STRAFSCHOP 1924 DOOR TONNY NIJBOER
Laatst vond ik een mooi artikeltje in het Overijsselsch dagblad uit 1924, met de vraag: bestond Rohda Raalte toen al? Want de oprichtingsdatum van het huidige Rohda Raalte is toch van mei 1929, maar er is al eerder een voetbalclub geweest die de naam Rohda droeg, ook werd het toen al in de kranten van die tijd Rohda verkeerd geschreven, zoals Roda, Rhoda. Maar ondergetekende vond het een leuk verhaal en die wil ik de lezers niet onthouden, ook ben ik erg benieuwd wie de schrijver eigenlijk was, en wat hij deed. Want hij heeft meerdere mooie en kritische verhalen geschreven onder de naam Punt. Ik ben erg benieuwd op jullie reacties. “Wat me nu overkómen is, is me in geen jaren gebeurd. Ik ben naar de voetbal geweest. „Naar de voetbal’ wil zeggen: naar het voetbalterrein om een voetbalmatch te zien. Wij gingen samen, m’n vriend en ik. ‘T was op den laatsten dag van November en zo’n verrukkelijk Oktober weer, dat we d’r uit moesten, de lucht in! Waarheen, dat was minder. Je zoekt maar ’n doel en je neemt, wat je invalt. En we besloten plechtig, m’n vriend en ik, naar de voetbal te gaan. We wandelden den Zwolschen weg op, den wandelweg voor ieder rasechte Raaltenaar, die Zondags d’r is uit wil. We kwamen langs ons toekomstig gemeentehuis, waarin nog maar één ruit stuk is. Een boomtak, losgewrikt door een najaarsstorm is er waarschijnlijk debet aan, want van gebrek aan eerbied van leegstaande huizen
16 • DE BULT
is in ons dorp geen sprake. We lieten evenals de boeren uit de Raalte de Landbouwschool links liggen en kwamen op de plaats waar we steeds met weemoed aan herinnerd aan den voor-oorlogstijd toen heerlijk, hoog-opgaand geboomte hiér den weg overschaduwde. Opeens brak de mooie najaarszon door en plots was alles gloed en licht! Dat doet je deugd, dat haalt je uit je trieste najaar stemming en voor dat kwartiertje zonneschijn in ’t late najaar ben je dankbaarder dan voor een helen dag van gloeiende laaiende zonnebrand in den midzomer! Maar mijn vriend voelt dat zoo niet, hij is altijd zo prozaïsch en bij Tivoli wilde hij met alle geweld van ’t wandelpad af, schuins de weg oversteken en op den ingang afstevenen. Maar ik neem hem bij zijn mouw en zeg neen,
dat gaat niet, we hebben afgesproken dat we naar den voetbal gaan, en dan gaan we naar den voetbal. Half mokkend, ik meende zelfs het woord gekkenwerk tussen zijn gemopper te horen, ging hij met mee en zonder ongelukken passeerden we den onbewaakte overweg van de lijn Raalte - Deventer, daar toevallig geen trein voorbijkwam. Toen rechts af den matigen entreeprijs betaald en we stonden in ons watervrij stadion, het heilige, waar koning voetbal regeert en waar je alles vergevend en vergetend de grillige vlucht volgt van ’t leder in zin ongewisse banen. We gingen netjes in de rij staan, achter de lijn, tussen een dienstmeid die met d’r vrijer uit was en een opgeschoten boerenjongen, die zich niets aantrek van ’t zonnige zoele weer, en de handen diep in zijn broekzakken begraven.
De match was begonnen en nu nam het spel onze gehele aandacht in beslag. We bewonderden ze: van die hoge ballen recht de lucht in, waar je de nekkramp van krijgt als je ze nakijkt. Of van die geniepige schuivers, zoo stiekem tussen de benen door, ’t halve veld over. Of van die tussensoort, die op je bril of je dophoedje begrepen hebben. Koud en koel als we anders zijn, we worden meegesleept door het spel, we werden enthousiast. De mooie najaarszon zag ik al lang niet meer. Ik zag de twee elftallen, in bont gewirwar, de goal, de keepers en als middelpunt waarom heen alles zich concentreerde: alle in de week opgespaarde energie, alle hartstocht, alle verstand en alle aandacht: Z.M. de voetbal. Drie keer ging mijn sigaar uit, niet vanwege haar kwaliteit want het was beste (ik had ze gekregen) maar puur omdat ik uit en-