··�-�·· -, �
.
� !• �� ���������� �������
�� �� �� � � � � �
s \nu mo
Vliegend hert (Lucanus cervus) Ambassadeur van onze eikenbossen Kenmerken
cervus)
-
Het Vliegend hert
(Luconus
is zonder twijfel de imposantste
inlandse keversoort. De kever dankt zijn naam
aan
de
sterk
ontwikkelde
geweivormige kaken die de mannelijke exemplaren typeren.
Dankzij deze
verlengde kaken bereiken ze een totale lengte van 7 tot 8 cm. Vrouwtjes missen deze verlengde kaken en worden niet langer dan 6 cm. De dekschilden en de kaken
van h e t
Vliegend
hert
zijn
mahoniebruin, de kop en het halsschild zijn zwart. Vrouwtjes van het Vliegend hert kunnen verward worden met vrouwtjes van de sterk gelijkende Neushoornkever
Oryctes nosicornis.
De Neushoornkever is echter
geheel roodbruin, inclusief de kop en het halsschild. Ecologie en habitat
-
De levenscyclus van het Vliegend hert is al even indrukwekkend als zijn
uiterlijk. Het larvenstadium neemt maar liefst vijf jaar in beslag. Gedurende deze periode leeft de larve ondergronds in rottend hout. In veruit de meeste gevallen zijn dit de afgestorven delen van inlandse eiken.
Volgroeide larven bereiken een lengte tot 10 cm, waarna
verpopping plaatsvindt. De volwassen kevers vliegen uit vanaf eind mei en zijn actief tot in juli. Voor hun voedselbehoefte zijn ze geheel afhankelijk van de sapuitstroom van eiken. Tijdens de vliegperiode vindt uiteraard ook de voorplanting plaats. De sapbomen vormen het geliefd afspraakplaatsje voor beide geslachten om elkaar te ontmoeten.
Indien
voedselbomen schaars zijn, kunnen zich ware concentraties van kevers vormen.
Bij een
dergelijke concentratie wordt de rivaliteit tussen de 'bronstige' mannetjes sterk aangewakkerd. In een man tegen man gevecht proberen ze elkaar met het hun geweien letterlijk over de kop te gooien. Na de paring baant het vrouwtje zich ondergronds een weg naar geschikt voedselsubstraat (houtmolm) waarin ze haar eitjes kan afzetten. Niet eender welk substraat komt echter in aanmerking.
Het eikenhout dient op een natuurlijke manier geïnfecteerd te zijn geweest
door welbepaalde schimmelsoorten die via de stam de ondergrondse plantendelen bereikt hebben. Het aangetaste hout wordt door de schimmel als het ware voorverteerd. Pas dan vormt het een geschikte leefomgeving voor de larven.
Boomstronken die overblijven na
exploitatie zijn in de meeste gevallen ongeschikt. Na het vellen zijn deze bomen niet meteen dood.
De sapstroom in de overblijvende delen van de boom komt in het voorjaar
onverminderd op gang. Door de ophoping van de aangevoerde mineralen en looistoffen krijgen de geschikte schimmels niet de kans om zich in het hout te vestigen en gaan deze stronken 'verkernen'. Zij zijn dan ook ongeschikt voor het Vliegend hert. De ecologische eisen die het Vliegend hert aan zijn leefgebied stelt, maken duidelijk waarom het in Vlaanderen zo zeldzaam is. Er dient niet alleen voldoende volume dood eikenhout aanwezig te zijn dat door de juiste schimmels is aangetast om als voedsel te dienen voor de larven. Ook de aanwezigheid van sapbomen in de buurt van de afzetplaats van de eitjes is 142