De plaats waar je wieg staat, bepaalt de kansen in je leven.
Pleegzorg heeft in Vlaanderen vandaag honderden gepassioneerde medewerkers. Eén van hen is Anna de Laat, ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting in de provincie Oost-Vlaanderen. We geven haar graag het woord:
De functie van ervaringsdeskundige blijft voor velen een vaag concept. Als ervaringsdeskundige maak ik de brug tussen pleegzorgers, ouders, jongeren, gasten en pleegzorgmedewerkers. Mensen beoordelen elkaar op basis van hun eigen waarden- en normenpatroon. Ik help hen om daarbuiten te treden en zich in te leven in de ander.
Zelf besefte ik pas tijdens de opleiding tot ervaringsdeskundige in kansarmoede en sociale uitsluiting, dat ik in armoede leefde. Dat ik er niet bij hoorde, dat had ik al lang begrepen. Maar ‘armoede’ klink zo vies, zo fout. De beeldvorming rond armoede was volgens mij heel beperkt en heel eng. Alsof het hier enkel gaat over de onverzorgde dakloze of de dronken man op straat.
Niets is minder waar. In België leeft ongeveer een op zeven kinderen in een huishouden met een risico op armoede. Die kinderen ervaren vaak stress en zorgen over de toekomst. Ze hebben de ruimte, noch de tijd om te studeren. Armoede maakt arm: arm aan tijd, arm aan ruimte in het hoofd, arm aan zelfvertrouwen.
Ondanks mijn persoonlijke groei speelt het feit dat ik opgegroeid ben in kansarmoede me nog dagelijks parten. Soms voel ik me onzeker of heb ik het gevoel niets waard te zijn. Als ervaringsdeskundige ga ik dan het innerlijke gevecht met mezelf aan. Ik zeg dan tegen mezelf: “Neen, ik ben niet dom, ik ben het ook waard om hier te zijn.” Dit innerlijke gevecht doet pijn. De energie die dit van me vraagt, wordt niet gezien. Kansarmoede zorgt dus voor diepe wonden. Het kan ook niet anders: Je start niet aan dezelfde meet als anderen en krijgt niet diezelfde tools en mogelijkheden. Mijn leven startte pas echt op mijn 35ste verjaardag. Ik moest niet meer ‘overleven’. De plaats waar je wieg staat, bepaalt dus echt de kansen in je leven.
Ook binnen pleegzorg stellen we vast dat veel gezinnen in moeilijke opvoedingssituaties komen omwille van kansarmoede. Door machteloosheid grijpen ouders soms terug naar opvoedingspatronen die ze wilden doorbreken. Ze wilden het zo graag anders doen. Maar hoe ziet dat anders eruit? En hoe ga je om met de constante schaarste, stress en tekorten? Hoe ga je om met het gevoel dat je faalt als ouder?
Samen met de begeleiders bekijken we wat onze (pleeg)ouders, kinderen, jongeren en gasten echt nodig hebben. Hoe kunnen we hun stress verminderen? We kijken samen naar de (draag)kracht van mensen in kansarmoede, maar zijn ons tegelijk bewust van de lasten die mensen meedragen. Als we leren kijken naar de redenen áchter gedrag, ontstaat er ruimte voor begrip.
Ik geef dit nog graag mee: “Kansarmoede is niet je eigen schuld! Kansarmoede is een onrecht waarvoor de hele maatschappij een verantwoordelijkheid draagt”
Anna de Laat
Achtergrondartikel
Stem van de ouder Opgroeien
Kleurrijk! verschijnt vier maal per jaar en is een uitgave van Pleegzorg Vlaanderen vzw en de vijf provinciale diensten voor pleegzorg.
Redactie: Nelle Devisscher, Lynn Bringmans, Fara De Smet, Tinne De Smet, Sien Geerkens, Karina Van Belle, Bernadette Verdonck
Kleurrijk wordt gedrukt op X-per papier, gemaakt met FSC®-gecertificeerde ECF-pulp
COLOFON
UIT DE REGIO’S
Dialoogdag
Op vrijdag 18 oktober 2025 organiseert Pleegzorg Vlaanderen, samen met de provinciale diensten, een Vlaamse Dialoogdag in het Vlaams Parlement.
De Dialoogdag is een inspirerende ontmoetingsdag waarop alle betrokkenen binnen pleegzorg, van pleegzorgers en jongeren tot partners en beleidsmakers, met elkaar in gesprek gaan. We wisselen ervaringen en signalen uit, denken na over wat werkt en wat beter kan en versterken zo samen het beleid en de praktijk van pleegzorg in Vlaanderen en Brussel.
De Dialoogdag 2025 staat in het teken van “de kracht van samen”, met een focus op het recht op informatie.
Voor wie?
• Pleegkinderen 8 tot 12 jaar
• Pleegjongeren 12 tot 25 jaar
• Pleeggasten
• Pleegzorgers
• ouders
• Pleegbroers en Pleegzussen vanaf 8 jaar
• Begeleiders en medewerkers van Pleegzorg
Waarom komen?
• Iedere stem telt: wat jij meebrengt aan ervaringen of vragen helpt ons allemaal vooruit.
• Samen staan we sterker: je ontmoet anderen die pleegzorg van dichtbij kennen en mensen uit beleid en praktijk.
• Mee vormgeven: samen zoeken we naar ideeën die pleegzorg voor iedereen beter maken.
• In verbinding: in een warme, laagdrempelige sfeer waar luisteren en delen hand in hand gaan.
Terugblik op de filmen ontmoetingsavond: Chelsea’s Blues
Dinsdag 29 april verzamelden zo’n 120 pleegouders en pleegzorgmedewerkers in de gezelligste cinema van het land (Cinema De Keizer in Lichtervelde) voor een boeiende film- en ontmoetingsavond.
Na een korte inleiding bekeken we de krachtige documentaire Chelsea’s Blues waarin Chelsea in gesprek gaat met vijf mensen die veel voor haar betekend hebben in haar woelige jeugdjaren. Na de documentaire bracht pleegjongere Zita haar verhaal en gingen we samen op zoek naar de veerkrachtbronnen in haar verhaal. Welke persoonlijke hulpbronnen kon zij aanboren op haar parcours en welke omgevingshulpbronnen hielpen haar veerkracht vergroten? Zita deed dit fantastisch
goed! Een ongelooflijk boeiende avond die ons naar de essentie van ons mens zijn bracht: iets kunnen betekenen voor elkaar en zo elkaars veerkracht vergroten.
PLEEG Theaterproject
In ‘PLEEG’ staat een groep pleegjongeren zélf op de scène om hun verhaal te brengen.
Dit is een samenwerking tussen Pleegzorg Provincie Antwerpen vzw en HETGEVOLG.
“ Theater maken is voor mij helemaal nieuw. Ik vind het best spannend om me open te stellen. Maar ook leuk om aan mensen te laten zien wat pleegzorg kan betekenen en welke gevoelens daarbij komen kijken.
Zodat anderen het beter begrijpen. — T., 14 jaar
“ Er wordt vaker over pleegjongeren gesproken dan met ons.
In PLEEG wil ik laten zien hoe ik me daarbij voel en me daar echt over uitspreken. Want pleegzorg voelt soms als een stempel. Ik wil laten zien wat het echt inhoudt en wat het met je doet. — K., 16 jaar
Inschrijven en meer informatie vind je op onze website pleegzorg.be
KOM JE GRAAG KIJKEN NAAR DE VOORSTELLING?
Donderdag 30 oktober 2025
HETGEVOLG (Turnhout)
Vrijdag 31 oktober 2025
Theater Hemelhoeve (Brasschaat)
Zondag 2 november 2025
CC Zwaneberg (Heist-op-den-Berg)
Woensdag 12 november 2025
CC Corso (Berchem)
Zondag 23 november 2025
CC De Kern (Wilrijk)
KOOP JE TICKETS HIER
Podcast ‘Sterke SchOuders’
In de Sterke SchOuders-podcast van Ouderspunt komen vier ouders met ervaring in de gezins- en jeugdhulp aan het woord. Aan de hand van hun persoonlijke verhaal, krijgen we een inkijk in het leven van deze ouders en hun zoektocht naar gepaste hulp voor hun kind.
Het zijn stuk voor stuk pakkende en openhartige verhalen van ouders bij wie het opvoeden van één van hun kinderen even niet vanzelf gaat. Naast de moedige getuigenissen van ouders, horen we ook interviews met experten. Jeugdrechter Inge Claes legt uit hoe ingrijpend de tussenkomst van een jeugdrechter is voor ouders, onderzoeker Lou Lippens en psycholoog Gijs Mommerency beklemtonen het belang van betrokkenheid van ouders bij het hulpverleningstraject van hun kind.
2024 in cijfers
In de vierde podcast getuigt een cliënt van Pleegzorg Provincie Antwerpen, samen met pleegzorgcollega Anja Janssens, over wat pleegzorg betekent voor ouders van kinderen in pleegzorg.
Ouderspunt zet samenwerken en dialoog hoog op de agenda. Of het nu om participatie van ouders aan het hulpverleningstraject van hun kind gaat of om samenwerking tussen de verschillende hulpverleners onderling. Beide vormen van samenwerken zijn belangrijk voor een betrokken gevoel van ouders.
In 2024 startte Pleegzorg Limburg 235 dossiers op. 62% startte op in perspectiefbiedende, 4% in perspectiefzoekende en 34% in ondersteunende pleegzorg.
Op 31 december 2024 werden 1.398 pleegkinderen en pleeggasten opgevangen in 1.105 pleeggezinnen in Limburg. Dat is een stijging van 3% tegenover 31 december 2023. Ook op behandelingspleegzorg werd sterk ingezet, met 252 dossiers.
Het medewerkersbestand van Pleegzorg Limburg breidde lichtjes uit het afgelopen jaar. Op 31 december 2024 telde Pleegzorg Limburg 180 medewerkers. Dat zijn er 3 meer dan een jaar voordien.
Het volledige jaarverslag over 2024 van Pleegzorg Limburg kan je lezen op onze website pleegzorg.be/artikels/jaarverslag-pleegzorg-limburg.
Trainingen en ontmoetingsmomenten
Om het dagelijkse leven in een pleegzorgsituatie te ondersteunen bestaat naast de begeleider en zijn team een ruim aanbod behandelingspleegzorgmodules. De vormingen voor het najaar 2025, specifiek voor pleegzorgers, hebben we gebundeld in een handig boekje samen met de participatieactiviteiten. Vraag ernaar bij je begeleider!
Je vindt er een overzicht aan trainingen en ontmoetingsmomenten voor pleegzorgers, pleegkinderen, pleegjongeren en pleeggasten. Ook het aanbod participatie voor ouders wordt volop uitgewerkt. We hopen ten laatste in 2026 een
Ontmoetingsfeest pleegzorgers Limburg
ontmoetingsgroep voor en met ouders op te richten in elke regio.
Via onderstaande link naar onze website kan je inschrijven voor de eerstvolgende activiteiten.
https://tinyurl.com/vormingenpleegzorgovl
activiteiten voor kinderen, tieners en volwassenen! save
Ontmoetingsfeest
woensdag 26 november 2025 van 14u00 tot 20u00
explorijck bilzen-hoeselt
Heb je nood aan extra ondersteuning? Wil je je verdiepen in boeiende thema’s rond pleegzorg? Of wissel je graag ervaringen uit met andere pleegzorgers? Dan is ons groepsaanbod behandelingspleegzorg misschien wel iets voor jou.
Via een extra behandeling of trainingspakket voor het pleegkind of de pleeggast, het pleeggezin en/of de ouders, trachten we specifieke emotionele, psychische en/of gedragsproblemen op te vangen. Deze aanpak komt boven op de gewone begeleiding en wordt georganiseerd door onze collega’s. De methodes zijn wetenschappelijk onderbouwd en intensiever dan de standaardbegeleiding.
Vanaf september plannen we opnieuw verschillende groepsreeksen in Vlaams-Brabant en Brussel.
Meer informatie vind je terug via pleegzorg.be/vlaams-brabantbrussel-behandelingspleegzorg. Inschrijven kan via onze website, je pleegzorgbegeleider of het algemeen nummer (016 35 94 70). Ondersteuning
VLAAMS-BRABANT
Er wordt snel geoordeeld aan beide kanten van de armoedekloof
— Tekst: Nelle Devisscher —
Kelly Cabeke is ‘Opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting bij Pleegzorg West-Vlaanderen’. Dat is een behoorlijk mondje vol en dus trokken we naar haar voor wat tekst en uitleg bij die aanspreektitel. We ontdekten dat haar job inderdaad niet met een woord te omschrijven valt, maar dat er heel wat lagen en functies in vervat zitten. We ontdekten dat Kelly een bruggenbouwer is, een drempelverlager, een vertaler, een verbinder, een verzachter, een doorprikker van vooroordelen, iemand die je helpt door een andere bril kijken, … Kelly probeerde zelf woorden te geven aan wat ze doet en ontrafelde voor ons een niet altijd zo zichtbare laag in de realiteit van pleegzorg.
Dag Kelly, kan je ons vertellen wie je bent en wat je doet bij pleegzorg?
Ik ben Kelly en werk sinds een tweetal jaar als ‘Opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting’ bij Pleegzorg West-Vlaanderen in Brugge. Kort-
weg word ik de OED-medewerker genoemd. Dat betekent eigenlijk dat ik gedurende vier jaar een opleiding heb gevolgd en vervolmaakt waarin ik heb geleerd met mezelf aan de slag te gaan. Ik heb de rugzak van mijn eigen verleden waarin ik met armoede werd geconfronteerd, geleegd. Daarna werd die weer gevuld
met de skills die ik tijdens het werk nodig heb. Tijdens de opleiding leer je omgaan met de momenten waarop je jezelf tegenkomt, want die blijf je ervaren tijdens het werk. Je leert die momenten herkennen en gebruiken om in verbinding te gaan met anderen. Het is een opleiding waarin je veel erkenning
krijgt voor wie je bent, ondanks wat je hebt meegemaakt. Daarnaast volg je vakken als maatschappelijk werk, psychologie, maatschappijleer, expressie, … waarin je heel veel andere nuttige kennis opdoet.
Hoe zet je die kennis in bij pleegzorg?
Dat doe ik op verschillende manieren en momenten. Tijdens het ‘Missing-link-overleg’ dat meermaals per jaar plaatsvindt, ga ik in gesprek met medewerkers rond de ‘missing link’. Wat we daarmee bedoelen is het besef dat je niet op de hoogte bent van de leefwereld van een ander en de blinde vlekken die daardoor ontstaan. Tijdens de vergaderingen probeer ik met de begeleiders en andere medewerkers alert te zijn voor die blinde vlekken zowel in de organisatie van pleegzorg, als in de begeleiding. We leggen ze bloot en maken ze zichtbaar. Daarnaast zit ik ook in de participatiewerking voor pleegjongeren en het brede participatieoverleg. Een groot deel van mijn werk bestaat uit mensen ondersteunen die zoekend zijn of worstelen met zaken. Soms zijn dat ouders met een kind in pleegzorg, soms ondersteun ik begeleiders die het gevoel hebben dat ze in een bepaalde situatie om een of andere reden niet kunnen doordringen en vastlopen in hun begeleidingswerk.
Hoe kan jij concreet steun bieden?
Ik ga met mensen op weg. Soms vrij letterlijk. De steun die ik bied kan heel divers zijn: ze kunnen mij vragen een soort klankbord te zijn. Veel van mijn werk bestaat uit luisteren naar mensen. Luisteren en begrip tonen. Maar evengoed help ik stappen te zetten naar diensten die hen misschien in eerste instantie afschrikken. Ik ga letterlijk mee naar een afspraak bij het CAW of naar een voedselbank. Dat zijn heel concrete stappen naar hulp, die ze misschien moeilijk te aanvaarden vinden. Die brugfunctie kan ook ingezet worden tussen de hulpverlener en ouders, of pleegouders die elkaar niet begrijpen. Dan probeer ik te helpen taal en gevoel geven aan emoties. Het gaat dan soms over mensen die het
gewoon zijn geen stem te mogen hebben. Die kunnen dan bijvoorbeeld dichtklappen bij een gesprek dat moeilijk voor hen is of juist heel boos worden of heel emotioneel. Op zo’n moment probeer ik dan in te grijpen door een voorzetje te geven. “Zou het kunnen dat dit jou verdrietig maakt? Wil je dat we heel even pauzeren om die emotie wat te laten zakken? Zou het kunnen dat deze maatregel nogal onverwachts op je afkomt, moeten we daar even bij stilstaan?” Vaak helpt het al als mensen zien en voelen dat er rekening met hen wordt gehouden. Als je daarvoor ruimte, of woorden krijgt, is de kans ook groter dat er naar je geluisterd wordt dan als je alleen nog maar boos kunt roepen of alleen nog maar kan huilen. Het heeft een grote impact op het gevoel van controleverlies dat die mensen vaak ervaren.
Wat heeft jou gemotiveerd om deze weg in te slaan?
Ik wil er op zulke momenten zijn voor mensen, omdat ik dat in het verleden zelf helaas niet kon ervaren. Ik heb vroeger vaak het gevoel gehad niet gezien te worden, niet graag gezien te worden en heel erg ervaren wat dat met je doet als mens. Ik heb een hele weg afgelegd. Eerst bij mijn biologische mama, later als pleegkind, daarna in voorzieningen en nog later als ik vroegtijdig alleen ging wonen. Ik wil mensen het gevoel geven dat ze ertoe doen en iets betekenen. Ik wil een sprankeltje hoop brengen bij mensen die vaak nergens nog in geloven. Dat is de hoofdreden dat ik voor de opleiding en deze job koos.
Ik wil een sprankeltje hoop brengen bij mensen die vaak nergens nog in geloven.
In welke situaties merk je dat jouw werk mensen vooruithelpt?
Het grootste deel van vooruitgaan is in gesprek en verbinding gaan met mensen. Soms brengen zij hun verhaal, waartegen ze aanlopen in het hier en nu, soms speelt wat ze in het verleden hebben meegemaakt mee. Soms is dat een knoop die moeilijk is te ontwarren. Mijn eerste taak bestaat dan uit luisteren en in verbinding gaan door ervaring te delen en erkenning te geven.
Daardoor zijn mensen vaak in staat om zelf tot inzichten te komen en linken te leggen of dingen op een andere manier te bekijken. Dat is een van de mooiste dingen van mijn job: als uit een gesprek plots een inzicht komt dat ertoe kan leiden dat ze ook op andere vlakken en met de hulpverlening weer vooruit kunnen.
Een concreet voorbeeld daarvan is een rondetafelgesprek waarbij een ouder onderhuids boos werd. Ik voelde dat als eerste aan de tafel aan en benoemde dat dat misschien in de weg zat om te kunnen brengen wat die ouder wou vertellen. Als je boos bent, neemt dat gevoel zoveel plek in, dat je je aandacht niet meer kan vestigen op wat verteld wordt. Dan is het belangrijk om ruimte te krijgen om die boosheid te laten zakken. Een begeleider die op zo’n moment aan tafel zit, heeft vaak een doel of een agenda af te werken. Vanuit zijn perspectief is het niet altijd een evidentie om tijd en ruimte te maken voor een gevoel. Toch kan het de sleutel zijn om een gesprek een andere wending te laten nemen. Of de voedselbank: als ik vertel dat ik daar ook nog geweest ben, dat ik bereid ben de tas te dragen zodat de schaamtedrempel wat wordt verlaagd, durft iemand de volgende keer misschien wél alleen te gaan. Of als ik mijn positieve ervaringen met het sociaal huis of OCMW deel, dan wordt het wantrouwen kleiner. Het is anders wanneer iemand die het heeft meegemaakt zoiets vertelt, dan wanneer een hulpverlener je daarvan probeert te overtuigen.
Ik voel dat ik een verschil kan maken omdat ik zaken herken, die voor collega’s misschien te onderhuids
zijn of juist bedreigend overkomen. Ik weet dat het soms lijkt alsof mensen liegen, terwijl er soms heel evidente verklaringen zijn die je vanuit een ander referentiekader gewoon niet ziet. Administratie die niet in orde wordt gebracht, is heel vaak geen onwil of nonchalance, maar misschien een gebrek aan computerskills of simpelweg geen budget voor internet…
Als je boos bent, neemt dat gevoel zoveel plek in, dat je je aandacht niet meer kan vestigen op wat verteld wordt. Dan is het belangrijk om ruimte te krijgen om die boosheid te laten zakken.
Wat is de grootste uitdaging in je werk?
Je gaat constant met jezelf aan de slag. De binnenkant van armoede is mijn expertise. Ik heb in tekort geleefd, maar belangrijker nog zijn de gevoelens die daarbij komen die je aan de buitenkant niet ziet. Schaamte, schuld, vernedering, en bepaalde gewoontes en overtuigingen blijf je meedragen. Ik droeg vroeger geen jas omdat er toen geen budget voor was. Nog steeds zal je mij vaak zonder jas zien, omdat mijn gevoel zegt dat dat een soort van luxe is. Het is moeilijk uit te leggen, maar veel van dat soort ‘gevoelszaken’ zijn de dingen die ervoor zorgen dat je mensen die erin zitten, kan aanvoelen. Zij voelen op hun beurt aan dat je ze echt begrijpt. Dat maakt dat je vaak
heel dicht op je eigen gevoelens zit. De opleiding zorgt ervoor dat je die als tools kan inzetten. Maar het blijft een moeilijk evenwicht om je eigen grenzen te bewaken. Je hebt vaak pas achteraf door wanneer je over een grens bent gegaan. Thema’s waarvan je dacht dat ze een plekje hadden gekregen in je rugzak, die toch nog een behoorlijke kwetsuur blijken te zijn. Dat neemt de opleiding namelijk niet weg. Daarmee geconfronteerd worden kan behoorlijk lastig zijn.
Het kan mij bijvoorbeeld erg triggeren als een luxeprobleem wordt uitvergroot. Er is soms weinig besef van hoe goed we het hebben. Hoewel ik best een grote gunfactor heb en blij ben te zien dat mensen het goed hebben, raakt de armoedekloof me wel. Er is soms een schril contrast in waarden en normen aan de twee kanten. Oordelen zijn soms snel gemaakt. Als er bijvoorbeeld wordt geoordeeld over het slordige huis van een alleenstaande mama, dan probeer ik in alle zachtheid dat vooroordeel te doorprikken door vragen te stellen. “Zou het niet lastig zijn om dingen alleen te moeten dragen, om geen hulp van ouders of schoonouders te hebben?”
Anderzijds wordt er bijvoorbeeld niet altijd genoeg aandacht besteed aan het belang van transparantie bijvoorbeeld. Dat is vaak een basisvoorwaarde voor vertrouwen en dat besef leeft niet altijd voldoende. Ook dat probeer ik in vragen terug te geven. “Hoe zou het voelen als je het idee krijgt dat een deel van een verhaal je niet wordt verteld?”
Is er een verwezenlijking waar je bijzonder trots op bent?
Zonder twijfel mijn opleiding. Die was niet gemakkelijk en weinig mensen slagen erin die te vervolledigen. Daarmee kan ik nu echt iets betekenen voor anderen. Het doet deugd dat te ervaren en zelfs regelmatig te horen. Bij pleegzorg krijg ik bijna dagelijks het gevoel dat ik kleine steentjes heb kunnen verleggen. Het is waardevol om barrières op te heffen. Ik voel me hierdoor ontzettend zinvol. Zowel naar cliënten als collega’s toe. Ik ga liefst thuis bij de mensen op huisbezoek, onbevangen luisteren naar andere verhalen.
Het is ook interessant te mogen nadenken op beleidsniveau. Daar een andere kijk geven op de dingen en out-of-the-box-denken geeft me bijzonder veel energie.
Het is waardevol om barrières op te heffen. Ik voel me hierdoor ontzettend zinvol.
Wat zijn de eigenschappen van een goede OED-medewerker?
Een OED-medewerker moet responsief zijn. Je moet voelsprieten hebben voor non-verbale communicatie, expressie, grimassen, mimiek. Ik voel aan wanneer het niet goed zit. Daarnaast moet je analytisch vermogen hebben, niet alles is wat het lijkt. Je moet empathisch zijn en zeer belangrijk: met een leeg blad kunnen starten! Je hoort vaak zaken over mensen, maar je mag je beeld daar niet op baseren. Iedereen heeft het recht op zijn kijk op het verhaal. Ieder kent zijn eigen waarheid: dat verschil tussen waarheden invullen als “liegen” vind ik ontzettend fout. Iedereen heeft zijn gevoel of waarheid. Je moet ook goed kunnen samenwerken met collega’s, ook al kom je uit een andere leefwereld. Op een verschillende manier een doel benaderen, geeft vooral meer opties om het te bereiken. Je moet feeling hebben voor timing en geduld. Er is een juist moment voor alles, niet alles kan je eender wanneer brengen. Als het gaat om een belangrijk thema, dan keert dat toch terug. Je kan alvast zaadjes planten en op het juiste moment zal je daar toch een bloem uit zien bloeien. En tenslotte moet je geloven dat je mag zijn wie je bent en beseffen dat je trots mag zijn op waar je al bent gekomen.
Leven in armoede Interview
Joost Bonte
Armoede is een thema waar we in pleegzorg vaak mee geconfronteerd worden. Veel ouders hebben het moeilijk om te voorzien in hun basisbehoeften en zijn daardoor erg kwetsbaar. Maar armoede is veel meer dan ‘te weinig geld hebben’. Het heeft invloed op alle levensdomeinen. Joost Bonte zet zich al zijn hele carrière in voor mensen in armoede. Hij is een sociaal werker ‘van de oude stempel’, een gedreven activist die naast mensen gaat staan en tegelijk druk zet op het beleid. Als geen ander kan hij vertellen over de impact die armoede heeft op mensen.
— Tekst: Bernadette Verdonck
Mensen kunnen je onder andere kennen van het programma ‘Zorgen voor mama’ (VRT) waarin je samen met Kristel Verbeke langsgaat bij mama’s die laten zien en voelen wat het betekent om in armoede te leven. Kun je wat meer vertellen over je verdere, professionele levensloop?
“Ik ben een sociaal werker van opleiding maar ik leerde minstens zoveel over het leven en de mens in het café waar ik opgroeide. Horen, zien en zwijgen, dat was het motto. Na enkele jaren werken bij het Masereelfonds heb ik gedurende tien jaar een kruidenierszaak uitgebaat. Daar heb ik veel gezien rond armoede, misschien wel meer dan in het sociaal werk. Mijn vrouw noemde het ‘een sociaal centrum waar ze ook kaas en sla verkopen’. Ik zag kindjes die in de winter sandalen droegen, een mama die iedere dag een fles porto kwam kopen, iemand die op het einde van de maand ‘toevallig’ zijn portefeuille vergeten was en vroeg of hij de volgende keer kon betalen… Na 10 jaar maakte ik de overstap naar de straathoekwerking waar ik 20 jaar lang coördinator was voor Oost- en
West-Vlaanderen. Omwille van een collectief ontslag werd ik vijf jaar geleden ontslagen. Ik wilde nog niet op prepensioen en sindsdien werk ik als inspirator. Ik adviseer beleidsmakers en hulpverleners.”
Je bent door je werk altijd in contact geweest met mensen in kansarmoede. Wat betekent die term precies?
“Kansarmoede is een term die ik nooit gebruik. Als ik dat woord gebruik, krijg ik vaak als weerwoord “ja maar, we hebben ze al zoveel kansen gegeven en ze hebben ze niet genomen.” Ik spreek over armoede. Armoede heeft als definitie een opeenvolging van uitsluitingen waardoor je er plotseling alleen voor staat. Armoede is uitgesloten zijn op een heel aantal terreinen. Het begrip armoede is intussen erg versplinterd geraakt waardoor het vaak niet meer over de kern van de zaak gaat. We hebben het over energiearmoede, voedselarmoede, menstruatiearmoede… waardoor het woord wat uitgehold geraakt is. In wezen is het gevoel van iemand die in armoede leeft ‘ik hoor er niet bij.’
Voor mij zijn er vier pijlers van armoede:
- Huisvesting: een gebrek aan zekerheid in het vinden van een betaalbare woning
- Inkomen: gebrek aan bestaanszekerheid door een onvoldoende hoog inkomen om menswaardig te leven
- Toegankelijkheid: slechte toegankelijkheid tot zorg, diensten en hulpverlening. Mensen in een sociaal-economisch lagere klasse botsen overal op wachtlijsten.
- Ontmoetingsplaatsen: gebrek aan ontmoetingsplaatsen of plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten op een betaalbare, beschermde manier.
Rond deze pijlers moet een beleid gevoerd worden en dat gaat niet over ‘geef mensen voldoende centen’. Het begint daarmee maar als je niets doet aan bijvoorbeeld de huizenmarkt, niets doet aan de wachtlijsten… dan los je armoede niet op.”
Mensen in armoede lijken ook vaak erg geïsoleerd te leven, klopt dat?
“Zeker, ik kan daar een kleine anekdote over vertellen. Ik hoorde vorig jaar een mama tegen haar kind zeggen “en niet te flink zijn op school, hé”. Ik vraag haar om haar uitspraak uit te leggen. Ze antwoordt: “het is een heel lieve, aangename jongen maar als hij veel vriendjes maakt, dan mag hij naar veel verjaardagsfeestjes en moet ik veel cadeautjes kopen. En als hij naar feestjes mag, moet ik die kinderen ook uitnodigen als hij jarig is. Ik zie dan dat die ouders naar een indoor speelpark gaan, naar de cinema of het zwembad. Allemaal zaken die ik niet kan betalen dus het is beter dat hij niet te veel vriendjes maakt.” Mensen in armoede staan er vaak alleen voor en hebben geen sociale relaties meer. Ik heb een groot sociaal netwerk. Ik ben nog nooit naar het Huis van het Kind moeten gaan. Ik babbel met vrienden en familie en zo adviseren we elkaar. We geven elkaar tips en advies zonder dat we dat zo noemen.
De insteek van ‘maak maar dat je geen groot netwerk hebt want dat gaat je veel geld kosten’ leidt tot isolement. Bovendien word je in het contact met anderen ook meer geconfronteerd met je trots, met
je schaamte, zeker als je hulp moet vragen. Als het over financiën gaat, proberen mensen meestal eerst via hun eigen netwerk iets te regelen. Via ouders, een broer, een tante… Mijn kinderen hebben ook aan mij gevraagd of ze wat hulp konden krijgen toen ze een huis wilden kopen. Ik heb ja gezegd, rekening houdend met de mogelijkheden die ik had. Ik heb nooit gezegd ‘betaal het terug’ omdat je dan zo’n voorwaarden stelt ten aanzien van je kinderen. Als het hen niet lukt om terug te betalen, gaan ze je mijden en dat wil je niet. Da’s ook altijd mijn devies geweest naar sociaal werkers: geld lenen aan cliënten doe je niet, ofwel geef je het ofwel hou je het. Als je het leent, zullen ze natuurlijk beloven dat ze het zullen terugbetalen maar dat lukt hen vaak niet en als ze je dan zien komen, dan zijn ze weg. Zo verlies je je eigen contact en geraken mensen geïsoleerd.”
Armoede heeft een uiterlijke kant waardoor het vaak zichtbaar is dat iemand in armoede leeft. Maar wat doet armoede met de ‘binnenkant’ van een mens?
“Voor mij is er één begrip als het over armoede gaat dat al de rest bepaalt en dat is stress. En niet de stress zoals wij die kennen. Iedereen heeft wel eens stress maar bij ons gaat dat over. Armoede is permanente stress. De voortdurende stress om niet te kunnen voorzien in je basisbehoeften of die van je kinderen, wordt enorm onderschat. Je hele lijf staat voortdurend onder spanning, zelfs als je er je niet bewust van bent. Er zijn ook ‘armoedeziektes’ die gelinkt zijn aan deze stress zoals fibromyalgie, chronisch vermoeidheidssyndroom... Als ik stress heb, dan slaat dat op mijn darmen, bij andere mensen op hun rug of schouders maar als je dat laat onderzoeken, vinden ze niets. Fibromyalgie en CVS komen vaak voor bij mensen die in armoede leven. Je moet niet in armoede leven om permanente stress te ervaren, het kan ook door je werk of iets anders komen maar permanente stress maakt ziek, armoede maakt ziek.
Onderzoeken tonen ook aan dat kinderen die opgroeien in armoede deze stress interioriseren en dat dat soms twee generaties ver gaat. Armoede en de stress die daarmee
gepaard gaat, heeft dus invloed op je DNA. Er zijn andere onderzoeken die zeggen dat als je in armoede opgroeit, je IQ 10 à 15 punten lager ligt, dat je 10 à 15 jaar vroeger sterft als je in armoede opgroeit… Een ander, zeer belangrijk aspect, is het zelfbeeld van mensen. Als je lang genoeg tegen iemand zegt “je kunt het niet of je stelt niets voor”, dan gaat die dat ook geloven. En ten slotte is er ook een mentale kwestie: iedere mens in armoede die ik tegengekomen ben, is depressief. Dan zijn televisie en goedkope drank jammer genoeg nog vaak een makkelijke vluchtroute.”
Eén van de vele vooroordelen die heersen over mensen in armoede, is dat ze domme keuzes maken.
“Ja, dat klopt en vaak is dat ook zo maar wanneer maken we domme keuzes? Als we onder stress staan. Het is altijd hetzelfde dat terugkomt, stress is de motor of de rem op een aantal beslissingen. Als je niemand hebt en je staat onder stress en je moet snel beslissen, dan maak je soms domme keuzes. Bij mensen in armoede noem ik dat meestal niet eens een keuze maar een afweging. Mensen in armoede moeten de afweging maken ‘betaal ik de huur of de schoolfactuur?’, ‘ga ik met mijn ziek kind naar de dokter of koop ik een winterjas voor hem?’
Als je niemand hebt en je staat onder stress en je moet snel beslissen, dan maak je soms domme keuzes.
Bovendien maken we ons allemaal wel eens schuldig aan impulsaankopen om ons slecht gevoel af te kopen. Als we het moeilijk hebben, hebben we ook de neiging om dat te compenseren met dingen kopen. Voor sommige is dat chocolade, voor anderen kleren of elektronica. Het is ook niet voor niets dat de solden vallen net nadat we onze eindejaarspremie of vakantiegeld gekregen hebben. We zouden dat geld perfect kunnen sparen maar de meeste mensen trakteren zich dan op iets extra. Als mensen in armoede iets extra kopen wanneer ze net hun uitkering gekregen hebben, wordt dat veroordeeld.”
Maar als wij overbodige aankopen doen, dan worden wij daar niet zo zwaar op afgerekend omdat de impact ervan op ons leven kleiner is.
Als je kinderen komen vragen “mag ik 10 000 of 15 000 euro van je lenen” hebben we ook de reflex om commentaar te hebben en te zeggen “oké maar dan moet je wel niet meer 3 keer op vakantie gaan of dan moet je niet elk jaar een dure gsm kopen.” Ons bemoeien met de uitgaven van anderen, zit in ieder van ons. Bij mensen waar al niet veel is, doen we dat dubbel en dik. Sommige mama’s maken ongelofelijk verstandige keuzes. In mijn gezin vonden we op een gegeven moment dat we onze kinderen gezond moesten leren eten, hun smaakpallet uitbreiden. Witloof, broccoli… Dat heeft moeite gekost, hoor. Het is duur. Je hebt er meer werk aan om het klaar te maken en dan begint het: ‘je moet proeven: een hapje, een schepje’. We eindigen allemaal met de uitspraak dat de kindjes in Afrika zo blij zouden zijn met zo’n bord’. Het zorgt voor spanningen aan tafel of leidt tot grote uitspraken ‘dat ze zonder eten naar bed moeten’. Dan denk ik: ‘Wauw! Die mama’s zijn daar goed in. Ze geven lasagne of spaghetti of frieten met frikandellen. Je weet als moeder dat je kleine gegeten heeft, dat ze met een volle maag gaan slapen, dat je geen strijd hebt moeten voeren en dat je het ook nog goedkoop geregeld hebt’. Kinderen eten veel liever zachte sandwiches dan een gezond 17 granenbrood met harde korsten. En je hebt 10 sandwiches voor 1 euro. Daar wordt dan op neergekeken want dat is niet gezond. Voor die mama’s is het nochtans wél een ‘gezonde’ keuze want ze hebben geen geld verspild, ze hebben een stressvrij moment en hun kindjes hebben genoeg gegeten. Maar iedereen veroordeelt het.”
Ons bemoeien met de uitgaven van anderen, zit in ieder van ons. Als mensen in armoede iets extra kopen wanneer ze net hun uitkering gekregen hebben, wordt dat veroordeeld.
Voor pleegzorgers is het soms ook moeilijk om zich in de leefwereld van sommige ouders in armoede te verplaatsen. Ze begrijpen niet waarom de woning er zo vuil bij ligt terwijl de ouders een hele dag thuis zijn of ze zijn verontwaardigd omdat de ouders hun kind alleen maar cola en chips geven of ze willen dat de ouders een betere invulling aan de bezoeken geven in plaats van de hele dag thuis te zitten.
“Net zoals pleegouders in relatie gaan met hun pleegkind, kunnen ze ook in relatie gaan met de ouders. Als (pleeg)ouder zit je ten aanzien van een kind in een machtspositie. Je kunt zeggen wat wel en niet mag, tegen de ouders kun je dat niet, je hebt daar niets aan te zeggen. Daarom moet je in verbinding gaan met de ouders en vragen: ‘Leg het mij eens uit. Vertel me eens hoe dat zo komt’ in plaats van hen te zeggen ‘je zou het beter zo of zo doen’. Want die mensen hebben dat meestal al zo vaak ervaren. Als pleegouder in relatie gaan met de ouders is iets waar binnen pleegzorg genoeg nadruk op gelegd moet worden. Het oordeel dat mensen in armoede vaak niet werken maar toch hun leven niet op orde krijgen, is veel voorkomend. Ik vraag wel eens aan mijn vrienden en kennissen wanneer ze het meeste moe zijn. Bijna iedereen zegt “de eerste week na mijn vakantie”. Omdat we het andere ritme gewoon zijn. We moeten geen wekker zetten, kunnen rustig ontbijten met de krant, rollen van het ontbijt in de aperitief of kleden ons pas na de middag fatsoenlijk aan. Als we dan terug moeten beginnen werken en terug tegen een hoger tempo moeten leven, dan worden we daar moe van. Dus zeggen dat niets doen energie geeft, klopt niet, integendeel. Je wordt er trager van, je komt in een rustiger ritme en krijgt vaak minder gedaan op een dag. Eens we weer in de structuur van het werken zitten en alles veel meer afgemeten en snel moet gebeuren, zijn we actiever. Als je al jaren niet werkt, om welke reden ook, dan is het heel moeilijk om opnieuw tegen een hoger tempo te leven of te gaan werken.”
Soms geven pleegkinderen zelf aan dat ze het moeilijk hebben met de bezoeken bij hun ouders
Ze vinden het moeilijk om in twee verschillende werelden te moeten bewegen. Ze voelen zich vervreemden, voelen zich niet meer op hun gemak. Als pleegzorger is het niet makkelijk om je pleegkind te blijven motiveren. Als de weerstand te groot wordt, vragen pleegzorgers soms om de bezoeken op te schorten.
“In dat geval zie ik vooral een rol weggelegd voor de pleegzorgbegeleider. Die moet in gesprek gaan met alle partijen. Je gaat in gesprek met het pleegkind om te achterhalen wat hem tegensteekt. Wat zou hij wel willen en hoe kunnen zijn ouders daar een antwoord op bieden? Aan de pleegouders kun je vragen wat de signalen zijn, aan wat ze merken dat hun pleegkind niet graag meer op bezoek gaat bij de ouders. Dan ga je het gesprek aan met de ouders. Je vertelt ze dat je hun kind gezien hebt en dat ter sprake kwam dat hun kind niet graag meer op bezoek komt. Welke aanpassingen kunnen we doen dat het wél terug graag komt? En het kan zijn dat ze kwaad worden maar dat is dan ook zo.
Pleegkinderen zitten van jongs af aan in een spagaat tussen twee werelden. Dat mogen we niet onderschatten.
Pleegkinderen zitten van jongs af aan in een spagaat tussen twee werelden. Dat mogen we niet onderschatten. Kinderen die bij hun ouders in armoede wonen, zijn vaak al dertien, veertien jaar wanneer ze beseffen dat het bij hen thuis toch anders is dan bij anderen. Een pleegkind heeft dat veel sneller door en het is erg uitdagend om die twee werelden te verenigen. Daarin kunnen pleegouders een belangrijke rol spelen. Ze moeten relationeel blijven kijken, zich afvragen wat daar allemaal speelt. Ze moeten geen professionele opvoeders zijn maar wel beseffen dat we allemaal afhankelijk zijn van elkaar. Het begint allemaal met in communicatie gaan met elkaar op een manier waardoor de ander kan vertellen hoe het voor hem is, of dat nu om je pleegkind of zijn ouders gaat.”
‘Lies’
Hallo, ik ben Lies (45). Ik ben getrouwd met Gert (47) en samen runnen we, naast een eigen zaak, ook nog een gezin met 4 kinderen: Marie (20), Jef (17), Josefien (14) en L. (10)*. 13 jaar geleden waagden we de sprong als pleeggezin. We begonnen als crisisgezin maar sinds 10 jaar verblijft ons pleegzoontje L. bij ons. De gezellige chaos en onvermijdelijke drukte in ons gezin zijn een bron van inspiratie voor mijn blog ‘Leef lach Lies’ (www.leeflachlies.com).
“Mama, mogen we een ijsje?”
We zijn op uitstap en het is warm. Daar hoort een ijsje bij. Ze hebben nog zo flink hun bord leeggegeten in het restaurant daarnet. Ik moest wel even slikken toen ik de rekening moest betalen. Dit wordt een duur dagje. Deze gedachte flitste even door mijn hoofd. We zijn in de dierentuin. We hebben geen abonnement meer, dus we betaalden de volle pot. Maar ach, voor die ene keer dat we nog eens gaan en ook de oudste kinderen vinden het fijn om er nog eens te komen. En straks passeren we nog langs de shop en krijgen die schatjes van ons een leuk souvenirtje. Zo’n uitstapje kost ons gezin een fortuin, maar we moeten er geen boterham minder voor eten.
We gaan minstens twee keer per jaar op vakantie naar het buitenland. Daar komen nog enkele ‘weekendjes weg’ bij. Een paar concertjes meepikken, een festivalletje, de cinema, ... Noem maar op. Het kan niet op. We hoeven er niet flauw over te doen al zijn we ons ervan bewust dat het lang niet voor iedereen zo is. Bovendien hoeven we niet eens lang te zoeken om gezinnen te vinden waar uitstapjes e.d. geen evidentie zijn. Wanneer je maandelijks amper rondkomt en zelfs naar de supermarkt gaan niet altijd een evidentie is, zijn reizen en uitstapjes maken geen prioriteit, maar pure luxe.
Ik kan het me niet voorstellen om je kinderen bepaalde dingen niet te kunnen geven. Om keuzes te moeten maken, omdat het geld bijna op is en de maand nog lang niet voorbij. Of wanneer je net rondkomt, maar er niks mag mislopen. Iemand wordt ziek of de school komt met een onverwachte extra rekening.
Ik kan het me niet voorstellen. Hoewel ... Toen ik 16 jaar was gingen mijn ouders uit elkaar wat voor beiden een financiële kater betekende. Mijn zus en ik hebben er niet veel van gemerkt, maar ze hebben zich daarvoor wel kapot gewerkt. Zowel mijn moeder als vader werkten toen extra shiften en combineerden daarbovenop verschillende jobs om toch maar rond te komen. De jaarlijkse vakantie in de zomer viel weg, maar voor de rest zijn ze erin geslaagd de gevolgen voor hun twee dochters te beperken. Destijds was ik me er niet ten volle van bewust, maar nu ik zelf moeder ben, besef ik des te meer hoeveel ze zelf hebben moeten laten om hun kinderen zo weinig mogelijk te moeten ontzeggen. Daar kan ik alleen maar bewondering en respect voor voelen en dit niet alleen voor mijn eigen ouders, maar voor alle andere mensen die om welke reden dan ook in hetzelfde schuitje terechtkomen.
Ik kom nog iedere dag bij mijn
mama en papa langs. Ik kan me geen leven zonder hen voorstellen.
In het gezin van Ingrid en Twan is het altijd een zoete inval geweest. Naast de drie eigen kinderen was er altijd plaats voor kinderen die even of langere tijd een veilige thuis nodig hadden. Wanneer Ingrid de optelsom maakt, komt ze al snel uit bij meer dan tien kinderen. Een van hen is Emily. Zij stuurde Kleurrijk een mooi bericht met de vraag om haar pleegmama te bedanken voor alles wat zij gedaan heeft en nog doet.
— Tekst: Bernadette Verdonck —
Zo’n dertig jaar geleden was Ingrid onthaalmoeder van Shaun, de broer van Emily die jammer genoeg overleed toen hij twee jaar was. Toen Emily geboren werd, kwam ook zij regelmatig bij Ingrid. Ze overnachtte er wel eens wanneer haar mama haar vergat op te halen. “Op een zekere dag, Emily was enkele maanden oud, kreeg ik bericht van de rechtbank dat Emily aan mij toegewezen was”, herinnert Ingrid zich. “Het is mij nooit echt gevraagd of ik dat wilde doen, het was meer een mededeling. Ik ben Emily dan
Ken jij ook iemand die een pluim verdient voor een bijzondere bijdrage aan een pleegzorgverhaal? Vertel ons wie en waarom je die persoon wil nomineren voor de pluim en stuur je nominatie naar Kleurrijk@pleegzorgvlaanderen.be
gaan halen en ze is nooit meer weggegaan. Enkele maanden later kregen we de vraag om Yentel op te vangen, een jongen met een beperking. Ook daar hebben we zonder veel nadenken ja op geantwoord.”
Emily: “Yentel en ik zijn echt opgegroeid als broer en zus. Wij zijn de twee pleegkinderen die hier het langste gewoond hebben, Yentel woont hier nu trouwens nog altijd omdat hij, omwille van zijn handicap, niet alleen kan wonen.” Naast Emily en Yentel kwamen er in de jaren die volgden nog verschillende kinderen in crisisopvang. Sommigen bleven maar heel kort, anderen enkele jaren.
En hoe reageerden de kinderen van Ingrid op al die pleegkindjes?
“Zij waren al groter toen Emily hier kwam, de twee oudsten waren al twintigers, de jongste ongeveer dertien. Ze hebben er eigenlijk nooit echt bij stilgestaan, voor hen was het prima. Het heeft nooit voor spanningen gezorgd, behalve die ene keer misschien toen we een jongen opvingen die als puber dreigend en moeilijk gedrag vertoonde. We zijn ver gegaan om hem toch hier in huis te kunnen houden maar de agressie werd
extremer waardoor we uiteindelijk niet anders konden dan vragen aan de pleegzorgdienst om een andere plek voor hem te zoeken. Dat was heel moeilijk want we wisten dat het eigenlijk een goeie jongen was die te veel meegemaakt had. Maar het was niet meer veilig voor de andere kinderen.”
Emily is intussen een gelukkige, volwassen vrouw van dertig jaar en ze blikt met veel warmte en liefde terug op haar kindertijd. “Mama is er altijd voor mij geweest, voor mij is ze niet mijn pleegmama maar een echte mama. Ze was best streng maar ik wist dat, als ik van haar iets niet mocht, ik naar papa kon gaan want van hem mocht het meestal wél. (Lacht) Papa is niet zo’n prater en moeide zich niet zo met de opvoeding maar hij heeft ons altijd gesteund en was er voor ons. Ik ben met heel veel liefde opgevoed en zo wil ik het ook doen met mijn eigen kindjes Yassin en Amina. We zijn niet gespaard gebleven van verdriet. Naast mijn broer ben ik drie jaar geleden heel onverwacht mijn oudste dochtertje Lilya verloren. Ze was nog maar twee en een half jaar. Dat zijn grote, ingrijpende gebeurtenissen waar we nog altijd veel verdriet over hebben maar tegelijk verbindt het ons ook. We zijn een grote, hechte familie en ik ben zo dankbaar dat ik in dit gezin terecht gekomen ben.”
Pleegzorg als buffer tegen kansarmoede?
In 2023 groeide 12,1% van de kinderen in Vlaanderen tussen de leeftijd van 0 en 3 in kansarmoede op. In Brussel betrof het zelfs 22,1% (1). Daarmee voldeden zij aan minstens drie van de volgende criteria: 1) het gezinsinkomen is te laag; 2) de ouders zijn onvoldoende opgeleid; 3) de arbeidssituatie van de ouders is precair; 4) de kwaliteit van de huisvesting is ondermaats; 5) de gezondheid van het kind is slecht; 6) het kind wordt te weinig gestimuleerd (2). Kansarmoede kan soms leiden tot verwaarlozing of zelfs mishandeling, en zo uiteindelijk aanleiding geven tot een plaatsing in perspectiefbiedende pleegzorg (3). Omgekeerd rijst de vraag of een plaatsing in perspectiefpleegzorg een kind de kansen biedt om uit de kansarmoede te geraken. In dit artikel worden voornoemde criteria beoordeeld in het licht van de gewijzigde gezinssituatie.
— Auteur: Matthias De Coster, Kenniscentrum Pleegzorg —
Het gezinsinkomen en het opleidingsniveau van de pleegzorger
Laaggeschooldheid voorspelt in grote mate het gezinsinkomen (4). Daar houdt de begeleidende dienst voor pleegzorg rekening mee bij het beoordelen van de draagkracht van een pleeggezin (5). Een laag gezinsinkomen alleen vormt evenwel geen uitsluitingscriterium voor het opvangen van een pleegkind in perspectiefbiedende pleegzorg. Anderzijds ontstaan sommige sociale rechten net door een bepaalde inkomensgrens niet te overschrijden (zie verder). Voor een pleegzorger in perspectiefbiedende pleegzorg ontstaat een vermindering van de personenbelasting, of ze breidt uit als bij de pleegzorger voordien al één of meerdere (pleeg)kind(eren) inwoonden. Het pleegkind wordt met andere woorden fiscaal ten laste van de pleegzorger. Die vaststelling gebeurt volgens de informatie uit het attest van gezinssamenstelling op datum van 1 januari van het aanslagjaar (6).
De arbeidssituatie van de pleegzorger
Naar analogie met het moederschaps- en geboorteverlof van de ouder(s), heeft een pleegzorger recht op pleegouderverlof indien het van bij aanvang duidelijk is dat
de plaatsing minstens zes maanden zal duren (7). Het doel hiervan is vertrouwd te geraken aan de nieuwe gezinssituatie. Toch deed tot voor kort enkel de geboorte van een kind het recht op vier maanden ouderschapsverlof ontstaan, dat door de ouder(s) kon worden opgenomen tot hun kind de leeftijd van twaalf bereikt had (8). Hoewel iemands arbeidssituatie niet te reduceren valt tot verlofrechten, vormen deze een stimulans tot het verbeteren van andere kansarmoedecriteria als de gezondheid of het stimulatieniveau van een kind. Recent kwam de federale regering eindelijk overeen om ook pleegzorgers het recht op ouderschapsverlof toe te kennen, onder dezelfde voorwaarde als het pleegouderverlof (9).
De kwaliteit van de huisvesting van de pleegzorger
Net als met het gezinsinkomen, kan de begeleidende dienst voor pleegzorg rekening houden met de kwaliteit van de huisvesting om de draagkracht van een pleeggezin in te schatten. Het recht op een sociale huurwoning is inkomensafhankelijk. Voor een pleeggezin dat net boven de inkomensgrens zit, kan een plaatsing in perspectiefbiedende pleegzorg hier aanleiding toe geven. De inkomensgrens verhoogt immers als gevolg van het fiscaal
ten laste worden van een pleegkind (10) Daarmee is veilig, gezond en kwaliteitsvol wonen gegarandeerd (11). Een meer kwaliteitsvolle woning betekent evenwel een verhoging van de belastingdruk. Een pleegzorger heeft dan weer recht op een vermindering van de onroerende voorheffing zodra twee voor de gezinsbijslag in aanmerking komende (pleeg)kinderen inwonen. Die vaststelling gebeurt volgens de informatie uit het bevolkingsregister op datum van 1 januari (12).
Het stimulatieniveau van het kind
Het engagement van een pleegzorger houdt naast de opvang ook het stimuleren van de opleidingsgraad van een pleegkind in (13). De jaarlijkse schooltoeslag waarop een kind in kansarmoede recht heeft, eindigt in perspectiefpleegzorg als het pleeggezin een bepaalde inkomensgrens overschrijdt. Op die regel wordt een uitzondering gemaakt ingeval het pleegkind op 31 augustus voorafgaand aan het schooljaar in kwestie langer dan een onafgebroken periode van één jaar bij de pleegzorger inwoont. Bovendien komt maandelijks een gezinsbijslag toe aan de pleegzorger en in perspectiefbiedende pleegzorg ook een pleegzorgtoeslag. Al
die maatregelen zijn erop gericht de opvoeding van het pleegkind te ondersteunen (14).
De gezondheid van het kind
Bij een plaatsing in perspectiefbiedende pleegzorg moet een pleegzorger het inwonen van een pleegkind aangeven bij het gemeentebestuur (15). Is de ziekteverzekeringsinstelling van de pleegzorger daarvan op de hoogte, dan dekt ze de kosten van zorgkundige verstrekkingen aan het pleegkind (16). De verhoogde tegemoetkoming waarvan de ouder(s) in kansarmoede konden genieten, zal niet langer gelden vanaf het overschrijden van een bepaalde inkomensgrens. Dekt de ziekteverzekering van de pleegzorger de kosten niet of slechts gedeeltelijk (bijvoorbeeld omdat de zorgkundige verstrekkingen van esthetische aard zijn) (17), dan kan eventueel nog een tegemoetkoming worden gevraagd bij de begeleidende dienst voor pleegzorg (18).
Conclusie
Hoewel kansarmoede geen directe aanleiding vormt tot een plaatsing in perspectiefpleegzorg, zal er bij het bepalen van een perspec-
tief voor een pleegkind rekening mee worden gehouden. Omdat eruit geraken moeilijk is (19), is perspectiefbiedende pleegzorg vaak aangewezen. Dat betekent een permanente wijziging van de gezinssituatie. In dat opzicht kan de aanwezigheid van kansarmoede in het leven van een kind worden gerevalueerd. Ouders in kansarmoede verliezen als gevolg van een plaatsing in perspectiefpleegzorg alle inkomensafhankelijke financiele steun ter bevordering van het welzijn van hun kind. De opvoeding komt dan ook bij een pleegzorger te liggen. Ongeacht het gezinsinkomen geniet het pleeggezin daartoe de gezinsbijslag en een verlaagde belastingdruk. Pleegzorg is daarmee onbetwist een jeugdhulpverleningsmaatregel en geen maatregel tot maatschappelijke integratie van de ouder(s). Opmerkelijk maakte de wetgever het toekennen van de schooltoeslag aan een pleegzorger onvoorwaardelijk aan het gezinsinkomen. Via de recente gunst van het ouderschapsverlof werd het pakket aan sociale rechten een stukje verder aangevuld. Indirect kan pleegzorg voor een pleegkind dus worden beschouwd als een buffer tegen kansarmoede.
Bronnen
(1) Opgroeien (z.d.). Gezinsinkomen en (kans)armoede: cijfers op maat [Dataset]. https://www.opgroeien.be/kennis/cijfers-en-onderzoek/gezinsinkomen-en-kansarmoede/cijfers-op-maat#toc-lokaal-dashboard-kinderen-in-kansarmoede-en-kinderen-met-recht-op-toeslagen-en-tegemoetkomingen (2) Opgroeien (2024, 28 juni). Kansarmoede jonge kinderen in Vlaanderen licht gedaald in 2023. https:// pers.opgroeien.be/kansarmoede-jonge-kinderen-in-vlaanderen-licht-gedaald-in-2023 (3) Dvalishvili, D., Jonson-Reid, M., & Drake, B. (2024). Childhood poverty and foster care placement: Implications for practice and policy. Child Abuse and Negelect, 154, Article 106926. (4) Blanden, J., & Gregg, P. (2004). Family income and educational attainment: A review of approaches and evidence for Britain. Oxford Review of Economic Policy, 20(2), 245–263, https://doi. org/10.1093/oxrep/grh014 (5) art. 14, §2, lid 1, 2° Decreet houdende de organisatie van pleegzorg (6) art. 2, §1, 4°; art. 132, 1°-5°; art. 136, 1° Wetboek van de inkomstenbelastingen (7) art. 30, §2, lid 1, lid 2; art. 30, §1, lid 1 Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten (8) art. 2, §1; art. 3, §1 Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan (9) De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (2025, 5 juni). Ouderschapsverlof voor pleegouders. https:// www.rva.be/nieuws/2025/06/05/ouderschapsverlof-voor-pleegouders (10) Vlaams Woningsfonds (z.d.). Maximum inkomensgrenzen 2025. https://www.vlaamswoningfonds. be/maximum-inkomensgrenzen-2025 (11) art. 3.1, §1 Vlaamse Codex Wonen van 2021 (12) art. 2.1.3.0.1.; art. 2.1.5.0.1, §1, 2°, lid 1 Vlaamse Codex Fiscaliteit (13) Buehler, C., Rhodes, K. W., Orme, J. G., & Cuddeback, G. (2006). The potential for successful family foster care: conceptualizing competency domains for foster parents. Child Welfare, 85(3), 523-558. (14) art. 3, §1, 19°; art. 13; art. 17, lid 1; art. 24, lid 1; art. 37, lid 2, lid 3; art. 59, §2, lid 1; art. 65, §5, lid 4; art. 67, lid 1; art. 69, §1 Decreet tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid (15) art. 7, §3 Koninklijk besluit betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister (16) art. 123, lid 1, 3., f), lid 2 Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (17) art. 34, lid 2; art. 37, §19 Gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (18) art. 17 Decreet houdende de organisatie van pleegzorg (19) Kompano Kennisplatform (z.d.). Theorie rond kansarmoede. https://wiki.kompano.org/theorie-rond-kansarmoede/ https://www.jeugdrecht.be/search/artikel/op-welk-soort-verlof-heeft-een-pleegouder-recht https://www.jeugdrecht.be/search/artikel/onbekwaamheid-van-minderjarige-patienten en https:// www.jeugdrecht.be/node/75
Franky Dautzenberg en Lieve Maesmans werken als interprovinciale methodiekondersteuners voor de inzet van ervaringsdeskundigeid armoede en sociale uitsluiting voor Pleegzorg in Vlaanderen. Maar wat houdt hun job in? Welke belangrijke verwezenlijkingen hebben ze al bereikt? En wat is het belang van de OED in pleegzorg? In dit artikel geven ze een antwoord.
—
Tekst: Lynn Bringmans —
OED staat voor Opgeleide Ervaringsdeskundige, maar wat houdt dat precies in?
Franky: “Als OED moet je op verschillende niveaus een rol kunnen spelen. Zowel individueel, als op cliënt-, team- en organisatieniveau. Je maakt de vertaling van wat een situatie net betekent. Zo leg je blinde vlekken van bijvoorbeeld begeleiders bloot, omdat je uit ervaring kan zien wat een situatie betekent voor iemand. De opgeleide ervaringsdeskundigen binnen pleegzorg volgden daarvoor ook een vierjarige opleiding.”
De OED is belangrijk om het onzichtbare zichtbaar te maken
Wat is het belang van de OED in pleegzorg?
Lieve: “De OED is belangrijk om het onzichtbare zichtbaar te helpen maken. Dat gaat meestal over de beleving van leven in armoede en de effecten daarvan op iemand. De OED is heel goed in dat duidelijk te maken. Hierdoor wordt je blik ruimer om samen te kijken naar een situatie en een gepastere oplossing te vinden. Elke provincie heeft daarom een of meerdere OED’s en een methodiekondersteuner in dienst.”
“Belangrijk daarbij is dat we vertrek-
ken vanuit de rechtenbenadering. We kijken welke rechten niet gerealiseerd zijn, maar wel een effect hebben op de pleegzorgsituatie.”
Franky: “Een voorbeeld van zo’n situatie is een vader die op een begeleid bezoek aankomt en zegt ‘ik ben hier nu wel geraakt, maar ik heb zwartgereden op de bus.’ Doordat hij zijn verhaal bij de OED kan doen, kan je door de juiste ondersteuning te bieden de vader helpen om een busabonnement te verkrijgen.”
Lieve: “In dit voorbeeld komt de vader met ontzettend veel stress
naar het bezoekmoment, terwijl hij recht heeft op een busabonnement. Door hem te helpen, zorgen we mee voor het belang van het kind, aangezien de stress van de vader daalt en het bezoek aangenamer verloopt. We zien dat niet altijd, maar we kunnen wel leren om anders te kijken naar situaties.”
Franky: “We kunnen ook niet altijd alle rechten kennen, maar in zo’n situatie komt een gevoel van sociaal onrecht bovendrijven bij mij als ervaringsdeskundige. Vanuit dat gevoel vertrek ik dan om te onderzoeken of de situatie wel klopt. Het is een reflex die best bij iedereen vooropgesteld zou zijn.”
Jullie werken als interprovinciaal ondersteunersduo voor de werking OED. Wat betekent dat precies?
Lieve: “Het is onze taak om per dienst mee te gaan kijken op welke manier ervaringsdeskundigheid en het duo OED en methodiekondersteuner ingezet kan worden. We kijken daarbij ook op welke manier specifieke deskundigheid verbonden kan worden aan theoretische kennis en deskundigheid die al aanwezig is.”
“Daarnaast brengen we alle duo’s uit de provincies samen om gezamenlijke dingen te ontwikkelen, zoals materialen, standpunten…
We denken samen na, versterken elkaar en hebben ook intervisie om van elkaar te leren. Op die overlegmomenten bekijken we wat we kunnen betekenen vanuit onze ervaringsdeskundigheid voor pleegzorg.”
Franky: “Vanuit onze functie kunnen we ook breder structureel nadenken. In de provincie ben je beperkt tot de organisatie zelf en bots je soms tegen structurele problemen, maar die kan je niet aanraken. Het is fijn om daarmee bezig te kunnen mogen zijn. Dat straalt op alle afdelingen af.”
Lieve: “We overleggen daarvoor ook met de inhoudelijke directeurs, zodat alles afgestemd wordt op het geheel.”
In het begin van dit interview gaven jullie aan dat je als OED op verschillende niveaus een rol moet kunnen spelen, op welke manier bedoelen jullie dan?
Lieve: “Vaak is het belangrijk dat we de brug kunnen maken, zowel naar ouders, als pleegzorgers als begeleiders. Ook pleeggezinnen kunnen leren om vanuit een andere bril naar de situatie te kijken, om zo nog beter te kunnen begrijpen waarom het pleegkind bepaald gedrag stelt. De OED kan samen met het pleeggezin nadenken over hoe ze de situatie op een andere manier kunnen aanpakken en welke krachten ze kunnen halen uit de situatie.”
Franky: “Op het niveau van de dienst zelf signaleren we blinde vlekken om de werking van pleegzorg nog beter af te stemmen op kansarme kinderen en gezinnen.”
Op welke grote verwezenlijkingen die jullie al bereikt hebben zijn jullie trots?
Lieve: “De gedragen visietekst rond kansarmoede en pleegzorg. Die tekst is door alle provincies samen ontwikkeld en goedgekeurd door de directie. Vanuit de visie is ook een tekst opgesteld voor begeleiders om rond kansarmoede aan de slag te gaan.”
“Daarnaast ben ik enorm trots op het feit dat de medewerkers uit elke provincie ‘de Kansendans’, een vorming over (kans)armoede, krijgen. We voelen dat begeleiders soms vastlopen op het thema kansarmoede omdat ze te weinig zicht hebben op hun eigen blinde vlekken. Ze blijven dan hangen in een gevoel van machteloosheid, maar door de vorming willen we begeleiders versterken om de situatie op een andere manier te benaderen en met de situatie om te gaan.”
Franky: “Persoonlijk ben ik trots dat we op vijf jaar tijd meer openheid hebben kunnen creëren tussen de verschillende provinciale afdelingen. Daardoor kunnen projecten zoals de visietekst en ‘de Kansendans’ ook ontstaan. We werken meer samen en durven ook kijken naar elkaar. Vijf jaar geleden zag ik grotere verschillen, nu zijn er meer gelijkenissen.”
Lieve: “Het belangrijkste is dat het thema een plek heeft gekregen binnen pleegzorg. Dat wil niet zeggen dat voorheen kansarmoede geen thema was binnen pleegzorg, maar de bril om er op een andere manier naar te kijken bestond nog niet.”
We werken meer samen en durven ook kijken naar elkaar. Vijf jaar geleden zag ik grotere verschillen, nu zijn er meer gelijkenissen
Lieve: “Daarnaast zijn we er ook voor begeleiders. De consultfunctie wordt groter. Dat wil zeggen dat begeleiders vaker advies vragen aan de OED om met een andere blik naar de situatie te kijken en zo een oplossing te kunnen creëren.”
Franky: “Als OED krijgen we ook tijd om op een outreachende manier te werk gaan. Begeleiders hebben vaak niet de tijd om een situatie vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. Wij hebben die tijd wel en kunnen preventief iets betekenen in een dossier.”
Dat zijn mooie verwezenlijkingen! Wat hopen jullie nog te bereiken in de toekomst?
Franky: “Het ultieme doel zou zijn dat wij overbodig zijn in de boodschap die wij verkondigen. En daarmee bedoel ik niet enkel Lieve en mezelf, maar de hele OED-werking.”
Lieve: “Dat is inderdaad het ultieme doel. Dat de deskundigheid inderdaad zo gegroeid is bij de medewerkers, dat wij overbodig zijn.”
Franky: “En dat armoede en uitsluiting niet meer bestaan, dat zou heel mooi zijn.”
De kans op een kans
Acht jaar na mijn eerste contact met pleegzorg, ben ik via een interprovinciale dialoogdag en de ervaringsdeskundige die ik daar ontmoette, in de oudergroep terecht gekomen. Dat is een keerpunt geweest in mijn mogelijkheden rond het verwerken van en omgaan met de pleegzorgsituatie waar ik in zit.
Tot dan voelde ik me alleen in “mijn dossier”: pleegzorg overkwam me en ik zat vast in een situatie waar ik zelf niet voor gekozen had én waar ik nauwelijks zicht op had. Natuurlijk was er mijn pleegzorgbegeleider; de enige persoon in mijn leven die pleegzorg vertegenwoordigde. De persoon die ook mijn kind en de pleegouders geregeld spreekt en ziet, maar geen verbinding lijkt te mogen maken tussen mijn kind en mij. De weinige huisbezoeken van mijn pleegzorgbegeleider droegen niet bij aan meer inzicht in mijn situatie, noch brachten ze me dichter bij mijn dochter.
Na acht jaar kwam langzaam maar zeker ook het besef dat mijn dochter nooit meer terug bij mij zou komen wonen. Pas na acht jaar. Al die tijd heb ik willen geloven dat die kans er wél in zat. Als het maar goed genoeg gaat in mijn leven en pleegzorg ziet dat, dan krijg ik toch wel die kans?
Bijna alle ouders die ik binnen pleegzorg heb ontmoet, zijn bezig met die kans. De kans op terugkeer: je kindje dat terug naar huis mag komen. Wat maakt de kans op terugkeer zo klein? Wat zou de kans op terugkeer kunnen bevorderen? Jarenlang heb ik het gebrek aan die kans bij mezelf gezocht. Het zal wel aan mij liggen dat mijn dochter zich niet meer thuis kan voelen bij mij. Maar de kans op terugkeer was klein om nog zoveel andere redenen die ik zelf niet kon zien.
Een voorbeeld daarvan is het moment waarop ik een sociale woning kreeg toegewezen. Het aantal slaapkamers van die woning was berekend op het aantal kinderen dat bij mij woonde. Bijgevolg was er geen slaapkamer voor mijn oudste dochter die niet bij mij maar in een pleeggezin woonde. Doordat er geen slaapkamer voor haar was, nam niet alleen de kans op terugkeer naar huis af, ook de kans op overnachtingen nam af. Het meest tragische is dat ik me nog goed kan herinneren hoe blij mijn dochter was toen ze hoorde dat ik ging verhuizen. Ze was heel enthousiast over ‘ons nieuwe huis’. Even goed herinner ik me nog dat ze voor het eerst kwam kijken en vroeg: “Waar is mijn slaapkamer?” Met een gebroken
hart probeerde ik haar uit te leggen dat er eigenlijk een slaapkamer te kort was en dat ik daarom de kamer van haar broer zou inrichten voor haar en haar broertje. Ik zag de teleurstelling in haar ogen en voel me tot op de dag van vandaag gefaald in dat opzicht. Ook al weet ik dat de sociale woonmaatschappij geen rekening wil houden met een kind in pleegzorg, voor mijn dochter zal het lijken alsof ik haar niet heb meegerekend.
Haar bed heeft jaren in de slaapkamer van mijn zoontje gestaan. Leeg. Het lege bed deed ons allemaal veel pijn. Uiteindelijk heb ik het bed weggehaald. Ook dat deed en doet pijn.
Kansen hebben vaak met heel tastbare zaken te maken. Kansen niet kunnen creëren, heeft ook met een gebrek aan middelen te maken. Maar wat in mijn ogen vooral van essentieel belang is, gaat over hoe je iemand bewust kan maken van de situatie waar die in zit en welke kansen er omwille van die situatie wel of niet aanwezig zijn.
Dat bewustzijn is er bij mij pas gekomen toen het te laat was om kansen te creëren voor mijn dochter en mij. Pas toen ik andere ouders ontmoette binnen pleegzorg kreeg ik door naar hen te luisteren meer inzicht in mijn eigen situatie.
Wat me nog meer duidelijkheid en inzicht heeft gebracht, zijn de gesprekken met de ervaringsdeskundige in kansarmoede en sociale uitsluiting. Het was bevrijdend om na jarenlang zoeken, eindelijk zicht te krijgen op de kansarme situatie waarin ik verwikkeld ben geraakt.
Hoe beter ik mijn omstandigheden kan begrijpen, hoe groter de kans op een kans. Een kans op verandering. Een kans op waardering. Een kans op hereniging. Een kans voor een moeder en een kans voor een kind. Een kans die pas bestaat wanneer die eerst gezien kan worden.