15 minute read

DE SLIENER TOREN

In Slien waor ik zin geboren, daor stiet zo vast en stark, de olde Sliener toren, veur de olde Sliener kark. Hie stiet oet olde tieden, bij dag en duust’re nacht, en sprek van vreugde en liefde en holdt er trouw de wacht, en holdt er trouw de wacht.

As wij van de es ofkommen, en weer op hoes an gaon, dan zie ik boven de bomen, mien olde Toren staon. En wiezend naor de hemel, heft hij zien zien slanke spits, wied boven het aards gewemel, de vrömdeling tot een gids, de vrömdeling tot een gids.

Advertisement

Bij aovend en bij mörgen, dan speult daor an zien voet, de kinder zunder zörgen, bij hum daor is het goed. As jongs en wichter kommen, bij aovend en bij nacht, van jong geluk doen dreumen is ‘t of hij vriendelijk lacht, is ’t of hij vriendelijk lacht.

‘K weet niet waor ik zal zwarven, waorhen mien weg nog giet, ‘K weet niet waor ik zal starven, de toekomst ken ik niet.

Maor ’t darp waor ik zin geboren, en waor ik mag blieven ooit, mien olde Sliener Toren, vergeten zal ik dij nooit, vergeten zat ik dij nooit.

Sleen, een dorp in Zuidoost Drenthe. Eiken en kastanjebomen op en rond de brink, klinkerwegen, oude boerderijen, de kerk in het midden. Alle gronden ten westen van de Heirweg waren in de jaren ’40 nog eigendom van boeren in Sleen die er hun schapen op lieten grazen, hun koeien op weidden en gewassen op verbouwden: aardappelen, rogge, bieten. Met paard en wagen bewerkten ze het land. Heide was er nog volop.

De jaren ‘30 vormden wereldwijd een beangstigende periode. Nederland was, evenals meerdere landen, afgegleden naar een diepe crisis. Deze jaren beleefden de opkomst van het communisme, het fascisme en het nationaalsocialisme. Het Ministerie van Oorlog voelde zich gedwongen de verdediging van ons grensgebied voor te bereiden.

De mobilisatie was een feit.

Harmonie

2. MOBILISATIE (1)

De rust verdween in het dorp toen Sleen in de mobilisatietijd als één van de coördinatiepunten langs de grens een bijzondere positie kreeg. Tientallen soldaten werden ingekwartierd in het dorp: Jonge dienstplichtigen uit het Groningerland. Later ook wat ouderen uit het hele land. Nieuwe vriendschappen werden gesloten, zelfs feestjes werden gevierd. Maar er was ook veel spanning, voor het onbekende.

Het hoofd van de soldaten in Sleen was luitenant Van Dijk. Hij bewoonde een tijdelijke houten bungalow bij de familie Stock in de hof, waar nu de familie Klasens woont, op Schaapstreek 3. De familie Stock woonde toen aan de Schaapstreek 5, nu bekend als De Jehans Stee. Daar stonden ook paarden op stal die elke morgen werden geborsteld.

In Café Hoekman aan de Bannerschultestraat, wat nu de Goornhoek is, lagen de meeste manschappen. Slener jongeren kaartten er met de soldaten. Aan de Mottenkampsteeg werd de woning op nummer 4 ingericht als kantine.

Achter de gereformeerde pastorie, op de plek waar nu de Ontmoetingskerk staat, stonden ook paardenstallen, en zes paarden. De militairen die deze paarden verzorgden lagen bij Zwols aan de Brink (nu groepsaccommodatie). Tussen Zwols en de pastorie stonden mortieren. Was men klaar met het werk in de stallen dan werd er gevoetbald op een ‘brinkje’ achter de pastorie.

De oude Christelijke School met de Bijbel aan de Bannerschultestraat diende als verblijf voor de manschappen. De lessen werden gegeven in het ernaast staande schoolgebouw. In 1950 werd die school afgebroken.

Op 22 juni 1939 bracht Koningin Wilhelmina een bezoek aan Sleen. Aan de centrale keuken en de in aanbouw zijnde kazematten, twee aan de Bannerschultestraat en één aan de Boelkenweg, deels gecamoufleerd met rieten matten.

2. MOBILISATIE (2)

De soldaten groeven een tankgracht, een stevige verdedigingslinie, van de Jongbloedvaart tot aan het Oranjekanaal. Ter hoogte van de Bannerschultestraat moest de tramlijn gepasseerd worden. De kleine boompjes zijn inmiddels uitgegroeid tot grote beukenbomen. De gemeente verwachtte dat de Duitsers via Sleen het land verder in zouden trekken en wilde op deze manier haar inwoners in veiligheid brengen.

Een aantal onderofficieren werd ondergebracht bij particulieren, zoals Jan Arkema bij de familie Hoving, en Chris, de kok van de soldaten, hier op de foto met Jantje Weggemans. Het eten werd bereid in het stookhok van de familie Weggemans. Op diverse plekken in Sleen en Noord-Sleen bouwden de mankrachten ter verdediging kazematten.

3. INVAL OP 10 MEI 1940

Het nieuws over de Duitse inval bereikte Sleen. Honderden vliegtuigen vlogen hoog over het dorp. Het was oorlog. Er werd vreselijk geschoten en de granaten kogelden op de dakpannen. In de Vijverbrinken kwamen gaten in de grond.

Op de dag van de inval, 10 mei 1940, kwam de dringende oproep dat alle Sleners moesten uitwijken naar Noord-Sleen en Erm. De autoriteiten verwachtten dat er inen rondom Sleen nog wel eens behoorlijk geschoten kon gaan worden vanwege de strategische ligging.

Antinus Stock maakte dit allemaal mee en vertelde het volgende: “We hadden geen idee wat deze oorlog inhield, de overheid trouwens ook niet…, want we reisden de vijand tegemoet! De Duitsers waren om Sleen heen getrokken. Ze hadden geen belang bij een goed verdedigde tankgracht. Nee, Noord-Sleen was voor hen aantrekkelijker. Alleen een stroompje en twee kazematten moesten worden genomen… en de weg was vrij!”

De soldaten, die inmiddels ook vrienden van de inwoners van Sleen waren, moesten zich al snel terugtrekken. Bij Zweeloo sneuvelde een soldaat die in Sleen gelegerd zat.

4. OORLOG IN SLEEN

We spraken de in 2021 op 96-jarige leeftijd overleden boerenzoon Jan Heeling. Hij kon zich de oorlogsjaren nog goed herinneren. Hij vertelde: “Het werk op de boerderij ging in de oorlogsjaren gewoon door. We merkten in Sleen weinig van de misère in het land, al moesten de inwoners wel voorzichtig en alert zijn. Ook in Sleen woonden immers mensen die sympathie koesterden voor de Duitsers. De spertijd, de avondklok, was van acht uur ’s avonds tot tien uur de volgende dag. Maar mijn vrienden en ik, we hielden ons er niet altijd aan. Wij kenden de sluipweggetjes achterlangs en konden zo toch bij elkaar op bezoek komen om wat te kletsen of te kaarten. Verder was er weinig vertier.”

Bij zijn oom Geert Lanting, de klompenmaker aan de Heirweg, luisterde Jan stiekem naar Engelse zenders en naar Radio Oranje voor het echte belangrijke nieuws. Op een zeker moment moesten alle radio’s worden ingeleverd. Oom Geert had twee radio’s in huis, waarvan er één tamelijk nieuw was. Geert Lanting leverde het oude apparaat in bij de Duitsers en verstopte de nieuwe. Het was gevaarlijk om naar de radio te luisteren, dat moest in het geheim gebeuren.

5. ARBEITSEINSATZ

In 1943 werd Jan Heeling 18 jaar en had hij ook de leeftijd dat hij voor de Arbeitseinsatz zou worden opgeroepen. Maar Jan was vrijgesteld vanwege de gezondheid van zijn vader. Veel andere jongens uit Sleen en omgeving ontkwamen niet aan dat lot. Zo ook Geert Renting uit Achterste Erm. In juni 1943 schreef hij zijn eerste brief waarin hij liet weten in een veewagen naar Grevesmühlen in het oosten van Duitsland te zijn gereden. Hij was ondergebracht in een barak met zes man op één kamer waaronder Piet Haandrikman en Harmannus (Mans) Kamps uit Holsloot. Het eerste jaar werkte Geert zes dagen per week in een houtzagerij voor een zeer schamel loon. Op zaterdagavond werd er met de groep Hollandse kameraden gekaart in de kroeg en ’s zondags keek men naar de film of ging men naar zee. Het eten was niet best, maar gelukkig stuurde de familie regelmatig etenswaren. Eind 1943 konden zeven jongens met verlof naar huis, waaronder

MALLETBAND

Piet en Mans. Twee van die zeven kwamen echter niet terug met als gevolg dat alle verloven werden ingetrokken.

Later werd Geert ingezet in de bossen om met paarden bomen uit het bos te slepen. Hij logeerde bij een familie Lehmann. Toen de geallieerden dichtbij waren en de Russen eraan kwamen, besloot de groep Hollandse kameraden te vluchten. Ze vertrokken lopend richting Lübeck en via een avontuurlijke reis, waarbij ze in schuurtjes en langs de kant van de weg sliepen, kwamen ze aan in opvangkamp Soltau. Half juni 1945 kwamen ze thuis.

Na de val van de muur is de familie Renting op bezoek geweest in de plaats waar Geert te werk was gesteld. Zijn familie heeft nog steeds een goed contact met de familie Lehmann.

6. SLEEN IN DE OORLOG

Voor de oorlog was Van Royen burgemeester in Sleen. In de oorlog werd hij vervangen door een NSBburgemeester, Pieter ten Hoorn. De huisarts was dokter van Reemst. De dokter, dominee en burgemeester reden in een auto, verder niemand. Er was geen veearts. Als er wat met één van de dieren op de boerderij aan de hand was, moest de veearts helemaal uit Aalden komen. Of je moest met het dier naar de praktijk in Aalden toe.

Er was voldoende voedsel aanwezig. Als er brood moest komen, ging men met een zak graan op de rug naar de molen om deze te laten malen door molenaar

Riekus Berends. Met het meel ging men weer naar huis. Daar werd er gist aan toegevoegd, gekneed tot deeg en op planken gelegd. De planken met het brooddeeg werden op een kruiwagen naar bakkerij n de oorlog was er in Sleen wel een gebrek aan olie, zeep en tabak. Bovendien moest men voor allerlei goederen en levensmiddelen bonnen meebrengen. In de krant stond welke bonnen voor welke goederen bestemd waren.

Bult gereden, of één van de andere drie bakkers: Boer, Weuring en Hoekman die ook een café en hotel had.

Geleidelijk lag er steeds minder in de winkels. Alles raakte wel zo’n beetje op, zo ook suiker. Vanuit het westen werden door de Duitsers suikerbieten uit de polder gehaald en verdeeld over de boeren. Hiervan maakten ze dan zelf suiker door de bieten tot moes te koken en in te koken tot een zoete drab.

IDe melkfabriek in het dorp draaide gewoon door. De boeren maakten van de melk van hun koeien kaas en boter. Dat konden ze dan weer goed gebruiken als ruilmiddel.

Tijdens de hongerwinter van 1944/45 kwamen mensen uit het westen naar Drenthe, soms met een kruiwagen of een handkar of met een fiets. Allemaal op zoek naar voedsel. Er werd onderling veel geruild, maar er werd helaas ook misbruik van gemaakt.

7. ONDERDUIKERS

Samenscholen was uit den boze, de bezetter regeerde met harde hand. Sommige Sleners verborgen onderduikers zodat zij uit handen van de Duitsers bleven. Het waren bijvoorbeeld joden of jongens die wilden ontkomen aan de Duitse arbeidsplicht. Enkele daarvan wisten dit tot na de oorlog compleet stil te houden. Mensen die op onderduikers werden betrapt, werden gearresteerd en afgevoerd naar het politiebureau.

Geert Lanting, de klompenmaker, en zijn vrouw Jantien Hilbrands hadden een onderduiker in huis, Jan Kemper, de verloofde van hun dochter Jantje. Als Kemper niet was ondergedoken, dan had hij net als Geert Renting naar Duitsland gemoeten om te werken.

De toenmalige student Johannes van der Kooy dook onder in Diphoorn bij de familie Katerberg omdat hij weigerde een loyaliteitsverklaring te ondertekenen jegens de Duitsers. Als zogenaamde knecht werkte hij mee op de boerderij en van zaterdagmiddag tot maandagmorgen hield hij zich schuil omdat hij dan zogenaamd naar zijn gezin was. Hij ontkwam meerdere malen ternauwernood aan een arrestatie door de Landwachters.

Ep Schepers, jarenlang was hij muzikant bij Crescendo, woonde tijdens de oorlog in De Tipmoa, in een klein boerderijtje midden in de weilanden tussen Noord-Sleen en Benneveld. In het voorjaar van 1944 was er opeens een Italiaanse onderduiker bij hen in huis. Ze noemden hem Johan, een donker uitziende jongeman uit Palermo met droevige ogen die geen woord Nederlands sprak. Ze communiceerden met handen en voeten. Overdag moest hij binnenblijven, maar ’s avonds mocht hij naar buiten.

Ep Schepers vertelt: “Hij noemde mijn zus en ik toen Zoester en Eppiene. Het was niet altijd gemakkelijk. Voor hem niet, maar voor onze ouders ook niet. Hij verveelde zich dood. In het licht van de volle maan gingen wij ’s avonds in de kruiwagen zitten en dan kruide Johan ons rondom het huis. Zo kon hij zijn energie kwijt, net zo lang tot hij er flauw van was. Op een dag werd het hem te veel. Tegen het uitdrukkelijke bevel van Pa in ging hij toch naar buiten. Toen ik uit school kwam hoorde ik hem van verre al zingen.: O, sole mio. Hij zat op het konijnenhok achter het schuurtje. Toen Pa thuiskwam en het verhaal hoorde waren de rapen gaar. Wat hem wel mankeerde en of hij ons allemaal dood wilde hebben. Het was levensgevaarlijk. Als iemand hem had gehoord en er werk van gemaakt had, dan waren Pa en hij in een van de concentratiekampen terecht gekomen.

Op zondag mocht hij ook overdag buiten zijn. Dan kwam er toch geen mens. Totdat er op een zondagmiddag plotseling een Duitse militair op een fiets aan kwam rijden. Pa en Johan waren achter het huis en zagen hem komen. Johan moest als de bliksem naar binnen, naar zijn schuilplaats op de zolder achter de schoorsteen. Een onbetrouwbaar gebied, bestaande uit balken met vrij dunne planken er over. Alleen als je wist waar je moest lopen, kon je er veilig komen. Johan had geoefend op de juiste route maar in de haast was hij die vergeten. Hij zakte door de zolder en stond opeens rechtop in de bedstee in de kamer. Gelukkig kwam de soldaat niet binnen. Hij was verdwaald en vroeg de weg naar Sleen.”

Het lukte niet iedereen ergens op zolder of in de schuur een geschikte verstopplek te vinden. Soms was uitwijken naar een zogenoemd onderduikershol de beste optie. Het waren ondiepe, vaak in het bos gegraven onderkomens bedekt met takken, plaggen en stro. Overdag zaten de mannen de hele dag verborgen in het hol, ’s avonds laat trokken ze naar de dorpen om te eten. Vervolgens werd de nacht ook doorgebracht in het hol. Het was ongezond en onaangenaam. Met wachtwoorden werd gecommuniceerd. Overal waren dit soort holen. De verstopplek in het Sleenerzand tussen Zweeloo en Noord-Sleen was in gebruik vanaf het voorjaar van 1944 tot november van dat jaar en bestond uit twee holen, een dagstee en een slaapstee. Restanten van de holen zijn nog steeds zichtbaar in de bosbodem.

8. BOMMENWERPERS

Af en toe zagen de bewoners van Sleen en omgeving grote zwermen van bommenwerpers vliegen, op weg naar Duitsland. Soms zag men rookpluimen uit een bommenwerper als teken dat het toestel was geraakt. Jan Heeling vertelde het volgende: “Als kwajongens gingen enkele kameraden en ik er met de fiets op af. Maar de plek waar het vliegtuig uiteindelijk was neergekomen bleek vaak vele kilometers verder weg dan we dachten. Een andere keer ben ik met enkele kameraden naar het neergestorte wrak van een Duitse jager gefietst in de buurt van Erm. Het vliegtuig was helemaal uit elkaar geklapt en de overblijfselen van de piloot werden met een vork bijeengeraapt en in een kist gelegd en afgevoerd. Dat was toen wel even een nare aanblik die je wel een tijdje bijblijft.

Terugkerend van een bombardement op het industriegebied te Bochum stortte op 14 mei 1943 ’s nachts de Engelse bommenwerper Halifax B II neer dichtbij Noord-Sleen. Het toestel was aangeschoten door een Duitse nachtjager boven het grensgebied bij Emmen. De zeven bemanningsleden waren omgekomen en zijn begraven op de algemene begraafplaats in Sleen. Ter nagedachtenis aan hen heeft een groep schoolvrienden uit Zweeloo en Oosterhesselen van de gevonden brokstukken van het vliegtuig in 1945 een monument opgericht op de plek waar het toestel was neergestort. Toen het na 30 jaar een verwaarloosde indruk ging maken werden de restanten in 1975 ingekapseld in beton en daarna voor duurzaam onderhoud overgedragen aan de gemeente Sleen. In 1988 werd dit monument geadopteerd door groep 7 van de Christelijke basisschool "De Fontein" te Sleen.

Monument

Halifax JB 892

Op 11 januari 1944 kwam wederom een geallieerd toestel boven Noord-Sleen in de problemen. De Amerikaanse luchtmacht voerde een grootschalige missie uit met als doel de Duitse vliegtuigindustrie een zware klap toe te brengen. Een van de bommenwerpers was de B17 G met de bijnaam Fire Ball II. Het bombardement werd als een succes bestempeld, maar vele toestellen werden door Duitse vliegtuigen aangevallen. Zo ook de Fire Ball van piloot Thom White en zijn bemanning.

Nadat alle acht bemanningsleden met parachutes uit het vliegtuig waren gesprongen, wist de Amerikaanse White deze bommenwerper zo te manoeuvreren dat het niet op het dorp Noord-Sleen terechtkwam, maar even ten noorden ervan in de boswachterij 'Sleenerzand'. Hij kon het toestel zelf nog ternauwernood verlaten met een parachute. Rieks Lubbers uit Noord-Sleen zag het als 11-jarige voor zijn ogen gebeuren. Hij had toen niet verwacht dat de piloot het er nog levend af zou brengen. White kwam uiteindelijk in een gevangenkamp terecht in NoordDuitsland totdat hij op 1 mei 1945 werd bevrijd.

Piloot Thom White onthulde zelf in 1990 het gedenkteken, een steen met tekst, dat herinnert aan het neerstorten van dit vliegtuig en dat als eerbetoon geldt aan alle Amerikanen die voor de vrijheid hebben gevochten. Het monument is geplaatst op de plek waar hij neerkwam, langs de rand van de es, ten noorden van Noord-Sleen.

Na zijn dood ging de laatste wens van White in vervulling en werd een deel van zijn as uitgestrooid vlak bij dit monument.

MALLETBAND

Klaas van der Woude

Transcr:

Reimer Jan Rondaan

9. JODEN IN SLEEN

Tot in de Tweede Wereldoorlog woonden er ook Joden in Sleen. De synagoge van de joodse gemeenschap werd in 1859 in gebruik genomen. Deze stond naast wat nu het Veurhuus is, op het terrein van het tankstation. In 1918 werd het gebouw verkocht aan de gemeente.

Op Menso Altingstraat 16 dreef Izaak Heckscher met zijn vrouw

Elsiena Geertina Jozep een manufacturenwinkel. De voorouders van Izaak hadden zich in 1892 in Sleen gevestigd. Vader Izaak stond bekend om zijn bijzondere gevoel voor humor. Hij was actief in de korfbal-vereniging, de motorfietsclub, de toneelvereniging en de muziekvereniging, zoals hier blijkt op een foto van een voorloper van het huidige Crescendo uit de jaren dertig van de vorige eeuw.

HARMONIE

Arrangeur

Jan de Haan

Toen de dreiging van deportatie steeds groter werd, is de familie Heckscher in oktober 1942 ondergedoken. Dit kon echter niet voorkomen dat zij in januari 1944 werden ontdekt. Op 25 januari 1944 zijn zij vanuit Westerbork op transport gezet. Op 28 januari 1944 zijn moeder Elsiena en haar zoons Meijer (Meinie) en Rolf, toen 11 en 7 jaar oud, in Auschwitz om het leven gekomen. Vader Izaak is op 31 maart 1945 vermoord in een kamp in Mühldorf in Duitsland. In Sleen hadden ze in die tijd geen flauw benul wat de Duitsers met deze mensen van plan waren en waar ze naar toe gingen. Later hoorden ze wat er was gebeurd.

Buurvrouw Dina Hoving-Hilbrands met Rolf en Meini Heckscher, op de arm Jantiena Vording, 4 juli 1937

In 2010 is door een Projectgroep Joods Monument een herinneringsmonument geplaatst achter de dorpskerk van Sleen ter nagedachtenis aan deze familie. Donald Heckscher, een nazaat, heeft dit gedenkteken onthuld. Nu zijn er slechts nog een handvol stille getuigen van het Joodse leven in Sleen, waaronder de Joodse begraafplaats die sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer in gebruik is.

10. VERZET

De oorlog kende vele dappere mensen die voor ons land durfden te strijden en zich durfden te verzetten tegen de Duitsers. Ons leven in vrijheid hebben we aan hen te danken.

Jans Zwinderman werkte als waarnemend gemeentesecretaris op het gemeentehuis van Sleen. Hij was lid van het verzet. In het gemeentehuis stond hij vaak aan de deur van NSB-burgemeester Pieter ten Hoorn mee te luisteren naar de gesprekken met de Landwachters. Hij wist zo te voorkomen dat mensen werden opgepakt.

Jans werd uiteindelijk betrapt en zelf opgepakt. Via de gevangenis in zijn verzetsdaden in Sleen uiteindelijk wel met de dood bekopen. Hij overleed twee weken later aan dysenterie en ondervoeding.

Jans voerde een ontroerende en boeiende briefwisseling met zijn geliefde Martha. De brieven zijn bewaard gebleven. Hun mooie liefde, de manier waarop Jans in het verzet terechtkwam, zijn arrestatie en de daaropvolgende, onzekere periode die de zwangere Martha tegemoet ging, zijn indringend beschreven in het boek ‘Jouw hart sta ik nooit meer af’ van Wil Legemaat.

In januari 2020 werd door dochter Alie Zwinderman een monument onthuld achter de Dorpskerk in

11. BEVRIJDING

In Sleen voelden ze dat het einde van de oorlog en de bezetting nabij waren. In de nacht van 5 op 6 april 1945 werd Coevorden bevrijd door een eenheid van het Canadese Eerste Leger. Op vrijdagavond 6 april hoorde men het bericht op Radio Oranje. Het Canadese Eerste Leger had versterking nodig. De naar Emmen teruggetrokken Duitsers gaven de geallieerden stevig verzet. Gelukkig trok de Poolse Eerste Pantserdivisie op 7 april vanuit Breda naar het noorden en bevrijdde onder meer Emmen, Veendam en Stadskanaal.

Vanuit Coevorden bereikte het Canadese leger Dalen, waar ze zich splitsten. Eén helft ging via Zweeloo en Noord-Sleen, de andere helft via Holsloot en Erm. In de middag van 10 april 1945 werden Sleen en omgeving bevrijd door tanks bemand met Poolse militairen.

Jan Heeling vertelde het volgende: “Ik weet nog dat de soldaten Sleen binnenreden. Er werden geen schoten gelost, het bleef rustig in het dorp. Anders was het in Noordbarge. Het gebulder van kanonnen en geweren van de gevechten tussen de Poolse troepen en de Duitsers aldaar konden we in Sleen goed horen, maar we hadden geen idee hoe het ervoor stond. Iedereen bleef wijselijk binnen. Later hoorden we dat na een gevecht van ruim een uur in Noordbarge 17 boerderijen en schuren waren verwoest.”

Om vijf uur in de middag was Noordbarge bevrijd, gevolgd door Emmen en Weerdinge. Maar de prijs die ze daarvoor betaald hadden, was hoog.

De Canadese militairen bleven zo’n vijf dagen in Sleen. De in het dorp aanwezige Duitse soldaten, landwachters en NSB’ers waren ondertussen het dorp ontvlucht. De stemming in het dorp was eerst feestelijk, iedereen was dolblij dat de nachtmerrie voorbij was. Maar men was ook in verwarring. Net als overal in Nederland, woonden in Sleen ook mensen die anderen hadden verraden of zelfs opgepakt. Deze ‘verkeerde’ mensen werden opgehaald van huis door leden van het verzet of door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en naar het schoolplein bij de kerk gebracht. Ze werden mishandeld en de jonge meiden die een affaire hadden gehad met een Duitser werden kaalgeschoren. De meesten werden daarna overgebracht naar het voormalig interneringskamp Westerbork. Volgens oud inwoners van Sleen was dat lang niet altijd terecht. Sommigen waren wel bij de NSB, maar hadden in de oorlog niets verkeerds gedaan.

Onze dorpen en ons land wisten zich uiteindelijk te herpakken en uit te groeien tot een welvarende natie. Gelukkig leven we nu alweer 78 jaar in vrijheid. Componist