

NIJVER 2024


Voorwoord; De nieuwe Nijvertijd
Interview; Herhaling van innoverend ondernemerschap
Column; Koffie in Hal 2
Gastbijdrage: Ankersmit, dessins voor de ‘kinderlijke geest’
Projecten;
De Coberco-schoorsteen: ‘De knuffelpijp’
Station Deventer
Spooraansluiting Gasbriek
Nieuwbouw Senzoraterrein
Machines Thomas & Drijver
Hergebruik en visie- waardering Bergweide
Muurreclames

Noury & Van der Lande (+coverbeeld)
Noury & Van der Lande (voluit: Koninklijke Industrieële Maatschappij v/h Noury & Van der Lande N.V.,) was een voedingsmiddelen- en chemiebedrijf dat op 6 september 1838 door G.J.L. van der Lande te Deventer werd opgericht. Het bedrijf werd in 1967 onderdeel van het AKZO concern. Op de foto een van de vele Noury & Van der Lande locaties: de fabriek op het terrein zuidelijk van de huidige Zutphenseweg. Op de achtergrond de voormalige Gasfabriek. Foto:

Zicht op de eerste havenarm vanaf de Grijze Silo. De haven werd in 1925 in gebruik genomen. Op pag. 38 meer over het 100-jarig bestaan in 2025.
Voorwoord
NIJVERTIJD 2023-2024
Na 25 jaar en vijftig nummers Nijvertijd werd het tijd voor iets nieuws, meldde de SIED u vorig jaar.
Het eerste resultaat heeft nu in handen. Nijvertijd verschijnt vanaf nu eens per jaar, op Open Monumentendag.
Wat blijft is de naam. Na een brede discussie onder onze vrijwilligers besloten we die te handhaven. Maar wel met een geheel nieuw uiterlijk en een geheel nieuwe inhoud.
Niet meer staat een Deventer bedrijf centraal. U vindt in de nieuwe Nijvertijd vanaf nu jaarlijks diverse korte en langere bijdragen: van betrokkenen bij de Sied maar ook van externe auteurs. Natuurlijk met veel beeldmateriaal. En naast een terugblik op het afgelopen jaar werpen we ook vast een blik vooruit.
Het voelt goed om als nieuwe redactie met deze uitgave het werk van onze voorgangers voort te zetten. Het is nog te vroeg om te stellen dat de nieuwe vorm al definitief gevonden is. Wij hopen met deze uitgave een goede aanzet te hebben gegeven. En natuurlijk zijn we benieuwd naar uw reacties. Stuur ze alstublieft naar ons mailadres communicatie@sied.nl.
Veel leesplezier!
Namens de redactie
Piet de Noord, voorzitter werkgroep Communicatie

SIED vrijwilligers hard aan het werk met de luiken van het station.

Hendrik-Jan Peters bij het wegen van kleurstof voor het verven van strengen garens voor de tapijtproductie.
HERHALING VAN INNOVEREND ONDERNEMERSCHAP
165 jaar innovatieve tapijtproductie binnen een familie. Hendrik-Jan Peters is de vierde generatie uit een roemrijk geslacht van Deventer tapijtproducenten. De technische vooruitgang in deze periode liep van oorspronkelijk hand- naar machinaal geknoopt, via geweven tapijt naar tot slot getufte vloerbedekking.
‘Wil jij voor ons komen werken?’ 1968 valt in een periode van economische malaise in de Nederlandse tapijt- en textielindustrie.
Hendrik Jan Peters is dan juist afgestudeerd aan de Hogere Textielschool in Enschede, en heeft plannen dit met de studie bedrijfskunde te complementeren. Maar helaas: de familieplicht roept. Bovendien: in de familie (de directie dus) wordt gezegd: ‘Je kunt dan wel een hogere opleiding hebben gehad, maar jij gaat eerst het vak maar eens leren’.
‘Ik ben in Deventer gebleven en in het begin werd ik gewoon als duvelstoejager gebruikt. Ik kwam op de afdeling verkoop om rolletjes tapijt te verkopen aan de winkeliers. Midden jaren vijftig was o.a door het wegvallen van de afzetmarkt in Nederlands-Indië een grote dip in de
katoen-rayon-linnen-industrie ontstaan.
In ons bedrijf was daarna, midden jaren zestig, een discussie gaande: “Blijven wij weven in het hogere assortiment, met het tapijt om tot je enkels in weg te zakken, of gaan we juist voor een ‘textiele vloerbedekking’ om grotere volumes te produceren.”
Dat was niet zomaar een discussie, het was een worsteling!’
Bedrijfsworsteling
‘In die worsteling is toen gezegd: “Dan moeten we gewoon een andere weg op.” Dit luidde eigenlijk een werkwijze in die grootvader Hendrik Jan Peters al had gepraktiseerd. Vanuit de KVT, waar hij tot 1907 als onderdirecteur werkzaam was, voorzag hij dat het maken van hand- en machinaal geknoopt tapijt, hoe mooi ook, geen lang
leven beschoren was. Hij richtte van 1904 tot 1907 zijn eigen mechanische tapijtweverij in.’
‘Ik zag al vrij snel in dat die nieuwe constellatie opeens een flow gaf aan nevenactiviteiten die naast het produceren van tapijt werden ontwikkeld. Er kwam weer voldoende kapitaal binnen voor innovatie van tapijtproductie. Toch bleef ik fantaseren hoe het ook anders zou kunnen.’
‘Een van de mede aandeelhouders zei me eens: “Hendrik Jan, leer één ding: Nederland is een provincie binnen Europa.” Ongebruikelijk in ’69 (nog geen EU zoals nu): “Kijk over de grens.”. We hadden al agenten in Zweden, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Maar toen ik dit hoorde, vroeg ik me af of we meer moesten doen en zo ja “hoe”. Tegelijkertijd, in 1968 met de pensionering van mijn oom, die verkoopdirecteur was, kreeg ik opeens contact met een oud- mede eigenaar van een tapijtfabriek elders die gesloten werd. Wij hebben hem gevraagd om bij ons verkoopleider te worden. Daarmee kregen we toegang tot vijf agenten waarmee hij altijd samenwerkte: naast die uit Zweden, Oostenrijk en Duitsland ook Finland en Denemarken.’
‘Ik bleef wel steeds nadenken over mogelijkheden hoe tapijten goedkoper geproduceerd konden worden, maar die wel een kwaliteit hebben waar je nog achter kunt staan. Daarvoor moesten alle neuzen dezelfde kant op wijzen. Soms moet je daarvoor stevig overtuigen. Bijvoorbeeld met aandeelhouders van buiten de familie, uit een bedrijf in garenveredeling uit Huizen. Dat waren wat je noemt kooplieden en geen fabrikanten. De termijn van vooruitkijken verschilt nogal bij een koopman en een fabrikant. Een deel van de tapijtproductie
en van de veredeling hebben we in Deventer kunnen houden. Dat is tot het eind technisch goed verlopen. Toch kwam er in ’74-’75 een keerpunt in die samenwerking met “de kooplieden”. Omdat de ontwikkeling naar massaproductie in gang was gezet moesten wij ook kijken hoe we daarin mee konden zonder al te grote investeringen.
Mijn voorstel was om een pilotplant te behouden, als we dan onze tapijt productie in Deventer wilden beëindigen. Met al onze kennis moesten we een pilot productie hebben waarop we wel de nieuwe producten konden ontwikkelen en commercialiseren. Blijf in die markt actief, maar produceer alleen op aanvraag en besteed je productie uit. Of maak een afspraak met derden.’
Als het volume tapijt minder wordt, wat dan?
‘‘Ik zei “Jongens als het tapijt minder wordt, dan gaan we toch wat anders doen…”. Dan moeten we kijken of we een andere kant op kunnen, bijvoorbeeld met kunstgras. Dat was in 1974. En dat deden we!. We kochten in Amerika, dankzij de contacten van de mannen in Huizen, een container vol rollen kunstgras die verkocht zouden moeten worden door een Duitse agent. Er werd echter geen rol verkocht dat jaar. Het was het laatste jaar dat mijn vader nog werkte. Hij vond het maar niets.
Op datzelfde moment werd ik benaderd door een studiegenoot van mij die tegen me zei: “Wij gaan samen kunstgrasgaren maken. Maar we moeten dat uitproberen, wil jij dat doen?” Inmiddels deden wij wel wat aan tuften. Wij hadden één tuftmachine, waarmee de productie twintig keer zo snel ging als met weven. Ten Cate uit Nijverdal maakte de eerste proef

SINDS 1960 DAALDE HET AANTAL TAPIJTPRODUCENTEN VAN VEERTIG NAAR ONGEVEER TIEN NU
producties garens. Hoewel het eerst een streperige bende was, ontstond daardoor wel de succesvolle samenwerking met Ten Cate. Uiteindelijk rolden we zo in de wereld van het kunstgras.’
De opkomst van geprint tapijt ‘Een nieuwe ontwikkeling van geprint tapijt bracht weer nieuwe uitdagingen. Maar ook dat maakte me niet bang. Ik bedacht dat ik die weverij helemaal niet meer nodig had, hoewel ik het projecttapijt ook niet liet schieten. Vervolgens kwam er in datzelfde jaar groot nieuws uit de markt. Er werd in Steenwijk een machine geplaatst die kon printen. Die machine kwam uit Amerika (het patent bleek Tsjechisch en was eerder gestolen). Mijn vader kende die mannen uit Steenwijk nog, dus wij togen naar Steenwijk. Daar kwamen we toch in een hal! 250 Meter lang, 50 meter breed en daar stond de machine van 100 meter. Een computer met een geprogrammeerde tape bestuurde de machine. 250 meter onbewerkt tapijt werd met een snelheid van tien meter per minuut door de machine gevoerd. In ons bedrijf hadden wij ontwerpers die designs konden maken die omgezet konden worden naar bestanden voor de computertapes. Met één druk op de knop kon je van ontwerp wisselen! Ik wist mijn vader te overtuigen dat dít de manier was om niet meer afhankelijk te zijn van de weverij. We konden dit zogenoemde projecttapijt naar

alle landen via onze agenten op bestelling leveren. Het liep mooi, wel zo’n jaar of twintig. Totdat we ingehaald werden door steeds goedkopere kwaliteiten, gemaakt op nieuwe soortgelijke machines, die minder investeringen vergden. Dan verandert de markt en wordt “hetzelfde” tapijt veel goedkoper. Het lijkt hetzelfde, maar is toch minder dan wat wij voor ogen hadden. Daar wilde ik me niet meer actief mee bemoeien, geen geld meer insteken en er gewoon mee stoppen.’
De markt anders bespelen
‘Als je wel de knowhow in huis hebt, en mensen en materiaal extern beschikbaar zijn, dan kun je op ieder moment weer aan de slag. “Produceren in regie” noem ik het, tapijten op aanvraag voor hotels, schepen en kantoren en deze in opdracht onder regie laten produceren. Totdat… je weer ingehaald wordt door een nieuw concept.’
Ook de kunstgrasvelden zijn sinds 1975 verder ontwikkeld. Tegelijkertijd met de regieproductie voor tapijt, ben ik tien
jaar geleden begonnen met het innoveren van sportgras. Dat werd een concept met duurzame materialen in combinatie met veldverwarming door middel van zonnepanelen en met goede afwatering. Dit blijft een gewild concept voor sportvelden. Deze onderneming staat los van het tapijtbedrijf en heet Warmgras bv. We werken samen met een aantal bedrijven, die ieder hun deel van de ontwikkeling uitvoeren.’
Hoe gaat de tapijtdynastie dan verder?
‘Helaas moet dit bedrijf met de tapijtproductie stoppen wegens gebrek aan opvolging. Hoewel mijn zoon in Duitsland in de textiel is opgeleid, heeft de liefde hem elders gebracht.
Ik heb het sportgras verder uitontwikkeld en zal het op een goed moment verkopen. Warmgras zal mogelijk wél ‘binnenboord’ blijven, maar in samenwerking met een externe partij.
En de tapijtdynastie? De innovatiegedrevenheid van de familie blijft bestaan!’
KOFFIE IN HAL 2
MIRJAM SWEIJD
Mijn vriendin Nour verhuisde jaren geleden met haar tienerzoon naar Nederland. Zij liet niets na om zich haar nieuwe woonomgeving eigen te maken, en wij vonden elkaar in onze liefde voor geschiedenis. Met haar deelde ik het verdriet over het door oorlog verwoeste erfgoed in haar geboorteland. ‘Ons’ industrieel erfgoed bleek echter een onverwachte maar waardevolle bron van troost, begrip en verbinding. Het café dat dankzij transformatie en behoud een centrale plek kreeg, werd onze laten-we-vanavond-afspreken plek.
Want Nour trof dicht bij haar woonbuurt imposante gebouwen van baksteen en staal. Het reusachtige voormalige fabrieksterrein was ooit van economische en maatschappelijke betekenis voor zowel de stad als voor de Nederlandse economie. Nours nieuwsgierigheid was gewekt; ze begon de geschiedenis van de omgeving en haar en mijn buren te ontdekken.
De rondleidingen, georganiseerd door vrijwilligers, staken goed in elkaar. Ze namen Nour mee in de verhalen over vroegere technische innovaties en productieprocessen, die zij met haar ingenieursachtergrond beter begreep dan ik. Ze hoorde over het dagelijks leven van de arbeiders, over de lange werkdagen en over de strijd voor betere arbeidsomstandigheden. Maar ook over de samenwerking met, en soms tegenwerking, van de hedendaagse lokale politiek. De geschiedenis kwam tot leven en bracht Nour waardering voor de stad en zijn bewoners.
Rond de tijd dat Nour en ik elkaar leerden kennen, waren allerlei clubs druk met nieuwe functies geven aan het industrieel erfgoed. Wat ooit een plek van harde arbeid en industriële activiteit was, werd nu een levendige locatie voor werkplaatsen, tentoonstellingen, muziek en gemeenschapsbijeenkomsten. Verleden en heden kwamen bij elkaar, en de iconische gebouwen dienden als een brug tussen generaties en culturen. Het hielp Nour de stad beter te begrijpen en haar eigen plek daarin te vinden. Ze werd al snel zelf actief, maakte nieuwe vrienden in het buurtcentrum, haar Nederlands ging met sprongen vooruit, en ze voelde zich steeds meer een deel van de gemeenschap.
Erfgoed kan voor veel mensen waardevol zijn om hun nieuwe woonomgeving te begrijpen: het biedt niet alleen een kijkje in het verleden, maar ook een kans om actief deel te nemen aan de gemeenschap. Het industriële erfgoed verrijkte Nours overgang naar een nieuw leven; onze afspraakjes in Hal 2 bestendigden onze prille vriendschap.
DESSINS VOOR DE ‘KINDERLIJKE GEEST’

MARIT FELD

In 1910 besloot de directie van de Ankersmit textielfabriek over te gaan tot de productie van wasdruk. Deze kleurrijke stoffen werden speciaal geproduceerd voor de WestAfrikaanse markt en waren nauw verweven met het raciale, koloniale wereldbeeld van de Europeanen.
Wasdruk ontstond omstreeks het einde van de negentiende eeuw, toen de Haarlemsche Katoen Maatschappij vanwege toenemende concurrentie een nieuw afzetgebied zocht voor de zogenaamde wasbatik, die ze tot dan toe voor de Javaanse markt had geproduceerd. Nadat een nieuwe afzetmarkt was gevonden in West-Afrika, werden de oorspronkelijk voor Java bestemde doeken aangepast aan de wensen van de West-Afrikaanse consument, waarbij een product ontstond dat wasdruk werd genoemd.
G.J. Meeles, die van 1905 tot 1957 bij Ankersmit werkte en gedurende zijn loopbaan onder andere actief was als verkoopmanager, heeft het een en ander vastgelegd over de wasdrukdessins die de Haarlemsche Katoen Maatschappij voor de West-Afrikaanse markt ontwierp en die Ankersmit later namaakte. Over een van de groepen dessins die door Meeles worden onderscheiden, schrijft hij: ‘Een derde groep dessins spoot voort uit de overweging, dat de neger lichamelijk krachtig ontwikkeld en groot van gestalte, andere eisen aan zijn kleding zou stellen dan zijn Javaanse tijdgenoot met zijn, naar verhouding, tengerder en kleinere lichaamsbouw. Ook de trap van beschaving diende in aanmerking te worden genomen; immers de Javaan had, cultureel gezien, een vrij grote voorsprong op zijn Afrikaanse broeder, waarvan velen niet of ternauwernood aan de oertijd waren ontgroeid. De dessins zouden dan ook niet te gecompliceerd van opzet mogen zijn, terwijl het gegeven, resp. de toe te passen motieven, tot de wat kinderlijke geest der negerbevolking zouden moeten spreken. Ook diende rekening te worden gehouden met de bij de Afrikaanse natuurvolken levende mythen, voortkomende uit overlevering uit voorbije

tijden en meestal in verband staande met natuurverschijnselen en bijgeloof, met godenleer, fabelleer e.d.’
In de koloniale periode geloofde men dat er verschillende ‘rassen’ bestonden, oftewel groepen mensen die op basis van fysieke kenmerken, zoals huidskleur, van elkaar onderscheiden konden worden.
Het ene ‘ras’ werd als meer ontwikkeld en beschaafd beschouwd dan het andere ‘ras’. Hierdoor ontstond een hiërarchie waarbij de ‘superieure’ Europeaan aan de top stond, terwijl de ‘onbeschaafde’ Afrikaan ergens onderaan de rangorde bungelde.
Als we Meeles mogen geloven, speelde deze ‘trap van beschaving’ een belangrijke rol in de totstandkoming van nieuwe wasdrukdessins. Veel ontwerpen lijken in feite ontstaan te zijn uit het idee dat de Afrikaanse consument minderwaardig en onderontwikkeld was. De verwevenheid van het wasdrukproduct met het raciale, koloniale wereldbeeld roept de nodige vragen op. In hoeverre representeren deze stoffen, bijvoorbeeld, een door de Europeanen opgelegde ‘Afrikaanse’ identiteit? Op een dergelijke vraag bestaat geen simpel of eenduidig antwoord. Het is echter belang-
rijk om ons te realiseren dat er in het geval van wasdruk geen sprake is van een eenzijdige transactie, maar van een wisselwerking tussen producent en consument. Hoewel in Europa destijds het beeld bestond van een passieve, ongeciviliseerde West-Afrikaanse bevolking die geen gevoel voor mode bezat, accepteerden de lokale consumenten en handelaren niet klakkeloos wat hen door Nederlandse fabrikanten, zoals Ankersmit, werd voorgeschoteld. Zij hadden een duidelijke smaak waar producenten wel aan tegemoet moesten komen om een succesvol product op de markt te kunnen zetten.
De directie van Ankersmit was zich bewust van het feit dat de West-Afrikaanse consumenten en handelaren de populariteit van een dessin konden maken of breken. Al in januari 1912 vertrok een van de directeuren naar de Goudkust om uit te zoeken welke eisen de lokale bevolking aan een goede wasdruk stelde (2). In de decennia die volgden, bezochten verschillende ‘Ankersmitters’ West-Afrika om de situatie op de lokale markt met eigen ogen te kunnen aanschouwen.
Daarnaast onderhield de Deventer textielfabriek omstreeks de jaren 1950 en 1960 ook contact met vrouwelijke, Afrikaanse handelaren. Zij stonden dicht bij de consument en waren daardoor goed op de hoogte van hun wensen. Een van deze zakenvrouwen was de Nigeriaanse Mary Nzimiro, die meerdere malen op bezoek kwam in Deventer om het productieproces te bekijken en advies te geven met betrekking tot de te gebruiken kleuren en dessins (3). Dankzij deze samenwerking tussen fabrikant, handelaar en consument ontwikkelde de wasdruk van Ankersmit zich tot een succesvol product.


(1) J.H. Rutgers, Ankersmit textielfabriek, Deventer, 1951 (NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0895, Ankersmit’s Textielfabrieken N.V. – Deventer Wax Beheer B.V., aanvulling 2016)
(2) Foto gemaakt tijdens de reis van Hendrik Jan Ankersmit (1866-1923). De geportretteerde personen dragen door Ankersmit geproduceerde wasdruk, Goudkust, 1912 (NL-DvCO, ID 0895, inv.nr. 201)
(3) Mary Nzimiro (1898-1993) op bezoek bij Ankersmit, Deventer, 1960 (NL-DvCO, ID 0895, inv.nr. 190)
(4) Marit Feld heeft Zuid- en Zuidoost-Aziëstudies en Kunst- en cultuurwetenschappen gestudeerd aan de Universiteit Leiden. In 2023-2024 werkte ze als fellow bij Collectie Overijssel aan een onderzoek naar de archieven van Ankermit.
(3)
(4)

DE COBERCO-SCHOORSTEEN: ‘DE KNUFFELPIJP’
Jarenlang heeft de SIED zich ingespannen om het Coberco-complex aan de Harderwijkerstraat in Deventer te redden. Na de sloop van het fabriekscomplex in 2019 is de aandacht geconcentreerd op behoud van de schoorsteen. Omwonenden begonnen daar zelfs een petitie voor. Die petitie werd door honderden Deventenaren ondertekend en ook in de media werd er veel aandacht aan besteed.
De Stentor sprak al snel van de ‘knuffelpijp’.
De SIED besloot de gemeente Deventer te vragen de schoorsteen op de monumentenlijst te plaatsen. Volgens experts was het duidelijk: van de elfduizend schoorstenen die er in Nederland zijn gebouwd blijven er nog een vijftigtal bijzondere exemplaren over, waaronder deze! Firma De Ridder, die de schoorsteen in 1955 bouwde, gebruikte daarvoor zogenaamde gele waalstenen. Van de door De Ridder van dit type gebouwde schoorstenen zijn er nog maar vijf over, o.a. in Ommen, Dalfsen en deze in Deventer. Ook de ingemetselde letters CCGO (Coöperatieve Condens Gelderland en Overijssel) maken de schoorsteen bijzonder.
Ook al werd de schoorsteen niet op de monumentenlijst geplaatst, de gemeenteraad nam wel het initiatief tot behoud. Deventer maakte middelen vrij en de provincie Overijssel stelde in het kader van de subsidieregeling ‘Het Verhaal van Overijssel 2.0’ ook geld beschikbaar. De restauratie zal in het voorjaar van 2025 beginnen.
STATION DEVENTER
Het Deventer station mag zich al enige jaren in de belangstelling van de SIED verheugen. Het verschijnen van Arno Dijkhof’s boek Deventer Station 1920-2020 bleek het startsein voor veel meer activiteiten. De vrijwilligers van de groep Collectie van de SIED hadden met veel inzet nieuwe luiken, geheel naar het oorspronkelijke ontwerp, gemaakt. In het voorjaar van 2023 werden deze weer aan de gevel van het monumentale gebouw geplaatst. Het werk aan die luiken was ook een belangrijk thema in de film die Paul van Agten in opdracht van de SIED maakte. De film ging op 8 september 2023 in première. Hij trok in de maanden daarop nog ruim 1.600 bezoekers en wordt nu nog veel bekeken op YouTube. Tenslotte zorgde de groep Geschiedenis ervoor dat de vitrines in de stationshuiskamer van oude spoormaterialen werden voorzien.
STATION DEVENTER
9 en 10 september 2023 in MIMIK Film Theater Café


SPOORAANSLUITING GASFABRIEK
In 2023 werd op initiatief van SIED een stukje spoor herlegd op een oorspronkelijk deel van de voormalige spooraansluiting van de gasfabriek. Dit ter herinnering aan het industriële verleden van het terrein, waarin het vervoer per spoor een belangrijke rol speelde. Als de IJssel dichtgevroren was, konden schepen de Gashaven niet bereiken. Het spoor is te vinden in het wandelpad van het parkje op het terrein van de gasfabriek.
De fabriek kreeg in 1925 een rechtstreekse aansluiting via het gemeentelijke industriespoor op het landelijk spoorwegnet. Kolen werd dan per trein met kolenwagons aangevoerd. Het toegangsspoor naar het fabrieksterrein lag tussen de administrateurswoning en de directiewoning en ging dwars door de tuinen heen
In de gasfabriek werden de kolen verhit waardoor stadsgas werd geproduceerd voor onder andere gasfornuizen en straatverlichting. Een bijproduct van de productie van stadsgas was cokes, dat werd afgevoerd per trein.
Eind jaren vijftig schakelde de gasfabriek over op aardgas en al snel werd de fabriek een distributiebedrijf; aanvoer van kolen en afvoer van cokes werd overbodig. De gashouders werden omgebouwd tot buffers en de stoomketels werden geschikt gemaakt voor olie. Vanaf dat moment kwamen er treinen met oliewagons. De laatste melding van deze wagons was in 1967. De distributie van aardgas werd steeds verder gemoderniseerd, waarbij de meeste gebouwen van de gasfabriek uiteindelijk overbodig werden. Tijdens de sloop van deze gebouwen in 1973 werd ook de overbodig geworden spooraansluiting verwijderd.
NIEUWBOUW SENZORA TERREIN
Met de transformatie van het Senzoraterrein voor woningbouw verdwijnt het laatste fabriekscomplex in de Raambuurt.
Het complex was door de decennia heen behoorlijk dichtgegroeid met uitbreidingen. Deze organische groei van bedrijfsgebouwen vormt volgens het handelingsperspectief een karakteristiek geheel op het Senzoraterrein zonder dat de gebouwen een monumentale status hebben. Toch is deze ‘Senzora-lappendeken’ terug te zien in het raamwerk van het Beeldkwaliteitsplan (BKP) waarin kenmerkende bestaande gebouwen (hoofdgebouw Senzora en ‘witte villa’) behouden blijven, omgeven door nieuwbouw. In het BKP staan ontwerpuitgangspunten voor de architectuur als industrieel, Senzora-kleuren en -poorten, baksteen en industriële kenmerken als de leidingstraat. Daarnaast krijgen enkele Senzora-machines een plek. Hierdoor wordt Senzora verankerd in de geschiedenis van deze plek qua ruimtelijkheid, materiaal en atmosfeer; een diverse wijk met een eigen karakter. Het BKP staat op www.deventer.nl/ ruimtelijke-plannen/.
Het Bestemmingsplan stond – alvorens het in de Gemeenteraad wordt behandeld – op de agenda bij de Raadstafels van 5 en 26 juni 2024.

Voorbeeld van uitwerking in het BKP.

MACHINES T&D
SIED zet zich in voor het behouden van industrieel erfgoed. Zo zijn we al jarenlang in het bezit van een aantal machines dat bij Thomassen en Drijver ingezet werd bij de productie van conservenblikken. Wij zijn echter geen museum, dus de opzet was om een goede bestemming te vinden voor de machines.
Eind 2023 startte de groep Collectie met het conserveren en herplaatsen van de nog opgeslagen oude machines. Een viertal machines is verhuisd naar het depot van museum Deventer Verhaal en zes zijn overgedragen aan SIEMEI in Veghel, een stichting die zich net als de SIED bezighoudt met industrieel erfgoed. Daar zullen de machines wel in een museale omgeving worden tentoongesteld in ‘The Chocolate Factory’ zoals ze in vroeger tijden werden ingezet bij de productie van blikverpakkingen voor chocolade.
Het belangrijkste én publiek meest zichtbare onderdeel van ons project is het volledig opknappen door onze SIED vrijwilligers van een langsnaadfelsmachine daterend uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De machine is herplaatst op het terrein van Drijver’s Tennisclub. Die werd in 1951 opgericht door de heer Drijver, directeur van de blikfabriek. De machine zal vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Bij de machine wordt een bordje geplaatst met een verwijzing naar geschiedenis van de fabriek T&D en de relatie met de tennisclub. Op 11 september 2024 wordt de machine onthuld.
HERGEBRUIK EN VISIEWAARDERING BERGWEIDE
Het bedrijventerrein Bergweide bestaat in 2025 honderd jaar! Een gebied van rond de tweehonderd hectare, waarin zich de ontwikkeling van de bedrijvigheid in Deventer zich qua gebruik voortdurend heeft getransformeerd. Een mooie aanleiding om vanuit de kennisgroep transformatie opnieuw naar dit gebied te kijken.
In 2017 gaven wij in het boekwerk ‘De Deventer Bergweide - Cultuurhistorische visie’ al een beeld op de ontwikkeling van dit gebied. Nu er is aanleiding om opnieuw naar de kenmerken van de bedrijfsbebouwing en het gebruik daarvan te kijken. De industriële bedrijvigheid wijzigt immers sterk en de gebouwen veranderen mee. Daarbij kun je in veel gevallen al niet meer van een ‘industriële bedrijvigheid’ spreken. We bevinden ons immers in de zogenaamde ‘vierde industriële revolutie’. Een van de kenmerken daarvan is dat de bedrijfsprocesssen steeds minder in één gebouw plaatsvinden maar zich over verschillende locaties – nationaal en internationaal – verspreiden. Zo betrekken bedrijven als NEFIT en Ardagh (vroeger Thomassen&Drijver) nu productie-onderdelen uit de gehele wereld. Het gaat dan steeds meer om assemblage (in elkaar gezette onderdelen).
De grootste veranderingen hebben plaatsgevonden in het gebied van het Havenkwartier. Mede dankzij SIED kon daar een aantal bedrijfsgebouwen behouden blijven dat aan de zijde van de Mr. de Boerlaan een andere functie heeft gekregen. Ook nu blijven wij waakzaam. Vooral voor de zone van het haveneiland rond de Sint Olafstraat.
Wij willen nu het overige gebied in kaart brengen. Daarbij zijn wij er ons van bewust, dat het steeds meer zal gaan om uiteenlopende bedrijven volgens de hierboven geschetste ontwikkeling. Het zal echter blijven gaan om karakteristieke elementen van het betreffende gebouw die het monumentwaardig maken. We richten ons nu op de rest van het industriegebied tussen Snippelingsdijk en A1 tot Colmschate. Deze inventarisatie zal volgens planning afgerond zijn in het jubileumjaar.

MUURRECLAMES
Het Muurreclameteam van de SIED heeft de muurreclame in de Waterstraat weer in volle omvang zichtbaar gemaakt. In 2022 werd de schildering voor het eerst aangepakt. De later aangebrachte laag muurverf werd verwijderd en de afbeelding die toen tevoorschijn kwam werd met zorg gerestaureerd. Maar een deel van de reclame was verdwenen, en restauratie daarvan was dus niet mogelijk. In het najaar van 2023 heeft het team een reconstructie uitgevoerd, waardoor de gehele schildering weer te zien is. De reconstructie is met veel zorg gemaakt, zo dicht bij het origineel als ook maar enigszins mogelijk was.
Beelden uit vervlogen tijden

Stoffel Houthandel ter hoogte van de Lagestraat in 1951. Op de achtergrond het complex van Ankersmit.
Beelden uit vervlogen tijden

Productie van tubes, capsules en meer in de Deventer Algemeene Industriële Maatschappij (DAIM)

Beelden uit vervlogen tijden

In 1948 verhuist haardenfabriek DAVO naar de St. Olafstraat.
Daar zal het bedrijf, dat al begon in 1841, nog tot 1967 actief blijven.
Nu is de Energiefabriek in het pand gevestigd.



ANKERSMIT
Dit monument is in 2002 opgericht ter herinnering van de textielfabriek Ankersmit die in de periode 1865-1965 in Deventer is gevestigd. Rond deze plek in de Zandweerd heeft het fabriekscomplex gestaan en woonden veel van de werknemers. Van het complex is niets overgebleven. De ramen in het monument komen uit de fabriek.
2
MUURRECLAME BUSSINK
In 2012 heeft de SIED op verzoek van de eigenaar deze reclame tevoorschijn gehaald en gerestaureerd. De reclame is goed te zien vanuit de trein naar Zwolle. Bussink-koek is een iconisch merk. Deventer heet niet voor niets de ‘Koekstad’.

3
TAPIJTFABRIEK MACHINEFABRIEK GEURTSEN
Het ‘Deventer Tapijt ’ was ook een begrip. In vele paleizen ligt nog steeds Deventer Tapijt. In 2012 kwam er een boek over de geschiedenis van de tapijtindustrie onder de titel ‘Geknoopt & Geweven’. In 1903 werd dit complex gebouwd. In 1978 trok Machinefabriek Geurtsen in deze fabriek. Geurtsen gaat binnenkort vertrekken. De SIED is intensief betrokken bij de herbestemming van de cultuurhistorisch waardevolle delen van het complex.
4

MUURRECLAME SAM NOACH
In de periode 2009-2010 is deze muurreclame op de hoek van de Nieuwstraat - Kuiperstraat minutieus gerestaureerd op basis van degelijk onderzoek. Dat onderzoek heeft ook geleid tot een boek over zowel de restauratie als de geschiedenis van leven en werk van Sam Noach die in een concentratiekamp om het leven kwam. De titel luidt: ‘De man die niet verdwijnen kon; de geschiedenis van Sam Noach en zijn beroemde Kloosterlinnen’.
namen aan te brengen in de nieuwbouw (2006). Het lettertype is ontleend aan de belettering elders in de Raambuurt.
STATION NEDERLANDSE SPOORWEGEN
Op initiatief van de SIED zullen de luiken worden teruggebracht op het station. De eerste groep luiken is door medewerkers van de SIED gemaakt. Andere activiteiten rond het station: het boek ‘Station Deventer 1920-2020’ en de film ‘Station Deventer; het station dat altijd open gaat maar nooit geopend werd’.
DE LANGE VAN LEER
Dit gebouw was oorspronkelijk (1894) de Boek- en Steendrukkerij De Lange Van Leer. Later kwam hier het kantoor van Senzora. Na vertrek van Senzora wordt dit gebouw vooral op aandringen van de SIED herbestemd.
9
MUURRECLAME
HOUTHANDEL
ZAADHANDEL
Deze muurreclame in de Polstraat is het eerste restauratieproject van de SIED. Bijzonder is dat de opvolgende bedrijven nog zichtbaar waren. Er is voor gekozen ze beide ook te laten zien.
RAAMBRUG
Deze brug is een reconstructie van de brug die vanaf 1887 op deze plek heeft gelegen maar in de Tweede Wereldoorlog is verdwenen. Op initiatief van de SIED is de brug in 2008 in ere hersteld. Een vrijwilliger van de SIED heeft ook de begeleiding van de uitvoering voor zijn rekening genomen.
BENAMING GEBOUWEN
BERGPOORTSTRAAT
De plannen voor de sloop van de Raambuurt waren de directe aanleiding tot de oprichting van de SIED. Door onze inbreng is er toch aardig wat herbestemd. Om zichtbaar te maken welke activiteiten in de vroegere bebouwing werden uitgeoefend heeft de SIED voorgesteld deze als gevel-


●
10
BOZE GOUDVIS
Toen algehele sloop dreigde van alle panden aan het Pothoofd heeft de SIED samen met de andere erfgoedorganisaties opnieuw de cultuurhistorische waarden onder de aandacht van de gemeente gebracht. Dat had succes. Zo wordt onder andere dit pand, in de wandelgangen Boze Goudvis genoemd, herbestemd.
●
11
ROTO SMEETS
Toen Roto Smeets, een van de grootste diepdrukbedrijven in Europa failliet ging heeft de SIED direct een cultuurhistorische waardebepaling gemaakt van het oude deel van het complex dat dateert uit de wederopbouwperiode, ook omdat het ontworpen

is door de bekende architect J.D. Postma. Deze delen zullen in de herontwikkeling van het terrein worden herbestemd.
●
12
PETTENFABRIEK
In 1930/1931 verrees hier ‘Smit Pettenindustrie’, later omgevormd tot H.J. Smit’s Confectie Industrie BV. Het bedrijf blijft actief tot 1972. Nadat de familie contact met de SIED heeft opgenomen is de gevelsteen in 2021 herplaatst.

●
13
ELEVATORGEBOUW
In dit gebouw zit de installatie verborgen die ervoor zorgde dat de grondstoffen uit de schepen werden gezogen en werd verplaatst naar de beide silo’s. Herbestemming is essentieel om de geschiedenis van dit gebied zichtbaar te houden. De SIED is betrokken bij het restaureren van het gebouw.

14
ZWARTE SILO
De Zwarte Silo ligt op de eerste kavel die bij het aanleggen van de haven in 1923 is verkocht. De SIED heeft de silo van 2002 tot 2012, toen de restauratie begon, in gebruik gehad als hoofdkantoor en heeft daarmee kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het Havenkwartier.
15
POMPGEMAAL
Deze pomp met dieselmotor komt uit de Prins Bernhardsluis die hiernaast ligt. Door de bouw van dit gemaal waren deze

pompen niet meer nodig om het waterpeil in de haven te bepalen. Op initiatief van de SIED is dit monument op het voorterrein geplaatst.
16
SIK
Dergelijke locomotieven werden gebruikt op het industriespoor in Deventer. De Sik is geschonken door Volker Rail en door SIED-vrijwilligers gerestaureerd. Op deze plek is ook een deel van het industriespoor behouden.

17
COBERCO SCHOORSTEEN
Deze schoorsteen is het restant van het Coberco-complex waar tot aan de sluiting enorme aantallen blikjes gecondenseerde melk werden gevuld. De blikjes kwamen van de Blikfabriek aan de overkant. Dankzij protesten van omwonenden en publiek en druk vanuit de SIED kon de schoorsteen worden behouden.

VAN VERLOEDERDE UITHOEK TOT HIPPE BUURT
De Zwarte Silo was mijn eerste thuis in Deventer. Van 2003 tot 2005 werkte ik er aan een onderzoek naar de geschiedenis van arbeidsmigranten aan de hand van blikfabriek Thomassen & Drijver- Verblifa. De SIED had in deze jaren onderdak in deze graansilo die rond de millenniumwisseling buiten bedrijf is gesteld. Ik zat op het kantoor van de voormalige directeur in alle rust te werken, terwijl het verderop in het pand het niet te harden was door de penetrante geur van rottend graan dat in de kokers was achtergebleven.
Het voelde alsof ik in een uithoek van Deventer was beland. Het Havenkwartier lag er nogal verloederd bij. Veel meer dan de coffeeshop om de hoek was er niet. Voorzitter Gijs van Elk en de jonge pensionado Sam de Visser kwamen regelmatig een bakkie doen. Han en Betsie Nijhof, ongeveer de laatste bewoners van de Meester De Boerlaan, vingen mij als hun adoptiezoon op. Han bleek overal en nergens opslagruimte op het terrein in gebruik te hebben voor zijn oldtimers en andere hobby’s.
Tien jaar na afronding van mijn boek Deventer Blik. Geschiedenis van arbeidsmigranten in een Nederlandse industriestad is de Zwarte Silo door BOEi gerestaureerd en omgetoverd tot een prachtige horecafaciliteit. Overal in het Havenkwartier werd het industrieel erfgoed ingezet voor het realiseren van prachtige verblijfruimtes. Nooit had ik kunnen vermoeden dat er in die stinkende silo van destijds nog eens smakelijke gerechten en hippe drankjes geserveerd zouden worden.
De succesvolle transformatie van het Havenkwartier is mede te danken aan de inzet van mijn SIED-vrienden. Zij hebben niet aflatend de blijde boodschap van de herbestemming van het Deventer industrieel erfgoed verkondigd. Met behoud en versterking van karakteristieke gebouwen is de eigenheid van het gebied overeind gebleven en is het Havenkwartier tot een van de meest geliefde plekken van Deventer uitgegroeid. Zie daar wat het particuliere initiatief voor elkaar krijgt!
De invloed van de SIED is zeker niet tot het Havenkwartier beperkt gebleven. Overal in de stad zijn industriële gebieden ontwikkeld tot moderne woonwerkcentra. De SIED speelt ook nu nog een actieve rol bij de transformatie van het Roto Smeets terrein, de Senzora fabriekslocatie in de Raambuurt en de herbestemming van de Tapijtfabriek in Voorstad. Zo draagt de stichting al ruim 25 jaar met succes bij aan het behoud van het fraaie stadsgezicht van Deventer.
EINDEJAARBIJEENKOMST 2023
Op 14 december 2023 werd de jaarlijks terugkerende eindejaarbijeenkomst gehouden voor vrijwilligers, donateurs, vrienden en andere relaties van de SIED; een happening bij uitstek geschikt om elkaar te ontmoeten en terug te blikken op het afgelopen jaar.
De bijeenkomst werd ook in 2023 weer gehouden in de ‘Zwarte Silo’ in het Havengebied waar de SIED veel heeft gedaan aan transformatie van industrieel erfgoed en waar ze ook nog steeds actief is.
De avond stond in het teken van ‘ROTO Smeets’ de drukkerij die in 1931 startte onder de naam ‘Nederlandse Diepdruk Industrie’. Een drukkerij waar een veelheid aan tijdschriften werd gedrukt, waaronder de Donald Duck. Het bedrijf ging helaas failliet in 2019.
Intussen is een groot deel van het bedrijfscomplex gesloopt, en het terrein zal worden getransformeerd tot een nieuwe stadswijk, die in de volksmond al de naam ‘Duckstad’ heeft gekregen.

Martijn Oosterhuis, voorzitter van de Kennisgroep Transformatie van de SIED, hield een lezing over de transformatie van dit industrieel erfgoed in een breder kader.
Donald Duck, misschien wel het bekendste tijdschrift dat bij ROTO Smeets is gedrukt, werd deze avond in de schijnwerpers gezet door Jan Kruse, bij velen van u bekend door zijn publicaties en zijn Oudejaarsconferences. Jan is echter ook actief als schrijver van Donald Duck verhalen waarover hij ons die avond op boeiende wijze heeft verteld. Om de kennis over Donald Duck te testen was er een quiz waaraan iedereen mee kon doen. Na afloop konden geïnteresseerden glasnegatieven van Roto uit ons archief bekijken waarmee het tijdschrift in de vijftiger jaren werd gedrukt en ook kon een blik worden geworpen op veel materiaal dat Jan had meegenomen over de totstandkoming van een stripverhaal. Al met al een zeer geslaagde avond waar een groot aantal bezoekers bij aanwezig was.
ROTO SMEETS LEEFT VOORT
Na het faillissement van ROTO Smeets werd het bedrijfsarchief veiliggesteld: zo’n 35 verhuisdozen met foto’s, dia’s, negatieven en fotoalbums.
Omdat Collectie Overijssel onvoldoende capaciteit had om de inhoud van deze dozen te ordenen werd de SIED gevraagd om deze taak op zich te nemen.
In maart 2022 is een werkgroep, bestaande uit Reinier Klein Woolt-



huis, Theo de Kreek en Sam de Visser opgericht. Met hulp van Marion Karsch en Ingrid Doil , beiden van Collectie
Overijssel, zijn zij begonnen met het uitzoeken van de foto’s. Deze werden genummerd en met eventuele bijschriften opgenomen in een digitaal bestand. Sam de Visser heeft zich om gezondheidsredenen teruggetrokken, Tonni van Elk nam zijn plaats in.
In maart 2024 waren er al meer dan twaalfduizend foto’s genummerd en in doosjes bewaard. Waar zij al meer dan vierhonderd uur aan werkten!
DEVENTER TAPIJT FABRIEK
De volgende stap is het archiveren van dit alles. Oud-medewerkers van ROTO
Smeets zijn bezig met het geven van aanvullingen op de (ontbrekende) fo tobijschriften zodat het een compleet overzicht wordt.
SIED ZICHTBAAR
droegen mannen doorgaans een hoofddeksel. De “heren” een hoed, de “gewone man”, de arbeiders en de boeren droegen een pet. Dat bleef ook na de oorlog nog even voortduren, maar geleidelijk verdween de pet uit het straatbeeld. Smit maakte daarom ook petten voor politie, leger en brandweer. Later ging men over op pyjama’s. De jaren vijftig en zestig zijn goede jaren voor de fabriek: er werken meer dan honderd mensen in de verschillende productieruimten. In het atelier en de strijkzaal alleen vrouwen, in de snijzaal, bij het machineonderhoud en het magazijn alleen mannen. Het tekort aan vakbekwaam personeel eind jaren vijftig wordt opgelost door eigen personeel les te laten geven aan nieuw personeel. In die jaren ontstaat ook de Vakopleileerplichtige meisjes een interne opleiding krijgen tot modinette. De Stichting Industrieel Erfgoed verzorgt elke editie een beeldcolumn over het industrieel verleden van Deventer. Een uitgebreidere versie is gepubliceerd in Nijvertijd, nr. 45 en te vinden op www.sied.nl
Eind april 2024 werd SIED benaderd door Marco Kok van MKB Deventer met het verzoek mee te werken aan

het MKB magazine dat vijf keer per jaar verschijnt en wordt gelezen door een groot aantal mensen bij diverse Deventer bedrijven.
MKB wil aandacht schenken aan bedrijven die van oudsher gevestigd zijn in Deventer en biedt de SIED de gelegenheid tweemaandelijks een artikel van twee pagina’s mét foto’s te verzorgen in hun magazine. Een heel mooi initiatief dat SIED graag ondersteunt, dat ons de gelegenheid geeft ons binnen


Deventer nog bekender te maken bij het bedrijfsleven en de banden met het MKB verder aan te halen.

EEUWFEEST
100 JAAR HAVEN
In 1925 opende burgemeester Van Eysinga officieel de Deventer industriehaven en het bijbehorende industriespoor. De geschiedenis van de haven kent ups en downs die van invloed waren op de bebouwing, de industriële activiteit en de maatschappelijke ontwikkelin -
gen. Dit industriële erfgoed was ook de aanjager voor de activiteiten van de SIED. Het Havenkwartier, het Bergweidegebied, de waterhuishouding… het zijn de elementen die de geschiedenis én de toekomst van Deventer voor een belangrijk deel bepalen. Op dit ogenblik bereidt de SIED met een aantal partners, zoals Architectuurcentrum Rondeel en het Waterhuis, activiteiten voor om het eeuwfeest in mei 2025 te vieren.
30 JAAR SIED
De SIED werd in 1995 opgericht. Aan de vooravond van het ‘Jaar van het Industrieel Erfgoed’ in 1996. Het begon met strijd voor het behoud van industrieel erfgoed in de Raambuurt, maar al snel maakte ‘strijd tegen’ plaats voor ‘samenwerking met’ en ‘plannen maken voor’. In 2025 bestaat de SIED dus 30 jaar. Dat jubileum zal niet ongemerkt voorbij gaan.

NIJVERTIJD 2023/2024
Jaarlijkse uitgave van:
Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED)
www.sied.nl
Redactie:
Werkgroep Communicatie SIED
Ontwerp/vormgeving:
Peter Bos (Houdbaar)
Druk:
Rijser Printing
Oplage: 750
ISSN: 1388-2759

Donaties
Draagt u de SIED een warm hart toe en wilt u graag bijdragen aan de doelstellingen van de SIED? Voor donaties gelden de volgende bedragen:
€ 20,- (of meer) voor particulieren
€ 25,- (of meer) voor organisaties
€ 50,- (of meer) voor bedrijven
€ 250,- (of meer) voor ‘Vrienden’
Op www.sied.nl/donateur kunt u zich opgeven als donateur.
Vrienden van de SIED
De SIED heeft een bijzondere relatie met een aantal donateurs, die we ‘Vriend van de Sied’ noemen. De Vrienden van de SIED zijn:
Auping
Batenburg Techniek
De Zwarte Silo
Houdbaar
JVZ Ingenieursburo
Le Clercq Planontwikkeling
Maas Kristinsson Architecten
NV Bergkwartier
Peree Bouwadvies bv
PHB Deventer
Salland Storage
Schaap Bliksembeveiliging en
Ontstoringstechniek
Smederij van Woerkom
Wolters Vastgoedonderhoud
Ten Hag Groep
Trivium Packaging
Witteveen+Bos
SIED
De Stichting Industrieel Erfgoed
Deventer is opgericht in 1995. Doel is het behoud van industrieel erfgoed in Deventer en omgeving. Ons werkgebied omvat Bathmen, Deventer, Diepenveen, Olst, Twello, Voorst en Wijhe. Gegevens vastleggen, historisch onderzoek doen en daarover publiceren zijn belangrijke onderdelen van ons werk.
Wij organiseren excursies, bijeenkomsten en lezingen en geven advies over hergebruik van industrieel erfgoed. Natuurlijk zetten we ons in voor hergebruik van monumenten van bedrijf en techniek.
Mail voor meer informatie naar info@sied.nl
U kunt ook onze internetsite www.sied.nl bezoeken.

