Bart Lodewijks - Côte Flamande-tekeningen

Page 1

Nederlands

Bart Lodewijks Côte Flamande-tekeningen


Dag Roger Sinds vanochtend krijg ik de gedachte niet meer uit mijn hoofd dat het tijd wordt om mijn aandacht eerlijker over de samenleving te verdelen. Dat komt door een telefoongesprek met Pierre, een kunstminnend man die aan de Vlaamse kust woont. Al tien jaar volgen hij en zijn vrouw Charlotte mijn werk. Het stel wil een muurtekening in hun woning. ‘Er hangen schilderijen van Raveel, Tuymans, Borremans en Delvaux aan de muur; daartussen misstaat uw werk niet. Wij zijn frequente lezers van uw verhalen’, zegt Pierre. Als ik de hoorn op de haak leg dringt tot mij door dat ik de afgelopen twintig jaar alleen maar over de arbeidersklasse schreef. Ik tekende wel in villa’s en kastelen, maar stelde niets daarover op schrift. De personen in mijn verhalen hebben het meestal niet al te breed. Momenteel schrijf ik over mensen die buiten de maatschappij zijn geplaatst (Nieuwe Buren deel 2). Vind jij dat ik door te schrijven over minder bedeelden een te eenzijdig beeld van de mensheid schep? Er zijn ook rijke mensen op de planeet. Waarom heb ik hier nooit eerder werk van gemaakt? Het moment is aangebroken om over deze ‘misdeelden’ te schrijven. Het verhaal over de gevangenis kan best even wachten. Ik kan beginnen bij Pierre en Charlotte. Ik ontmoette hen tien jaar geleden toen galerie Emergent in Veurne haar deuren opende. Met het gevoel dat ik iets goed te maken heb begeef ik me naar de Côte Flamande.


Bart Lodewijks Côte Flamande-tekeningen


Galerie Emergent, Veurne, 2013

2


Galerie Emergent, Veurne, 2013-2023 Tien jaar geleden opende galerie Emergent haar deuren. Een groep kunstliefhebbers uit de streek trad toe als vennoot. Ik, op mijn beurt, bracht een houtskooltekening aan in de ontvangsthal. Het zestiende-eeuwse pand aan de Grote Markt kon als kunstruimte in gebruik worden genomen. In de jaren die volgden ontpopte de galerie zich als een gemeenschappelijke thuishaven voor kunstenaars en collectioneurs. Maar niet alleen volwassenen, ook kinderen vonden hun weg ernaartoe. Enkelen van hen wreven met hun handen over mijn tekening en na verloop van tijd stonden er ravenzwarte vegen op de muur. Ter ere van het tienjarig bestaan verwijderde ik de vegen en tekende ik het werk opnieuw, nu met blauw krijt. Tijdens de opening feliciteerde Charlotte mij met de nieuwe tekening. ‘Magnifiek’, zei ze. Aangemoedigd door het compliment besloot ik om de blauwe tekening over tien jaar te vervangen door een rode tekening, over twintig jaar door een gele, over dertig jaar door een groene, enzovoort enzoverder. En om daar net zo lang mee door te gaan totdat de kleuren op zijn en de galerie niet meer onderstreept hoeft te worden.

Galerie Emergent, Veurne, 2023

3


4


— Pierre wacht mij bij het treinstation op in een lichtgele Morgan, een Engelse racewagen uit de jaren vijftig. Hij wenkt mij met een strohoed en opent het bijrijdersportier. Even verkeer ik in de verondersteling dat ik een ander tijdperk binnenstap. Het accordeondak ligt geplooid op de kofferbak, vastgegespt met tuigriemen zodat de wind er geen vat op heeft. Pierre draagt een prachtige roze, zijden blouse. Met zijn handpalm strijkt hij zijn haar plat en zet de strohoed op zijn hoofd. ‘Heeft u een goede treinreis gehad?’ informeert hij. Hij praat met een zoekende zorgvuldigheid, alsof elk woord door een dun zeefje gaat. ‘Onderweg kreeg ik een vakantiegevoel’, zeg ik. De sportwagen heeft een lage zit, maar de beenruimte valt alleszins mee. Vriendelijk kijkt hij mij aan en vraagt: ‘Zit u goed?’ Hij is een jurist in ruste, maar de tijd lijkt geen vat op hem te hebben. Tijdens het optrekken van de bolide bollen de mouwen van zijn blouse op en schuift zijn hoed naar achteren. Het leren koord dat onder de hoedrand vastzit, komt strak te staan en drukt tegen zijn adamsappel. Het maakt van hem een doorgewinterde zondagsrijder, een uitstervend ras onder de automobilisten. ‘Het is een hele kunst om een hoed te vinden die correct zit’, zegt hij. Ik weet meteen dat ik hem blij kan maken met een passende hoed of met een autocoureurspetje. Geluk zit in kleine dingen. Ik lach om mijn dwaze gedachten. Hij wuift naar een voetganger en verleent voorrang aan een jonge vrouw die een bolderkar met drie slapende peuters voorttrekt. ‘Wat hebben we toen toch gelachen in Londen,’ zegt hij, ‘de hele club was compleet.’ ‘Ik dacht echt dat jullie voor mij alleen kwamen.’ ‘Dat kwamen we ook.’ Een lachje rond zijn mondhoeken verraadt het tegendeel. Hij zinspeelt op mijn tentoonstelling in Whitechapel Gallery in 2015. Ik weet dat het toeval was dat de jaarlijkse stedentrip van galerie Emergent samenviel met de opening van mijn expositie, maar wat maakt het eigenlijk uit? ‘Dit is een mooie, ouderwets geschakelde auto’, zeg ik. ‘Over een paar weken gaan Charlotte en ik cruisen door de UK. De Engelsen bewaren goede herinneringen aan deze racemodellen. In 2019 werd op basis van het

5


oude design een nieuw concept met eigentijdse techniek gelanceerd. Dat model kocht ik in 2020. Morgan gaat er prat op dat je de keuze hebt uit veertigduizend kleuren. Het prettige is dat wanneer je op straat rijdt, de auto altijd een glimlach aan de voorbijgangers ontlokt. Deze auto’s worden op handen gedragen’, zegt hij. Zodra we de bebouwde kom verlaten, schieten de wijzertjes op het dashboard omhoog. We zoeven over de kustweg naar zijn huis. Ik adem de warme zilte zeelucht in en waan mij even in het succesjaar 2015, toen we met het hele gezelschap neerstreken in een café naast Whitechapel Gallery. De expositie was toen net geopend. Mijn werk zat erop. Alles liep vanzelf en ik werd op handen gedragen.

Whitechapel Gallery, Londen, 2015

6


Whitechapel Gallery, Londen, 2015 Witte krijtlijnen zijn niet zichtbaar op witte muren. Ze horen buiten thuis, in de bewoonde wereld. In een white cube verstommen ze. De tekeningen op een golfplaten afscheidingsmuur en een zwart geteerde schutting, die respectievelijk een parkeerplaats en een stuk braakliggend terrein buiten het zicht houden, niet ver van Whitechapel Gallery, zijn in dat opzicht perfect gelukt. De lijnen onttrekken de muren aan de vergetelheid, er komt ruimte vrij die ik in de galerie niet vind. De muren van de expositieruimte beteken ik met houtskool, op zoek naar een diepere laag, wat een moeilijke opgave is. In de tekening ligt veel schoonheid besloten, maar daar is het mij minder om te doen. De lijnen functioneren als vingerwijzingen naar buiten.

Whitechapel Gallery, Londen, 2015

7


Whitechapel Gallery, Londen, 2015

8


— Op tafel staan een pot mosselen en een karafje witte wijn. Een zestal wilde konijnen huppelen in de tuin. ‘Het moet voor die beestjes toch ook warm zijn’, zegt Pierre. ‘Het is een raadsel hoe ze aan water komen. Ik zie ze nooit drinken. Zullen ze het water uit het gras halen?’, vraagt Charlotte zich af. Het helmgras enkele meters verderop tegen de duinrand ziet er verdord uit. ‘Sinds de gemeente de oorspronkelijke turflaag uit de bodem heeft gehaald, zakt het regenwater onmiddellijk weg. Er zijn geen poelen meer en toch weten de beestjes te overleven’, zegt Pierre. Ik kijk naar de raadselachtige dieren en vraag me af wat ik zou doen als ik een konijn was. ‘Zal ik je het huis laten zien?’, onderbreekt Pierre mijn gepeins. In de woonkamer hangt een schilderij van Roger Raveel, geflankeerd door een tekening, een knappe voorstudie van de meester, dat zie ik meteen. Een groot werk van Paul Delvaux hangt in het studeervertrek. ‘Hij heeft in 1961 mijn moeder geportretteerd. Dat schilderij hangt in de logeerkamer, u zult het zo zien. Mocht u blijven logeren, dan deelt u de kamer met een Delvaux’, zegt hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is. ‘Mijn ouders waren zeer bevriend met hem en mijn vader heeft er een prettig en teder boek over geschreven dat ik je zal geven. Charlotte heeft bij het begin van ons huwelijk enkele jaren voor hem geposeerd toen hij in Koksijde en Veurne woonde. De achtergrond van het portret toont zeer precies de tuin van ons ouderlijk huis in Veurne. De Borremans staat in de opslag, van hem heb ik momenteel niets in huis.’ De woning, een bungalow met een tussenverdieping, is smaakvol ingericht. Op een glazen leestafel liggen kranten en opengevouwen boeken. ‘Ik ben De zijderoutes aan het lezen van Peter Frankopan. Frans gaf het mij voor Kerstmis een paar jaar geleden. Je kent Frans, toch?’ ‘Jazeker.’ ‘Ik heb het beginnen te herlezen van zodra ik het uitgelezen had omdat het zo’n magistraal werk is dat een van de beste geschiedenisoverzichten van de wereld omvat die ooit geschreven werden. Het zou verplichte lectuur moeten zijn voor ieder die wat kennis wil vergaren.’ Naast het boek van Fran-

9


kopan ligt het recent verschenen Over Woke van de Vlaamse politicus Bart De Wever, waar ik nog niets van gelezen heb. ‘De woning is uit de jaren zeventig. De architect was de broer van Charlotte, Alain Houtsaeger, die in De Panne architect was tot hij in de Luberon is gaan wonen en daar architect werd. Tegenwoordig is het bijna niet meer mogelijk om zo dicht tegen een duinrand te bouwen’, zegt hij. Met zijn hand strijkt hij over de muur en zegt: ‘Wat hebben de werklui gevloekt op de zware cementstenen.’ In het trappenhuis lopen we tegen een vroeg werk van Luc Tuymans aan. In Tuymans’ kenmerkende vale kleuren staart een halfnaakte man van middelbare leeftijd voor zich uit. Of kijkt hij weg, slaat hij de ogen neer? ‘Prachtig’, zeg ik terwijl ik de penseelstreken bestudeer. ‘Het schilderij heet Der Diagnostische Blick VI en is uit 1992. We hebben het in dat jaar gekocht bij Frank Demaegd van galerie Zeno X in Antwerpen. Het schilderij hangt hier al jaren, terwijl de andere werken rouleren’, zegt hij. Ik probeer me voor te stellen hoe dat rouleren in zijn werk gaat. Het moet hier een komen en gaan van kunstwerken zijn. De tekeningen die ik ga maken, doen daar niet aan mee, die zitten vast op de muur. ‘Je bent vrij om te tekenen waar je wilt, maar het trappenhuis heeft onze voorkeur’, zegt hij. De korrelige structuur van de door de werklui zo vervloekte cementblokken is een dankbare ondergrond voor krijt. Krijtlijnen kunnen er dik op aangezet worden, het pulver hoopt zich op in het reliëf. De gedachte komt bij me op om krijtkleuren door elkaar te gebruiken. Zal dat door mijn leeftijd komen? Binnenkort passeer ik de vijftig. Ik sta steeds meer kleur toe in mijn werk. Moet ik me daar zorgen over maken? Welnee. Zorgwekkend is de kwetsbaarheid van de vloerbedekking waarmee het bovendste deel van de trap is gestoffeerd. De in elkaar overlopende, okerkleurige tinten van het tapijt lijken op die van water dat door kuilen en geulen stroomt tijdens een getijdewissel. De aardse kleuren kunnen ook van de verdwenen turflaag zijn. Mijn gedachten gaan uit naar de dorstige konijnen in de tuin. Maar ik dwaal af. De kans is groot dat er tijdens het tekenen krijtdeeltjes vrijkomen en in het kleed achterblijven. Om dit te voorkomen moet de vloer afgeplakt worden. De traphal is nauw en niet bijster goed verlicht. Veel afstand tot de tekening zal ik niet kunnen nemen. De claustrofobische ervaring van een maand

10


geleden in de gevangenis gaat nog van pas komen. Ik kon er mijn kont niet keren en de priemende blik van de gedetineerden maakte het tekenen er niet gemakkelijker op. Maar goed, ik heb hier niet te maken met een medecelgenoot. Hoewel? Ik kijk naar de man op het schilderij, de vaste bewoner van het trappenhuis. Er gaat weinig mededogen van hem uit. Gelukkig is hij niet van vlees en bloed.

11


12


Aanvankelijk wil ik het hele trappenhuis betekenen. Het is een lang gekoesterde wens van mij om een tekening volledig samen te laten vallen met de architectuur. Als Charlotte de tekening in mijn schetsboek ziet, zegt ze: ‘Het schilderij van Tuymans willen we liever niet verplaatsen.’ En omdat de Tuymans blijft waar hij is, zie ik af van een alomvattende tekening en ga op zoek naar nuance.

13


14


Pierre en Charlotte zijn boodschappen doen. Het is doodstil. Er zijn alleen maar schilderijen en sculpturen in de woning. Op de smalle kopse kant van het trappenhuis zet ik een donkerblauwe krijtstreep. Ik ben de eerste kunstenaar die een werk op de woning aanbrengt. De lijn is verplaatsbaar noch verwijderbaar, maar onlosmakelijk verbonden met de architectuur en met de kunstcollectie. Er is geen weg meer terug.

15


De stoelen die tegen de muur staan, zijn niet om op te zitten. De tekening die erboven hangt is van Raveel. Zijn kleuren sluiten naadloos aan bij de krijttekening.

16


17


Door een juiste plaatsing eist de tekening bestaansrecht op.

18


19


20


De tekening maakt deel uit van de architectuur en is niet meer weg te denken.

21


De oranje krijtlijn verstoort de opbouw van de tekening en dat houdt mij bij de les. Het dwingt mij tot het nemen van risico’s.

22


23


Door stukken leeg te laten worden de bouwstenen deel van het werk.

24


25


Ik weiger de kleuren paars en rood aan de tekening toe te voegen. Paars is de ordeverstoorder van mijn kleurenassortiment. Rood eist te veel aandacht op, de dialoog raakt zoek en de pleuris breekt uit.

26


27


Of de tekening geslaagd is, staat of valt bij de juiste opvolging van de kleurvlakken. Beetje bij beetje klimt zij naar de nok van de woning.

28


29


‘Het zijn de kleuren van de Noordzee’, zegt Pierre bij thuiskomst.

30


— ‘Er zijn zeilraces op het strand, het loont de moeite om te gaan kijken’, zegt Pierre. ‘Dat gaat niet’, verontschuldig ik mij. ‘Ik ben gebonden aan de tekening, het heeft niets met vrijheid te maken.’ ‘Ik zal wat koffie voor je inschenken’, zegt hij. Ik loop met hem mee naar achteren. Vanuit de woonkamer is de tekening goed zichtbaar. Ze is kleurrijk en lang en smal, vooral dat laatste. Ondanks haar lengte dringt ze zich niet op, wat goed is. ‘Telefoon voor u’, houdt Pierre mij zijn mobiel voor. ‘Is Pitoutje tevreden?’, vraagt de stem aan de andere kant van de lijn. Het is Frans, een man van het eerste uur. Een goede vriend van Pierre, degene die hem het boek De zijderoutes cadeau gaf. Hij was erbij in Londen. In het café kreeg hij al snel de bijnaam ‘Vrolijke Frans’. Toen ik recent in galerie Emergent een achttal foto’s van tekeningen met verhalen exposeerde, zei hij: ‘Ik wil er een kopen, maar kan niet kiezen tussen de lijntekening op het huis in Gent of de krijtvlakken in de sloppenwijken van Calcutta.’ Typisch Frans, dacht ik toen, hij ziet overal de kwaliteit van in en kan niet kiezen. ‘Gaat je voorkeur uit naar de mooiste of naar het conceptueel krachtigste editie?’ hielp ik hem op weg. ‘Dat laatste’, zei hij.

31


Mijn tekeningen staan nooit alleen, ze zitten vast aan verhalen. Publicaties en edities brengen de verhalen en de tekeningen samen.

Editie uit 2022 over tekeningen in Gent (84 x 119 cm)

32


‘Frans,’ zeg ik, ‘zoals je weet heb ik in de buurten waar ik teken altijd met bewoners te maken. Hier in huis zijn dat schilderijen. Raveel is mij gunstig gezind, maar de starende man op het schilderij van Tuymans is moeilijk in te schatten. Als ik verder teken in het trappenhuis, dan moet ik langs Tuymans… Je kent zijn reputatie.’ Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn. ‘Bart, ben je er nog?’ informeert hij dan. ‘Weet je nog dat je mij adviseerde bij de aankoop van je editie…? Je had het over het verschil tussen esthetiek en concept. Mijn raad is dat je niet met het schilderij moet concurreren, maar ermee in dialoog moet gaan. Doe alsof het trappenhuis een straat is en het schilderij een bewoner.’

Editie uit 2022 over tekeningen in Calcutta (84 x 119 cm)

33


34


De tekening op het muurtje tegenover het trappenhuis ligt in de kijkrichting van de leeshoek en de keukentafel, waar het telefoongesprek met Frans plaatsvond.

35


Sinds ik de man op het doek bij zijn voornaam noem, is hij een stimulerende aanwezigheid. Woorden wisselen we niet uit, maar dat komt in de beste buurten voor. In een besloten verbond van zwijgzaamheid breng ik de tekening tot wasdom.

36


37


De tekening boven in het trappenhuis, tegenover het schilderij, is hetzelfde als de tekening op de begane grond, maar dan liggend. De tekening zit in mijn hoofd en heeft de kracht van gloeiende steenkool. Ze is gemaakt rondom de oranje lijn in het midden.

38


39


Na drie dagen tekenen rijdt Pierre mij terug naar het station. ‘Charlotte en ik zijn echt supercontent, maar we hebben geen prijsafspraak. Heeft u een berekening gemaakt?’ ‘Het is gratis’, zeg ik. ‘Mijn tekeningen zijn niet te koop, ze zijn vergankelijk, ook al zitten ze vast op de muur. Ze hebben een andere waarde dan een schilderij, er valt bijvoorbeeld niet mee te speculeren.’ ‘Op straat regenen de tekeningen weg, dat begrijp ik, maar bij ons in huis regent het niet, bij ons is het net iets anders… en speculeren ben ik niet echt van plan en jij moet ook je boterham verdienen.’ ‘Willen jullie de tekeningen bewaren?’ vraag ik gespeeld verbaasd. ‘Ja, Charlotte en ik zijn erg gelukkig met de tekeningen. Het zijn de kleuren van de Noordzee hè… Hoe heb je de prijs in de gevangenis berekend, hoefden zij jou niet te betalen, was het een gunst?’ ‘De tekeningen in de gevangenis waren ook gratis, maar omdat de directie ze wilde behouden heb ik ze gefixeerd. Ik heb ze zo zwaar gefixeerd dat ze voor altijd vastzitten, daardoor zijn ze van waarde veranderd. De directie heeft mij er vorstelijk voor beloond. Als u en Charlotte de tekeningen willen houden, dan zal ik ze ook fixeren. Dat kost wel wat, het zal goedkoper uitvallen dan bij de gevangenis, maar de tekeningen zelf blijven gratis.’ ‘Hoe werkt het dan in de straten waar u tekent?’ ‘Ik vraag van tevoren aan de bewoners of ze zoiets ingrijpends maar tijdelijks als een krijttekening op hun huis zien zitten. Meestal wordt er makkelijk toestemming verleend, omdat de regen de tekening wegspoelt, een soort garantie die ze hebben. Uiteindelijk keert hun huis terug naar zijn oorspronkelijke fysieke staat. Het zou onlogisch zijn om bewoners daarvoor te laten opdraaien. Ze hebben mij niet gevraagd om te komen tekenen. Financieel houd ik hen dus uit de wind. Het zou oneerlijk zijn als jullie wel moeten betalen omdat jullie toevallig meer te besteden hebben dan zij. Mijn tekeningen houden geen rekening met rangen en standen.’ ‘Maar wat is dan uw businessmodel? Leeft u alleen van het fixeren, dat is toch wonderlijk?’

40


‘Het krijten beoefen ik in nederigheid, ik wil er niet op afgerekend worden. Het grote verdienmodel is het fixeren. Het is een gat in de markt.’ ‘Maar als mensen uw tekening naar eigen goeddunken fixeren?’ ‘Dan ontvreemden ze haar, maar ze zullen dat niet doen want we kennen elkaar. Ik weet waar ze wonen.’ ‘En als ze dat toch doen?’ ‘Als iemand buiten mijn medeweten een tekening fixeert, dan valt dat onder verdonkeremaning en eigendomsrecht, zie artikel 17 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar dat is nog nooit gebeurd.’ ‘En als het dan toch gebeurt?’ ‘Dan is die tekening niet meer van mij.’ ‘Uw beweegredenen zijn sterk poëtisch onderbouwd. Ter verdediging van een cliënt las ik ooit een gedicht voor in de rechtzaal. Het is belangrijk dat mensen nadenken, anders worden ze robots. Geen wonder dat u schrijft.’ ‘Schrijven is ook een manier van fixeren, een vorm van vastleggen. Wat tijdens het tekenen bloot komt te liggen, leg ik vast in woorden. De boeken, en sinds kort edities, lenen zich daar goed voor.’

41


— Het accordeondak ligt geplooid op de kofferbak van de Morgan. Pierre heeft de strohoed stevig op zijn hoofd gedrukt, zodat deze niet naar achteren schuift bij het optrekken. ‘Laten we de tekening Côte Flamande noemen.’ Hij knikt. ‘Kom maar gauw langs om te fixeren.’ Het is nog steeds erg warm. Op de stoep wandelen mensen in strandkleding. ‘Wat gaat u de komende periode doen, heeft u projecten lopen?’ vraagt hij. ‘Ik ga een drukke tijd tegemoet. Eerst moet het verhaal over de gevangenis af. Maar misschien ga ik schrijven over de drie dagen in jullie huis’, zeg ik. Ik voeg me bij de vakantiegangers in de trein. Vanachter het coupéraam zwaai ik naar Pierre en hij wuift terug met zijn strohoed.

42


Colofon Tekeningen en tekst: Bart Lodewijks Fotografie: Jan Kempenaers (cover, pp. 17, 19, 20, 23, 25, 27, 28, 29, 30, 34, 35, 36, 37, 39), Bart Lodewijks (pp. 2, 3, 6, 7, 8, 13, 14, 15, 32, 33) Eindredactie: Lucy Klaassen Beeldbewerking: Huig Bartels Ontwerp: Roger Willems Uitgever: Roma Publications, Amsterdam Met speciale dank aan: Pierre Debra en Charlotte Houtsaeger, Frans Buyse, Lieven Pyfferoen, Frank Maes, Danielle van Zuijlen, Galerie Emergent © Bart Lodewijks, 2024


romapublications.org/Bart_Lodewijks_Library


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.