor mij, maar ook voor 7


jullie. Het is ook een nieuwe manier van samenwerken. Ik ben blij dat ik wel al concrete stappen heb gezet, jullie hebben me dit laten doen. Ik kreeg het vertrouwen om zelf zaken op te pakken, tegelijkertijd kon ik ook vragen stellen. Afstemming vinden is wel lastig als iedereen zo druk is. Dat is wel een uitdaging. Ik vind dat de samenwerking nog efficiënter kan, maar er is vooruitgang en we boeken resultaten. Daar gaat het natuurlijk om, we moeten het goed regelen voor het kind, de school en de ouders. En dat ondanks de omgevingsfactoren, zoals de werkdruk en de veranderingen door de transities. Een inhoudelijk vraagstuk is de privacy. Je krijgt als ouder- en kindadviseur best veel informatie via ouders, maar ook via de directie. Hoe en op welke manier bewaak je de privacy? Wat deel jij en wat deel je niet? Ik blijf wel een hulpverlener met persoonlijke informatie. Hier heb ik het veel over met de andere ouder- en kindadviseurs.” Caroline die als praktijkbegeleider deze feedbackronde leidt: “Helder punt, het is belangrijk om lessen te trekken uit ervaringen die jij en je collega’s hebben. Het zou mooi zijn als we na de proeftuin weten hoe we privacy goed kunnen borgen, zonder afbreuk te doen aan het snel en effectief ondersteuning bieden.”

“Het zou mooi zijn als we na de proeftuin weten hoe we privacy goed kunnen borgen, zonder afbreuk te doen aan het snel en effectief ondersteuning bieden.”

8

Tijd winnen Intern begeleider Jeany: “Een ander punt vind ik het aantal overleggen en evaluaties. Het is natuurlijk belangrijk om te kijken of we goed samenwerken, maar we moeten ook voldoende tijd houden voor de kinderen en ouders. Nu is er soms te weinig tijd voor, dat gaat me aan het hart. Het was voor de driehoek zoeken, ik weet nu ook zelf beter hoe de rollen liggen en dat is prettig om de regie te bewaren. Ik vind de rol van de schooladviseur nog wel wat zoeken: waar kan ik Eduard nu allemaal voor inschakelen?” Eduard geeft aan dat hij taken kan overnemen van de school, maar de regie blijft bij de intern begeleiders: “Ik kan prima de leerkracht begeleiden, jullie als intern begeleiders adviseren of een werkwijze met een leerkracht bespreken.” Jeany: Oké, helder fijn. Ik ben heel blij met jullie steun en de vaste structuur; het overleg krijgt steeds meer vorm en inhoudelijke betekenis.” Intern begeleider Marleen: “Alles is denk ik al gezegd. Ik vind zelf de voorbereiding en werkwijze in het driehoeksoverleg prettig. Het ZBO verloopt al efficiënter en dat is winst voor de leerlingen, de ouders en het team. Het is ook fijn dat Marloes voortaan het verslagje maakt van het zorgbreedteoverleg. Dan weten wat er besproken is en wat er moet gebeuren, kunnen we er in het driehoeksoverleg eenvoudig vervolg aangeven.” Concrete acties Caroline benadrukt nog dat het belangrijk is om de acties die nodig zijn in het verslag heel concreet te formuleren, zodat je kunt bekijken of de acties ook het verwachte effect hebben. Ook komt zij terug op de rol van leerkrachten en ouders: “Gaan jullie bij een nieuwe casus de uitdaging aan om ouders en leraren meteen te betrekken? Het gaat eigenlijk om een principiële keuze, je weet niet altijd van tevoren wat de meerwaarde is, maar het feit dat je met ouders samen praat in plaats van over hen, is al winst. Misschien

“Gaan jullie bij een nieuwe casus de uitdaging aan om ouders en leraren meteen te betrekken? komen ouders met nieuwe informatie die wel meerwaarde heeft en je kunt ook horen waar zij tegen aanlopen en welke richting zij op denken. Zouden jullie vanaf meet af aan willen samenwerken, daar waar het kan en werkt natuurlijk?” Ouders nog meer betrekken Marloes: “Ik ben een voorstander. Mits je heel goed weet wie je er op dat moment verder bij uitnodigt. Jeany: “Als je ouders uitnodigt bij een zorgbreedteoverleg duurt het veel langer.” Caroline: “Ik begrijp het, maar het is een kwestie van uitproberen. Het kan ook heel veel tijd achteraf schelen, bijvoorbeeld bij het vinden van draagvlak voor een bepaalde gezinsondersteuning of leerlingaanpak.” Marloes: “Lastig vind ik wel dat het intimiderend kan zijn. De hele directie zit aan tafel en dan nog alle adviseurs.” Caroline benadrukt nog: “Het gaat er niet om dat je intieme zaken bespreekt, maar dat je de aanpak bespreekt en gezamenlijk acties formuleert. Je moet wel een doel hebben, je nodigt de ouders uit met een reden. De voorbereiding, waaronder een gesprek met de ouders maakt dat je tijdens het zorgbreedteoverleg vooral oplossingen bespreekt. En niet iedereen hoeft er bij te zijn, alleen degene die relevant zijn.” Marleen: “Ik denk dat de leraar er dan ook bij moet zijn. Dan moet je ook de leraar vervangen.” Caroline: “Kaart dat aan bij jullie directeur, Ronald, als die dit ook belangrijk vindt, zijn er vast oplossingen voor praktische vraagstukken.” Gebruik maken van formulieren Er wordt afgesproken dat Caroline betrokken blijft en bij een nieuwe


casus adviseert hoe de ouders dan meteen betrokken kunnen worden. Caroline: “Ik vind het heel goed dat de directeur het ZBO voorzit, hij kan de gespreksleidraad gebruiken. En het is heel efficiënt als de didactische gegevens al van tevoren bij iedereen terecht zijn gekomen. Dit voorkomt blinde vlekken en zorgt direct voor dossiervorming. Ook moet op de agenda per leerling duidelijk het doel staan. Niet alleen je eigen doel, maar vooral ook wat is de behoefte van

het kind en de verwachting van de ouders? Soms zijn er verschillende verwachtingen, het is goed als deze in de voorbereiding duidelijk worden. Er zijn handige voorbereidingsfomulieren in omloop. Maak hier vooral gebruik van.” Tot slot… Aan het einde van de feedbackronde kwam ook nog de rol van de praktijkbegeleider terug. Caroline: “Is er iets wat ik nog anders kan doen?”

Eduard: “Ik wil graag jouw input voor het betrekken van de ouders bij het ZBO, hoe selecteren we straks de mensen die dan aanschuiven en hoe organiseren we de rest van het proces?” Marloes: “Ik sluit me aan bij wat Eduard zegt. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat er zoveel mogelijk tijd blijft voor het primaire proces. Jeany: “Ja, niet teveel evalueren, maar aan de slag voor de leerlingen.”

AGENDA Voor de komende periode staan de volgende overleggen op de agenda:

DAG

Datum TIJD WIJK Wat

Donderdag

6 maart

13.00 – 14.30

Oostelijk Havengebied

IB

Maandag

17 maart

13.00 - 14.30

Indische Buurt

IB

Dinsdag

18 maart

13.00 – 14.30

Oostelijk Havengebied

Directie

Donderdag

20 maart

9.30 - 11.00

Diemen

DOBO

Maandag

24 maart

13.00 - 14.30

Indische Buurt

Directie

Maandag

31 maart

13.00 – 14.30

Oost

IB

Maandag

7 april

13.00 – 14.30

Oost

Directie

Maandag

7 april

15.30 – 17.00

Watergraafsmeer

IB + Directie

Ideeën voor het magazine, commentaar op de nieuwsbrief of zelf kopij insturen? Wij ontvangen deze graag. E-mail de redactie via b.homans@oog.nl.

Samenwerkingsverband Oost postadres Postbus 9853, 1006 AN Amsterdam bezoekadres Postjesweg 175 T (020) 640 09 82 F (020) 453 52 65 www.viaamsterdam.nl

COLOFON Coördinator Bernard Homans Redacteur Lise-Lotte Kerkhof Ontwerp Roquefort Ontwerpers 9


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.