Rsgmagazine26

Page 1

EX T EN LL CE

RSG

MAGAZINE

26 Redactie - Hans Smorenburg - Beeldredactie - Ton Krabman

ALENT T T E M N E LER COACHEN OOL H C S E T S E T B PREDIKAA rmans e m m i T d e r afscheid F UDEREN EN T S Afscheid Fred Timmermans PWS Studeren en werken KEN R E W Excellentie en het TTO LLENTE E C X E Goede PWS-en DOCENTEN Rondetafelgesprek: ‘Over excellente docenten’ 1 Voorwoord Inleiding Predikaat Leren met Talent Coachen

April 2013 - NR 26 - Uitgave van RSG Slingerbos | Levant - E(mail) RSGmagazine@rsgsl.nl


RSG Magazine Voorwoord Pakweg 50 jaar geleden werd met het woord “Excellentie” hooguit een minister aangesproken. Tegenwoord is het begrip “Excellentie” niet alleen “hot”, maar ook een beetje een containerbegrip. We willen allemaal excellent zijn, maar wat verstaan we daar eigenlijk onder? In deze special wordt het begrip “Excellentie” vanuit veel verschillende perspectieven benaderd. Uiteraard gaan we nader in op de verlening van het predicaat “Excellent” aan de Levant, enerzijds in een artikel over de achtergronden daarbij en anderzijds door een gesprek met Jan Ippel. Sinds enkele jaren loopt bij ons het project “Leren met Talent”. Hierin wordt niet alleen gepoogd om de talentontwikkeling van leerlingen te stimuleren, maar er wordt tegelijkertijd onderzoek aan verricht. Mandy de Waal vertelt iets over de onderzoekskant, en Amanda Hagenbeek doet verslag van haar ervaringen als coach. Hun conclusie is dezelfde: Excelleren kun je leren! Tijdens het afscheid van Fred Timmermans was er een interessante lezing van prof. Waslander over het thema “Leiderschap en excellentie”. Wat hebben die twee met elkaar te maken? Cor de Koning Gans doet verslag van een interessante ontdekkingstocht met een verrassende conclusie. Walk the talk! Hoe kom je eigenlijk aan excellente docenten? Kun je die opleiden? Jeroen van Leeuwen vertelt in een column iets over het traject dat hij volgt en hij gaat in op de vraag of dat nu tot een excellente docent leidt. Dat ons TTO een broedplaats is voor excellentie, wordt nog eens goed duidelijk in het artikel van Sonja van Harten, waarin ze een zeer succesvol vervolgtraject na het TTO schetst. Ze legt verder uit welke activiteiten in het TTO daaraan bijdragen. Ongeveer een maand geleden was de presentatie van de profielwerkstukken. Zoals elk jaar, waren er nu ook weer enkele excellente bij. Eén van die

werkstukken willen we u niet onthouden. Het artikel, over de lichtgevende werking van luminol, is van een enthousiaste inleiding voorzien door begeleider en scheikundedocent Kees Boone. Tot slot komt de leerling aan bod: in een rondetafelgesprek met Anne-Marie Leeuwenburgh gaat het om de vraag: wat maakt een docent tot een excellente docent? De opvattingen van de leerlingen hierover zijn behoorlijk eensluidend. En gelukkig vinden de leerlingen dat er hier heel wat van zulke docenten rondlopen! Hans Smorenburg

de excellente leerlingen twee voordelen. Ten eerste is het goed voor de economie. Een onderzoek heeft uitgewezen dat als vijftienjarige leerlingen op het gebied van kennis net zo scoren als hun Finse leeftijdsgenoten, de Nederlandse economie met 0,5% groeit. Daarnaast kan succesbeleving op school leiden tot meer zelfvertrouwen. Meer zelfvertrouwen leidt weer tot meer lef en risico’s nemen. Als je ergens goed in bent is dat goed voor je zelfwaardering. Daarnaast is ergens goed in zijn ook leuk! Kortom, willen presteren, meer uit je zelf willen halen maakt een mens gelukkiger! De boodschap is duidelijk: excelleren is belangrijk voor onze

s B E S T E βurghersamenleving als geheel, belangrijk voor de We hebben in Nederland een zesjescultuur. We scoren veelal gemiddeld op rankings zowel in het basis-, voortgezet, (hoge) beroepsonderwijs als ook op universiteiten. In een rondetafelgesprek met leerlingen spreek ik hierover. Enkele kritische vragen van een leerling, houden me nog lang bezig: “Wat is het nut van een acht? Met allemaal zessen slaag je ook!” Een opmerking als: “mijn vrienden vinden mij echt niet cool als ik allemaal achten haal, ze zeggen dan dat ik een stuud ben”, blijft mij ook bij. Het meedoen met een onderwijswedstrijd is niet cool, meedoen met The Voice wel. Hoe komt dat toch? In een wereld waarin concurrentie op kwaliteit toeneemt is excelleren onze toekomst. De heer Rinnooy Kan geeft aan dat het onderwijs moet investeren in het zoeken naar excellente leerlingen. In rapportvergaderingen hebben we het vaak over de leerling die niet voldoende scoort. Immers, we willen dat er zoveel mogelijk leerlingen met een diploma van school gaan. Volgens mevrouw Bussemaker (Minister van OC&W) heeft juist het richten op

welvaart en voor ieders geluk. Een groep docenten van de RSG houdt zich bezig met talentontwikkeling. Leerlingen worden uitgedaagd om over hun eigen leerproces na te denken. Docenten worden ook uitgedaagd om over het doceren na te denken. Dit vraagt onderwijs op niveau, ook wel passend onderwijs genoemd. We hopen nog meer passend onderwijs aan te kunnen bieden met behulp van ICT en natuurlijk een uitdagende leeromgeving. Nog even terug naar de vraag waarom meedoen aan The Voice wel cool is maar hoge cijfers niet (altijd). Eén van de leerlingen hielp me uit de brand: “Met het winnen van The Voice gaat er een wereld voor je open. Krijg je een platencontract. Word je beroemd! Een diploma is ook belangrijk maar of je nu zessen of achten haalt, het maakt niets uit. Een diploma is je toelatingsbewijs. Nou, dan maar zessen halen en daarnaast leuke dingen doen”. Tja.. Weg met die zesjescultuur! En goede cijfers halen is cool. Het zorgt voor een goed gevoel! Wij gaan ervoor, jij ook? Anne-Marie Leeuwenburgh RSG MAGAZINE - 26 | 2013

2


PREDIKAAT

RSG Levant excellent! Op 4 februari jongstleden reikte staatssecretaris Dekker de eerste predicaten “excellente school� uit. Eenendertig basisscholen en eenentwintig scholen voor voortgezet onderwijs mogen zich excellent noemen. Een van de VO-scholen is RSG Levant. Het erkennen en waarderen van excellente scholen maakt deel uit van de actieplannen voor het basisonderwijs ( Basis voor Presteren en het voortgezet onderwijs (Beter Presteren). Hiermee wordt samen met het onderwijsveld ingezet op verhoging van de prestaties van leerlingen, verbetering van de onderwijskwaliteit en vergroting van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. RSG MAGAZINE - 26 | 2013

3


LEVANT 2012

Vijf criteria voor excellentie Bij de selectie van de scholen staat de kwaliteit van het onderwijs voorop. Het opstellen van criteria voor het bepalen van excellentie heeft op twee manieren plaatsgevonden. Zo zijn aan de enen kant scholen betrokken geweest bij het bepalen van de criteria en indicatoren. Aan de andere kant is gebruik gemaakt van inzichten die beschikbaar zijn over kwaliteitsbepaling.

Gebruik makend van de veldconsultatie en de verschillende effectiviteits / kwaliteitsbenaderingen heeft de jury de volgende vijf criteria opgesteld. Alleen scholen die aan deze criteria voldoen kunnen het predicaat krijgen. De selectie gebeurt op basis van de volgende criteria: • • •

Onderwijsresultaten (ook in relatie tot de leerlingpopulatie); Heldere visie op onderwijs; Zelflerend vermogen van de school;

• •

Omstandigheden waaronder de school werkt; De manier waarop een school zich onderscheidt, zoals aandacht voor excellentie en hoogbegaafde leerlingen

Uit het juryrapport De onderbouwing die de school bij de aanmelding als kandidaat Excellente School 2012 gaf, luidt als volgt: Vormgeven van een gemeenschap (iedereen is welkom, ‘er toe doen’, in verbinding met de lokale samenleving met oog voor elkaar); Iedereen kent elkaar bij naam; Er is verbinding met verenigingen, stichtingen, gemeente en het lokale bedrijfsleven (van binnen naar buiten en van buiten naar binnen); Transparant. Verantwoorden niet omdat het moet, maar omdat we het willen op alle niveaus in de organisatie; Op de juiste manier aandacht voor zorgleerlingen;

Een school die kansen biedt. Tijdens de presentatie (21 september 2012) maakte de school een goede indruk. De school kwam met een enthousiast verhaal. Er is een vmbo-gt-klas waar leerlingen die op grond van hun CITO-eindtoetsscore niet voor het niveau van de theoretische leerweg in aanmerking zouden komen, de kans geboden wordt deze stroom wel te volgen. Belangrijk daarbij zijn de eigen motivatie van de betreffende leerling en een positief advies van de basisschool.

De resultaten, breed opgevat (criterium 1) Zowel de slaagpercentages als de gemiddelde CE-cijfers zijn telkens boven het landelijk gemiddelde. Het rendement van de onderbouw is hoog. In het Trouw-onderzoek uit 2011 scoorde De Levant een 8. Uit het Elsevieronderzoek kwam de Levant naar voren als één van de beste scholen uit het land.

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

4


EXCELLENT 2011

De omstandigheden waarin de school werkt (criterium 2) Er zijn op de Levant geen leerlingen met taalachterstand. In het aannamebeleid is er ruimte om zwakkere leerlingen op te nemen. 80% van de potentiële brugklasleerlingen kiest voor de Levant. Het advies van de basisschool is bij de aanname richtinggevend. Er volgt een warme overdracht. Om de zwakkere leerling op te leiden voor het vmbo-t-diploma is een klas met extra ondersteuning gecreëerd. Om tegemoet te komen aan de (hoog) begaafde vwo-leerling is er een klas met tweetalig onderwijs.

Inrichting van het onderwijsproces (criterium 3) Er is een optimale begeleiding van de leerlingen, waarbij elke leerling krijgt wat hij/zij nodig heeft (maatwerktrajecten). Uit het gesprek met ouders en leerlingen blijkt dat deze inzet resultaatverhogend werkt; de leerlingen willen ook presteren. Veel huiswerk wordt op school gemaakt. De slaagpercentaRSG MAGAZINE - 26 | 2013

ges zijn hoog, ook voor de leerlingen uit de kansenklas. De docenten zijn zeer positief over de wijze waarop de organisatie wordt aangestuurd. Ze zijn ook zeer positief over het podium dat regelmatig wordt georganiseerd en waar docenten elkaar lesgeven. De school slaagt erin om ook leerlingen en ouders te betrekken. Zo kunnen ouders bijvoorbeeld meedenken in een klankbordgroep. In deze groep worden zaken besproken als het schoolklimaat, de methoden en de leerlingbegeleiding. Verband tussen de inrichting van het onderwijsproces en de resultaten (criterium 4) De structuur en het beleid van de school worden breed gedragen, door zowel docenten als ouders en leerlingen. Het schoolklimaat is goed; de docenten, leerlingen en ouders zijn tevreden. Zowel docenten, ouders als leerlingen onderstrepen de transparantie, de openheid en het wederzijdse vertrouwen dat zij binnen de school ervaren. Daardoor zijn

ouders tevreden, willen leerlingen resultaten behalen en docenten zich verder scholen.

Het excellentiebeleid van de school (criterium 5) Het lerend vermogen van de school is evident en blijkt onder meer uit de effectiviteit van de aanpassingen in de organisatie. Binnen de school is het gebruikelijk dat de docenten met elkaar in gesprek gaan over de leerstof en over de leerlingen. Bij het basisonderwijs in Zeewolde en het voortgezet onderwijs in de regio zijn de resultaten van RSG Slingerbos/Levant bekend. De school staat goed aangeschreven. Uit de missie “Binden, boeien en groeien” blijkt dat de school verder wil. Omgaan met verschillen en differentiaties is een volgend traject. De directie wil met behulp van ICT een afwisselende leeromgeving bieden, blijven monitoren op in- en uitstroomcijfers en blijven investeren in docenten. Fred van Bergen Locatiedirecteur RSG Levant RSG MAGAZINE - 26 | 2013

5


JAN IPPEL

BI

N

B

GR

NDEN

IE E O

OEIEN

‘Wij zijn een hele gewone school’ Naar aanleiding van de toekenning van het predicaat “Excellente school” aan De Levant (zie ook het aparte artikel dat daaraan gewijd is) ga ik op zoek naar de betekenis van dat begrip “Excellent” in de praktijk. Ik spreek met Jan Ippel, docent Nederlands aan De Levant, over die dagelijkse praktijk en ga op zoek naar de succesfactoren. Jan is een prominent lid van het mavo-team en al jarenlang op De Levant een gezichtsbepalende figuur. Om te beginnen heeft Jan een hekel aan het woord “Excellent”. “Als ik denk aan een excellente school en ik doe mijn ogen dicht dan zie ik allemaal kinderen met hun spulletjes bij zich, en dan zie ik leraren die in groepjes werken met heel veel verschillende doordachte didactische modellen en zo zijn wij niet, wij geven gewoon les.” Als ik tegenwerp dat een excellente school niet een school is waar nooit iets misgaat, maar juist een school waar zaken niet onder het tapijt worden geveegd, en waar met elkaar over het vak en de leerlingen wordt

gesproken, beaamt Jan dit ook: “Wij praten altijd met elkaar over de kinderen en het werk. Dat doen we in koffiepauzes en op andere momenten. Wij zijn met z’n allen een hele overzichtelijke gemeenschap, waar bijna iedereen elkaar kent. Je kunt je dus niet verstoppen. Als een leerling in die grote lege kantine zit, dan komt er al snel een conciërge langs die vraagt waarom zo’n leerling niet in een lokaal zit. Wat ons bindt is dat we allemaal de leerlingen op sleeptouw meenemen naar het examen, desnoods aan hun haren.” “We willen allemaal het beste uit de kinderen halen. Het sterke punt van de school is dat er enorm veel vrijheid is om dat in de praktijk op je eigen manier vorm te geven, dat wordt overgelaten aan je eigen professionaliteit. Tegelijkertijd is er veel contact met collega’s om bijvoorbeeld te spreken over een leerling waar het niet zo lekker mee gaat. Deze problemen worden met elkaar gedeeld en er wordt naar oplossingen gezocht. Niemand voelt zich te groot om naar een collega te luisteren. Van

de week hebben we nog grote schik gehad over een collega die een klas aan het werk had gekregen door stickers uit te delen. Ik zou dat zelf nooit doen, maar als het werkt is het toch prachtig. Als ik nu tegen een probleem aanloop dan heb ik nog altijd in mijn achterhoofd: ik kan ook nog stickers gebruiken: even naar de Action en je hebt voor 50 cent je ordeprobleem opgelost.” “Volgens Elsevier waren we drie jaar geleden de beste mavo uit het land, samen met een school uit Limburg. Ik dacht toen: er zijn dus scholen die het nog slechter doen. Maar even serieus: binnen ons team voeren we de gemaakte afspraken uit: we voeren het huiswerk in in Magister, we verwijzen een leerling naar het BOM-uur als hij extra begeleiding nodig heeft. We zijn redelijk consistent in ons beleid. Dat merk je ook aan de leerlingen. Ik zie de leerlingen de laatste jaren veel rustiger worden. Didactisch gezien zijn we niet zo vernieuwend, wij zijn een hele gewone school. Ons motto is: niet lullen maar poetsen.” RSG MAGAZINE - 26 | 2013

6


INTERVIEW “Hier in Zeewolde is sprake van een kritische omgeving. Je moet jezelf openstellen voor die kritiek. Je luistert en probeert er iets mee te doen. Ons belang is die leerlingen zo goed mogelijk te laten presteren en datzelfde belang hebben ouders ook. Je moet een leerling accepteren zoals die is, en de fout in de eerste plaats bij jezelf zoeken. Ook voor de schoolleiding is een kritische achterban niet altijd gemakkelijk: toch staan ook zij open voor kritiek van ouders en onszelf, soms heel lastig als het emotioneel is, maar ze doen er wat mee en lossen het probleem op. Als wijzelf rondlopen met frustraties dan staat er altijd wel een deur open. Vaak is het al voldoende als er goed naar je geluisterd wordt.” “Startende docenten hebben het niet altijd gemakkelijk. Ik vond zelf de eerste jaren hier ook niet altijd even gemakkelijk. Je moet een beginnende docent ook rustig de tijd geven om het vak te leren. Niet meteen afbranden het

eerste jaar als er ordeproblemen zijn. Je moet investeren in mensen. Met elkaar word je goed en steeds beter. Als school hebben we bijvoorbeeld veel geïnvesteerd in de maatschappelijke stage door contacten met bedrijven en verenigingen hier in Zeewolde. Er is nu sprake van het afschaffen van die maatschappelijke stage. Ik denk dat het hele verenigingsleven hier in Zeewolde zou instorten als dat gebeurt”. “Ik vind het moeilijk om iets over de zorgstructuur te zeggen. Toen ik in het onderwijs begon, was er op de hele mavo-leerling één dyslectische leerling en die kreeg bijles op de woensdagmiddag van de directeur hoogstpersoonlijk. Tegenwoordig moet je maar hopen dat het dak er niet af vliegt in zo’n ruimte van 8 bij 8 meter en 25 van die hormoonbommen. Als je ADHD-ers in een klas zet naast leerlingen die weinig prikkels kunnen verdragen, dan werkt dat niet, dan zul je het altijd verkeerd

doen. Afgezien van de enorme toename van het aantal zorgleerlingen, is de begeleiding hier adequaat. De lijnen binnen de school zijn kort, en ook de contacten met de ouders zijn frequent.” “Ik voel mij zeer thuis op deze school. Dat komt door de grote mate van vrijheid die ik ondervind. Wij hebben natuurlijk toch een moeilijk beroep. Als een metselaar aan het eind van de dag omkijkt, dan ziet hij een muurtje dat hij gemetseld heeft. Ik denk altijd als ik naar huis fiets: die bushalte staat er nog door mijn lessen. En hij staat er nu al tien jaar. Als docent ben je onderdeel van de ontwikkeling die leerlingen doormaken. En als je vraagt wat mij nog altijd drijft, dan verwijs ik graag naar mijn prikbord waar een prachtige oude leus uit de toenmalige DDR hangt: ‘Mein Arbeitsplatz, mein Kampfplatz für den Frieden.’ auteur: Hans Smorenburg

Binden, Boeien, Groeien.... De RSG is een algemeen toegankelijke, excellente school met een bijzondere opdracht alle leerlingen, leraren en ondersteunend personeel te binden en te boeien. Daarmee is de RSG een gemeenschap die iedereen laat groeien als mens in alle facetten, om kansrijk te zijn in de samenleving. RSG MAGAZINE - 26 | 2013

7


PWS Olaf Krop, Jos Ritmeester en Glenn Stewart

Chemoluminescentie van luminol.

hebben voor hun profielwerkstuk de chemolu-

Chemoluminescentie kan worden opgevat als het vrijkomen van licht als gevolg van een chemische reactie. Het bijzondere aan deze reactie is dat er geen warmte vrijkomt. Een voorbeeld uit de praktijk is een glowstick. Wanneer men zo’n glowstick breekt komen er twee stoffen in aanraking met elkaar en zullen deze reageren. Bij deze reactie komt dan een bepaalde kleur licht vrij.

minescentie van de stof luminol bestudeerd. Zij hebben dit op een fantastische manier gedaan. Vanaf augustus zijn ze heel gedreven, heel zelfstandig en zeer minutieus hiermee bezig geweest. Vele uren werden doorgebracht in het kabinet van scheikunde. Tegenslagen, zoals soms niet goed werkende apparaten, wisten ze allemaal zelf op te lossen. Het resultaat was een heel goed verslag. Daarnaast

Chemoluminescentie van luminol treedt op als luminol en waterstofperoxide reageren met een hoge reactiesnelheid. Normaal gesproken is de reactie tussen deze twee stoffen dusdanig traag dat er geen licht kan ontstaan. Men moet dan een katalysator gebruiken:een stof die de reactiesnelheid verhoogt. Als dankzij de aanwezigheid van een katalysator de reactie (veel) sneller kan verlopen, zal er blauw licht ontstaan.

De tijdsduur en intensiteit van het licht worden onder andere beïnvloed door de drie factoren die wij onderzocht hebben: de concentratie waterstofperoxide in de oplossing, de temperatuur, de keus van de katalysator. De vraag die we wilden beantwoorden luidt: In welke mate beïnvloeden deze factoren de intensiteit en duur van het licht dat ontstaat bij de chemoluminescentie van luminol? Bij de metingen is een lichtsensor gebruikt die was aansloten op een apparaat (labquest). Dit apparaat heeft van de metingen duidelijke grafieken kunnen maken. We kregen bij elke deelvraag goede metingen en dus was het mogelijk om een goede conclusie te trekken. De metingen leidde ons tot het trekken van de volgende conclusie: •

mocht de presentatie er ook zijn: Soepeltjes werd het een en ander aan het publiek uitgelegd en op het eind werden (in het donker) ook nog enkele proeven gedemonstreerd, waarbij het lichtgevende effect mooi te zien was (zie grote foto rechts). Een mooi voorbeeld voor andere leerlingen hoe

Deze eigenschap wordt gebruikt in het forensisch onderzoek voor het opsporen van (onzichtbare) bloedsporen. Het mengsel bestaat uit luminol en waterstofperoxide. Wanneer dit mengsel in aanraking komt met bloed, dan zal de plek blauw oplichten. Dit komt omdat er namelijk een katalysator in bloed aanwezig is: hemoglobine. De chemoluminescentie van luminol heeft ook bepaalde kenmerken. Het licht dat ontstaat heeft een bepaalde intensiteit en een bepaalde tijdsduur waar het licht waarneembaar is.

De concentratie waterstofperoxide heeft veel invloed op de tijdsduur van de lichtemissie. De grafiek van de tijdsduur nam sterk af wanneer we een grotere concentratie waterstofperoxide toevoegde. De temperatuur is van grote invloed op de lichtintensiteit. Dit was ook duidelijk te zien, hoe lager de temperatuur des te lager was de lichtintensiteit. De invloed van verschillende katalysatoren is verreweg het grootst. Eén van de katalysatoren zorgde voor een lichtintensiteit die bijna 3x zo groot was en een enorm korte tijdsduur.

een profielwerkstuk gedaan kan worden !

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

88


LUMINOL

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

9


EXCELLENT

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

10


OP SCHOOL

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

11


LEREN MET

be zi g te or do ol ho sc or vo er rd ee iv ot m W or d je ge zi jn m et jo uw ta le nt ? Ex ce lle re n ku n je le re n! ou w va n he t VW O nb ve bo de in k oe rz de on en do W ij op RS G Sl in ge rb os | Le va nt ge nb ee k, Bo er , A. Ha M . va n Re e, J. Ve rw ei j, S. de R. W ee ni ng , M . de W aa l

Bezig zijn met het ontwikkelen van jouw talenten en je VWO diploma halen? Leuker en vooral op je ‘eigen manier’ leren op school? Hoe kun je onderwijs waarin je kunt excelleren vormgeven in de bovenbouw van het VWO? Om deze vraag te beantwoorden heeft RSG Slingerbos/ Levant Traject Leren Met Talent (LMT) ontwikkeld. Een groep leerlingen uit 4, 5 en 6 VWO zoekt samen met drie coaches naar nieuwe manieren van leren die leiden tot talentontwikkeling. Dit team onderneemt een expeditie op zoek naar interessanter onderwijs dat beter voorbereidt op de toekomst! Wij denken namelijk dat bezig zijn met

wat je leuk en interessant vindt leidt tot gemotiveerdere leerlingen op school die betere resultaten halen. Maar klopt dit idee wel? Om deze vraag te beantwoorden doen we onderzoek in de bovenbouw van het VWO. Met talent bedoelen we trouwens niet alleen hele slimme of hoogbegaafde leerlingen. In LMT zitten leerlingen die het leuk en interessant vinden om over zichzelf te leren en graag op een andere manier met hun schoolwerk omgaan. Deze leerlingen hebben zichzelf opgegeven voor het Traject. Het zijn vaak eigenwijze leerlingen die een uitdaging niet uit de weg gaan! Wel is het belangrijk dat ze een beetje ruimte hebben om zich te verdiepen in extra projecten. Omdat er tijd vrijgemaakt moet worden in het lesrooster is het handig als ze niet bij alle vakken alle lessen nodig hebben. In de praktijk trekt het dus wel de iets betere en gemotiveerdere leerling aan. Het is de bedoeling dat LMT leerlingen projecten ontwikkelen in groepjes of alleen en hierin gecoacht worden door een eigen coach. Om hier tijd voor vrij te maken mogen ze lessen ‘skippen’ in vakken waar ze goed in zijn en waarvoor ze minder tijd nodig hebben. Wat

we tot nu toe merken is dat de LMT leerlingen leuke projecten ontwikkelen, maar het lastig vinden om hier genoeg tijd aan te besteden, naast hun schoolwerk. In de praktijk ‘skippen’ ze niet zoveel lessen. Zeker niet in 5 en 6 VWO. Hoe komt het nu dat lessen missen zo lastig is? Leerlingen zeggen zelf daarover: “Des te hoger je komt (richting 6V) des te lastiger is het om lessen te missen.” ,“Je hebt twee doelen: jezelf ontwikkelen en je diploma halen. Voor dat laatste heb je nog steeds je lessen nodig. Lessen skippen kan in klas 1-4 daarna niet meer omdat er veel examenstof is.”, “Als je lessen skipt moet je zelf je stof bijhouden.” Dit vraagt veel zelfstandigheid en zelfkennis van leerlingen. Hoe weet je eigenlijk waar je goed in bent als leerling? Vaak weet een leerling dat wel omdat hij/zij hoge cijfers haalt voor een vak. Daarnaast is het prettig als een docent of coach dit ook ziet: “Sommige leerlingen hebben helemaal niet door dat ze goed zijn, dat is het een taak voor docent en school”, zegt een docent uit het VWO team tijdens de rondetafelgesprekken die we over het Traject gehouden hebben. RSG MAGAZINE - 26 | 2013

12


TALENT

NDEN

BI

Meer motivatie door talentontwikkeling bij leerlingen in de bovenbouw van het VWO

E

N

EIE

BO

OEIEN

En één van de coaches over de wijze van coaching in het Traject LMT: “ Leerlingen zijn te divers om er uit te halen wat voor meerdere leerlingen werkt. Ik ga bij allemaal verschillend te werk.”

meer los te komen van het traditionele schoolsysteem, waarin iedereen alle lessen volgt en iedereen in een klas hetzelfde doet. We zijn nu 2 jaar met Traject LMT bezig en we merken dat docenten er steeds meer voor open staan onderwijs ‘op maat’ van de leerling te maken. In één van de eerste gespreksrondes over het Traject LMT zeiden docenten vooral: “Initiatief moet bij de leerling liggen.”. Nu schuift dit steeds meer op naar: “We moeten meer uit de leerlingen halen.” “ Leerlingen hebben meer uitdaging nodig.” en “Iedereen zou zijn talenten moeten benutten, niet alleen de begaafde leerlingen.” Een mooi resultaat! Dit traject kost veel tijd en energie en stuit soms op weerstand bij leerlingen en docenten….dat heb je nu eenmaal als je de gebaande paden verlaat en op expeditie gaat! Het levert misschien niet meteen betere resultaten op maar wij zijn ervan overtuigd: Excelleren kun je leren!

GR

Het blijkt in de praktijk nog niet zo makkelijk om bezig te zijn met wat je leuk en interessant vindt op school. Sommige leerlingen binnen Traject LMT zijn al heel druk met leren plannen (“ik leer van mijn coach een kabouterplanning te maken.”) laat staan dat er nog tijd overblijft voor het ontwikkelen van een eigen project. Het vraagt veel zelfkennis van leerlingen (waar ben ik goed in? Hoe kan ik mezelf verbeteren), het vraagt een zelfstandige, initiatiefrijke houding van leerlingen en het vraagt veel flexibiliteit en tijd van docenten. Leerlingen hebben verwachtingen van het docenten en docenten hebben verwachtingen van leerlingen. Dat maakt het moeilijk om met nieuwe ogen naar het onderwijs te kijken. Eigenlijk zitten we allemaal behoorlijk vast in een systeem waar we maar moeilijk los van komen, terwijl leren zoveel meer kan zijn dan allemaal hetzelfde leren en doen wat ervan je verwacht wordt! Een LMT leerling zegt hierover in een gesprek: “Waarom zou je meer doen, de toets staat toch al vast.” en “ Volgens mij hebben we wel een eigen visie en ideeën maar we weten ook wat er van ons wordt verwacht en dus houd je die voor jezelf in de les.” Een gemiste kans! Elke leerling heeft een unieke combinatie van eigenschappen en talenten die bij een wat persoonlijkere en individuele benadering van een coach beter ontwikkeld kunnen worden. Pas dan kun je gaan excelleren. LMT Leerlingen zeggen hierover: “De coach leert me omgaan met vrijheden.”, “LMT leert ‘je eigen manier van leren’ je eigen maken.”, “Ik doe mijn project om mijn vaardigheden te verbeteren, daar heeft school geen aandacht voor als je al bovenschoolniveau zit.”, “Je leert kritisch naar jezelf te kijken.”, “Coach geeft motivatie en support, suggesties en ideeën.”, “We werken samen aan mijn slechte punten om een betere leerling te worden.”, “Je krijgt de kans/vrijheid dingen te doen die je zelf wilt doen.”

Pilot talentontwikkeling

X

• Coaches

Vanuit de schoolmissie ‘Binden, boeien, groeien’ wil RSG Slingerbos | Levant talentontwikkeling van leerlingen zoveel mogelijk stimuleren. Met talentontwikkeling wordt bedoeld, het ontdekken, verkennen en uitbouwen van eigen interessegebieden, mogelijkheden en leerdoelen, welke kunnen leiden tot excelleren.

• Flexibilisering van lesrooster

Documentaire - drie jaar pilot

• Macbook

Het gehele proces van de pilot wordt gefilmd, wat uiteindelijk moet resulteren in een documentaire over de pilot. Delen van deze documentaire zullen regelmatig worden vertoond aan collega’s en leerlingen om ze te betrekken bij en op de hoogte te houden van het proces. De uiteindelijke documentaire wordt beschikbaar voor het gehele werkveld.

het vormgeven van een individueel leertraject.

• Digitaal portfolio

L

Onderzoek in de school: Learnerreports Vragenlijsten Rondetafelgesprekken Interviews Video opnames

Het bewonderenswaardige is dat deze LMT leerlingen en coaches hun best doen om

L

Onderzoeksvraag

Hoe kun je onderwijs dat talentontwikkeling stimuleert vormgeven in de bovenbouw van het VWO?

Aanpak

We werken met vier coaches die elk een aantal leerlingen uit klas 4 en 5 VWO begeleiden. Daarnaast zijn er vier docent-onderzoekers actief die de coaches theoretisch ondersteunen en onderzoek uitvoeren onder leerlingen, coaches, ouders en docenten. De leerlingen die deelnemen beschikken over een Macbook die ze in de les gebruiken.

E

• Wiki

Ambitie

Motivatie van leerlingen vergroten door de talenten van leerlingen beter te benutten en

C

• Community of learners

E

Deelvragen

• Welke talenten ontwikkelen leerlingen? • Welke mechanismen stimuleren talentontwik-

R

keling? • Welke typen leerlingen onderscheiden we? • Hoe wordt ICT gebruikt?

E

• Hoe kunnen we flexibeler met het rooster omgaan? • Wanneer is er sprake van een community of

N

learners?

Zoektocht naar interessanter en effectiever onderwijs dat beter voorbereidt op de toekomst Poster Talent 11.indd 1

22-09-11 08:27

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

13


E XC E L LENT TTO The Sky is the Limit Hoe leuk is het als je als docent via LinkedIn een ‘join my netwerk’-verzoek krijgt van een oud-leerling? En dat je ziet dat hij na zijn tvwo-opleiding op onze school Technische

Natuurkunde is gaan studeren aan een universiteit, zijn propedeuse cum laude gehaald heeft, voorzitter van een studievereniging is geweest, en zijn Engelse taalvaardigheid heeft ingezet bij verschillende extra curriculaire activiteiten tijdens zijn studie? Dan ben je als docent toch wel een beetje trots en denk je vooral ‘ja, daar doe ik het voor.’ De toelatingseis voor TVWO is hoger dan voor een reguliere havo/vwo-klas. We krijgen dan ook leerlingen binnen met hoge citoscores. Deze leerlingen kunnen een extra uitdaging aan. Die geven wij ze door ze in de onderbouw onder te dompelen in de Engelse taal, zodat ze na drie jaar TVWO al heel behoorlijk Engels spreken. Dit doen we aan de hand van lesmateriaal dat soms helemaal niet gemaakt is voor onze doelgroep. Wat te denken van een methode uit de Verenigde Staten, geschreven voor leerlingen die dus al twaalf jaar Engels

spreken en leren in een native speakeromgeving? Dat is best lastig voor Nederlandse brugklasleerlingen, en toch kunnen ze hier al snel goed mee uit de voeten. Daar zit dus vooral de uitdaging in de onderbouw. In de bovenbouw volgen leerlingen het

vanaf de brugklas op het programma, net als kritisch denken en analyseren. En dat veelal in een internationale context. Deze vaardigheden proberen we structureel in de tvwo-lessen en -projecten aan te bieden, en de ontwikkeling van leerlingen in deze vaardigheden wordt

IB-programma, dat leidt tot een apart IB-diploma voor Engels. Dit is een internationaal erkend diploma. Leerlingen zijn in dit programma niet zo zeer meer bezig met het leren van de taal, maar meer met het toepassen van de taal. Ze lezen bijvoorbeeld literaire werken, analyseren artikelen uit Engelse kwaliteitskranten, en schrijven zelf argumentative essays. Deze cursus van de International Baccalaureate Organisation toetst leerlingen op native speaker-niveau en biedt dus ook een prima uitdaging voor onze leerlingen. Maar goed Engels spreken en schrijven is niet het enige dat we willen bereiken binnen het TVWO. Het zijn immers ook ‘gewone’ VWOleerlingen die inhoudelijk uitgedaagd moeten worden en voorbereid moeten worden op een universitaire opleiding. Dit doen we door de leerlingen ook ‘pre-univeristy’ skills aan te leren. Onderzoek doen en presenteren staan

bijgehouden. Leerlingen krijgen zo de kans om zich breed te ontplooien, niet alleen qua Engelse taalvaardigheid, maar ook intellectueel gezien. Het zijn dan ook niet alleen talige leerlingen die succesvol zijn binnen het tvwo. Veel van hen gaan in de bovenbouw en na de middelbare school een bèta-richting op. Zo gingen er bijvoorbeeld leerlingen van onze school naar de Engelstalige Geneeskunde opleiding in Groningen, of zoals de oud-leerling hierboven, studeerden zij Technische Natuurkunde. Kortom, TVWO is meer dan alleen Engels leren: we willen internationaal georienteerde kritische denkers afleveren, die verder kijken dan hun neus lang is, en de overstap naar de universiteit goed kunnen maken. Voor dat soort leerlingen geldt immers: the sky is the limit.

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

14


A F C H E I D FR ED

Leiderschap en excelleren van scholen Walk the talk Op 31 januari 2013 heeft de bestuurder van onze school, Fred Timmermans, afscheid genomen. In het kader van zijn afscheid werd een kort symposium georganiseerd. Prof. dr. Sietske Waslander hield een voordracht. Prof. Waslander is hoogleraar sociologie en als Acadamic Director verbonden aan TiasNimbas Business School voor de opleiding ‘Master of Management in Education’. Zij is gespecialiseerd in onderwijsvraagstukken en heeft o.a. onderzoek gedaan naar prestaties van scholen en wat deze prestaties beïnvloedt. Waslander vertelde over een onderzoek waarbij hoog presterende scholen vergeleken werden met laag presterende scholen. Zij onderzocht welke verschillen van invloed zijn op de prestaties. In het onderzoek is met name gekeken naar de examencijfers voor het vak Latijn en Grieks. Er bleek dat de verschillen tussen hoog en laag presterende scholen enorm waren. De verschillen liepen wel op tot ongeveer vier punten. Welke factoren zijn nu verantwoordelijk voor dat grote verschil?. Waslander gaf in de eerste plaats een opsomming van factoren die uiteindelijk geen invloed blijken te hebben. Het blijkt niet uit te maken of de leerling op een categorale school zit of op een scholengemeenschap. Ook de omvang van de school speelt geen rol. De selectie aan de poort (strenge of soepele toelating) verklaart de verschillen in presteren

tussen de scholen ook niet. Profilering naar buiten (hoe presenteert de school zich aan de buitenwereld?) heeft geen invloed. Evenmin zit de verklaring in het strategisch beleid van de school. Maar wat dan wel? Wat verklaart wel het grote verschil in prestaties van de scholen? De crux zit volgens Waslander in twee grote factoren. Allereerst de factor “combinatie van hoge eisen en veel ondersteuning”. Wanneer hoge eisen aan leerlingen worden gesteld (ze uitgedaagd worden) en we bieden de mogelijkheid van allerlei vormen van ondersteuning (motivering, steunlessen, extra ondersteunende opdrachten, bereikbaarheid en houding docent, etc) heeft dit een onderscheidende rol in het presteren van scholen. Een andere heel belangrijke factor is “consistentie & ‘verborgen boodschappen’ “. Het blijkt dat scholen waar iedereen hetzelfde zegt (schoolleiding, coördinatoren, docenten, leerlingen) aanzienlijk beter presteren dan waar bijvoorbeeld leerlingen aangeven dat het anders gaat dan door de school beweerd wordt. Het is dus zeer belangrijk dat je ook doet wat je zegt. (“Walk the talk”) Als er consistentie (eenheid in beleid) geconstateerd wordt, presteren de scholen beter. Een belangrijk aspect hierbij is dat er geen ‘verborgen boodschappen’ worden uitgezonden naar de leerlingen. Bijvoorbeeld dat je een bepaald vak altijd nog kan laten vallen. Waslander heeft een aantal uitspraken verzameld die bovenstaande beweringen ondersteunen.

Bij laag presenterende scholen zijn de volgende uitspraken gevonden: -“Wat ik wel fijn vind is het beleid van, zorg nou dat je in ieder geval een 4 haalt …”(docent) -“Er zit altijd een vrijblijvendheid, ook aan het eindexamen. Ze kunnen zeggen als ik een 3 haal of een 4 dan heb ik toch mijn diploma” (docent over leerling). - “… maar ze vragen bijna nooit van, hoe kan ik je helpen of zo” (leerling over docent). Bij hoog presterende scholen zijn de volgende uitspraken gevonden: -“Ik denk dat het wel een belangrijk vak is, omdat het echt een vak is waar je wel echt werkt. Waar je wel echt iets doet. …” (leerling) -“Tegen het op het laatste moment voor een atheneum kiezen … wordt hier echt met hand en tand tegen verzet. … We zullen het zelf nooit opperen, geen denken aan. Als je begint ga je door, je doet het of goed of niet” (docent)” -“Hij werkt echt heel hard voor ons. … hij is heel fanatiek.” (leerling over docent) -“Volgens mij als je hem opbelt, wil hij het je ook nog wel uitleggen.” (leerling over docent) Afsluitend geeft Waslander aan dat alles met alles samenhangt. Maak gebruik van de kracht van vanzelfsprekendheid en vraag je op school af: ‘Wat is bij jullie ‘vanzelfsprekend’ en is dat ook wat jullie willen? En met betrekking tot ‘verborgen’ boodschappen: “Doen jullie – in de ogen van de leerlingen- ook wat je zegt en wat je belooft?” en “waaruit blijken – voor leerlingen- de dingen die je zegt belangrijk te vinden”?

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

15


s tud eren Jeroen van Leeuwen studeerde in 2011 af aan de Universiteit Utrecht en werkt nu sinds twee jaar als docent maatschappijleer op de RSG Slingerbos. Daarnaast was hij werkzaam als onderzoeksassistent bij het Mulier Instituut en deed hij zijn eerste werkervaring op als docent tijdens het geven van werkcolleges over beleidsonderzoek. Naast zijn werk als docent is hij tevens trainee in het programma ‘Eerst de Klas’ dat werken in het onderwijs combineert met projecten in het bedrijfsleven op de vrijdagen.

Excellentie voor de klas Naar aanleiding van de onderwijstop in de Beurs van Berlage op 13 en 14 maart, werd er in de media de afgelopen weken weer veel gesproken over de staat van het Nederlandse onderwijs. Columnisten als Ferry Haan lieten zich weer van hun beste kant zien en de minister deed zelf ook een goede duit in het zakje door te roepen dat iedere Nederlander een leraar zou moeten willen trouwen. Echter, hoewel het sentiment soms anders doet ver

moeden, presteert Nederland op onderwijsgebied eigenlijk heel behoorlijk. We horen volgens de gestandaardiseerde resultaten van de Pisa-testen al jarenlang bij de best presterende landen in Europa en stonden wereldwijd in 2011 op een 11e plek. Op het gebied van wiskunde presenteren onze 15-jarigen zelfs zo goed dat we daar al een tijdje in de top-5 te vinden zijn. Er zijn echter twee kanttekeningen: Al drie edities achter elkaar presteert Nederland minder dan in de voorgaande edities van dit onderzoek, en Finland en het Vlaamse deel van België doen het structureel beter dan wij. Daarnaast wil de regering vanuit de wens om een innoverende kenniseconomie te blijven graag stijgen naar de top-5 van deze test. Investeren in onderwijs blijft daarom een belangrijke pijler en de minister kondigde derhalve aan dat zij in de komende jaren 57 miljoen gaat uittrekken om betere docenten voor de klas te krijgen. Dat we helaas nog wel even op de nullijn blijven staan was haar bovendien een doorn in het oog. De keuze voor investeren in goede docenten is niet zomaar uit de lucht gegrepen. Onderzoeken laten al jarenlang zien dat drie factoren wonderen doen als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs: genoeg individuele aandacht, goede docenten en de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Het eeuwige voorbeeld in onderwijsbeleidland is dan ook Finland, waar het vak docent behoort tot de populairste banen onder afgestudeerde academici en er toelatingsexamens gelden voor de lerarenopleidingen. De docenten verdienen weliswaar ook iets meer dan in Nederland en ook de werkdruk schijnt iets lager te zijn, maar in Nederland is de kwantiteit van de docenteninstroom lange tijd belangrijker geweest dan de kwaliteit van die instroom. Tegelijkertijd lijken afgestudeerde academici in Nederland nog steeds maar moeilijk te motiveren om voor de klas te gaan staan. Het beroep heeft een slecht imago, omdat het weinig uitdaging en mogelijkheden tot ontwikkeling zou bieden. Dat het onderwijs constant in beweging is, je er veel vrijheid hebt om jezelf te ontplooien en een klas vol pubers door maar weinigen onder ons als een peulenschilletje wordt gezien, lijkt niet tot de academici in Nederland door te dringen. Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt is de tijd rijp om een charmeoffensief te starten

voor het beroep docent. In de ogen van de beleidsmakers kunnen zogenaamde onderwijstraineeships hierin een belangrijke rol gaan spelen. Voor menig starter die vers van het HBO of een WO-studie is afgestudeerd, zijn de zogenaamde traineeships het walhalla van de startersfuncties. Deze startersbanen beloven een leertraject waarin de werkgever intensief investeert in jou als werknemer. Daarnaast krijg je in de meeste traineeships gedurende 1 à 2 jaar de kans om op verschillende afdelingen binnen een bedrijf te werken en je zo breed te blijven ontwikkelen. Als kersverse socioloog was ook ik ruim twee jaar geleden geïnteresseerd in een dergelijke functie. Tegelijkertijd had ik al sinds de middelbare school een goed gevoel over een baan in het onderwijs. Toch hikte ik aan tegen het imago van het beroep en het gevoel dat een keuze voor onderwijs gelijk een hele definitieve is. Daarnaast vraagt het volgen van de lerarenopleiding een flinke investering van je zonder dat je er zeker van kunt zijn dat het beroep docent ook echt iets voor je is. Het onderwijstraineeship ‘Eerst de Klas’, dat nu steeds meer het stokpaardje van de minister lijkt te worden, maakte mij daarom meteen enthousiast. Binnen dit traineeship, dat als doelstelling heeft meer excellente academici voor de klas te krijgen, krijg je de mogelijkheid een eerstegraads bevoegdheid te halen en sta je meteen 3 dagen per week voor de klas. Daarnaast werk je één dag per week in het bedrijfsleven bij grote bedrijven als Shell, Rabobank en de NS. Je ontwikkelt je breed en houdt de deur richting een baan in het bedrijfsleven stiekem een beetje open. Ik besloot te solliciteren en zat na een aantal lange selectierondes ineens tegenover Anne-Marie Leeuwenburgh, die mij vertelde dat ik als maatschappijleerdocent mocht komen werken op de RSG. Nu, bijna twee jaar later, moet ik nog steeds slikken bij het predicaat excellente academicus, maar heb ik wel een half jaar mogen werken bij de RET in Rotterdam en ben ik momenteel op de vrijdagen werkzaam bij de directie “Kennis” op het ministerie van OCW. Ik voel me bevoorrecht en ben nog steeds enthousiast over mijn baan als docent. Voor studenten die geneigd zijn te kiezen voor een goed betaalde baan in het bedrijfsleven, is ‘Eerst de Klas’ een heel aantrekkelijk alternatief. RSG MAGAZINE - 26 | 2013

16


werken

Maar zijn academici die met goede cijfers geslaagd zijn dan ook per definitie betere docenten? Dat zou ik niet willen beweren en menig Eerst de Klas’er worstelt ook wel eens met dat verwachtingspatroon. Wel geloof ik dat studenten die excelleren tijdens hun opleiding in ieder geval in potentie betere docenten kunnen zijn en kwaliteiten met zich meebrengen die we op dit moment in het onderwijs wel eens tekort komen. Een goede interpersoonlijke relatie met leerlingen heeft waarschijn-

lijk weinig met de studieresultaten van de docent te maken en is nog steeds essentieel om een goede docent te kunnen zijn. Echter, het bevlogen en diepgaand kunnen vertellen over je vak, het ontwikkelen van hoogwaardig lesmateriaal en het meedenken over de school als organisatie hebben die relatie in mijn ogen wel. Bovendien kunnen programma’s als ‘Eerst de Klas’ bijdragen aan het verbeteren van het imago van het onderwijs door te laten zien dat mensen met ambitie wel degelijk iets te

zoeken hebben in het onderwijs. Ook tonen de alumni van ‘Eerst de Klas’ nu al aan dat lesgeven niet hoeft te betekenen dat je nooit meer iets anders gaat doen. Een enkeling maakt snel carrière binnen de school en anderen combineren het lesgeven blijvend met werkzaamheden in het bedrijfsleven. Mijn vriendin heeft de boodschap van de minister inmiddels al begrepen: ‘Je moet een leraar willen trouwen.

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

17


Amanda Hagenbeek Excellentie voor iedereen!? Amanda Hagenbeek is docent natuurkunde en mentor in de bovenbouw van het VWO. Sinds vorig schooljaar is zij coach in het traject “Leren met Talent” en sinds enkele maanden doet zij ook onderzoek binnen dat traject. In onderstaand stuk doet zij op persoonlijke wijze verslag van haar ervaringen als “coach”. Vraag een willekeurige klas met leerlingen wat ze vinden van talentontwikkeling en excelleren en ze roepen bijna in koor: ik heb geen talent, ik ben maar gemiddeld, ik wil niet excelleren... Het begrip talent lijkt voor onze leerlingen gedefinieerd te zijn door de grote stroom aan talentenjachten op de televisie. Als je voor je 8e levensjaar nog geen 3-sterren menu kan koken... nou dan ben je echt helemaal niets. Ik werk persoonlijk liever met een andere definitie van talent. Daarbij wil ik niet al te zweverig overkomen, maar toch zie ik het zo: iedereen heeft talenten en dan misschien niet in de “Holland’s got talent”-vorm, maar gewoon: Pietje is slagvaardig, Jantje kan een aardig stukje schrijven, Karel heeft een enorme fantasie enz. Het gaat erom dat je je als lerende adolescent bewust bent van de dingen die je goed kan (en minder goed kan) en dat je er beter in wilt worden. Dat je de eigenschappen of andere zaken die je in de weg zitten om jezelf verder te ontwikkelen, aanpakt. Zoals daar bijvoorbeeld zijn: moeite met plannen, op een docent durven af te stappen om hulp te vragen, je afspraken nakomen. Je zou eigenlijk als het ware ten opzichte van jezelf moeten willen “excelleren”. Hierbij zijn op jezelf reflecteren en daar vervolgens iets mee doen heel erg van belang. Dat reflecteren kan nog niet iedereen in zijn middelbare schooltijd uit zichzelf, dat is wel iets dat ik heb geleerd als coach in het “Leren met Talent”-traject en dat maakt het coachen

van deze leeftijdsgroep juist zo interessant. Overigens, dat leerlingen dat niet kunnen is niet omdat ze te kort schieten, maar volgens mij omdat we ze dat ook niet echt leren. In ons beoordelingssysteem is een vijf: je kan het nog niet goed genoeg en een acht: je hebt het goed gedaan. Daagt dat een leerling uit om kritisch naar zijn werk te kijken? Ze krijgen geen cijfer of andere waardering voor alle inzet en evenmin voor de aanpassingen die ze in de aanpak van hun schoolwerk hebben gedaan. Als docent kijken we eigenlijk alleen naar het eindresultaat. Ik heb ooit een periode lang mijn leerlingen een reflectieformulier laten invullen na het maken en nabespreken van een toets. Negen van de tien leerlingen concludeerden alleen maar: volgende keer ga ik harder leren. Niemand dacht na over een andere aanpak van dat leren en ik eerlijk gezegd op dat moment ook niet. Inmiddels is het me duidelijk dat er eigenlijk verschillende aanpakken zijn waaruit leerlingen kunnen kiezen om zich de lesstof eigen te maken, een aanpak die bij hen past. Dit integreren in de dagelijkse lespraktijk is een behoorlijke uitdaging. Een ander voorbeeld waar leerlingen het moeilijk mee hebben als ze op hun eigen functioneren reflecteren kwam ik tegen in een groepsgesprek met een aantal bovenbouw vwo-leerlingen. We probeerden in dat gesprek te kijken naar wat je doet als je merkt dat je je gestelde doelen niet gehaald hebt. Trek je je schouders op en ga je weer over tot de orde van de dag, of stel je jezelf iets in het vooruitzicht als je je wel aan je planning of doelen hebt gehouden? Of het tegenovergestelde: ontzeg je jezelf iets of ben je streng voor jezelf als het niet gelukt is. De meeste leerlingen vonden dat eigenlijk maar een rare vraag. Een “beloning” voor hun taakjes, dat was iets waar ze niets mee konden. De leerlingen zeiden eigenlijk, doen we onze taakjes braaf, dan hoef ik mezelf daarvoor toch niet te belonen....maar een negatieve maatregel op het niet halen van

hun doelstellingen leek er ook niet te zijn... interessant nietwaar? In mijn rol als profielwerkstuk-begeleider was het mij al vaker opgevallen dat leerlingen denken dat als je hulp vraagt het als een zwaktebod wordt gezien en je daarop in je cijfer afgerekend zult worden. Maar let op, de leerlingen die dit jaar het hoogste cijfer bij mij gehaald hebben, hadden bijna een hotlineverbinding met mij. Een goed onderzoek doen is nog helemaal geen gemeengoed voor leerlingen in het examenjaar en daarom is het ook goed dat het gedaan wordt. Ze vroegen hulp aan mij of aan de externe wetenschapper als ze de wetenschappelijke artikelen niet begrepen Wanneer er weer een stuk tekst af was vroegen ze mij de opbouw te controleren en te corrigeren. Dat is geen “voorzeggen”, maar laten zien waar verbetering moet komen, leerzaam genoeg lijkt mij. Mocht u nu overigens twijfelen aan mijn onpartijdige mening hierover, de meiden zijn door naar de finale van de pws-wedstrijd waaraan ze meedoen ;-). Ook mensen die in onze ogen echt met hun talenten werken, zoals een topsporter of een musicus die naar het conservatorium zal gaan heeft dat niet zonder hulp en doorzettingsvermogen gehaald. Ik zeg wel vaker in de klas tegen mijn natuurkundeleerlingen: ook de jongens en meisjes die natuurkunde (zijn) gaan studeren moeten leren voor dit vak, die 8 of hoger komt zelden of nooit van niets doen en gewoon een gave hebben. Je kunt met een talent geboren worden, maar de succesfactor zit ‘m in jouw kracht, de kracht om er het juiste mee te doen. Als docent, mentor, coach of pws-begeleider kunnen we ontzettend genieten van een voorbeeldige leerling die actief en zelfregulerend door zijn of haar schoolcarrière fietst. Maar nog uitdagender is het wat mij betreft om juist de leerling die dit nog niet kan te coachen en te helpen met eruit te halen wat er in zit. Mijn nieuwe motto bedenk ik me nu: Excelleren kun je leren. RSG MAGAZINE - 26 | 2013

18


EEN Wat maakt een docent excellent? De RSG heeft een mooie missie met als titel ‘Binden, boeien en groeien’. Ik wil het vergrootglas eens op ‘boeien’ leggen. Hoe boeiend is het onderwijs, is de RSG voor leerlingen? Aan wie kun je dit beter vragen dan aan de leerlingen zelf? Een delegatie meldt zich voor thee en koek: Marlieke (brugklas), Bryony (vmbo-2), Renna (havo-3), Machteld (tvwo-3), Constantijn (havo-5) en Sanne (vwo-6). Neem eens in gedachten je beste docent, wat maakt hem je beste docent? Een goede docent doet niet zomaar iets. Hij is oprecht geïnteresseerd in de leerling. Hij laat dat merken door vragen te stellen en hij zit niet achter z’n laptop als je binnen komt. Constantijn merkt op dat hij empathisch vermogen heel belangrijk vindt. Niet heel vreemd, als je bedenkt dat Constantijn pedagogiek wil gaan studeren. Machteld vult aan dat de docent niet alleen naar één leerling kijkt maar feeling heeft met een hele klas. Hij moet ook in kunnen spelen op wat er aan de hand is in de klas. Bryony vindt dat er niet alleen maar gewerkt moet worden. Even een grapje tussendoor geeft de dag wat meer kleur! Alle leerlingen zijn het erover eens dat orde houden het belangrijkste is. Bij een goede docent gaat dat vanzelf, weet je wat er wel of niet kan. Zelden wordt er een leerling uitgestuurd, simpelweg omdat het zo ver niet komt. Een tip van Renna aan alle docenten is dan ook: streng beginnen en geen loze dreigementen! Behalve een goed leerklimaat is goed uit kunnen leggen ook onmisbaar. De excellente

EXCELLENTE DOCENT docent gebruikt veel voorbeelden, Sanne geeft aan dat juist gekke voorbeelden blijven hangen. Een docent die door de klas kruipt om duidelijk te maken wat de x- en y-as is of een docent die een te gekke proef laat zien. Marlieke vindt ook dat een docent geen verhaal van 45 minuten moet houden. De excellente docent wisselt werkvormen af. Constantijn vult aan dat, als een docent toch een lang verhaal vertelt, dit verhaal wel een doel moet hebben. Een mooi verhaal blijft ook hangen. Noem één kernwoord waaraan jouw excellente docent zeker voldoet: Orde, didactisch onderlegd, empathisch vermogen, structuur en humor. De leerlingen discussiëren lang over orde. Als een docent goed orde kan houden betekent dat dan dat hij excellent is of is dat gewoon een basisvoorwaarde? Uiteindelijk zijn de leerlingen het erover eens dat orde een basisvaardigheid is. Excellentie zit toch meer in het goed uit kunnen leggen, iedere les weer en graag met humor. Met empathisch vermogen wordt bedoeld dat een docent in gesprek gaat met leerlingen. Marlieke vult tot slot aan dat de excellente docent weet dat straffen geen zin heeft. Vragen stellen, oprechte aandacht en vooral luisteren! Een docent is ook mentor. Wat zijn de kenmerken van een excellente mentor? Over een excellente mentor zijn de leerlingen unaniem. Hem kun je vertrouwen. Vertrouwen blijkt uit de houding van een mentor. Hij kan écht luisteren, gaat serieus in op vragen, helpt zoeken naar een oplossing en is bereikbaar. Heeft een excellente docent nog meer

kwaliteiten? Renna vindt dat een excellente docent ook bij buitenlesactiviteiten is. Je leert dan de docent beter kennen en hij leert ook de leerling beter kennen. Sanne vindt het attent dat een docent de moeite neemt om naar een feest te komen. Marlieke vindt juist dat het bijwonen van een schoolactiviteit erbij hoort en niet bij excellent hoort. Conclusie: een excellente docent heeft uiteraard orde, empathisch vermogen, kan op een leuke manier stof aanbieden, zorgt voor afwisseling, heeft humor, is betrouwbaar en komt af en toe op een schoolfeest. Nog één belangrijk punt wil Renna toevoegen: Als een docent kritiek krijgt, gaat de excellente docent daar goed mee om. Sanne heeft de laatste uitsmijter: een docent inspireert en maakt z’n vak aantrekkelijk! Het is geen moment stil geweest in mijn kamer. Als de thee op is en de koek al lang is vergeten is er een heldere conclusie: het leraarberoep is een echt vak. Op de RSG zijn veel goede docenten en ook kan iedere leerling enkele excellente docenten noemen. De leerlingen mogen ook nog een cijfer geven. Gemiddeld scoren de docenten volgens dit panel een 7,5. De excellente docent scoort een 9 of een 9,5! Dank Marlieke, Bryony, Renna, Machteld, Constantijn en Sanne voor jullie (h)eerlijke antwoorden! Anne-Marie Leeuwenburgh (Overal waar “hij” of “hem” staat kan ook “zij” of “haar” worden gelezen)

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

19


RSG MAGAZINE volgend NUMMER

Jubileumuitgave

10 jr RSG Slingerbos | Levant Volgend RSG Magazine 26 - extra aandacht voor: Flevo Academie - trots op het nieuwe werk. het jubileum

FLEVO ACADEMIE

ti - adverten

e -

FLEVO ACADEMIE CURSUSAANBOD: in

2013 NOG MEER CURSUSSEN

www.rsgflevoacademie.nl

Raadpleeg de site van de school voor de allerlaatste gegevens van agenda en belangrijke data:

AGENDA:

www.rsgslingerboslevant.nl VORMGEVING - Ton Krabman - DRUK - DEKKER DRUKWERKEN LEEUWARDEN

RSG MAGAZINE - 26 | 2013

20


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.