1.�" ...�".. .1 ,--------------------------------� ..l �� ."
�
"
.
�\Tl'RA 1010
Vleermuizen Van alle diergroepen zijn de vleermuizen het best vertegenwoordigd op de bijlagen van de Habitatrichtlijn. Op de Kleine dwergvleermuis na (een soort die slechts in
1999
soort-status
verwierf), zijn alle in V laanderen voorkomende vleermuizen opgenomen in Bijlage IV. De Bosvleermuis ontbreekt echter op de lijst met V laamse Habitatrichtlijnsoorten, aangezien de eerste zekere waarnemingen in V laanderen sinds
1873 dateren van 2001.
Daarnaast komen
in V laanderen zes soorten uit Bijlage Il voor (Grote hoefijzerneus, Vale vleermuis, Mopsvleermuis, Meervleermuis, Ingekorven vleermuis en Bechsteins vleermuis). Zo talrijk vleermuizen
op
de
bijlagen
figureren,
zo
beperkt
is
het
aantal
V laamse
Habitatrichtlijngebieden dat aangemeld werd voor de Bijlage Il-vleermuizen: slechts acht van de 38 Habitatrichtlijngebieden... Twee hiervan situeren zich (gedeeltelijk) in het Dijleland: •
Het Zoniënwoud werd aangemeld voor vier Bijlage Il-soorten (Bechsteins vleermuis, Ingekorven vleermuis, Mopsvleermuis en Vale vleermuis);
•
De 'valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen' werd aangemeld voor de Ingekorven vleermuis.
De twee Habitatrichtlijngebieden met de grootste oppervlakte in het Dijleland ('Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden' en 'Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem') werden niet aangemeld voor één of meerdere van de Bijlage Il-soorten. Dit weerspiegelt veeleer de gebrekkige kennis van het voorkomen van vleermuizen in deze gebieden, dan wel het actuele (niet-)voorkomen van populaties van één of meerdere van de betreffende soorten. Om aan deze kennisleemte tegemoet te komen, werden een aantal gebieden in het Dijleland de voorbije jaren grondig onderzocht. Zo werd in
2001
het voorkomen van vleermuizen in de
Laanvallei in kaart gebracht. Hierbij werd in het gebied tijdens inventarisaties systematisch gezocht naar het voorkomen van vleermuizen en werd tijdens vooraf bepaalde punttransect tellingen de relatie tussen de aanwezige vleermuispopulaties en het landschap bestudeerd (Verkem et al.,
2002).
Verder werd in
2001
detectoren.
en
2002
het Meerdaalwoud geïnventariseerd, voornamelijk met bat
De resultaten zijn op zijn minst spectaculair te noemen: elf soorten werden
waargenomen, waarvan er vier nooit eerder 's zomers in V laams-Brabant werden aangetroffen. Hieruit blijkt het belang van het Meerdaalwoud voor vleermuizen, met een omvangrijke en soortenrijke vleermuisfauna die vrijwel nergens in V laanderen wordt geëvenaard (Willems,
2004).
Dit onderzoek toonde ook aan dat het Habitatrichtlijngebied
'Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden' eventueel aangemeld kan worden voor de Meervleermuis (Bijlage Il), mits in de nabije toekomst kan bevestigd worden dat het geen toevallige waarneming betrof. Tenslotte worden ook via tellingen in winterslaapplaatsen belangrijke gegevens verkregen over het voorkomen en de aantalsevolutie van vleermuizen in de streek. Sinds het voorjaar van
2005
is men in V laams-Brabant gestart met een gecoördineerde werking rond deze
wintertellingen (Willems & Boers,
2005). Grote delen van onze provincie nog steeds 'blanco'
gebied, waar zo goed als geen winterslaapplaatsen gekend zijn. In de toekomst zal beter gestructureerde en systematische werking hier dus soelaas brengen.
146