
8 minute read
Ruud Leenens liefde voor oude auto’s
Ruuds ‘poor man’s Bugatti’, een Amilcar uit 1923. De Fransen noemden zo’n auto een ‘voiturette’
Henk Donkers
Advertisement
In 2012 won Ruud Leenen met een Bugatti de eerste Penseelstreek Classic Award voor de mooiste auto. Hij had hem geleend van een vriend. Dit jaar hoopt hij de wisselbeker opnieuw te winnen, maar dan met een eigen Amilcar uit 1923. Ondertussen bouwt hij al 18 jaar aan een Bugatti T37 Grand Prix. Een man over zijn passie.
Sinds een jaar wonen we met veel plezier in de Van Goyenstraat (Gulden Bodem). Langzaam leren we de wijk kennen met zijn bewoners, de geluiden en de geuren. Af en toe rijdt er iets door de straat met een pruttelend geluid en een aparte geur. Als ik het geluid weer eens hoorde en de geur opsnoof, liep ik naar het raam om te kijken wat voor een ongedefinieerd object zo ronkte. Ik was altijd net te laat om het voorwerp goed in ogenschouw te kunnen nemen. Meestal zag ik alleen iets wegflitsen dat op een heel oude auto leek en een speciale geur naliet.
Toen ik later eens met mijn drie kleinzonen door de straat liep, stond er hogerop een ondergrondse garage open met een oude auto. Ik raakte aan de praat met de eigenaar, terwijl mijn kleinzonen zich vermaakten in de oude auto. Tot mijn verbazing mochten ze er in klimmen en zelfs aan de knoppen draaien. De auto was een Amilcar uit 1923 en de eigenaar heette Ruud Leenen (55). Ik had hem vaker op z’n oprit zien sleutelen aan oudere Volvo’s, maar wist niet dat hij een nog veel oudere auto had en in zijn kelder zelf ook nog Bugatti T37 Grand Prix uit de jaren twintig aan het bouwen was. Zelf heb ik niet veel op met auto’s, maar wel met mensen met een passie.
Waar komt jouw passie voor oude auto’s vandaan?
“Die is me met de paplepel ingegeven. Mijn vader werkte in de buitendienst bij IBM en zat veel op de weg. Hij kreeg een vergoeding voor de gereden kilometers en het onderhoud. Dat was een aardig bedrag, veel meer dan je tegenwoordig krijgt. Het onderhoud deed hij allemaal zelf. De vergoeding die hij daarvoor van IBM kreeg, kon hij in eigen zak steken. Als oudste zoon moest ik hem vaak helpen. Hij lag dan onder de auto; ik moest het gereedschap en de onderdelen aangeven. Van hem heb ik het sleutelen geleerd. Toen vond ik het niet altijd leuk dat ik moest helpen, maar achteraf ben ik blij met wat ik allemaal van hem geleerd heb.”
Zo houd je je Volvo’s op de weg?
“Ja, ik heb er een uit 1997 met 682.000 kilometer op de teller en een uit 1998 met 495.000 kilometer. De tweede heb ik gekocht omdat het een speciaal model (V70R) is in een bijzondere kleur (saffron). Van het eerste type (een 10-klepper op LPG) bestaat, denk ik, in
Nederland geen exemplaar dat meer kilometers gereden heeft. Daar worden op een Volvoforum lijstjes van bijgehouden. De auto die boven me stond, is vorig jaar van de weg gehaald. Met die van ons gaan we nog gewoon op vakantie. Ik doe al het onderhoud zelf, de auto heeft geen geheimen voor mij.”
In je kelder werk je nu al 18 jaar aan een Bugatti Type 37 Grand Prix. Wat maakt deze auto zo speciaal voor jou?
(met een blik van ‘snap je dat niet?’, een zucht en dan twinkelende ogen) “Een Bugatti moet je zien, horen, voelen… De vormgeving is prachtig, wat een esthetiek! En het geluid, of beter gezegd het lawaai, dat hij maakt, het ratelen van de tandwielen met die rechte vertanding… En dan de rij-ervaring. De lage zit, tussen (afgeschermde) draaiende onderdelen, je voelt de hitte van de versnellingsbak en de motor, je ruikt de dampen, voelt de wind … Geweldig!”
(ter illustratie laat Ruud een youtube-filmpje zien: https://youtu. be/s0JlQeCeExs ). Ik verbaas me erover dat deze raceauto twee zitplaatsen heeft. Ruud: “Er reed altijd een mecanicien mee voor reparaties onderweg.”)
Hoe ben je besmet geraakt door het Bugatti-virus?
“Bart, een oud-collega die ik ook nog kende uit mijn studietijd, heeft me besmet. Omdat ik veel moest reizen tussen mijn toenmalige woonplaats Bergen op Zoom en mijn werk in Arnhem, logeerde ik vaak bij hem. Dat bespaarde tijd. Bart kwam uit een familie van Bugatti-bezitters en was thuis een Bugatti T37 Grand Prix aan het bouwen. Als ik daar logeerde hielp ik hem. Ik heb zijn auto mee gebouwd en mocht hem in 2013 lenen voor de Classic. Ik heb in die auto toen mijn buurjongen Otte die aan een spierziekte lijdt, rondgereden en een onvergetelijke dag bezorgd.
“Met Bart en zijn familie ben ik eind jaren negentig naar een Bugattitreffen in Molsheim in de Elzas geweest. Daar is Ettore Bugatti in 1909 begonnen als zelfstandig automobielbouwer. In een soort wedstrijd voor historische auto’s mocht ik bovenop een col naast een oom van Bart plaatsnemen in een Bugatti T37 Grand Prix uit 1929.
Ik kreeg een leren mutsje op en de instructie om het dashboard goed vast te houden. Dan kwam ik niet in aanraking met bewegende wielen of hete delen. Daarna ging het met een flinke vaart bergafwaarts door haarspeldbochten waar de auto af en toe wat weggleed en ik in de diepte keek. Door de herrie konden we elkaar niet verstaan. Ik scheet nog net niet in mijn broek, maar kreeg het doodsbenauwd en werd lijkbleek. Barts oom heeft de auto toen even langs de kant gezet, me uitgelegd dat hij een ervaren racer was, dat de auto betrouwbaar was, hoe je met gaspedaal, remmen, koppeling en stuur kon spelen om de auto ‘driftend’ door de bochten te loodsen. Dat gaf vertrouwen in hem, ik gaf me over en … was verkocht.
“In 2004 kreeg ik de kans om een pakket met de grotere onderdelen te kopen zoals een holle vooras, achteras, bladveren, naven, wielen, plaatwerk en een radiateur. Die kon ik als basis gebruiken om zelf een Bugatti T37 Grand Prix te bouwen. Ik wist dat het een veeljarenproject zou worden. Mijn vriend Bart had er 14 jaar over gedaan. Ik wist ook dat het kostbaar zou worden qua tijd en geld, dat ik veel zelf moest doen, en zelf onderdelen moest maken. Daar heb ik een draaibank en freesapparatuur voor aangeschaft.”
We zijn nu 18 jaar verder. Hoever ben je?
“Ik denk dat ik ongeveer 90% van de onderdelen in huis heb. Alles om hem te laten rijden, remmen en sturen heb ik. Dan moet de auto nog wel geassembleerd worden en moeten de onderdelen precies passend gemaakt worden. Onderdelen en stukken van de auto zoals het chassis liggen nu in de kelder. Voordat ik ga assembleren moet alles uit elkaar gehaald worden en verplaatst naar de garage waar ik hem in elkaar zet.”
Wanneer denk je dat jouw Bugatti klaar is?
“Ons huis is op orde, onze kinderen zijn 16 en 19. Ik krijg dus wat meer tijd. Ik mik erop dat de auto over 3 à 4 jaar klaar is.” Hoe ben je aan die honderden onderdelen gekomen? “Veel onderdelen heb ik zelf gemaakt, voor mezelf en voor anderen. Die maken dan weer onderdelen voor mij. We ruilen ze. Of ik verkoop ze en koop daarmee weer onderdelen. Daarnaast ga ik naar markten en beurzen. Pas ben ik met een vriend in één dag op en neer naar zo’n beurs in Reims geweest. Daar heb ik een magneetontsteking en een kilometerteller op de kop getikt. Via internet kun je veel vinden, maar je moet goed weten wat je koopt. Er wordt ook ondeugdelijk spul aangeboden. In Engeland zijn fabriekjes die Bugattionderdelen maken. In Duitsland heeft iemand zich gespecialiseerd in gietstukken. Die kun je zelf niet maken. Dat geldt ook voor tandwielen. Je moet een goed netwerk hebben, elkaar helpen, van elkaar leren, dingen samen doen. De Bugatti-club waarvan ik lid ben is zo’n netwerk.”

Als je al zo ver bent, waarom heb je dan vorig jaar een rijklare Amilcar gekocht?
“Ik wilde voelen waarom ik aan de Bugatti werk. Ik wilde een rijdende oude auto. Om me te motiveren door te gaan met mijn Bugatti-project. Toen deed zich de gelegenheid voor om voor een aantrekkelijke prijs een rijdende Amilcar uit 1923 te kopen bij een man in Aken. Ik heb hem uitgeprobeerd en gekocht. Die auto wordt ook wel een ‘poor man’s Bugatti’ genoemd. Het is een simpele vooroorlogse Franse auto, een voiturette. Heel basic. De Franse regering wilde autorijden fiscaal aantrekkelijk maken met lage belastingen op kleine, lichte auto’s met een motorinhoud tot 1100 cc. De Amilcar is zo’n auto.”
Vorig jaar was jouw Amilcar het pronkstuk van de Classic. Doe je dit jaar weer mee?
“Nou, een pronkstuk was hij nog niet want ik was er buiten mededinging. Ik heb mijn Amilcar alleen geparkeerd op het Mesdagveld. Ik mocht de Classic er niet in rijden omdat het me niet gelukt was hem tijdig geregistreerd te krijgen door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Inmiddels mag ik er wel in rijden en uiteraard doe ik dit jaar mee.”
Waarom verspreidt hij zo’n aparte geur als je erin rijdt?
“Ik voeg ricinusolie toe aan de benzine. Het is een plantaardige olie. Heet ook wel wonderolie. Wordt gewonnen uit de bonen van de wonderboom. (glimlachend) Hij versterkt een beetje het racegevoel…”


Ruud op een beurs in Reims op zoek naar onderdelen voor zijn Bugatti.

Zelf onderdelen maken op de draaibank/ freescombinatie, in dit geval luchtkraantjes.
Bugatti T37 Grand Prix in aanbouw op de bok in zijn kelder. Het dashboard heeft hij zelf ‘gebouchoneerd’ (overlappende rondjes aanbrengen op een glad oppervlak zodat het minder spiegelt). De luchtpomp links is zelf gemaakt.

