Vrijheidsconcert Crescendo Sleen 2023, programmaboekje

Page 1

15 APRIL 2023 Sporthal Sleen 20.00 uur MUZIEKVERENIGING CRESCENDO GASTOPTREDEN: HARM & ROELOF
CONCERT PROGRAMMA www.crescendo-sleen.nl
VRIJHEIDS

Muziekvereniging Crescendo

Muziekvereniging Crescendo uit Sleen is opgericht in september 1950. Het harmonieorkest bestaat uit circa 30 personen. Onder leiding van dirigent Wilfred Grootenhuis maken de leden elke vrijdagavond met veel plezier en enthousiasme muziek in MFC De Brink. De leeftijd van de leden varieert, net als het repertoire. Het orkest verzorgt een aantal concerten verspreid over het jaar.

De malletband repeteert iedere dinsdagavond onder leiding van Jan ter Haar. Ook hier is het repertoire zeer veelzijdig, van complete concertstukken tot marsen en koralen aan toe.

Vandaag zijn beide onderdelen van de vereniging te horen en te zien. Zij spelen werken die gekozen zijn bij het thema van de avond.

Dirigent Harmonieorkest: Wilfred Grootenhuis

Dirigent Malletband: Jan ter Haar

Gastoptreden: Duo Harm & Roelof

Licht- en geluidstechniek: Powersound Coevorden

Historische foto’s en verhalen: Stichting Streekeigen Sleen

Privé archieven

Verhalen van dorpsbewoners

Film, regie, teksten en vertellingen: Anique Snijders, Loes Heeling, Roelie Lubbers-Hilbrands

2

Welkom bij het Vrijheidsconcert

In 2020 was het 75 jaar geleden dat Nederland werd bevrijd van de Duitse bezetter die het land vijf jaar lang in z’n greep hield. Deze gelegenheid pakte muziekvereniging Crescendo aan om een gedenkwaardig concert te organiseren met verhalen uit Sleen en omgeving. Verhalen die ons doen beseffen dat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

We hadden toen niet kunnen vermoeden dat die vrijheid ook ons spoedig werd afgenomen. Ditmaal niet door een krankzinnige heerser, maar door een irritant virus. Als gevolg van COVID-19 moesten we het concert telkenmale uitstellen. We maakten intussen plannen voor een online versie met muziekstukken gespeeld door ensembles van leden van de harmonie en malletband. Ook dat kon helaas geen doorgang vinden.

In 2022 pakten we de organisatie van het concert weer op. De inval in Oekraïne en de allesvernietigende oorlog sterkten ons in de wil om de verhalen uit de Tweede Wereldoorlog door te vertellen en met elkaar onze vrijheid in dankbaarheid te vieren. We hopen van harte dat de vele bezette volken in de wereld ook spoedig deze vrijheid zullen ervaren.

Vanavond tonen we beelden en vertellen we verhalen uit Sleen en omgeving uit de tijd van 1940-1945. De muziek doet de rest.

We wensen u veel kijk- en luistergenot!

3
Rabobank, Warming Stichting, BSP fonds Mede mogelijk gemaakt door:

I In 2 As 3 Bi i 4 'krree:D-

stark Eaon, voet, Blet. )

Slien uaor uij Yan ge bo o fkommen zvaÍmorgen

7,tn es bij al

ao vond n iet lvaor ik l.h a.' @ .T-]

'l'ekst: Muziek: (l Broen i nk F.Schubert. r r ren, ven,

daor stiet zo vast en en rreer op hoes an dan speulE daor an zien waorhen mien wec YaornenJl")'ï":h

de dan de 'uT' olde zíe ik kinder niet vaor A,l\1'

Slie ner boven de zun der ik. za1 J.h ,"Í mi brjen de

C I ren men, 8èn ' ¤D' J

I kark. s Eaon goed. niet.

Hie En As Haor

sÈieE oet wie zend j ongs en 'Èdarp rpor J. .h

o1 naor vich ik

lo bo zoi starv

de olde Sl olde To hum daor t oe koms È J. .h

is kqn I +

er ren het oo, LàJ

+ V de de ter zin ge

tie den, he mel, kommen, bo ren

bij dag en duus heft hij zien slan bij ao vond en en Yaor ik mag bli,e

e V ter ke bij.,.e3

nacht. spits, nacht, ooit..

sprek bo j on8 ot l t-, J J?} J,J

hol.dt v rom of er de hij t roui ling vrien tot de

En vied van líien vacht een gids,

DE SLI ENER TOREN. ik de en z J 8e n zp1 i

van vreug de ven het aards Be luk doen de Slie ner

en I ief de en ge ve mel, de dreu men, is'È To renr ver. J J'r.h

d en holdt de vröm de va tot een i j k ijk lacht, is'È of .n1J

o n e.

Èrouy de yacht, tot een vriendelijkgids,lacht, zal ik dlj nooiL.

uv I

er de Er 1i vri .t) ij ,nooit, "eÀcet.n ,)t- { ik. 5

dij

[t t. gids. lacht. lnooit

?
?
JJ
z

DE SLIENER TOREN

In Slien waor ik zin geboren, daor stiet zo vast en stark, de olde Sliener toren, veur de olde Sliener kark. Hie stiet oet olde tieden, bij dag en duust’re nacht, en sprek van vreugde en liefde en holdt er trouw de wacht, en holdt er trouw de wacht.

As wij van de es ofkommen, en weer op hoes an gaon, dan zie ik boven de bomen, mien olde Toren staon. En wiezend naor de hemel, heft hij zien zien slanke spits, wied boven het aards gewemel, de vrömdeling tot een gids, de vrömdeling tot een gids.

Bij aovend en bij mörgen, dan speult daor an zien voet, de kinder zunder zörgen, bij hum daor is het goed. As jongs en wichter kommen, bij aovend en bij nacht, van jong geluk doen dreumen is ‘t of hij vriendelijk lacht, is ’t of hij vriendelijk lacht.

‘K weet niet waor ik zal zwarven, waorhen mien weg nog giet, ‘K weet niet waor ik zal starven, de toekomst ken ik niet.

Maor ’t darp waor ik zin geboren, en waor ik mag blieven ooit, mien olde Sliener Toren, vergeten zal ik dij nooit, vergeten zat ik dij nooit.

Sleen, een dorp in Zuidoost Drenthe. Eiken en kastanjebomen op en rond de brink, klinkerwegen, oude boerderijen, de kerk in het midden. Alle gronden ten westen van de Heirweg waren in de jaren ’40 nog eigendom van boeren in Sleen die er hun schapen op lieten grazen, hun koeien op weidden en gewassen op verbouwden: aardappelen, rogge, bieten. Met paard en wagen bewerkten ze het land. Heide was er nog volop.

De jaren ‘30 vormden wereldwijd een beangstigende periode. Nederland was, evenals meerdere landen, afgegleden naar een diepe crisis. Deze jaren beleefden de opkomst van het communisme, het fascisme en het nationaalsocialisme. Het Ministerie van Oorlog voelde zich gedwongen de verdediging van ons grensgebied voor te bereiden.

De mobilisatie was een feit.

HARMONIE

6
1. SLEEN
Jacob de Haan

2. MOBILISATIE (1)

De rust verdween in het dorp toen Sleen in de mobilisatietijd als één van de coördinatiepunten langs de grens een bijzondere positie kreeg. Tientallen soldaten werden ingekwartierd in het dorp: Jonge dienstplichtigen uit het Groningerland. Later ook wat ouderen uit het hele land. Nieuwe vriendschappen werden gesloten, zelfs feestjes werden gevierd. Maar er was ook veel spanning, voor het onbekende.

Het hoofd van de soldaten in Sleen was luitenant Van Dijk. Hij bewoonde een tijdelijke houten bungalow bij de familie Stock in de hof, waar nu de familie Klasens woont, op Schaapstreek 3. De familie Stock woonde toen aan de Schaapstreek 5, nu bekend als De Jehans Stee. Daar stonden ook paarden op stal die elke morgen werden geborsteld.

In Café Hoekman aan de Bannerschultestraat, wat nu de Goornhoek is, lagen de meeste manschappen. Slener jongeren kaartten er met de soldaten. Aan de Mottenkampsteeg werd de woning op nummer 4 ingericht als kantine.

Achter de gereformeerde pastorie, op de plek waar nu de Ontmoetingskerk staat, stonden ook paardenstallen, en zes

paarden. De militairen die deze paarden verzorgden lagen bij Zwols aan de Brink (nu groepsaccommodatie). Tussen Zwols en de pastorie stonden mortieren. Was men klaar met het werk in de stallen dan werd er gevoetbald op een ‘brinkje’ achter de pastorie.

De oude Christelijke School met de Bijbel aan de Bannerschultestraat diende als verblijf voor de manschappen. De lessen werden gegeven in het ernaast staande schoolgebouw. In 1950 werd die school afgebroken.

Op 22 juni 1939 bracht Koningin Wilhelmina een bezoek aan Sleen. Aan de centrale keuken en de in aanbouw zijnde kazematten, twee aan de Bannerschultestraat en één aan de Boelkenweg, deels gecamoufleerd met rieten matten.

7
De ‘kantine’ aan de Mottenkampsteeg

2. MOBILISATIE (2)

De soldaten groeven een tankgracht, een stevige verdedigingslinie, van de Jongbloedvaart tot aan het Oranjekanaal. Ter hoogte van de Bannerschultestraat moest de tramlijn gepasseerd worden. De kleine boompjes zijn inmiddels uitgegroeid tot grote beukenbomen. De gemeente verwachtte dat de Duitsers via Sleen het land verder in zouden trekken en wilde op deze manier haar inwoners in veiligheid brengen.

Een aantal onderofficieren werd ondergebracht bij particulieren, zoals Jan Arkema bij de familie Hoving, en Chris, de kok van de

soldaten, hier op de foto met Jantje Weggemans. Het eten werd bereid in het stookhok van de familie Weggemans. Op diverse plekken in Sleen en Noord-Sleen bouwden de mankrachten ter verdediging kazematten.

9
Serge Lancen
HARMONIE

3. INVAL OP 10 MEI 1940

Het nieuws over de Duitse inval bereikte Sleen. Honderden vliegtuigen vlogen hoog over het dorp. Het was oorlog. Er werd vreselijk geschoten en de granaten kogelden op de dakpannen. In de Vijverbrinken kwamen gaten in de grond.

Op de dag van de inval, 10 mei 1940, kwam de dringende oproep dat alle Sleners moesten uitwijken naar Noord-Sleen en Erm. De autoriteiten verwachtten dat er inen rondom Sleen nog wel eens behoorlijk geschoten kon gaan worden vanwege de strategische ligging.

Antinus Stock maakte dit allemaal mee en vertelde het volgende: “We hadden geen idee wat deze oorlog inhield, de overheid trouwens ook niet…, want we reisden de vijand

tegemoet! De Duitsers waren om Sleen heen getrokken. Ze hadden geen belang bij een goed verdedigde tankgracht. Nee, Noord-Sleen was voor hen aantrekkelijker. Alleen een stroompje en twee kazematten moesten worden genomen… en de weg was vrij!”

De soldaten, die inmiddels ook vrienden van de inwoners van Sleen waren, moesten zich al snel terugtrekken. Bij Zweeloo sneuvelde een soldaat die in Sleen gelegerd zat.

Serge Lancen HARMONIE

4. OORLOG IN SLEEN

We spraken de in 2021 op 96-jarige leeftijd overleden boerenzoon Jan Heeling. Hij kon zich de oorlogsjaren nog goed herinneren. Hij vertelde: “Het werk op de boerderij ging in de oorlogsjaren gewoon door. We merkten in Sleen weinig van de misère in het land, al moesten de inwoners wel voorzichtig en alert zijn. Ook in Sleen woonden immers mensen die sympathie koesterden voor de Duitsers. De spertijd, de avondklok, was van acht uur ’s avonds tot tien uur de volgende dag. Maar mijn vrienden en ik, we hielden ons er niet altijd aan. Wij kenden de sluipweggetjes achterlangs en konden zo toch bij elkaar op bezoek komen om wat te kletsen of te kaarten. Verder was er weinig vertier.”

Bij zijn oom Geert Lanting, de klompenmaker aan de Heirweg, luisterde Jan stiekem naar Engelse zenders en naar Radio Oranje voor het echte belangrijke nieuws. Op een zeker moment moesten alle radio’s worden ingeleverd. Oom Geert had twee radio’s in huis, waarvan er één tamelijk nieuw was. Geert Lanting leverde het oude apparaat in bij de Duitsers en verstopte de nieuwe. Het was gevaarlijk om naar de radio te luisteren, dat moest in het geheim gebeuren.

11
Arrangeur Egbert van Groningen HARMONIE

5. ARBEITSEINSATZ

In 1943 werd Jan Heeling 18 jaar en had hij ook de leeftijd dat hij voor de Arbeitseinsatz zou worden opgeroepen. Maar Jan was vrijgesteld vanwege de gezondheid van zijn vader. Veel andere jongens uit Sleen en omgeving ontkwamen niet aan dat lot. Zo ook Geert Renting uit Achterste Erm. In juni 1943 schreef hij zijn eerste brief waarin hij liet weten in een veewagen naar Grevesmühlen in het oosten van Duitsland te zijn gereden. Hij was ondergebracht in een barak met zes man op één kamer waaronder Piet Haandrikman en Harmannus (Mans) Kamps uit Holsloot. Het eerste jaar werkte Geert zes dagen per week in een houtzagerij voor een zeer schamel loon. Op zaterdagavond werd er met de groep Hollandse kameraden gekaart in de kroeg en ’s zondags keek men naar de film of ging men naar zee. Het eten was niet best, maar gelukkig stuurde de familie regelmatig etenswaren. Eind 1943 konden zeven jongens met verlof naar huis, waaronder

MALLETBAND

Piet en Mans. Twee van die zeven kwamen echter niet terug met als gevolg dat alle verloven werden ingetrokken.

Later werd Geert ingezet in de bossen om met paarden bomen uit het bos te slepen. Hij logeerde bij een familie Lehmann. Toen de geallieerden dichtbij waren en de Russen eraan kwamen, besloot de groep Hollandse kameraden te vluchten. Ze vertrokken lopend richting Lübeck en via een avontuurlijke reis, waarbij ze in schuurtjes en langs de kant van de weg sliepen, kwamen ze aan in opvangkamp Soltau. Half juni 1945 kwamen ze thuis.

Na de val van de muur is de familie Renting op bezoek geweest in de plaats waar Geert te werk was gesteld. Zijn familie heeft nog steeds een goed contact met de familie Lehmann.

12
Wilco Dijk
Aan het werk in de bossen
Arrangeur

6. SLEEN IN DE OORLOG

Voor de oorlog was Van Royen burgemeester in Sleen. In de oorlog werd hij vervangen door een NSBburgemeester, Pieter ten Hoorn. De huisarts was dokter van Reemst. De dokter, dominee en burgemeester reden in een auto, verder niemand. Er was geen veearts. Als er wat met één van de dieren op de boerderij aan de hand was, moest de veearts helemaal uit Aalden komen. Of je moest met het dier naar de praktijk in Aalden toe.

Er was voldoende voedsel aanwezig. Als er brood moest komen, ging men met een zak graan op de rug naar de molen om deze te laten malen door molenaar

Riekus Berends. Met het meel ging men weer naar huis. Daar werd er gist aan toegevoegd, gekneed tot

deeg en op planken gelegd. De planken met het brooddeeg werden op een kruiwagen naar bakkerij

Bult gereden, of één van de andere drie bakkers: Boer, Weuring en Hoekman die ook een café en hotel had.

13
Bakkerij Boer Bakkerij Bult, Jo Bult

n de oorlog was er in Sleen wel een gebrek aan olie, zeep en tabak. Bovendien moest men voor allerlei goederen en levensmiddelen bonnen meebrengen. In de krant stond welke bonnen voor welke goederen bestemd waren.

Geleidelijk lag er steeds minder in de winkels. Alles raakte wel zo’n beetje op, zo ook suiker. Vanuit het westen werden door de Duitsers suikerbieten uit de polder gehaald en verdeeld over de boeren. Hiervan maakten ze dan zelf suiker door de bieten tot moes te koken en in te koken tot een zoete drab.

IDe melkfabriek in het dorp draaide gewoon door. De boeren maakten van de melk van hun koeien kaas en boter. Dat konden ze dan weer goed gebruiken als ruilmiddel.

Tijdens de hongerwinter van 1944/45 kwamen mensen uit het westen naar Drenthe, soms met een kruiwagen of een handkar of met een fiets. Allemaal op zoek naar voedsel. Er werd onderling veel geruild, maar er werd helaas ook misbruik van gemaakt.

Serge Lancen HARMONIE

7. ONDERDUIKERS

Samenscholen was uit den boze, de bezetter regeerde met harde hand. Sommige Sleners verborgen onderduikers zodat zij uit handen van de Duitsers bleven. Het waren bijvoorbeeld joden of jongens die wilden ontkomen aan de Duitse arbeidsplicht. Enkele daarvan wisten dit tot na de oorlog compleet stil te houden. Mensen die op onderduikers werden betrapt, werden gearresteerd en afgevoerd naar het politiebureau.

Geert Lanting, de klompenmaker, en zijn vrouw Jantien Hilbrands hadden een onderduiker in huis, Jan Kemper, de verloofde van hun dochter Jantje. Als Kemper niet

was ondergedoken, dan had hij net als Geert Renting naar Duitsland gemoeten om te werken.

De toenmalige student Johannes van der Kooy dook onder in Diphoorn bij de familie Katerberg omdat hij weigerde een loyaliteitsverklaring te ondertekenen jegens de Duitsers. Als zogenaamde knecht werkte hij mee op de boerderij en van zaterdagmiddag tot maandagmorgen hield hij zich schuil omdat hij dan zogenaamd naar zijn gezin was. Hij ontkwam meerdere malen ternauwernood aan een arrestatie door de Landwachters.

15

Ep Schepers, jarenlang was hij muzikant bij Crescendo, woonde tijdens de oorlog in De Tipmoa, in een klein boerderijtje midden in de weilanden tussen Noord-Sleen en Benneveld. In het voorjaar van 1944 was er opeens een Italiaanse onderduiker bij hen in huis. Ze noemden hem Johan, een donker uitziende jongeman uit Palermo met droevige ogen die geen woord Nederlands sprak. Ze communiceerden met handen en voeten. Overdag moest hij binnenblijven, maar ’s avonds mocht hij naar buiten.

Ep Schepers vertelt: “Hij noemde mijn zus en ik toen Zoester en Eppiene. Het was niet altijd gemakkelijk. Voor hem niet, maar voor onze ouders ook niet. Hij verveelde zich dood. In het licht van de volle maan gingen wij ’s avonds in de kruiwagen zitten en dan kruide Johan ons rondom het huis. Zo kon hij zijn energie kwijt, net zo lang tot hij er flauw van was. Op een dag werd het hem te veel. Tegen het uitdrukkelijke bevel van Pa in ging hij toch naar buiten. Toen ik uit school kwam hoorde ik hem van verre al zingen.: O, sole mio. Hij zat op het konijnenhok achter het schuurtje. Toen Pa thuiskwam en het verhaal hoorde waren de rapen gaar. Wat hem wel mankeerde en of hij ons allemaal

dood wilde hebben. Het was levensgevaarlijk. Als iemand hem had gehoord en er werk van gemaakt had, dan waren Pa en hij in een van de concentratiekampen terecht gekomen.

Op zondag mocht hij ook overdag buiten zijn. Dan kwam er toch geen mens. Totdat er op een zondagmiddag plotseling een Duitse militair op een fiets aan kwam rijden. Pa en Johan waren achter het huis en zagen hem komen. Johan moest als de bliksem naar binnen, naar zijn schuilplaats op de zolder achter de schoorsteen. Een onbetrouwbaar gebied, bestaande uit balken met vrij dunne planken er over. Alleen als je wist waar je moest lopen, kon je er veilig komen. Johan had geoefend op de juiste route maar in de haast was hij die vergeten. Hij zakte door de zolder en stond opeens rechtop in de bedstee in de kamer. Gelukkig kwam de soldaat niet binnen. Hij was verdwaald en vroeg de weg naar Sleen.”

16

Het lukte niet iedereen ergens op zolder of in de schuur een geschikte verstopplek te vinden. Soms was uitwijken naar een zogenoemd onderduikershol de beste optie. Het waren ondiepe, vaak in het bos gegraven onderkomens bedekt met takken, plaggen en stro. Overdag zaten de mannen de hele dag verborgen in het hol, ’s avonds laat trokken ze naar de dorpen om te eten. Vervolgens werd de nacht ook doorgebracht in het hol. Het was ongezond en onaangenaam. Met wachtwoorden werd gecommuniceerd. Overal waren dit soort holen. De verstopplek in het Sleenerzand tussen Zweeloo en Noord-Sleen was in gebruik vanaf het voorjaar van 1944 tot november van dat jaar en bestond uit twee holen, een dagstee en een slaapstee. Restanten van de holen zijn nog steeds zichtbaar in de bosbodem.

17
Stefan Nilsson Arrangeur Peter Kill MALLETBAND

8. BOMMENWERPERS

Af en toe zagen de bewoners van Sleen en omgeving grote zwermen van bommenwerpers vliegen, op weg naar Duitsland. Soms zag men rookpluimen uit een bommenwerper als teken dat het toestel was geraakt. Jan Heeling vertelde het volgende: “Als kwajongens gingen enkele kameraden en ik er met de fiets op af. Maar de plek waar het vliegtuig uiteindelijk was neergekomen bleek vaak vele kilometers verder weg dan we dachten. Een andere keer ben ik met enkele kameraden naar het neergestorte wrak van een Duitse jager gefietst in de buurt van Erm. Het vliegtuig was helemaal uit elkaar geklapt en de overblijfselen van de piloot werden met een vork bijeengeraapt en in een kist gelegd en afgevoerd. Dat was toen wel even een nare aanblik die je wel een tijdje bijblijft.

Terugkerend van een bombardement op het

industriegebied te Bochum stortte op 14 mei 1943 ’s nachts de Engelse bommenwerper Halifax B II neer dichtbij Noord-Sleen. Het toestel was aangeschoten door een Duitse nachtjager boven het grensgebied bij Emmen. De zeven bemanningsleden waren omgekomen en zijn begraven op de algemene begraafplaats in Sleen. Ter nagedachtenis aan hen heeft een groep schoolvrienden uit Zweeloo en Oosterhesselen van de gevonden brokstukken van het vliegtuig in 1945 een monument opgericht op de plek waar het toestel was neergestort. Toen het na 30 jaar een verwaarloosde indruk ging maken werden de restanten in 1975 ingekapseld in beton en daarna voor duurzaam onderhoud overgedragen aan de gemeente Sleen. In 1988 werd dit monument geadopteerd door groep 7 van de Christelijke basisschool "De Fontein" te Sleen.

Monument

Halifax JB 892

Op 11 januari 1944 kwam wederom een geallieerd toestel boven Noord-Sleen in de problemen. De Amerikaanse luchtmacht voerde een grootschalige missie uit met als doel de Duitse vliegtuigindustrie een zware klap toe te brengen. Een van de bommenwerpers was de B17 G met de bijnaam Fire Ball II. Het bombardement werd als een succes bestempeld, maar vele toestellen werden door Duitse vliegtuigen aangevallen. Zo ook de Fire Ball van piloot Thom White en zijn bemanning.

Nadat alle acht bemanningsleden met parachutes uit het vliegtuig waren gesprongen, wist de Amerikaanse White deze bommenwerper zo te manoeuvreren dat het niet op het dorp Noord-Sleen terechtkwam, maar even ten noorden ervan in de boswachterij 'Sleenerzand'. Hij kon het toestel zelf nog ternauwernood verlaten met een parachute. Rieks Lubbers uit Noord-Sleen zag het als 11-jarige voor zijn ogen gebeuren. Hij had toen niet verwacht dat de piloot het er nog levend af zou brengen. White kwam uiteindelijk in een gevangenkamp terecht in NoordDuitsland totdat hij op 1 mei 1945 werd bevrijd.

Piloot Thom White onthulde zelf in 1990 het gedenkteken, een steen

met tekst, dat herinnert aan het neerstorten van dit vliegtuig en dat als eerbetoon geldt aan alle Amerikanen die voor de vrijheid hebben gevochten. Het monument is geplaatst op de plek waar hij neerkwam, langs de rand van de es, ten noorden van Noord-Sleen.

Na zijn dood ging de laatste wens van White in vervulling en werd een deel van zijn as uitgestrooid vlak bij dit monument.

MALLETBAND

Klaas van der Woude

Transcr:

Reimer Jan Rondaan

19
Onthulling Dankmonument T.E. White, B17 G Fire Ball 2 John Williams Arrangeur

9. JODEN IN SLEEN

Tot in de Tweede Wereldoorlog woonden er ook Joden in Sleen. De synagoge van de joodse gemeenschap werd in 1859 in gebruik genomen. Deze stond naast wat nu het Veurhuus is, op het terrein van het tankstation. In 1918 werd het gebouw verkocht aan de gemeente.

Op Menso Altingstraat 16 dreef Izaak Heckscher met zijn vrouw

Elsiena Geertina Jozep een manufacturenwinkel. De voorouders van Izaak hadden zich in 1892 in Sleen gevestigd. Vader Izaak stond bekend om zijn bijzondere gevoel voor humor. Hij was actief in de korfbal-vereniging, de motorfietsclub, de toneelvereniging en de muziekvereniging, zoals hier blijkt op een foto van een voorloper van het huidige Crescendo uit de jaren dertig van de vorige eeuw.

HARMONIE

Arrangeur

Jan de Haan

Synagoge in Sleen, later in gebruik als smederij

Toen de dreiging van deportatie steeds groter werd, is de familie Heckscher in oktober 1942 ondergedoken. Dit kon echter niet voorkomen dat zij in januari 1944 werden ontdekt. Op 25 januari 1944 zijn zij vanuit Westerbork op transport gezet. Op 28 januari 1944 zijn moeder Elsiena en haar zoons Meijer (Meinie) en Rolf, toen 11 en 7 jaar oud, in Auschwitz om het leven gekomen. Vader Izaak is op 31 maart 1945 vermoord in een kamp in Mühldorf in Duitsland. In Sleen hadden ze in die tijd geen flauw benul wat de Duitsers met deze mensen van plan waren en waar ze naar toe gingen. Later hoorden ze wat er was gebeurd.

Buurvrouw Dina Hoving-Hilbrands met Rolf en Meini Heckscher, op de arm Jantiena Vording, 4 juli 1937

In 2010 is door een Projectgroep Joods Monument een herinneringsmonument geplaatst achter de dorpskerk van Sleen ter nagedachtenis aan deze familie. Donald Heckscher, een nazaat, heeft dit gedenkteken onthuld. Nu zijn er slechts nog een handvol stille getuigen van het Joodse leven in Sleen, waaronder de Joodse begraafplaats die sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer in gebruik is.

21
HARM & ROELOF

10. VERZET

De oorlog kende vele dappere mensen die voor ons land durfden te strijden en zich durfden te verzetten tegen de Duitsers. Ons leven in vrijheid hebben we aan hen te danken.

Jans Zwinderman werkte als waarnemend gemeentesecretaris op het gemeentehuis van Sleen. Hij was lid van het verzet. In het gemeentehuis stond hij vaak aan de deur van NSB-burgemeester Pieter ten Hoorn mee te luisteren naar de gesprekken met de Landwachters. Hij wist zo te voorkomen dat mensen werden opgepakt.

Jans werd uiteindelijk betrapt en zelf opgepakt. Via de gevangenis in

zijn verzetsdaden in Sleen uiteindelijk wel met de dood bekopen. Hij overleed twee weken later aan dysenterie en ondervoeding.

Jans voerde een ontroerende en boeiende briefwisseling met zijn geliefde Martha. De brieven zijn bewaard gebleven. Hun mooie liefde, de manier waarop Jans in het verzet terechtkwam, zijn arrestatie en de daaropvolgende, onzekere periode die de zwangere Martha tegemoet ging, zijn indringend beschreven in het boek ‘Jouw hart sta ik nooit meer af’ van Wil Legemaat.

In januari 2020 werd door dochter Alie Zwinderman een monument onthuld achter de Dorpskerk in

Componist Rogier van Otterloo HARMONIE

11. BEVRIJDING

In Sleen voelden ze dat het einde van de oorlog en de bezetting nabij waren. In de nacht van 5 op 6 april 1945 werd Coevorden bevrijd door een eenheid van het Canadese Eerste Leger. Op vrijdagavond 6 april hoorde men het bericht op Radio Oranje. Het Canadese Eerste Leger had versterking nodig. De naar Emmen teruggetrokken Duitsers gaven de geallieerden stevig verzet. Gelukkig trok de Poolse Eerste Pantserdivisie

op 7 april vanuit Breda naar het noorden en bevrijdde onder meer Emmen, Veendam en Stadskanaal.

Vanuit Coevorden bereikte het Canadese leger Dalen, waar ze zich splitsten. Eén helft ging via Zweeloo en Noord-Sleen, de andere helft via Holsloot en Erm. In de middag van 10 april 1945 werden Sleen en omgeving bevrijd door tanks bemand met Poolse militairen.

23

Jan Heeling vertelde het volgende: “Ik weet nog dat de soldaten Sleen binnenreden. Er werden geen schoten gelost, het bleef rustig in het dorp. Anders was het in Noordbarge. Het gebulder van kanonnen en geweren van de gevechten tussen de Poolse troepen en de Duitsers aldaar konden we in Sleen goed horen, maar we hadden geen idee hoe het ervoor stond. Iedereen bleef wijselijk binnen. Later hoorden we dat na een gevecht van ruim een uur in Noordbarge 17 boerderijen en schuren waren verwoest.”

Om vijf uur in de middag was Noordbarge bevrijd, gevolgd door Emmen en Weerdinge. Maar de prijs die ze daarvoor betaald hadden, was hoog.

De Canadese militairen bleven zo’n vijf dagen in Sleen. De in het dorp aanwezige Duitse soldaten, landwachters en NSB’ers waren ondertussen het dorp ontvlucht. De stemming in het dorp was eerst feestelijk, iedereen was dolblij dat de nachtmerrie voorbij was. Maar men was ook in verwarring. Net als overal in Nederland, woonden in Sleen ook mensen die anderen hadden verraden of zelfs opgepakt. Deze ‘verkeerde’ mensen werden opgehaald van huis door leden van

het verzet of door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en naar het schoolplein bij de kerk gebracht. Ze werden mishandeld en de jonge meiden die een affaire hadden gehad met een Duitser werden kaalgeschoren. De meesten werden daarna overgebracht naar het voormalig interneringskamp Westerbork. Volgens oud inwoners van Sleen was dat lang niet altijd terecht. Sommigen waren wel bij de NSB, maar hadden in de oorlog niets verkeerds gedaan.

Onze dorpen en ons land wisten zich uiteindelijk te herpakken en uit te groeien tot een welvarende natie. Gelukkig leven we nu alweer 78 jaar in vrijheid. Componist

24
Jan Bosveld HARMONIE
Willy Hautvast
VERA LYNN FOREVER
Arrangeur
25

Een onderduiker in ‘De Tipmao’

Door: Ep Schepers

Tijdens de oorlog woonden wij in De Tipmoa. Een klein boerderijtje midden in de weilanden tussen Noord-Sleen en Benneveld. Ik was circa 7 jaar. De eerste jaren van de oorlog kan ik mij niet herinneren. Van de laatste twee jaar heb ik nog een redelijk scherp beeld van een aantal gebeurtenissen.

Zo ook van onze Italiaanse onderduiker. Volgens mij was het in het voorjaar van 1944 dat hij bij ons kwam. Op een morgen stonden wij op en toen was hij er gewoon. Johan. Een donker uitziende jongeman met droevige ogen. Hij sprak geen woord Nederlands. Alle communicatie ging met gebaren van handen en voeten. Na een poosje kon hij mijn naam een beetje fatsoenlijk uitspreken. Die van mijn zus was te moeilijk. Hij noemde ons toen Zoester en Eppiene. Overdag moest hij binnen blijven, maar `s avonds mocht hij naar buiten. Het was immers doodstil en verlaten in de Tipmoa. In het licht van de volle maan gingen wij in de kruiwagen zitten en dan kruide Johan ons rondom het huis. Zo kon hij zijn energie kwijt, net zo lang tot hij er flauw van was. Het was niet altijd gemakkelijk. Voor hem niet, maar voor onze ouders ook niet. Hij verveelde zich dood. Er waren wel wat klusjes in huis, maar lang niet voldoende om hem de hele dag bezig te houden. Op een dag werd het hem te veel. Tegen het uitdrukkelijke bevel van Pa in ging hij toch naar buiten. Ma kon hem niet tegen houden. Toen ik uit school kwam hoorde ik hem van verre al zingen: “O, sole mio.” Hij zat op het konijnenhok achter het schuurtje.

Toen Pa thuis kwam en het verhaal hoorde waren de rapen gaar. Hij kreeg een ongelofelijke stortvloed van verwijten over zich heen. Wat hem wel mankeerde en of hij ons allemaal dood wilde hebben. Het was natuurlijk ook levensgevaarlijk. Als iemand het had gehoord en er werk van gemaakt had, dan waren Pa en hij in een van de concentratiekampen terecht gekomen.

Op

Johan had ook gewoontes waar wij nogal raar tegen aan keken. Op een dag – het was in de winter en er lag sneeuw - had hij buiten onder de berkenbomen een vogelval gemaakt. Het aardappelschilbakje op een stokje en havermout er onder. Aan het stokje een lang stuk pakdraad. Als de vogeltjes kwamen, trok Johan aan de draad en viel het bakje over het vogeltje. Dat was tenminste de bedoeling. Het is hem gelukt om zo een paar vogeltjes te vangen. Daarna maakte hij ze dood en wikkelde ze in een koolblad. Dan kwamen ze in de asla van de kachel om gaar te worden. Als ze klaar waren pakte hij ze uit, plukte de veren ervan af en at ze op. Dat is maar een keer gebeurd. Ma wilde dat gesmeer met die arme vogeltjes in de asla niet weer toestaan.

26
een dag werd het hem teveel en ging hij
toch naar buiten

De winter van 44/45 was streng en koud. De schaarse brandstof (meestal turf) was al snel zo goed als op. Daarom moest er iets anders bedacht worden. Omdat wij midden in de weilanden woonden, waren er genoeg omheiningen met draadpalen en prikkeldraad te vinden. Pa besloot om de slechte exemplaren te ‘vorderen’ voor brandstof. Ook dit vorderen gebeurde vaak bij het schijnsel van de maan. Johan moest dan helpen en ik mocht ook zo nu en dan mee. Op een avond was Pa weg (verzetswerk?) en besloot Johan om draadpalen te gaan zoeken en ik ging mee. De maan scheen weer helder en het was berekoud. Er lag ijs op de sloten. Op een gegeven moment zag Johan op de hoek van een weiland twee slechte palen staan. Aan de andere kant was een diepe sloot. Hij pakte de bovenkant van een van de palen beet en duwde hem omver. Waar hij niet op gerekend had was dat de paal aan de onderkant helemaal verrot was. Hij schoot naar voren en kwam met paal en al in de diepe sloot terecht. Even was het stil, toen klonk er uit de diepte een hevig gekreun en gejammer in het Italiaans. Het enige wat ik nog weet is dat hij steeds maar zei: “Oh Mamma mia, oh Mamma mia”. Na een tijdje krabbelde hij naar boven en zijn we op huis aan gegaan. Ik moest de paal dragen en Johan kwam hinkend en struikelend achter me aan. Sindsdien ging Johan nooit

meer uit zichzelf draadpalen vorderen. In de zomer was het gemakkelijker. Dan was het langer licht en kon hij ’s avonds ook soms naar buiten. Op zondag mocht hij ook overdag buiten zijn .Dan kwam er toch geen mens. Totdat er op een zondagmiddag plotseling een Duitse militair op een fiets aan kwam rijden. Pa en Johan waren achter het huis en zagen hem komen. Johan moest als de bliksem naar binnen, naar zijn schuilplaats en Pa zou de soldaat te woord staan. Die schuilplaats was op de zolder achter de schoorsteen. De zolder was een onbetrouwbaar gebied, bestaande uit balken met vrij dunne planken er over. Alleen als je wist waar je moest lopen kon je veilig achter de schoorsteen komen. Wij mochten er niet komen en Johan had een paar keer geoefend op de juiste route. Dus Johan op volle snelheid de ladder op naar de zolder. Even later hoorden we een luid gekraak en een doffe bons. Wat bleek? Johan was in de haast de juiste vluchtroute vergeten en door de zolder gezakt. Hij stond rechtop in de bedstee in de kamer. Gelukkig kwam de soldaat niet binnen. Hij was verdwaald en vroeg de weg naar Sleen. Toen de bevrijding kwam in april 1945 was Johan niet meer te houden. Hij zou en hij moest naar huis, naar Palermo. De mensen van het verzet raadden hem aan om nog een paar dagen te wachten tot alles een beetje rustiger en vertrouwder zou zijn, maar het hielp niks. De laatste berichten die we over hem hebben gehoord waren dat hij naar Coevorden gegaan was. Daarna niks meer, einde verhaal.

27
Johan was in de haast de juiste vluchtroute vergeten en door de zolder gezakt

SLEEN IN DE OORLOG

Een verhaal van en over Jan Heeling

Jan Heeling (1925 - 1921) werd geboren in Sleen waar hij zijn hele leven woonde. Met zijn vrouw Geertje runde hij de boerderij aan de Schaapstreek op nummer 30. Jan deelde in 2019 zijn herinneringen in een interview met Senioren Belang Sleen. Dit verhaal is een bewerking van dat interview.

In Jan zijn jeugd zag Sleen er anders uit dan tegenwoordig. De Jongbloedvaart werd nog als vaarweg gebruikt. Regelmatig voeren er schepen met steen, grind en aardappelen doorheen en legden ze aan in de haven. Jan Tallen en zijn vrouw waren de brugwachters (nu de kruising bij de Slener Joffers). Het gebied achter de molen richting de Jongbloedvaart bestond hoofdzakelijk uit landbouw- en weide gronden. Daarachter lagen heidegronden tot in de buurt van De Klencke/Boksloot. Deze heide werd al eeuwen begraasd door schapen uit ondermeer Sleen, Diphoorn en Erm. ’s Morgens vroeg liep Scheper Gerard Sieders langs de boerderijen om de schapen op te halen en dan ging hij er de hele dag mee naar deze heidevelden. Tegen de avond liep hij weer met zijn schapen terug door het dorp. De schapen kenden hun eigen boerderij en aldaar aangekomen stapten ze instinctief uit de kudde en liepen zo terug de eigen schuur in.

Alle gronden ten westen van de Heirweg (tegenwoordig

Drostenstraat, Ettenstraat, Carspelstraat en Seendstraat) waren eigendom van boeren in Sleen. Na de oorlog is dit stuk opgekocht door de gemeente voor de bouw van huurwoningen. In 1946 en 1947 begon men met de bouw van vrijstaande- en dubbele woningen

aan de Heirweg, Broekveldstraat, Lottingstraat en Drostenstraat. Op de hoek van elke woning was een soort van schuur/stal gebouwd waarin sommigen een varken vet mestten voor de slacht. Ook diende dit als opbergruimte voor onder andere de turf. Verder kregen de nieuwe bewoners de beschikking over een grote tuin om aardappelen en groente te telen. Jaren later, zo begin jaren zestig, kwamen er dubbele huurwoningen aan de Etten-, Carspel- en Seendstraat. In die tijd verschenen ook de eerste woningen op de Veldakkers.

Jan zijn ouders, Jantiena Hilbrands en Albert Heeling, runden een boerenbedrijf met aardappelen, rogge, bieten en grasland voor ongeveer 12 koeien. Al het werk op de boerderij werd verricht met paard en wagen.

Jan kon zich de oorlogsjaren in Sleen nog redelijk goed herinneren. Toen de oorlog uitbrak, op 10 mei 1940, was hij een jonge vent van 15 jaar.

28
De schapen kenden hun eigen boerderij en aldaar aangekomen
stapten ze zo de eigen schuur in

Alle inwoners van Sleen werden vlak voor het begin van de oorlog van hoger hand opgedragen om bij een eerste oproep uit te wijken naar Noord Sleen. De autoriteiten verwachtten namelijk dat er in- en rondom Sleen nog wel eens behoorlijk geschoten kon gaan worden vanwege de strategische ligging. Op diverse plekken in Sleen en rond Sleen waren ter verdediging diverse kazematten gebouwd. Op de dag van de inval, 10 mei, kwam dan ook de dringende oproep dat alle Sleners moesten uitwijken naar Noord Sleen. Jan en zijn ouders zijn niet meegegaan. Zij bleven die dag op de boerderij bij de familie Heeling aan de Zetelveenweg.

Het werk op de boerderij ging in de oorlogsjaren gewoon door. Ze merkten in Sleen weinig van de misère in het land, al moesten de inwoners wel voorzichtig en alert zijn. Ook in Sleen woonden immers mensen die sympathie koesterden voor de Duitsers.

Af en toe zagen ze grote zwermen van bommenwerpers vliegen richting Duitsland. Die vliegtuigen vlogen met een grote boog over het IJsselmeer, zodat ze geen last hadden van het afweergeschut, en vervolgens over Drenthe naar Duitsland. In 1943 werd Jan 18 jaar, de leeftijd dat hij voor de Arbeitseinsatz in Duitsland zou worden opgeroepen. Maar Jan was vrijgesteld. Zijn vader had in zijn jeugd kinderverlamming/ polio gehad en was daardoor niet in staat om zwaar werk te doen zoals het sjouwen met melkbussen en met de bussen op de transportfiets van en naar het land waar de koeien liepen.

Net als overal waren er in Sleen ook Duitse soldaten gestationeerd. Die

Moeder Jantiena Hilbrands (Tienmuu), Jan, Derk en vader Albert Heeling, op 2 juli 1947 voor de boerderij aan de Schaapstreek.

lagen ingekwartierd in de beide scholen. De spertijd was van acht uur ’s avonds tot tien uur de volgende dag. Maar Jan en zijn vrienden Asse Nijboer, Geert Sieders, Albert Gerding, Jan Reinders en Jan Nijboer hielden zich er niet altijd aan. Zij kenden de sluipweggetjes achterlangs en konden zo toch bij elkaar op bezoek komen om wat te kletsen of te kaarten. Verder was er weinig vertier.

Het nieuws kreeg het gezin Heeling mee via de krant die zo’n drie keer in de week werd bezorgd. Daar stond natuurlijk niet de hele waarheid in. Jan had geluk. Hij kon bij zijn oom Geert Lanting (de klompenmaker) aan de Heirweg tijdens de oorlog af en toe stiekem naar Engelse zenders en naar Radio Oranje luisteren voor het echte belangrijke nieuws. Op een zeker moment moesten alle radio’s worden ingeleverd. Oom Geert had twee radio’s in huis, waarvan er één tamelijk nieuw was. Geert Lanting leverde het oude apparaat in en verstopte de nieuwe.

29
Zij kenden de sluipweggetjes achterlangs

Het was gevaarlijk om naar de radio te luisteren, dat moest in het geheim gebeuren. Geert zat voor de oorlog in de gemeenteraad en was altijd goed op de hoogte van wat er in het dorp gebeurde. Geert Lanting en en zijn vrouw Jantien Hilbrands hadden een onderduiker in huis, Jan Kemper, de verloofde van hun dochter Jantje. Als Kemper niet was ondergedoken, dan had hij naar Duitsland gemoeten om te werken.

Voor de oorlog was S.J. van Royen burgemeester in Sleen. In de oorlog werd hij vervangen door een NSBburgemeester, Piet ten Hoorn, maar dat was niet zo’n kwaaie volgens Jan. De huisarts was dokter van Reemst en het onderwijzend personeel van de Openbare School waren hoofdmeester Knol, juffrouw Nijdam en juffrouw Rogaar. De dokter, dominee en burgemeester reden in een auto, verder niemand. Er was geen veearts. Als er wat met één van de dieren aan de hand was, moest de veearts helemaal uit Aalden komen. Of je moest met het dier naar de praktijk in Aalden toe.

Jan wist dat sommige Sleners onderduikers hadden. Maar er waren ook wel enkelen bij die het compleet stil hebben weten te houden. Hij

vond het nooit zo slim dat mensen ergens midden op de vlakte gingen onderduiken. Als er dan plotseling een controle was, had men bijna geen enkele vluchtmogelijkheid. De kans dat je gepakt of neergeschoten zou worden was veel groter dan in een gebied met boerderijen en woningen. Mensen die op onderduikers werden betrapt, werden gearresteerd en afgevoerd naar het politiebureau. Jan wist zich niet te herinneren of dat in Sleen ook is gebeurd. Wel is hij zelf een keer aangehouden en is zijn persoonsbewijs afgenomen. Deze kon hij de volgende dag weer ophalen bij het gemeentehuis. Straf heeft hij toen niet gehad. Hij was immers jong, was nog maar een kwajongen.

Rondom Sleen en bij Noord-Sleen vlakbij het Slenerzand zijn in de oorlog enkele bommenwerpers neergestort. Jan zag op een gegeven moment aan rookpluimen uit het toestel dat een bommenwerper was geraakt. Als kwajongens gingen hij en enkele kameraden er met de fiets op af. Maar de plek waar het vliegtuig uiteindelijk was neergekomen bleek vele kilometers verder weg dan ze dachten. Een andere keer is Jan met enkele kameraden naar het neergestorte wrak van een Duitse jager gefietst in de buurt van Erm. Het vliegtuig was helemaal uit elkaar geklapt en de overblijfselen van de piloot werden met een vork bijeengeraapt en in een kist gelegd en afgevoerd. Dat was volgens Jan toen wel even een nare aanblik die je wel een tijdje bijblijft.

30
Jan Kemper en Jantje Lanting.
De overblijfselen werden met een vork bijeengeraapt

Jan heeft de enige Joodse familie in Sleen, de familie Heckscher, goed gekend. Het gezin, bestaande uit vader Izaak, moeder Elsiena en twee zonen Meijer en Rolf, woonde tot oktober 1942 op Menso Altingstraat 16 in Sleen. De familie had een manufacturenwinkel. Vader Izaak was actief in de korfbalvereniging, de motorfietsclub en de muziek- en toneelvereniging en stond bekend om zijn bijzondere gevoel voor humor. Toen de dreiging van deportatie steeds groter werd, is de familie ondergedoken. Dit kon echter niet voorkomen dat zij werden ontdekt en op 25 januari vanuit Westerbork op transport werden gezet. Op 28 januari 1944 zijn moeder Elsiena en haar zoons Meijer en Rolf, toen 11 en 7 jaar oud, om het leven gekomen. Vader Izaak is op 31 maart 1945 vermoord in een kamp in Mühldorf.

Volgens Jan was vader Izaak in de eerste oorlogsjaren nogal roekeloos in zijn doen en laten en wandelde hij regelmatig gewoon door het dorp, Hij nam veel risico waardoor hij op een gegeven moment werd opgepakt. In Sleen hadden ze in die tijd geen flauw benul wat de Duitsers met deze mensen van plan waren en waar ze naar toe gingen. Later hoorden ze wat er was gebeurd. Jan vond het verschrikkelijk.

Jan herinnerde zich dat er af en toe nog wel een voetbalwedstrijd was in de oorlog. Het voetbalveldje lag in die tijd achter in ’t Zand achter de boerderij van Roelof Jeuring. Op de deel kleedden ze zich om en ze wasten zich in een tobbe. Maar van het voetballen kwam geleidelijk aan niet zo veel terecht. Op het laatst waren de voetbalschoenen versleten en was er ook geen bal meer om mee

te spelen. Zo af en toe was er zelfs een uitwedstrijd en dan gingen ze er staande in een vrachtauto naar toe. Meestal was dat dan in één van de omliggende dorpen. Jan speelde altijd linksbuiten. Gymnastiek werd gedaan in de zaal van café Zwols. Daar stonden alle gymtoestellen. Maar Jan is nooit bij de gymnastiek geweest.

In Sleen was voldoende voedsel aanwezig. Als er brood moest komen, ging Jan met een zak graan op de rug naar de molen om deze te laten malen door molenaar Riekus Berends. Met het meel ging hij weer naar huis. Daar werd er gist aan toegevoegd. Vervolgens werd het meel gekneed en op planken gelegd. De planken met het brooddeeg werden op een kruiwagen naar bakkerij Bult gebracht. Het gezin Heeling was altijd op woensdag aan de beurt. De volgende dag kon Jan dan de drie afgebakken broden weer ophalen. Voor het bakken werd ca. 0,10 cent per brood betaald. In Sleen waren in die tijd wel vier bakkerijen: bakker Bult, bakker Boer, bakker Weuring en bakker Hoekman (wat ook een café/hotel was).

In de oorlog was er wel een gebrek aan olie, zeep en tabak. Bovendien moest men voor allerlei goederen en levensmiddelen bonnen meebrengen. In de krant stond welke bonnen voor welke goederen bestemd waren.

31

Geleidelijk kwam er steeds minder in de winkels. Alles raakte ook in Sleen wel zo’n beetje op, zo ook suiker. Vanuit het westen werden door de Duitsers suikerbieten uit de polder gehaald en verdeeld over de boeren. Hiervan maakten ze dan zelf suiker. De schoongemaakte suikerbieten werden in kleine stukjes gesneden om er vervolgens een moes van te kunnen maken. De moes moest dan aan de kook komen om vervolgens weer langzaam droog te koken totdat er enkel en alleen nog een zoete drab over bleef. Hier werd dan een soort suiker van gemaakt. Uiteindelijk bleef er van de suikerbiet niet veel over. Ongeveer 16% kon doorgaan voor suiker.

waren. In de nacht van 5 op 6 april 1945 werd Coevorden bevrijd door een eenheid van het Canadese Eerste Leger. De Coevordenaren hadden op 5 april hoop op een snelle bevrijding aangezien de geallieerden door Emlichheim rolden richting de oude vestingstad. De Duitsers bliezen echter de Bentheimer brug op, de verbinding tussen Coevorden-Oost en het centrum, waardoor de Canadezen zich genoodzaakt voelden hun opmars te stoppen. In de vroege ochtend van 6 april legden de Canadezen in een snel tempo een Baileybrug aan en al snel ratelden de tanks door de binnenstad. Er werd volop feest gevierd. Vrijdagavond 6 april hoorde Jan het bericht op Radio Oranje: 'Na de bevrijding van Almelo zijn gepantserde colonnes, gedeeltelijk over Duits grondgebied, doorgestoten naar het noorden en bevrijdden Coevorden in het zuiden van Drenthe.' Hiermee was de bevrijding van Coevorden 'officieel'.

De melkfabriek in het dorp draaide gewoon door. Van hun eigen melk maakten ze kaas en boter. Dat kon het gezin Heeling weer goed gebruiken als ruilmiddel. Jan kon zich ook de hongerwinter van 1944 nog goed herinneren. Mensen uit het westen kwamen naar Drenthe, soms met een kruiwagen of een handkar of met een fiets. Allemaal op zoek naar voedsel. Er werd onderling veel geruild, maar er werd ook misbruik van gemaakt.

Tegen het eind van de oorlog was Jan vaak bij zijn oom Geert bij de radio te vinden. Zo bleef hij op de hoogte van de stand van zaken in het land en de opmars van de geallieerden.

In Sleen voelden ze dat het einde van de oorlog en de bezetting nabij

Het Canadese Eerste Leger had versterking nodig. De naar Emmen teruggetrokken Duitsers gaven de geallieerden stevig verzet. Gelukkig trok de Poolse Eerste Pantserdivisie, met 400 voertuigen, 450 kanonnen en 400 tanks een gevreesde eenheid, op 7 april vanuit Breda naar het noorden onder leiding van generaal Stanislaw Maczek. Vanuit Coevorden trok het Canadese leger in westelijke richting, terwijl de Poolse militairen noordwaarts gingen. Ze rukten op naar de Nederlands-Duitse grens in Drenthe en Groningen en bevrijdden onder meer Emmen, Veendam en Stadskanaal.

Op 10 april 1945 bereikten de Canadezen Dalen, waar ze zich splitsten. Eén helft ging via Zweeloo en Noord Sleen, de andere helft via Holsloot en Erm.

32
Mensen uit het westen kwamen naar Drenthe, allemaal op zoek naar voedsel

Jan wist nog dat de soldaten vanuit de richting Oosterhesselen Sleen binnenreden. Er werden geen schoten gelost, het bleef rustig in het dorp. Anders was het in Noordbarge. Het gebulder van kanonnen en geweren van de gevechten tussen de Poolse troepen en de Duitsers aldaar konden ze in Sleen goed horen, maar men had geen idee hoe het ervoor stond. Iedereen bleef wijselijk binnen. Later hoorden ze dat na een gevecht van ruim een uur in Noordbarge 17 boerderijen en schuren waren verwoest. Om vijf uur in de middag was Noordbarge bevrijd, gevolgd door Emmen en Weerdinge. Maar de prijs die ze daarvoor betaald hadden, was hoog.

De Canadese militairen bleven volgens Jan zo’n vijf dagen in Sleen. De in het dorp aanwezige Duitste soldaten, landwachters en NSB’ers waren ondertussen het dorp ontvlucht. De stemming in het dorp was eerst feestelijk, iedereen was dolblij dat de nachtmerrie voorbij

was. Maar men was ook in verwarring.

Jan herinnerde zich dat op een zekere dag, eind april, er plotseling een Duitse militaire vrachtauto verscheen met daarin twee gedeserteerde militairen. Via de NSB-burgemeester Pieter ten Hoorn werd geregeld dat de vrachtauto bij de boerderij van Zwaving, aan het eind van de Schaapstreek, in de schuur moest staan. De vrachtauto moest goed beschermd staan om beschieting door Engelse jagers te voorkomen.

De Duitse vrachtauto zat helemaal vol met gestolen goederen waaronder kleding, schoenen en laarzen. Jan had zelf een mooie leren jas en een paar schoenen uit de vrachtauto weten te bemachtigen. Helaas werden deze goederen hem later toch weer afgepakt. Dat was toen wel even spannend.

Deze Duitse militairen waren gedeserteerd uit het leger en kwamen vanuit het westen van het land in Sleen terecht. Daar zochten ze voor een paar dagen een schuilplaats. Ze beseften donders goed dat, als ze gepakt zouden worden, ze onmiddellijk de kogel kregen. Enkele Sleners hebben er voor gezorgd dat ze zich konden verschuilen in het bosje langs de Klenckerstraat, ook wel bekend als ‘Busmaker’s Zien Dennegies’. Hier was door anderen eerder al een hut gemaakt en daarvan konden deze twee Duitse soldaten mooi gebruik maken. ‘Busmaker’s Zien Dennegies’ is na een ruilverkaveling in de loop der jaren opgegaan in een wat langere strook bomen en struiken.

33

Sommigen werden ook nog met een touw voor een kar vastgebonden en deze moesten ze dan door de modder trekken

Net als overal in Nederland, woonden in Sleen ook mensen die anderen hadden verraden of zelfs opgepakt. Deze ‘verkeerde’ mensen werden opgehaald van huis door leden van het verzet of door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en naar het schoolplein bij de kerk gebracht. Ze werden mishandeld en de jonge meiden die iets hadden gehad met een Duitser werden kaal geschoren. De meesten werden daarna overgebracht naar het voormalig interneringskamp Westerbork. Volgens Jan was dat

waren wel bij de NSB, maar hadden in de oorlog niets verkeerds gedaan.

Jan schaamde zich nog over het gedrag van sommige dorpsgenoten. Ter vernedering moesten de wat oudere vrouwen van NSB’ers zich in schoollokalen helemaal naakt uitkleden. Sommigen werden ook nog met een touw voor een kar vastgebonden en deze moesten ze dan dwars door de modder trekken van de zandwegen, nu de Vijverbrinkenweg en de Zetelveenweg. Ook werd hun opgedragen om plat op hun buik in de plassen water te gaan liggen. Mensonterende taferelen. Jan heeft zich daar behoorlijk aan geërgerd. Hij vond het verschrikkelijk en heeft aan deze praktijken nooit meegedaan. Van de Sleners die hij goed kende en die hieraan meededen had hij niet verwacht dat zij zo ver zouden kunnen gaan. Oorlog maakt blijkbaar het slechtste in mensen los.

De Bannerschultestraat in Sleen, voor café Hoekman, in mobilisatietijd, 1939.

ONDERDUIKEN IN DIPHOORN

Tekst: Berend Eggens

In juni 1944 kwam Johannes van der Kooy bij de familie Katerberg in Diphoorn. Johannes was geboren in 1923 in Smilde. Zijn vader was onderwijzer en om hun enige zoon te kunnen laten studeren was het gezin in 1941 in Groningen gaan wonen. Johannes volgde hier een studie wis- en natuurkunde aan de universiteit.

De Duitse bezetters eisten van de studenten echter een loyaliteitsverklaring te ondertekenen en omdat hij dit weigerde was hij genoodzaakt onder te duiken. Na de oorlog heeft Johannes van der Kooy een korte levensbeschrijving gemaakt. Het verhaal begint op het moment dat Johannes na overleg met zijn ouders besluit te gaan onderduiken.

‘Mijn eerste onderduikadres was dat van mijn pasgetrouwde neef Bouke van der Kooy in Hoogkerk, na enkele weken gevolgd door een paar adressen in Assen. Op deze burgeradressen viel het gedwongen binnen blijven niet mee ook al kon ik de hele dag studeren. Via mijn vader met zijn vele contacten in het verzet kwam ik in Zuid-Oost Drenthe. Eerst nog enkele weken bij mijn nicht Bouktje van der Kooy in Zwartemeer en daarna bij verschillende boeren als inwonend knecht o.a. in NieuwAmsterdam en Zwartemeer. Doorgaans verbleef ik op een adres ongeveer zes weken. De veranderingen verliepen vaak via familierelaties.

Begin juli 1944 kwam ik in Diphoorn, gem. Sleen, bij een ouder boerenechtpaar dat grote behoefte had aan hulp bij de oogst. Daarvoor waren toen alleen onderduikers

beschikbaar, die daardoor in status stegen tot gezochte werkkrachten.

Maar ondanks de duidelijke afspraak had de boer nagelaten voor mij buiten de boerderij een hol klaar te maken waarin ik kon slapen. Al de tweede nacht dat ik er was vond in Diphoorn een razzia plaats door de Landwachters die de boerderij omsingelden zodat ik niet kon vluchten. Door een onvoorstelbaar wonder ontkwam ik aan arrestatie: zogenaamd half slapend in mijn bed sprak ik met één van hen waarbij mijn Drents dialect me redde.

Al de tweede nacht vond een razzia plaats door de Landwachters

De dag erna kwam uiteraard een hol tot stand waarin ik zonder onderbreking tot maart ’45 heb geslapen.

Bij de genoemde razzia deed zich de merkwaardigheid voor dat van de talrijke onderduikers in Diphoorn slechts één werd gearresteerd, te weten die van een NSB-boer. Deze boer slaagde de volgende dag er ook nog in zijn onderduiker los te praten.

35

Hoe was nu mijn dagelijks leven als onderduiker / werkknecht in de tweede helft van 1944?

Elke morgen voor half zes reden Reinder en Jans (twee zoons) en ik met paard en wagen naar de wei om te melken. Jans, een paar jaar ouder dan ik, was zeer vitaal en onthaalde ons al op dat tijdstip tranentrekkende smartlappen die binnenshuis in het streng gereformeerde gezin niet werden geaccepteerd. Na afloop van het melken nodigde hij me soms uit voor een partijtje vrij worstelen wat ’s morgens om 7 uur het ongewone tafereel opleverde van twee “vechtende” agrariërs in een bedauwde wei, gadegeslagen door een derde agrariër en een kudde koeien. Vervolgens naar huis, wassen en eten en daarna het land op, in de zomer tijdens de oogst de hele dag schoven binden, vaak in de brandende zon, in de herfst aardappels krabben in de motregen, bepaald geen vakantie vieren.

Vanaf zaterdagmiddag tot maandagmorgen liet ik me niet zien en was dan zogenaamd bij mijn gezin, een sprookje dat maandenlang

blinde tante voor uit het Oude Testament. Ze was incontinent en verspreidde een zeer penetrante, onaangename geur, maar was me roerend dankbaar. Na terugkeer van de familie werd bij de koffie de preek geanalyseerd en na het eten kon ik soms wat studeren. Des avonds zaten we in het donker om de grote kachel, de voeten op een ijzeren ring, waarbij soms de boer mooie verhalen uit het verleden vertelde.

Maar in oktober liet ik het afweten, want ‘das ewig Weibliche’ had toegeslagen en ik beleefde, volledig onverwacht, op nog geen vijf minuten loopafstand, de plattelandsromantiek. Iedere zondagavond in een heerlijk warme stal, zittend op een pak stro, achter een koe en Marchien op schoot. Ze was 17, puur natuur, erg mooi, altijd fleurig en heel lief. De vlotte en ongedwongen manier waarop Marchien en haar ouders met de situatie omgingen, was daarbij een rustgevende stimulans. Maar het sprookje van mijn zogenaamde gezin was wel ten einde. De romance duurde tot februari en de scheiding was nog moeilijk genoeg, maar we gingen, 17

Iedere zondagavond in een heerlijk warme stal, zittend op een pak stro en Marchien op schoot

In december had ik mijn vierde en laatste ‘narrow escape’. Jans en ik waren op het land, zo’n drie km van de boerderij aan het knollen plukken. We hadden een straatweg moeten oversteken waar plotseling veel drukte verscheen. Jans zei: ”Ik ga naar huis, ik vertrouw het niet”. Ik aarzelde want ik kon mij bij een eventuele controle niet legitimeren en besloot te blijven. Toen ik na een tijd achterom keek, stonden op het fietspad langs ons land twee landwachten, fietsen aan de hand, geweren op de rug. Ze keken naar me op circa 100 meter afstand, ik keek terug en realiseerde me dat er een drijfjacht op jonge mannen aan de gang was en dat ik letterlijk en figuurlijk het haasje was. Er was nog een mogelijkheid, vertrouwend op mijn boerenvoorkomen: kleding, laarzen, pet, te hopen dat de modderige, zeer drassige ingang van het land hen zou weerhouden. Ik draaide mij om, ging wijdbeens aan het werk, hield hen, tussen mijn benen doorkijkend, in de gaten. Ze wezen naar mij, overlegden samen, pakten hun fietsen en reden verder.

Toen het vrijwel donker was, ging ik terug naar de boerderij. De oude boerin kwam met tranen in de ogen naar mij toe: “God mien jong wat bin ik bliede daj der weer bint”. Ik wist niet wat te zeggen, klopte haar maar wat op de rug, pakte mijn melkemmer en krukje en ging onder een wachtende koe zitten, daarmee mijn reputatie ‘een harde’ te zijn, bevestigend.

Op Eerste Kerstdag stond ’s morgens plotseling mijn vader, die ik een jaar niet gezien had, in de kamer. Uit Groningen vertrokken op een gammele fiets, die het in Borger had begeven, was hij verder gelopen in de sneeuwstorm. Hij wilde me zien en

onder vier ogen spreken want hij was ten einde raad. Het verzet had zich ontfermd over een van het Oostfront gedeserteerde Nederlandse SS-er wiens moeder een belangrijke verzetsvrouw was. Deze SS-er was ondergebracht bij mijn ouders, die veel verzetswerk deden. Terwijl in onze voorkamer de redactie van het illegale blad ‘De Waarheid’ vergaderde, had in de achterkamer de SS-er alles gehoord. Daarnaast had hij bij mijn ouders veel gegevens over de illegaliteit vernomen en weigerde hij pertinent binnenshuis te blijven, met voorspelbare dramatische gevolgen, zodat het verzet mijn ouders had aangeboden deze figuur zo snel mogelijk te liquideren. Wat moesten ze? We hebben lang gesproken, mijn oordeel was: doen.

Terug in Groningen heeft mijn vader gedaan gekregen dat de SS-er niet zou worden terechtgesteld maar naar een ander adres werd gebracht.

In maart vertrok ik naar Zwartemeer waar ik veenarbeider zou worden, een zeer zwaar beroep. Vijf dagen voor ik zou beginnen, bliezen de Duitsers alle bruggen op en werd Zwartemeer niemandsland. Soms kwamen zwaar bewapende SS-ers vlak voor onze neus op de fiets langs. Anderzijds fietsten wij Duitsland in en begroetten daar de eerste Canadezen.

37
Ik keek terug en realiseerde me dat er een drijfjacht op jonge mannen aan de gang was en dat ik het haasje was

Een volgende dag reden wij over heidepaadjes naar het al bevrijde Schoonebeek, zagen veel tanks en rood, wit, blauw met oranje en kwamen des avonds steeds weer terug in Zwartemeer. In deze meer dan een week durende situatie vertrok ik naar Diphoorn, ook nog niet bevrijd, om daar afscheid te nemen en achtergelaten spullen op te halen. Terwijl ik daar was, hoorden we: “Vanavond komen ze”. In een bocht van de weg stonden we te wachten, een armzalig uitziend groepje van zo’n vijftien man waarin niemand, behalve ik, zelf Engels sprak.

Ik stapte naar voren en begroette de officier in mijn beste Engels. Het antwoord was:

Sprechen Sie Deutsch?

Even na zonsondergang kwam eindelijk een lange colonne tanks aanrijden en … die stopte. Het luik van de voorste tank ging omhoog, ik stapte naar voren en begroette de officier in mijn beste Engels. Het antwoord was: “Sprechen Sie Deutsch?”. We waren door Polen bevrijd die geen Engels spraken en nu uit hun tanks tevoorschijn kwamen. Binnen enkele minuten kwamen al de vragen: “Komen jullie ons nu helpen tegen de Russen”? Ze namen er ruim de tijd voor maar nadat ze waren weggereden had ik een triest gevoel, ik had me de bevrijding anders voorgesteld.

De volgende dag werd Diphoorn overstroomd met Frans-Canadese artilleristen die me meteen tot tolk bombardeerden. Na twee dagen

vertrokken ze en, ongerust over mijn ouders, fietste ik naar Groningen waar ik daags na de bevrijding arriveerde en mijn ouders gezond en wel terug zag. Een wonder na al dat verzetswerk.”

Johannes van der Kooy vervolgde na de oorlog, inmiddels 22 jaar oud, zijn studie aan de universiteit in Groningen, die in juni 1945 weer met de colleges was gestart. In maart 1947 haalde hij zijn kandidaats bul.

Na enkele jaren leraar te zijn geweest, startte hij in 1954 in het Utrechts Fysisch Laboratorium een onderzoek kernfysica, dat in 1964 leidde tot een promotie in de kernfysica. In 1966 werd hij benoemd als hoofd technische staf afdeling radiologie aan de Utrechtse Universiteit. Na in binnen- en buitenland verschillende functies te hebben bekleed, ging Johannes in 1988 op 65-jarige leeftijd met pensioen. In 1998 schreef hij deze biografie. Toen hij enkele jaren geleden een bezoek bracht aan de familie Katerberg in Diphoorn heeft hij hen hiervan een exemplaar gegeven. In 2008 is Johannes van der Kooy overleden.

Henk Katerberg heeft toestemming gegeven dit verhaal te publiceren.

38

HERINNERINGEN VAN GRIETJE

Tekst: Grietje Hegen-Heling, oktober 2000

Deze zomer heb ik de tentoonstelling 1940-1945 bekeken in Sleen. Als oud-inwoonster kan ik nog wat aanvullen, naar ik me kan herinneren! Ik ben van 1932 dus was nog wel wat jong.

Bij de inval van de Duitsers was het een volksverhuizing naar de buitendorpen. Wij, met vier huizen aan de rand van het dorp (Schaapstreek), mochten thuis blijven. De familie A. Heeling van de Schaapstreek wilde liever bij ons blijven. Er werd vreselijk geschoten, en de granaten kogelden op de dakpannen. In de Vijverbrinken kwamen gaten in de grond. We voelden ons onveilig en hebben met proviand via de kleine baander aan de achterkant ons huis verlaten. Door het heideveld dat naast ons huis lag, met zandbulten en gaten, gingen we richting de Jongbloedvaart. In de onderwal hebben we tot ver in de namiddag gezeten. Er gingen soldaten op de fiets langs. Zij riepen: “Ga maar naar huis het is weer veilig”. De granaathulzen lagen naast ons huis. Thuis hadden we er één bewaard.

Op school

Met de invoering van de Duitse wet, moesten we op school, na twee jaar schuin schrijven, rechtop leren schrijven. Dat viel eerst niet mee.

Bevrijding

Tijdens de bevrijding was bij ons op de deel de keuken van de Amerikanen gevestigd. Ons huis aan de rand van het dorp was nogal hoog gelegen, vandaar.

Ik zie de hoge vlammen nog opstijgen. Het was een hele belevenis. Al het eten werd door de soldaten bij ons huis weggehaald. We keken onze ogen uit. We kregen wit brood. Met bloem, eierpoeder, rozijnen werd krentenbrood en dergelijke bij mijn moeder in de kacheloven gebakken. Als jonge meiden kwamen wij de soldaten natuurlijk tegen. Ik kreeg van een soldaat een speld die ze op hun baret droegen. Die heb ik altijd bewaard.

Duitse herder

Tijdens dit verblijf liep er steeds een grote afgerichte herdershond rond. Die was achtergebleven van de Duitse soldaten. Deze hond bleef bij ons achter. Eerst ging het nog wel, maar op den duur werd hij steeds kwader. Op het laatst was het niet meer vertrouwd om hem te voeren. En Esdert ter Veen die in een woonwagen bij de uren woonde en moeilijk liep, kon onze deur niet binnen komen zonder dat de hond op hem af vloog. Politie Rotgers uit Oosterhesselen heeft de herdershond bij ons weggehaald. Toen was het weer veilig binnenkomen in de baanderdeur.

39
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.