De Wespbijen (Apidae - Nomada) in het Dijleland Deel 1: Inleiding, soortenrijkdom en -diversiteit. Met deze korte artikelreeks proberen we een beeld te krijgen van het voorkomen van wespbijen in het Dijleland. In dit eerste deel proberen we met een inleiding en een bespreking van de biologie te duiden waarom deze soortengroep zo interessant is om een aparte bijdrage te verdienen in dit tijdschrift. Daarnaast geven we een overzicht van alle bronnen waarmee het voorkomen in het Dijleland onderzocht kan worden. Met een eerste analyse proberen we een overzicht te krijgen van de algemene soortenrijkdom en -diversiteit in onze regio en hoe dit zich verhoudt tot andere regio’s in Vlaanderen. In een volgend artikel gaan we dieper in op het voorkomen en de verspreiding van de soorten in het Dijleland en hinten we naar welke leuke soorten in de nabije toekomst misschien nog te ontdekken vallen.
4
Inleiding
Gewone wespbij (Nomada flava) Foto: Chantal Deschepper
Wespbijen zijn slanke bijen met opvallende zwarte, witgele, gele, en/of rode kleuring, vaak met een gebandeerd patroon op het achterlijf. Door deze kleurpatronen en de geringe beharing in vergelijking met andere bijen, lijken sommige soorten op het eerste zicht meer op wespen, vandaar de Nederlandse naam van de groep. Van de typische limonade-wespen (Vespula, Dolichovespula) verschillen ze o.a. door een ovaal donker oog dat nooit zwart is, i.p.v. een niervormig zwart oog. Er zijn ook allerhande kenmerken waarmee wes-
bijen als bijen zijn te herkennen en niet als een of andere wesp, maar dit is echter specialisten werk. Enkele weken in het voorjaar gericht waarnemen in het veld zijn voldoende voor waarnemers om wespbijen te herkennen aan hun algemene indruk (soms benoemd als ‘GISS’ of ‘JIZZ’; ‘general impression of size and shape). Aan het andere eind van het spectrum heb je soorten wespbijen waarvan de gele of witte kleur gereduceerd is of ontbreekt. Ze lijken met een donker borststuk en roodkleurig achterlijf op het eerste zicht op bloed-
De boomklever I maart 2016 I ongewervelden