

We hebben verbinding met anderen nodig om onze stress te hanteren
Beste lezers,
Deze editie focust op ‘netwerk’. Omdat we het belang ervan niet sterk genoeg kunnen benadrukken.
“Kinderen opvoeden is teamwork. In je eentje kan je dat niet. Als het nu over je eigen kinderen of pleegkinderen gaat” titelen pleegmoeder Jolene en haar moeder Jacqueline in hun moedig interview. “Na de komst van onze pleegzoon wou ik niemand lastigvallen met ons engagement”, blikt Lies terug. “Als ik het kon overdoen, zou ik niet veel veranderen, maar ik zou wel van in het begin onze families en beste vrienden meer betrekken bij het pleegzorgverhaal”.
In dit nummer valt mij op dat ‘hechting’ heel vaak als onderliggend thema aan bod komt… Zowel ‘hechting’ als ‘netwerk’, maar ik zou durven wedden: hechting nog net iets vaker.
Op de boekenbeurs, recent omgedoopt tot Boektopia, volgde ik eind 2024 de boeiende sessie van stress-experte Marie-Anne Vanderhasselt. Als wetenschapper kan ze goed uitleggen waarom we verbinding met anderen nodig hebben om onze stress te hanteren. Ik lees nu in deze Kleurrijk dat ze ook al een boek schreef ‘Ouders onder hoogspanning’, rond de stress in het ouderschap! Dubbele reden dus om het hoofdinterview te lezen als opstap naar een stress-verlagende zomerperiode… “Wat wij doen is niet meer dan normaal”, zegt de schooldirecteur die deze keer de Pleegzorgpluim kreeg. In het besef dat niet alleen de vele pleegzorgers onder jullie wél meer doen dan normaal, maar samen met jullie veel van jullie netwerkcontacten, graag volgende oproep en wens naar elk van jullie: nodig op een mooie zomerdag iemand belangrijks uit jullie netwerk ‘zomaar’ een namiddag of avond uit! Expliciet als dank voor hun steun én tegelijk om jullie stress te reguleren door verbinding.
Zomergroet,
Nathalie Dessein, Algemeen Directeur Pleegzorg West-Vlaanderen
P.S.: Vergeet onze jaarlijkse ‘pretparkdag’ in Bellewaerde niet op de kalender te zetten!
Achtergrondartikel We hebben verbinding met anderen nodig om stress te hanteren
Juridisch advies Vraag het aan Jeugdrecht.be
Interview Wij zijn nodig en daar ben ik trots op
Stem van de ouder Onafscheidelijk
Kleurrijk! verschijnt vier maal per jaar en is een uitgave van Pleegzorg Vlaanderen vzw en de vijf provinciale diensten voor pleegzorg.
Redactie: Nelle Devisscher, Lynn Bringmans, Fara De Smet, Tinne De Smet, Sien Geerkens, Karina Van Belle, Bernadette Verdonck
Verantwoordelijke uitgever: Pleegzorg Vlaanderen vzw De Karthuis, Tervuursevest 242C, 3000 Leuven BE0537.432.161 / RPR Leuven 016/23 97 75 www.pleegzorg.be info@pleegzorgvlaanderen.be
Vormgeving: www.dsigngraphics.be
Kleurrijk wordt gedrukt op X-per papier, gemaakt met FSC®-gecertificeerde ECF-pulp
Midden april ging de voorstelling ‘Schemerland’ in première. De voorstelling brengt in kaart hoe het vinden van een thuis soms een leven lang kan duren. Het stuk gaat over het recht om vele moeders en vaders te hebben, het onrecht om ze niet te mogen zien wanneer je wil en de zoektocht om erkend en herkend te worden in wie je bent en wat je kan betekenen.
Het theaterstuk kwam tot stand in samenwerking met Pleegzorg Oost-Vlaanderen en creatiehuis de Kopergietery. Pleegjongeren en atelierjongeren van Kopergietery kregen de kans om hun authentieke verhalen naar het podium te vertalen, begeleid door theatermaakster Axelle Verkempinck & pleegzorgbegeleidster Karla Haezebrouck.
Op 23 oktober 2025 krijgen pleeggezinnen van Pleegzorg Oost-Vlaanderen de kans om ’s avonds de voorstelling te bekijken. Communicatie hierover volgt.
Op woensdag 26 november vindt het grote pleegzorgfeest voor pleegkinderen, pleeggasten, ouders en pleegzorgers uit Limburg plaats.
Het feest gaat door in Explorijck in Bilzen van 14 uur tot 20 uur. Er zullen leuke en spannende activiteiten zijn voor jong en oud. Zijn jullie er bij? Zet deze datum alvast in jullie agenda, de uitnodiging volgt later.
Op 29 maart vond in Leuven een gezellige ouder-kinddag plaats voor ouders die begeleid worden door onze afdelingen in Leuven en Tienen. Een twintigtal ouders en hun kinderen genoot van een dag vol spel, plezier en verbinding.
Na een smakelijke lunch stonden heel wat activiteiten op het programma. De kinderen leefden zich uit op het springkasteel en met tal van spelletjes. Later op de dag wist een goochelaar jong en oud te betoveren met zijn magische trucs. Er werd veel gelachen en de verwondering was groot.
Daarnaast stelde onze oudergroep (participatiewerking) zich voor en nodigde geïnteresseerde ouders uit om zich aan te sluiten. We kijken terug op een geslaagde dag en danken iedereen die erbij was. Op naar de volgende editie!
Op 10 mei zette KV Mechelen zijn stadion open voor een bijzonder pleegzorgmoment. Tijdens de thuiswedstrijd tegen Standard mochten 25 pleegkinderen uit regio Mechelen samen met de spelers het veld oplopen. Een uniek moment waar de kinderen met gezonde spanning naar uitkeken. Een honderdtal pleeggezinnen uit de buurt juichte de kinderen toe vanop een speciale pleegzorgtribune. De actie maakte deel uit van de grotere sensibiliseringscampagne ‘Word jij mijn grootste supporter’. KV Mechelen was meteen enthousiast om pleegzorg te steunen. Als familieclub willen ze een maatschappelijke rol opnemen en dus stelde de club zijn kanalen en stadion graag ter beschikking. Een kleine moeite voor de club met een groot bereik voor pleegzorg.
Elk gezin heeft zijn eigen aanpak, maar altijd met één doel: een warme thuis bieden aan wie het nodig heeft. Dankzij de samenwerking met KV Mechelen werd dat zichtbaar, op én naast het veld.
Want net als in een sportteam, heeft ook in pleegzorg iedereen supporters nodig.
Sinds mei organiseert Pleegzorg Vlaanderen in samenwerking met Coponcho & Dito vzw enkele infosessies, getiteld ‘Wegwijs in zorg voor een ander’.
Tijdens deze infosessies lichten medewerkers van de drie organisaties toe welke ondersteuningsmogelijkheden er bestaan voor wie zorgt voor een volwassene met een handicap. Enerzijds komt pleegzorg voor volwassenen aan bod, anderzijds licht Coponcho toe op welke hulp je kan rekenen als mantelzorger en verschaft Dito uitleg over financiële hulp.
De infosessies vinden plaats op verschillende locaties in Vlaanderen.
Meer info via http://www.ditovzw.be/activiteiten
Recent werden ook enkele succesvolle webinars georganiseerd over ‘Gehechtheid bij pleegkinderen’ en ‘Zelfzorg voor pleegzorgers’. We plannen in de toekomst nog meer webinars rond dergelijke interessante thema’s. Bekijk hiervoor regelmatig de activiteiten op pleegzorg.be
Op zaterdag 4 OKTOBER 2025 trekken we naar Bellewaerde Park voor de jaarlijkse FAMILIEDAG van Pleegzorg West-Vlaanderen. Een uitnodiging volgt binnenkort.
Het zal de lezer opgevallen zijn dat we in deze editie van Kleurrijk focussen op ‘netwerk’. Dat doen we omdat we het belang ervan niet sterk genoeg kunnen benadrukken. Zoals in het interview met Marie-Anne Vanderhasselt duidelijk naar voor komt, hebben we anderen op heel veel verschillende manieren nodig. Ze helpen ons om onze stress te hanteren, maar soms ook gewoon door een ritje naar de sportclub over te nemen: grote en kleine zaken, die een wereld van verschil kunnen maken. Dat geldt ook voor pleegmoeder Jolene. Naast haar eigen tienerzonen Maxim en Rune, zorgt zij voor de negenjarige Senne. Jacqueline, de mama van Jolene, zit naast haar dochter tijdens het interview. Zij staat haar bij in de zorg voor de drie (klein-)kinderen. Beiden dragen een hartje aan hun hals. Puur toeval, zo blijkt, maar voor ons toch ook meteen een symbool voor hun grote, zorgende hart en de warmte die tussen de twee leeft.
— Tekst: xxxxxxxx —
“Ik heb twee biologische zonen van veertien en twaalf jaar oud, Maxim en Rune. Senne, onze pleegzoon, was pas drie maanden oud toen wij hem ontmoetten in het crisispleeggezin. Hij is onlangs negen jaar geworden”, vertelt Jolene. “Mijn man en ik wilden graag een derde kindje. Maar omdat er al zoveel kinderen zijn die nood hebben aan een goed gezin, hebben we gekozen voor pleegzorg. Mijn moeder was meteen erg betrokken. Ze werkte toen nog, maar als er opvang nodig was voor de baby, deed ze gewoon zoals iedere oma. Het was niet zo dat zij hier altijd binnenviel maar als ik haar nodig had, was ze daar.”
Ook vandaag blijkt dat nog steeds zo te zijn. Jacqueline vertelt dat zij meteen gewonnen was voor de idee van haar dochter en schoonzoon om aan pleegzorg te doen. “Ik heb zelf een groot hart voor kinderen”, aldus Jacqueline. “Het zorgen
zit er bij ons diep ingebakken. Ik ben zelf opgegroeid in een groot gezin. Er waren zes kinderen bij ons thuis. Dan leer je vanzelf omgaan met verschillende karakters. Daarnaast geef ik les in de zondagsklas in onze kerk. Zo kom ik veel met kinderen in contact en ik merk dat je daar enorm in kan groeien. Een kind ondersteunen dat in nood is en opvang nodig heeft: er is niets wat je liever wil doen. Die klik was er meteen. Mocht ik jonger zijn, ik zou meteen zelf voor pleegkinderen gaan.”
De zorg voor Senne loopt niet altijd van een leien dakje, leren we tijdens het interview. Hoewel hij nog heel jong was bij de plaatsing, heeft hij toch een ‘rugzakje’. “Het is belangrijk dat je zijn bagage kent”, zegt Jolene. “Mama en ik zijn helemaal op elkaar afgestemd wat zijn opvoeding betreft. Dat is wel een
groot pluspunt. Het is nodig dat we heel consequent met hem omgaan en dat hij een uitleg krijgt waarom iets moet of net niet mag.”
Jacqueline noemt het ‘testgedrag’.
“Hij test ons regelmatig uit. Dan probeert hij ons tegen elkaar uit te spelen. ‘Van mama mag ik dit en van oma mag ik dat’, maar wij kennen elkaar en weten meestal wel hoe het werkelijk in elkaar zit. Zo wilde hij mij onlangs wijsmaken dat Jolene steeds zijn rugzak draagt op de fiets. Ik geloofde hem niet dus ik heb dat eerst bij Jolene afgetoetst. Toen bleek het nog waar ook!”
“Maar ondertussen ook niet meer hoor”, zegt Jolene lachend. “Hij is een beetje mijn kakkernestje, de kleinste…”, zegt ze ietwat verontschuldigend.
“Je wéét dat Senne je heel graag ziet, maar hij heeft het vaak moeilijk. Als oma en ik beiden in de buurt zijn, weet hij niet goed hoe hij loyaal
kan zijn aan ons allebei. We merken dat hij het moeilijk heeft aan het gedrag dat hij dan stelt. Als ik er ben, is hij lief tegen mij maar kan hij behoorlijk lelijke dingen zeggen tegen mijn mama, zijn ‘oma’.” Jacqueline zit te knikken. Ze herkent Senne in het verhaal van Jolene.
“Eigenlijk wil hij graag ‘altijd lief zijn’. Dat zegt hij zelf maar het is soms sterker dan zichzelf ”, vult ze aan.
“Als Jolene niet in de buurt is, kan ik alles met hem doen. We hebben stilaan de gebruiksaanwijzing gevonden voor het stevige kereltje dat Senne is. Het is erg belangrijk dat wij onderling goed met elkaar communiceren en, zoals gezegd, consequent handelen. Ik wil ook absoluut niet boos zijn op hem. Zijn gedrag heeft een oorzaak. Als hij brutaal is, zie ik dat hij het moeilijk heeft en heb ik medelijden met hem. Je ziet ook dat hij er zelf heel
graag aan wil werken.”
“Wat ik over opvoeden weet, heb ik van mijn mama geleerd”, vertrouwt Jolene ons toe. “Ze is streng maar rechtvaardig. Als ik nu niet goed weet hoe ik iets met de kinderen moet aanpakken, kan ik dat met haar bespreken.”
We hebben stilaan de gebruiksaanwijzing
gevonden voor het stevige kereltje dat Senne
is.
Zich tussen verschillende volwassen zorgfiguren begeven is voor veel kinderen een uitdaging. Voor pleegkinderen is dat vaak extra moeilijk. Zij moeten omgaan met
verschillende contexten. “Senne ziet ons echt als zijn gezin”, vertelt Jolene. “Er zijn wel contacten met zijn mama maar dat is behoorlijk beperkt. Zij komt eens per maand langs en dan lijkt het alsof er een vriendin van mij op bezoek komt. Senne weet dat zij zijn biologische mama is maar de rol van ‘mama’, kent hij mij toe. Hetzelfde gold voor Maarten.”
De voorbije jaren werden Jolene en haar jongens niet gespaard van moeilijke momenten. Waar Jolene eerst samen met haar partner Maarten voor pleegzorg koos en het gezin runde, staat ze vandaag alleen aan het roer.
Maarten kwam vier jaar geleden te overlijden na een korte, hevige strijd tegen kanker. Jacqueline zag onmiddellijk dat ze er meer dan ooit voor haar dochter moest zijn.
“De betrokkenheid is toen nog wel gegroeid. Ik voelde dat dat nodig was. Zij deden dat ‘als gezin’ maar plots stond mijn dochter er alleen voor en ook zij moest haar verlies dragen en verwerken. Ik moest de kinderen opvangen, er voor hen zijn. Senne kreeg van klasgenootjes te horen dat ‘het toch zijn papa niet was’. Hij zat toen in de tweede of derde kleuterklas. Als dat uit de mondjes van die kindjes komt, dan moeten die dat toch ook ergens gehoord hebben? Dat was verschrikkelijk voor Senne. Maarten was gewoon ‘zijn papa’. Hij zegt nog vaak dat hij hem mist.”
Nu Jolene er alleen voor staat, is tijd maken voor zichzelf een hele opdracht maar des te belangrijk. Ook daarin springt oma bij. Elke week gaan Jolene en de kinderen op woensdagmiddag bij haar eten en regelmatig blijven de kinderen een nachtje slapen. Zo heeft Jolene een avond ‘vrij’ om op haar eentje tot rust te komen of eens met vriendinnen af te spreken.
“Een paar van mijn vriendinnen hebben kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. We kunnen elkaar wel eens raad geven en over de kinderen kunnen praten doet ook al deugd. Gewoon eens ‘alleen zijn’ en niet voor een ander moeten zorgen, is voor mij ook heel waardevol”, vertelt Jolene.
“Maar ik ben niet iemand die gemakkelijk hulp vraagt. Bij mijn mama lukt dat wel. Haar kan ik gewoon een berichtje sturen. Zowel voor iets praktisch als voor emotionele steun. We hebben een heel goede band. Mama heeft vaak zelfs eerder aan mij gezien dat ik haar nodig heb, dan ik het zelf aanvoel. Soms voel ik mij schuldig als ik tijd voor mezelf neem maar ik weet dat het ten koste gaat van de kinderen als ik te weinig me-time heb. Ik zie niet altijd hoe ik dat moet oplossen. Senne voelt zich afgewezen als hij even niet bij mij kan zijn. Anderzijds merk ik zelf soms te laat dat ik stress
heb. Als mama Senne lastiger ziet worden, zegt ze tegen mij dat ik moet ontstressen.”
Als mama Senne lastiger ziet worden, zegt ze tegen mij dat ik moet ontstressen.
“Maar als de kinderen dan bij mij zijn en Jolene weg is, zijn die helemaal oké hoor”, verzekert Jacqueline ons. “Zeker als ze, Senne in het bijzonder, weten waarom ze even bij mij moeten blijven. Dat helpt ook.”
“Het is helemaal waar dat het niet altijd eenvoudig is om met Senne om te gaan en dat hij soms heel brutaal tegen mij kan zijn maar ik zie waar dat vandaan komt en vind het vanzelfsprekend om te helpen. Voor mij zou het raar zijn dat niet te doen. Vanuit ons geloof als Evangelisch Christenen zien we het als een soort ‘drang’ om elkaar te helpen en ondersteunen. Dat komt vanuit het hart. Het is liefde. Het is geen verplichting want het geeft vreugde en blijdschap dat je een ander kunt helpen. Ik ben dankbaar dat ik er kan zijn voor hen.”
Dat werd recent opnieuw heel tastbaar toen Jolene in oktober geopereerd moest worden. Jacqueline zag hoe dat voor haar jongste kleinzoon een moeilijke periode was. “Senne logeerde toen zes weken bij mij. Hij miste Jolene. Hij had het moeilijk en het was wat zoeken naar hoe met hem om te gaan. Als hij verdriet had, moe was of honger had, kwam hij erg ‘weemoedig’ over maar daarover praten lukte niet goed. Ik merkte dat hij wel via een handpop met mij kon praten. Dan zaten we samen, elk met een handpop en op die manier kon hij alles vertellen. Hij is best een emotionele jongen maar hij moet
taal krijgen om ermee om te gaan. In die speelwereld lukt dat.” “Van Dorien, onze pleegzorgbegeleidster, kregen we het boekje ‘Slaapklets’. Zo evalueren we elke avond de dag. Dat helpt hem om niet alleen op het negatieve te focussen en het geeft me zicht op wat er in hem omgaat. Je ziet hem zo groeien”, vertelt Jolene. “Schrijf dat ook maar op: wij hebben veel hulp aan de pleegzorgbegeleidster. Ik bel haar niet vaak, maar ze is er als ik haar nodig heb. Ze heeft altijd wel tips of ideeën rond hoe we iets kunnen aanpakken. Ik volgde ook de vorming ‘traumasensitief opvoeden’ bij haar. Een kind opvoeden is teamwork. Ik zou elke nieuwe pleegzorger aanraden om z’n netwerk te betrekken. Je weet niet wat er boven je hoofd hangt. In je eentje kan je dat niet. Dat geldt net zo goed voor je eigen kinderen. Netwerk is superbelangrijk. Alles op je eentje dragen is te zwaar.”
Hij is best een emotionele jongen, maar moet taal krijgen om ermee om te gaan.
“En zo hoort het voor ons ook niet”, vult Jacqueline aan. “Als je geen netwerk hebt, dan begin je er misschien beter niet aan. De kinderen weten het zelf niet maar ze brengen hun bagage mee en leggen die ook op jou. Dat is helemaal oké want je wil die kinderen door hun proces helpen als volwassene, maar je moet zien dat je er niet onderdoor gaat. Ik denk dat dat soms onderschat wordt. Zo lang ik er ben en ik kan, zal ik helpen.”
‘Lies’
Hallo, ik ben Lies (45). Ik ben getrouwd met Gert (47) en samen runnen we, naast een eigen zaak, ook nog een gezin met 4 kinderen: Marie (20), Jef (17), Josefien (14) en L. (10)*. 13 jaar geleden waagden we de sprong als pleeggezin. We begonnen als crisisgezin maar sinds 10 jaar verblijft ons pleegzoontje L. bij ons. De gezellige chaos en onvermijdelijke drukte in ons gezin zijn een bron van inspiratie voor mijn blog ‘Leef lach Lies’ (www.leeflachlies.com).
Ik was jarig. Ondanks die naderende 50, kijk ik er nog steeds naar uit. Doorgaans houd ik me liever op de achtergrond, maar op mijn verjaardag geniet ik ervan om schaamteloos in het middelpunt van de belangstelling te staan. Mijn wederhelft had dat dit jaar goed begrepen! Hij regelde een vierdaags verrassingstripje naar mijn moeder die in Spanje verblijft. Het klinkt simpel, maar wanneer je 4 kinderen hebt, waaronder een pleegkind, is niets minder waar. Het vraagt heel wat geregel, iets wat ik altijd voor mijn rekening neem, maar deze keer was ook dit me uit handen genomen. Gelukkig is de oudste ondertussen twintig jaar en kon ze zich vrijmaken op school om, samen met haar lief, de boel draaiende te houden tijdens onze afwezigheid.
L, ons pleegzoontje, spendeerde het weekend bij zijn papa. Hij is tien en vraagt dus nog wel wat extra aandacht en zorg. Dit nam de oudste dochter de overige dagen met plezier op zich. Terwijl de oudste zoon met volle teugen van het gebrek aan ouderlijk toezicht genoot, runden mijn dochters het huishouden.
Relatief zorgeloos lieten we onze kroost achter om met zijn tweetjes even de drukte te ontvluchten. Tijdens het wachten op de luchthaven, dacht ik terug aan de tijd toen onze kinderen nog klein waren en we voor zulke zeldzame uitjes mensen om hulp moesten vragen voor opvang. Daar heb ik het altijd moeilijk mee gehad. Vooral na de komst van onze pleegzoon wou ik niemand lastigvallen met ons engagement. De soms negatieve reacties van enkele mensen in onze dichte omgeving maakten dat uiteraard niet eenvoudiger. Ik maakte er een erezaak van om onze eigen boontjes te doppen. Ik
heb het mezelf toen onnodig zwaar en moeilijk gemaakt, maar het heeft er wel voor gezorgd dat we als gezin intussen ‘zelfvoorzienend’ zijn geworden. Onze kinderen zorgen voor zichzelf én voor elkaar.
Toch raad ik niemand aan om het allemaal alleen te proberen. Je hebt een netwerk nodig. Mettertijd heb ik dat geleerd en verlichtte ik onze situatie door te steunen op pleegzorg, de naschoolse opvang en de school. We zochten een vaste babysit zodat we regelmatig met zijn tweetjes een avondje weg konden, zonder anderen lastig te vallen.
Laten we vooral de biologische familie van L niet vergeten. Niet alleen de bezoeken zorgen voor rustmomenten in ons hectische leven, maar ook hun babbels aan de deur maken dat de zorgen gedeeld worden. Enkele jaren geleden gaf L’s grootmoeder aan meer betrokken te willen zijn, terwijl ik soms in de rats zat met opvang tijdens de vakanties. Sindsdien gaat L elke vakantie een of meer dagen naar zijn grootmoeder waar hij zich samen met zijn nichtjes amuseert. Dat maakt de opvangpuzzel minder complex.
Als ik het kon overdoen, zou ik niet veel veranderen, maar ik zou wel van in het begin onze families en beste vrienden meer betrekken bij het pleegzorgverhaal. Er komen ongetwijfeld momenten waarop je het als gezin niet alleen kan bolwerken. Dan heb je mensen rondom je nodig die het even overnemen. Wacht niet tot iemand zich aanbiedt, maar durf zelf hulp te vragen. Wie weet sta je er, net als ik, van versteld op hoeveel mensen je kan rekenen.
Op onze dienst is pleegmoeder Hilde alom bekend. Als crisispleegzorger bracht ze op momenten van grote spanning rust in de levens van vele kinderen. Een deel kon weer verder, anderen zijn gebleven. Op dit moment heeft ze, naast haar eigen twee kinderen, zeven pleegkinderen onder haar hoede. Reden genoeg dus om haar in de spotlights te zetten, zou je denken.
Toch is het net zij die voor deze editie van Kleurrijk de nominatie voor de Pluim leverde, namelijk aan Ann Van Coppenolle, directeur van Freinetschool ‘De vier tuinen’ in Ename. “Recent startte het vijfde van onze pleegkinderen op de school van Ann. Zij vindt de zorg die ze met haar team biedt vanzelfsprekend. Wij weten dat dat allesbehalve zo is”.
We verrassen Ann tijdens de vakantie met een hoop kinderen, een bloemetje, taart voor iedereen en vooral de ‘Pluim’. Ann had deze verrassing helemaal niet verwacht maar is wel heel blij met de erkenning. Toch vindt ze, zoals verwacht, niet dat zij iets bijzonders doet.
“Voor ons is er geen verschil tussen de pleegkinderen en de andere kinderen. Wij willen voor elk kind de
Ken jij ook iemand die een pluim verdient voor een bijzondere bijdrage aan een pleegzorgverhaal? Vertel ons wie en waarom je die persoon wil nomineren voor de pluim en stuur je nominatie naar Kleurrijk@pleegzorgvlaanderen.be
juiste omgeving bieden. Wel weten we intussen dat pleegkinderen vaak met andere problemen kampen. Door hun gehechtheid is het nodig om hen nog meer veiligheid te bieden.”
Ann legt ons uit hoe dat precies in zijn werk gaat. Ze vindt het belangrijk om te duiden dat de groep nodig is om de kinderen de beste en meest kansenrijke omgeving te bieden. Dan heeft ze het zowel over het lerarenkorps, de ouders als het beleid.
“Wij organiseerden dit schooljaar een pedagogische studiedag rond ‘hechting op school’. Daarnaast blijven we onder andere op de hoogte door het lezen van boeken. Het belangrijkste is nog wel onze teambespreking. Als team zoeken we voor elk kind uit wat het precies nodig heeft. Door iedereen te betrekken, zowel ouders, leerkrachten als het ruimere beleid, ondervinden we minder weerstand.”
De werking van de Freinetscholen is bij het grote publiek nog
minder bekend volgens Ann. “Men denkt soms dat wij weinig structuur hebben. Dat klopt niet. Er is zeker veel structuur op onze school. Die creëert het speelveld waarbinnen we in overleg gaan met de kinderen. We willen écht naar hen luisteren en zetten sterk in op onderlinge samenwerking.”
Om af te sluiten wil Ann graag benadrukken dat het de taak is van de maatschappij om voor haar kinderen te zorgen.
“Kinderen zijn de toekomst van onze maatschappij. Dat geldt voor elk kind, welke achtergrond het ook heeft. Als we als maatschappij veel meer zouden doen voor onze kinderen, veel meer zorg voor hen zouden dragen, dan zou dat winst inhouden voor iedereen. Daarom vind ik wat wij doen, niet meer dan normaal.”
Het kunnen reguleren van je eigen stress als pleegzorger is zonder twijfel een heel belangrijke vaardigheid. Enerzijds om de zorg voor één of meerdere pleegkinderen of pleeggasten vol te houden. Maar anderzijds ook om model te staan voor je pleegkind of pleeggast. Door het rugzakje dat ze meedragen hebben zij vaak een overactief stresssysteem en een beperktere veerkracht om met moeilijkheden om te gaan. Als pleegzorger kan je helpen hun veerkracht te vergroten. Maar wat met je eigen veerkracht? Waar haal jij de nodige energie om als pleegzorger te blijven staan?
We gaan in gesprek met Marie-Anne Vanderhasselt, een stressexperte die in haar laatste boek (‘Je bent een vriend van mij’) de link legt tussen stress en eenzaamheid en wijst op het belang van verbinding met anderen om onze veerkracht te vergroten.
Televisiekijkend Vlaanderen kan jou kennen van het programma ‘Kalm Waes’, waarin je de zoektocht van Tom Waes begeleidt naar een leven met minder stress. Je botste in dit experiment op interessante bevindingen die jou op het spoor hebben gezet om de link tussen stress en eenzaamheid te gaan onderzoeken.
Dat klopt. Ik ben wetenschapper aan de UGent en hoofdonderzoeker
aan het labo experimentele psychiatrie. Daar onderzoeken we wat er gebeurt in onze hersenen en ons lichaam als we stress ervaren. In ‘Kalm Waes’ heb ik een stressprofiel opgemaakt van Tom. We stelden vast dat hij relatief goed met stress kon omgaan en leerden hem allerhande strategieën aan om tot rust te komen. Die kon hij dan toepassen tijdens zijn tiendaagse afzondering in een huisje in de natuur, waarbij hij geen
enkel contact had met anderen. Dat lukte behoorlijk goed, maar naar het einde van de afzondering kreeg hij het moeilijk. Het gemis van familie en vrienden deed de stress oplopen. En niet toevallig waren het andere levende wezens, namelijk paarden uit een aanpalende weide, die zijn stress hielpen reguleren. Tom werd heel hard aangetrokken door het contact met die paarden. Via apparatuur konden we vaststellen dat het contact met de paarden zijn hartslag vertraagde en hem tot rust bracht. We wisten natuurlijk wel dat sociale connectie belangrijk was, maar dat het zo’n sterke effecten had, verbaasde ons toch. Als wetenschapper wil je dan onderzoeken wat het effect van verbondenheid is op onze hersenen. We stelden vast dat verbondenheid met anderen één van de cruciale elementen is om ervoor te zorgen dat mensen gezonder zijn en beter met stress om kunnen. Contact met anderen activeert in onze hersenen gelijkaardige netwerken als een gezonde levensstijl, waardoor die twee elkaar kunnen versterken. Die wetenschappelijke bevindingen hebben we in een boek gegoten. En we weten allemaal wel wat vriendschap is, maar misschien staan we niet
genoeg stil bij het belang ervan. In het boek formuleren we een soort ‘vriendschapsformule’ die een aantal aspecten van een relatie weergeeft die van belang zijn.
Kun je die even toelichten?
Eerst en vooral denken we vaak dat we vrienden worden met mensen die op ons lijken, maar eigenlijk zijn onze beste vrienden die met gelijkaardige interesses Gedeelde interesses en activiteiten zorgen voor een sterke band tussen mensen, een gemeenschappelijke basis waar ze verder kunnen op bouwen.
Uiteraard is dat alleen niet voldoende. Daarnaast is er ook de ondersteuning die je aan elkaar geeft en de mate waarin je je kwetsbaarheid kunt tonen. Meestal groeit deze emotionele intimiteit geleidelijk. Naarmate de band hechter wordt, durf je meestal meer van jezelf te tonen, vallen de maskers af.
Ook wederzijdsheid is een belangrijk element. Vriendschap is tweerichtingsverkeer. Je moet samen willen investeren in de band en beide tonen dat je moeite wil doen.
Maar de basis van elke goede relatie is vertrouwen. Vertrouwen geeft veiligheid en dat geeft rust. Je vertrouwt erop dat de ander er zal zijn voor je, dat je helemaal jezelf kan zijn bij die ander.
Tot slot maakt ook eerlijke communicatie deel uit van de vriendschapsformule. Zeker op momenten dat er conflict komt, worden banden versterkt door eerlijke en duidelijke communicatie over je behoeftes en verwachtingen.
Als die elementen aanwezig zijn, wat is dan de impact hiervan?
Als we een goede band hebben met iemand, gaan de hersenen van beide personen op dezelfde frequentie werken. We zien een soort resonantie, een soort golflengte die op elkaar is afgestemd. Als vrienden
bijvoorbeeld naar eenzelfde film zitten te kijken, kunnen we aan de sterkte van de overeenkomst van de hersenactiviteit zien hoe verbonden ze zijn met elkaar. En niet alleen de hersenactiviteit is afgestemd, maar ook de harstslagen. En het is die lichamelijke afstemming die voor een gevoel van welbevinden zorgt.
In de titel van het boek spreek je over het belang van vriendschap. Wat dan met de band tussen ouder en kind?
In het boek spreek ik inderdaad over vriendschap, maar we bekijken het veel ruimer. Vriendschap overstijgt de relatie die je hebt met iemand. Je kunt dus ook heel erg bevriend zijn met je moeder, je baas, je collega, je kind, … Het gaat dus vooral over de band tussen mensen, over het gevoel van verbondenheid, van gezien en gehoord worden door elkaar.
Even terug naar die elementen uit jouw vriendschapsformule: veel van die elementen, zoals vertrouwen, wederzijdsheid, kwetsbaarheid durven tonen, zijn voor pleegkinderen (en voor veel ouders in pleegzorg) niet zo evident door hun vroegere ervaringen die ze meedragen. Hoe kunnen pleegzorgers hiermee omgaan?
Het zal bij een pleegkind meer zoeken zijn naar dezelfde golflengte. Onderzoek toont aan dat hoe hoger de opvoedingsstress is (en dat kan door allerhande factoren, dus ook door stress bij het kind), hoe minder synchronisatie er is. Je zou dus kunnen zeggen dat stress verbinding tussen mensen verstoort. Gestreste kinderen zijn meer op zichzelf gefocust en staan veel minder open voor de buitenwereld. Dit kan op zijn beurt stresserend zijn voor de opvoeder waardoor je in een vicieuze cirkel terecht komt. Maar we zien ook dat als een opvoeder erin slaagt om rustig te blijven in conflictsituaties, hij model is voor het kind, dat op zijn beurt leert om bepaalde hersenregio’s (de voorste delen van de hersenen) meer te gebruiken om zijn emoties toch tot rust te laten komen. Op die manier kan
een kind op langere termijn meer tot verbinding en wederzijdsheid komen.
Pleegkinderen hebben dus vaak niet geleerd om vertrouwen op te bouwen waardoor ze moeilijker met anderen in verbinding kunnen gaan?
Klopt! Vertrouwen is iets dat een kind doorheen zijn levensloop opbouwt in relatie met zijn zorgfiguren. Het is net die ouder-kindverbinding die bij veel pleegkinderen door chronische stress onder druk kwam te staan. Mensen onder stress ervaren een lichamelijke activatie die hen klaar maakt om te vechten, vluchten of te bevriezen. Er komen letterlijk stresshormonen vrij die je lichaam in een verhoogde staat van paraatheid brengen. Als dit één keer gebeurt, dan is dit niet erg, maar als dit voortdurend gebeurt, dan kun je dit vergelijken met iemand die voortdurend met geslepen messen klaarstaat ten opzichte van de ander. In plaats van verbinding
te zoeken, gaan ze zich vijandig en afstandelijk opstellen waardoor het veel moeilijker is om samen die rust te vinden. Pleegkinderen vragen dus opvoeders die hen met hun beter ontwikkeld brein tot rust kunnen brengen. Als je dit steeds opnieuw doet als pleegzorger op moeilijke momenten, dan zal het kind dat overnemen en zijn emoties geleidelijk aan leren controleren. Uiteraard is dit een proces met veel ups en downs, ook bij kinderen ‘zonder rugzakje’.
Maar ook het zoeken naar verbinding in rustmomenten is belangrijk. Samen een puzzel maken, samen spelen en plezier maken. Het is een aspect dat soms wat vergeten wordt als de focus op moeilijk gedrag komt te liggen.
Hoe kunnen pleegzorgers, ondanks die verhoogde opvoedstress, toch blijven investeren in verbinding?
In mijn eerste boek ‘Ouders onder hoogspanning’ heb ik het uitgebreid
over stress in het ouderschap. De belangrijkste boodschap van dat boek is dat het heel normaal is stress te ervaren als ouder omdat het gedrag van kinderen nu éénmaal onvoorspelbaar, oncontroleerbaar en nieuw is. Het is dus normaal dat je soms gefrustreerd en boos wordt. Je hoeft je dus zeker niet schuldig te voelen als je eens uitvliegt of je stem verheft. Het is de mate waarin je daarna terug de rust kan vinden en het herstel kan bevorderen, dat de basis vormt voor veerkracht. Want veerkracht is meeveren met het leven. In het boek verwijs ik naar verschillende technieken die die mensen kunnen gebruiken om dat herstel te versterken.
Laat ons even terugkeren naar het belang van sociale contacten voor pleegzorgers, naar verbinding met anderen. Wat we vaak zien, is dat pleegzorgers net dat als eerste laten vallen als de opvoedstress stijgt. Tijdgebrek is dan een vaak gehoord argument.
Dat doe je dus beter niet! Net in tijden van stress is het belangrijk om te blijven afspreken met mensen, om tijd te nemen samen, om dingen te delen. En dan bedoel ik echt tijd nemen. Vaak zien we dat mensen alles zodanig vol plannen, waardoor ze bij de ene afspraak al in hun hoofd zitten met de volgende afspraak. Dat staat echt contact in het hier en nu in de weg. Voor verbinding heb je tijd en ruimte nodig. Uit studies blijkt dat dit wel een uitdaging is, want hoe meer mensen gestresseerd zijn, hoe meer energie het lichaam vrijmaakt en hoe moeilijker het is om tot rust te komen. Want wat doen we bijvoorbeeld als ouder als we nog tien minuutjes tijd hebben vóór de kinderen van school komen? Vaak gaan we dan nog snel iets opruimen of een ander taakje uitvoeren, terwijl het dan net heel helpend is om even dit rustmoment te benutten door bijvoorbeeld in de zetel een boekje te lezen. Het gaat dus over een soort aanhoudende energie die is vrijgekomen door die stressreacties. En dan is herstel zo belangrijk om niet in die continue
verhoging van energie te zitten. En als jij als ouder je herstel vindt, dan kan je die rust ook bewaren als het moeilijk gaat met je kind. Zo geef je die rust door aan je kind en je omgeving.
Het klopt dus als ze zeggen dat stress besmettelijk is?
Zeker! Maar rust is ook besmettelijk. Vandaar dat het zo belangrijk is om je eigen rust te vinden in een gezinssituatie. Ik verwijs graag naar de metafoor van het zuurstofmasker in het vliegtuig: eerst moet je als volwassene je eigen masker opzetten, pas dan kan je de mensen rondom jou, in dit geval je pleegkind of je pleeggast, helpen.
Kun je iets vertellen over de gevolgen van te veel stress?
Kortdurende stress is geen probleem, maar langdurige stress is een chronische activiteit in je lichaam waardoor systemen uitgeput geraken. Door het te lang vrijgeven van stresshormonen (cortisol) in je lichaam worden delen van je hersenen aangetast. Daardoor kunnen mensen veel minder goed met stress omgaan; ze lopen op de tippen van hun tenen en zijn prikkelbaar,
voor gedragsveranderingen zoals agressie en voor sociale effecten. Zo gaan mensen onder langdurige stress met een meer vijandige blik kijken naar anderen. Of beter gezegd, met een blik die voortdurend gericht is op signalen van mogelijk gevaar. Als jij dus als pleegouder veel stress hebt door problemen met je pleegkind, dan ga je dus eerder geneigd zijn om vooral die dingen te zien die moeilijk lopen. Chronische stress zorgt ervoor dat mensen focussen op dingen die fout lopen, maar ook op afwijzing door anderen. Want een mens is een sociaal wezen en als we afwijzing vrezen, dan gaan we afstand nemen en minder in verbinding gaan. Zo ontstaat er een kloof tussen mensen waardoor eenzaamheid en isolement ontstaat. En dus is stress wederzijds gerelateerd aan eenzaamheid: chronische stress zorgt ervoor dat mensen zich meer éénzaam voelen, maar éénzaamheid zorgt ook voor heel veel stress.
We leven in tijden waarin stress alom tegenwoordig lijkt te zijn. Zijn er maatschappelijke factoren die hierin een rol spelen?
worden snel moe, … Maar ook lichamelijke aandoeningen behoren tot de gevolgen. Zo zijn hartaandoeningen heel erg gelinkt aan aanhoudende stress, maar ook bloeddrukproblemen, diabetes, obesitas, … Aanhoudende stress zorgt niet alleen voor biologische gevolgen, maar ook voor psychologische gevolgen zoals depressie of angststoornissen,
Smartphonegebruik is één van de grootste factoren. Het baart me zorgen dat we het heel veel gebruiken in plaats van écht sociaal contact. Tijdens een echt contact heb je toch een veel betere afstemming op de ander. Zo zijn er heel veel non-verbale signalen in een echt contact (bijvoorbeeld oogcontact) waardoor je elkaars golflengte veel makkelijker vindt dan bij een digitaal contact. we zijn nog nooit zo geconnecteerd geweest met elkaar en toch zijn de gevoelens van eenzaamheid nog nooit zo hoog geweest.
Eenzaamheid is een probleem in onze huidige tijd. Niet toevallig ook het thema van de Warmste Week eind vorig jaar. Mensen denken soms ‘hoe meer vrienden, hoe beter’, maar dat klopt niet helemaal. We kijken ook best eens naar hoe we ons ‘sociaal budget’ (de tijd die we hebben om door te brengen met anderen) spenderen. Gebruiken
we ons budget voor die mensen die het beste onze sociale batterij opladen? Of zijn er contacten die we houden uit gewoonte, maar die ons niet echt opladen? Het is zeker belangrijk om een breed netwerk te hebben, maar je stelt je best eens de vraag of je wel voldoende energie spendeert aan mensen die jou energie geven, met wie je op eenzelfde golflengte zit.
En tot slot leven we in tijden waarin de verwachtingen soms torenhoog liggen, op heel wat vlakken. Chronische stress zorgt ervoor dat we makkelijk zoeken naar dingen die beter kunnen, waardoor perfectionisme wordt gevoed. Er zijn zoveel keuzes dat we altijd op zoek kunnen naar ‘beter’. Dat leidt tot een enorme paradox: we hebben nog nooit zoveel keuzes gehad, maar depressie en burn-out kwamen nooit meer voor dan nu.
De zorg voor onze kinderen is in onze maatschappij vooral een zaak van het gezin. Dit is niet in alle culturen zo. Het gezegde ‘It takes a village to raise a child’ (er is een dorp nodig om een kind op te voeden) verwijst hiernaar. Na het horen van jouw verhaal over hoe we elkaar nodig hebben om (opvoed)stress te hanteren, kunnen we misschien beter inzetten op het samen zorg dragen voor (kwetsbare) kinderen?
Dat klopt. Ook dat heeft te maken met een maatschappelijke evolutie. We zijn ons steeds meer op onszelf gaan richten en hebben individuele ontwikkeling steeds centraler gesteld. Daarbij zijn we ons netwerk geleidelijk aan gaan uitdunnen. Het leven is vandaag volledig gericht op het kerngezin, terwijl dit vroeger ook bij ons anders was. Ik hoop dat de slinger nu op zijn maximum is doorgeslagen en dat we stilaan beseffen dat we terug moeten naar het meer investeren in gemeenschappen. Wijken waarbij kinderen spontaan bij elkaar kunnen binnenlopen in plaats van weken op voorhand te moeten afspreken en regelen wanneer een vriendje komt spelen. Mensen zijn sociale wezens. De ander kan ons tot rust brengen, kan ons helpen om iets in een ander perspectief te plaatsen. We hebben de ander dus nodig!
Dank je wel voor dit boeiend gesprek!
In dit artikel zoomen we in op enkele belangrijke regels uit het wettelijk erfrecht, en welke impact dit heeft op de context van pleegzorg. Wie krijgt wat en welk kostenplaatje is daaraan verbonden?
— Auteurs: Elodie Decorte, SAM, Steunpunt Mens en Samenleving —
Belangrijke spelregels van het wettelijk erfrecht
Als iemand overlijdt, dan wordt zijn vermogen verdeeld onder zijn erfgenamen.
De wet bepaalt wie die erfgenamen zijn, en legt ook vast wat zij precies krijgen. Het gaat over (achter)(klein)kinderen, (over)(groot) ouders, (half)broers, (half)zussen, (groot)ooms, (groot)tantes, neven, nichten, langstlevende gehuwde of wettelijk samenwonende partner. Niet al deze wettelijke erfgenamen erven tegelijk. Wie volgens de wet het dichtste staat bij de overledene komt eerst.
Iedereen heeft daarnaast een zekere vrijheid om zijn erfenis zelf te regelen. Via testament kan je afwijken van de wettelijke regeling.
Maar let op, wie kinderen en/of een gehuwde partner nalaat, is niet volledig vrij: zij hebben altijd recht op een minimum deel uit de erfenis, ook wel de ‘reserve’ genoemd. Dit deel is voor hen ‘gereserveerd’ en kan je niet zomaar afnemen of weggeven aan iemand anders, niet via testament en niet via schenking. Dit betekent dat bij je overlijden niet alleen wordt gekeken naar hetgeen er nog overblijft, maar ook naar een aantal schenkingen tijdens je leven.
Als er kinderen zijn, kan je slechts de helft van je vermogen aan iemand anders geven. Deze regel geldt ongeacht hoeveel kinderen er zijn en ongeacht hoe oud ze zijn op het moment van je overlijden. De bescherming geldt enkel voor kinderen waarmee er een juridische afstammingsband is (door geboorte, via erkenning of na adoptie).
Als er een gehuwde partner is, krijgt die minstens het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad (o.a. meubels). Deze regel geldt ongeacht het huwelijksstel-
sel waaronder je getrouwd bent, maar je moet wel getrouwd zijn. De bescherming geldt dus niet voor de partner waarmee je wettelijk of feitelijk samenwoont.
Wat betekent dit voor de eigen familie?
Een plaatsing in een pleeggezin, zowel vrijwillig als gerechtelijk, doet geen afbreuk aan het erfrecht van het pleegkind in de eigen familie. Een pleegkind behoudt zijn volle rechten op de erfenis van zijn ouders en de ruimere familiekring, zoals grootouders.
Omgekeerd blijven de leden van de eigen familie ook de wettelijke erfgenamen van het pleegkind. Een minderjarig pleegkind kan zelf nog geen schenkingen doen of een testament opmaken om daarvan af te wijken. Vanaf zestien jaar kan een kind wel een testament opstellen, waarin maximum de helft van het vermogen aan iemand anders wordt toegekend. Een zestienjarig
pleegkind kan dus de helft van zijn bezit toekennen aan wie hij wil. De andere helft komt toe aan zijn ouders, broers of zussen (tenzij het pleegkind zelf al kinderen heeft).
Wat betekent dit voor het pleeggezin?
Pleegkinderen worden door de wet niet aangeduid als wettelijk erfgenaam. Ze erven dus niet automatisch binnen het pleeggezin. Als pleegzorgers willen dat hun pleegkind ook iets krijgt, dan moeten ze actie ondernemen, door een testament op te maken of een schenking te doen.
Pleegzorgers die ook eigen kinderen hebben, mogen geen afbreuk doen aan de reserve van hun eigen (klein)kinderen. Als je te veel weggeeft aan een pleegkind, kunnen je eigen kinderen hun minimumdeel opeisen bij het pleegkind na je overlijden. Als de eigen kinderen evenwel mee een ‘erfovereenkomst’ afsluiten bij de notaris,
waarin ze overeenkomen dat ze later niets zullen terugvragen van het pleegkind, dan is het mogelijk om meer dan de reserve (de helft) te bestemmen voor dat pleegkind, bijvoorbeeld omdat het een handicap heeft. Zo kunnen discussies bij overlijden vermeden worden.
Het is ook mogelijk om te vermijden dat wat je aan het pleegkind nalaat of schenkt, nadien toekomt aan de familie van het pleegkind. In je testament kan je een tweede, opvolgende begunstigde aanduiden. Je kan bijvoorbeeld bepalen dat wat nog overblijft bij het overlijden van het pleegkind, niet toekomt aan diens wettelijke erfgenamen, maar wel aan je eigen kinderen. In juridische termen heet dit een restlegaat of fideï-commis de residuo. Hiervoor ga je best langs bij de notaris.
Wat betekent dit voor het prijskaartje?
Wie erft, moet erfbelasting betalen. Deze belasting is verschuldigd op het deeltje dat je krijgt uit de erfenis. Erfbelastingen zijn een gewestelijke bevoegdheid. Er is dus een Vlaamse regeling, een Waalse regeling en een regeling voor het Brussels hoofdstedelijk gewest. Afhankelijk van de woonplaats van de overledene zijn er andere tarieven van toepassing.
Erfbelastingen kunnen hoog oplopen. Hou er daarom rekening mee bij het uitwerken van een financiële planning voor de kinderen.
In Vlaanderen gelden verschillende tarieven. Tussen gehuwde of wettelijk samenwonende partners en tussen (achter)(klein)kinderen en (over)(groot)ouders gelden de laagste tarieven. Daarna volgen de broers en zussen, die al heel wat meer betalen. De restgroep, dus alle andere familieleden en ook alle personen die geen familie zijn, vallen onder de hoogste tarieven.
Pleegkinderen behoren tot de laagste categorie ten aanzien van hun eigen (groot)ouders (3% voor de eerste schijf, tot 50.000 euro, 9% tot 250.000 euro, 27% voor alles daarboven). In relatie tot hun pleeggezin behoren ze tot de restgroep. Wat ze bij testament zouden erven, wordt belast aan de hoogste tarieven (25% voor de eerste schijf, tot 35.000 euro, 45% tot 75.000 euro
Bronnen Wetgeving: - Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ wet/2022/01/19/2022030600/staatsblad Lees meer: - https://www.jeugdrecht.be/search/artikel/een-erfenis-voor-een-pleegkind-organiseren - https://www.jeugdrecht.be/search/artikel/erft-een-pleegkind-van-haar-zijn-ex-pleegouders - https://www.jeugdrecht.be/search/artikel/wie-erft-wat-binnen-een-nieuw-samengesteld-gezin - https://www.notaris.be/ en 55% voor alles daarboven). Maar wanneer er een langdurige zorgrelatie was tussen de pleegzorger en het pleegkind, geniet het pleegkind toch van het laagste tarief. Het pleegkind moet dan wel minstens 3 jaar ononderbroken hebben ingewoond bij de pleegzorger vóór de leeftijd van eenentwintig jaar (de inschrijving in het bevolkingsregister geldt als vermoeden, maar ook ander bewijs is mogelijk bv. met pleegzorgattesten). De voorwaarden voor een lagere erfbelasting worden pas beoordeeld op het
tijdstip van overlijden (niet op datum van het testament). De lagere erfbelasting geldt voor alle ‘zorgkinderen’ die aan de voorwaarden voldoen – dus ook bij pluskinderen.
Zijn de voorwaarden niet vervuld, dan kan een ‘vriendenerfenis’ eventueel soelaas bieden om toch te genieten van het laagste tarief. Via de vriendenerfenis kan je als pleegzorger maximaal 15.000 euro in totaal aan het laagste tarief van 3% nalaten aan één of meerdere pleegkinderen.
Patricks maatschappelijk assistente Evy Vandeloock helpt hem en zijn collega’s om hun talenten optimaal te benutten. We spraken met hen over pleegzorg, werken in een maatwerkbedrijf en waarom Patrick trots is op wat hij doet.
Patrick, kan je iets vertellen over je gezinssituatie?
Patrick: “Ik ben in 1987 bij mijn pleeggezin gaan wonen. Toen was ik 5,5 jaar oud. Ik ben geboren met spina bifida en mijn mama was niet in staat om voor mij te zorgen. Mijn pleeggezin had al een kindje met spina bifida, dus zij waren ermee vertrouwd.
Ik heb twee pleegbroers en twee pleegzussen, maar die zijn ondertussen het huis uit. Ik woon nu dus alleen bij mijn mama. Ik zeg al lang niet meer pleegmoeder tegen haar, zij is gewoon mijn mama geworden.”
Spina bifida heeft een grote impact op je leven. Kan je daar wat meer over vertellen?
Patrick: “Spina bifida is wat ze ‘open ruggetje’ noemen, al hou ik niet van die term. Het is een afwijking die het gevolg is van een ontwikkelingsstoornis van ruggenmerg en wervelkolom. Bij veel kinderen leidt dit tot een waterhoofd, wat voor problemen kan zorgen bij de ontwikkeling van de hersenen. De impact verschilt van persoon tot persoon. Al bij al heb ik nog geluk met mijn lichamelijke situatie. Ik moet me wel om de paar uur sonderen, wat betekent dat ik een hy-
Al acht jaar werkt pleeggast Patrick Claes (42) met veel enthousiasme bij maatwerkbedrijf Blankedale. “Ik zou mijn job niet kunnen missen. Een ganse dag thuiszitten is niets voor mij!”
giënische plaats nodig heb en altijd mijn materiaal bij me moet hebben, anders riskeer ik zware urineweginfecties. Daarnaast heb ik chronische pijn. Het enige voordeel van spina bifida is dat onze pijngrens vaak hoger ligt dan bij anderen.
Je werkt bij Blankedale, een maatwerkbedrijf. Hoe ben je daar terechtgekomen?
Patrick: “Ik werk nu acht jaar als magazijnier bij Blankedale:camions laden en lossen, paletten verplaat-
sen ... Vroeger werkte ik in een beschutte werkplaats in Deinze, maar toen we naar Tienen verhuisden, zocht ik iets dichterbij. Ik mocht op gesprek komen bij Blankedale en kon een paar weken later al starten. In het begin was het even zoeken. De verhuis naar Tienen zorgde voor heel wat stress en op het werk wilde ik veel te snel gaan. Ik moest leren om rustig en geconcentreerd te werken. Als magazijnier moet ik goed opletten voor gevaren.”
Waarom is dit werk zo belangrijk voor jou?
Patrick: “Het sociale aspect van mijn job is heel belangrijk voor mij. Ik heb geweldige collega’s en ik ben graag onder de mensen. Bij Blankedale heb ik ook beter leren communiceren. Door veel samen te werken, leer je de karakters van je collega’s goed kennen. Ik weet nu hoe ze op bepaalde situaties reageren en daardoor besef ik dat niet alles persoonlijk bedoeld is. Daardoor kan ik sommige dingen makkelijker accepteren. Als magazijnier ben ik bovendien voortdurend in beweging, waardoor ik minder last heb van pijn. Op mijn vorige job moest ik de hele dag stilzitten en dat vond ik lastig. Mijn huidige job is heel gevarieerd en ik hou van die afwisseling.”
Wat is er voor jou speciaal aan werken bij Blankedale?
Patrick: “Bij Blankedale kan ik mezelf zijn. Ik doe wat ik kan. In een gewoon bedrijf ligt het werkritme zo hoog. Je moet steeds meer en meer. Als ik hier een bepaalde taak niet kan omwille van mijn rugprobleem, dan is dat niet erg. In de reguliere sector sta je al snel aan de deur als je dingen niet kan. Bij Blankedale krijg ik ook meer kansen om te groeien. In mijn vorige job mocht ik enkel de kwaliteitscontrole doen van pralines. Ik deed dat goed, dus hielden ze me op die ene taak. Maar als ik bij Blankedale aangeef dat ik iets nieuws wil leren of een andere taak wil proberen, dan is daar ruimte voor. Ik kan aangeven wat me interesseert. Dat motiveert me.”
Bij Blankedale krijg ik meer kansen om te groeien. In de reguliere sector sta je al snel aan de deur als je dingen niet kan.
Evy, op de website van Blankedale staat dat maatwerkbedrijven werk zoeken voor hun werknemers in plaats van andersom. Kan je dat uitleggen?
Evy: “Wij zoeken een juiste match tussen de werknemer en het werk op basis van competentieprofielen. We gaan na wat iemands capaciteiten en groeimogelijkheden zijn en zorgen ervoor dat hij of zij zich optimaal kan ontplooien. Om dat te kunnen doen, bieden we een breed scala aan taken aan, zoals houtbewerking, voeding en niet-voeding verpakken, afval recycleren, boekbinden ...
Wij stellen een heel diverse groep mensen tewerk: mensen met een fysieke of psychische beperking, een taalbarrière, gedragsproblemen, of die uit detentie of langdurige werkloosheid komen. Via de VDAB of via stages uit het buitengewoon onderwijs komen ze bij ons terecht. In Patricks geval had hij al recht op maatwerk via zijn vorige job. Daardoor kon hij vlot instromen.”
Wat maakt maatwerkbedrijven zo waardevol voor mensen zoals Patrick?
Evy: “De begeleiding en ondersteuning zijn cruciaal. Zo zorgen we ervoor dat iedereen zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. Patrick is bijvoorbeeld gestart met bandwerk, om te kijken hoe vlug hij daarmee weg was. Daarna is hij doorgegroeid dankzij interne opleidingen. Ook spelen we kort op de bal en bemiddelen we als er problemen opduiken binnen een team. Uit onze jaarlijkse evaluaties met de VDAB blijkt dat de doorstroom naar het reguliere arbeidscircuit moeilijk
blijft voor onze werknemers. Bij ons kunnen ze zich meer ontplooien. Al moeten er natuurlijk wel nog steeds targets gehaald worden. Producten van cliënten moeten geproduceerd worden binnen een beperkte tijd én volgens de erkende kwaliteitsnormen. Dat onderschatten mensen vaak.”
Patrick, hoe ervaar jij dat?
Patrick: “Ik vind het belangrijk dat mensen beseffen dat dit een serieuze job is. Velen denken dat wij gewoon een beetje beziggehouden worden, maar dat is echt niet zo. Er zijn duidelijke doelen en deadlines. Het werk wordt in deeltaken opgesplitst, maar het blijft hard werken. Sommige taken zijn simpel, maar je moet het wel volhouden. Er zijn zware dagen en er is stress als iets op tijd af moet. Dat wordt vaak onderschat.”
Je bent fier op je werk, dat merk je.
Patrick: “Zeker! Veel collega’s willen hun werkkledij verbergen, maar ik niet. Ik ga er nu ook niet over stoefen, maar ik ben fier dat ik dit werk mag doen. Ik verdien mijn eigen loon en draag mijn steentje bij aan de maatschappij.
Ik verdien mijn eigen loon en draag mijn steentje bij aan de maatschappij.
Wij werken voor enkele grote klanten en het geeft me voldoening om hen te kunnen ondersteunen. Soms zie ik verpakkingen in de winkel staan waarvan ik weet: die hebben wij gemaakt. Dan denk ik: ‘Dat is ons werk!’ Wij vervullen belangrijke taken die anderen niet willen doen. Wij zijn nodig en daar ben ik trots op!”
Negen maanden dragen wij moeders ons kind in onze buik. Negen maanden zijn we één geheel; onafscheidelijk. Persoonlijk vond ik zwanger zijn geweldig. Het wonder dat er in mij een nieuw mens groeit, heb ik intens ervaren. Ik voelde me verbonden met mijn baby en heb genoten van elk moment van mijn zwangerschap.
Wanneer mijn dochter geboren werd, veranderde de beleving van ‘samen één geheel zijn’ naar ‘met z’n twee zijn’. Van eenheid naar relatie.
Plots was daar een baby’tje dat huilde maar nog niet kon praten, dat bewoog maar nog niet kon kruipen. Mijn gevoel van eenheid en verbondenheid maakte plaats voor gevoelens van afgescheiden zijn en een zoektocht naar mijn baby leren begrijpen. Instinctief weet je als moeder wat je moet doen, toch? Ik wist het vaak niet. Waarom huilt ze nu? Wat heeft ze nodig? Leg ik haar neer? Til ik haar op? Wat zeg ik tegen haar? Alles was minder duidelijk dan ik had verwacht. Het maakte mij onzeker.
Relaties zijn nooit mijn sterkste kant geweest. In de loop van mijn leven heb ik mezelf leren kennen als iemand die daarom graag alleen is. Maar een relatie met je eigen kind is toch iets helemaal anders? De relatie met mijn kind zou toch vanzelfsprekend ‘goed moeten’ zijn! Ik had geen idee waarom ik dit zo moeilijk vond en ik schaamde mij daarvoor.
Als ik nu terugblik op die periode besef ik dat ik waarschijnlijk worstelde met een hechtingsproblematiek. Misschien hebben mijn relatieproblemen meer te maken met hoe mijn eerste relaties als baby eruit zagen dan met mijn introverte persoonlijkheid. Het erge is dat die babyjaren van mezelf, de babyjaren van mijn dochter hebben kunnen beïnvloeden.
Het gevoel van afgescheiden zijn van mijn kind is alleen maar toegenomen wanneer ze in een pleeggezin terechtkwam. Hoe kan een relatie tussen moeder en kind nog goed komen wanneer je van elkaar gescheiden leeft? Hoe kan ik er op deze manier achter komen waarom ze huilt, wat haar aan het lachen brengt of wat ze nodig heeft? Wat kan ik nog betekenen als moeder vanop afstand? Hoe kan zij ooit nog het gevoel krijgen dat ik om haar geef? Hoe kan ze zich gezien, gehoord en begrepen voelen door mij , wanneer ik daar niet bij haar ben?
Doordat ik haar moeder ben en haar negen maanden in mijn buik heb gedragen , kan ik me ondanks alle afscheiding ook nog herinneren hoe het was om verbonden te zijn met haar. Dat heeft me altijd hoop gegeven, hoe moeilijk de situatie ook is. We zien elkaar niet vaak, maar als ik haar zie, probeer ik te luisteren, te voelen en te ontdekken wat haar bezighoudt. Tussen alle moeilijkheden en pijn door zijn er de momenten dat ik bij haar kan zijn en daarvan geniet. Ik hoop dat mijn dochter zich later deze momenten van verbinding zal kunnen herinneren.
Bij het team netwerkverkenning van Pleegzorg West-Vlaanderen, komen vanuit verschillende hoeken heel wat vragen naar ondersteuning binnen. De vragen komen van ouders zelf, voorzieningen, gezinsondersteuners, consulenten, … Samen met de betrokkenen gaan we op zoek naar steunfiguren binnen het eigen netwerk, die met de begeleiding van pleegzorg iets zouden kunnen betekenen. We behandelen deze vragen pas, als bij de gevraagde steun ook overnachtingen buitenshuis nodig zijn. Anders is er geen sprake van een pleegzorgengagement.
Ook bij al lopende pleegplaatsingen kan beroep gedaan worden op netwerkverkenning om steunfiguren te betrekken wanneer er nood aan is. We werken steeds op maat, want elke hulpvraag is uniek.
Een verkenning kan in het zeer ruime netwerk van de hulpvrager plaats vinden. Dit betekent dat niet alleen familie, school of vrien-
den bekeken worden. Ook buren, kennissen via hobby’s, ouders van bekenden… maken vaak deel uit van het netwerk. Soms is het nodig dat er een extra screening gebeurt alvorens alle partijen gaan samenwerken. Dit om de samenwerking zo goed mogelijk te starten, de situatie bij iedereen duidelijk in kaart te brengen en de verwachtingen en mogelijkheden goed op elkaar af te stemmen.
Bij een netwerkverkenning is het belangrijk te weten dat mensen zelf aan het stuur blijven zitten van hun traject. Ze bepalen mee waar kan gezocht worden naar steun en bekijken daarna samen met ons wie welke hulp opneemt. De netwerkverkenners helpen het netwerk in kaart te brengen, helpen mensen aan te spreken, geven info aan betrokkenen en kunnen mensen aan tafel zetten om samen een plan te bedenken om de ondersteuning te realiseren.
De voordelen van netwerkverkenning zijn groot: iemand die terecht kan in zijn eigen netwerk ervaart minder ingrijpende veranderingen. Zo kan het bijvoorbeeld niet nodig
zijn van school te veranderen, als de zorg tijdelijk door het dichtere netwerk opgenomen kan worden. Op die manier blijven de vertrouwde contacten voor een kind onderhouden.
Omdat ouders mee hebben kunnen bepalen wie hen ondersteunt, hebben ze vaak ook meer vertrouwen in pleegzorg.
Iedereen kan de ondersteuning vanuit het team netwerkverkenning van pleegzorg aanvragen: ouders, maar ook jongvolwassenen die nog niet volledig op eigen benen kunnen staan of pleeggezinnen die ondersteuning willen. Ook instanties zoals het CLB, het vertrouwenscentrum of consulenten vanuit OCJ of de jeugdrechtbank kunnen een aanvraag doen voor netwerkverkenning. Bij elke aanvraag blijft het wel belangrijk dat alle betrokkenen hiervoor open staan.
In West-Vlaanderen werken vier collega’s in het netwerkteam om de verkenningen op te starten. Zij brachten in kaart welke resultaten vorig jaar binnen netwerkverkenning behaald werden.