14 minute read

NP De Haan

Next Article
NP Jabbeke

NP Jabbeke

Natuurpunt De Haan 33 jaar natuurbeheer in De Zandpanne /2

Vroeg voorjaar in duinvallei - Filip Vanhee

Advertisement

In de vorige De Spille werden de historiek en het habitat van het reliëfrijk binnenduin (mosduin en duingraslanden) van het natuurreservaat de Zandpanne toegelicht. In dit tweede deel bespreken we de resterende habitats in het reservaat. We eindigen met enkele praktische bedenkingen omtrent beheer en een toekomstig lichtpunt.

2. Secundaire natte/vochtige duinvalleie

In het afgesloten deelgebied van de Zandpanne bevinden zich twee duinvalleien op de grens tussen de halfopen duingraslanden en het bos. De grootste vallei was voor de inbeheername gedurende lange tijd toegegroeid met grauwe wilg. Bij de beheermaatregelen werd de vallei in meerdere stappen opnieuw opengemaakt. Via een beheerinrichting werd een deel uitgegraven met wisselende diepte en glooiend profiel

(dus gradiëntrijk). Dit deelgebied bevat, in wisselende oppervlakte, permanent water. De rest heeft het karakter van natte tot vochtige duinvallei. De begroeiing wordt sinds een 15-tal jaar volledig gemaaid en afgevoerd (voorheen gedeeltelijk). Door de decennialange depositie van bladeren en takken van de grauwe wilgen en bomen op de omringende hellingen is hier wel een zeer dikke humuslaag ontstaan. Het jaarlijkse maaibeheer zorgt voor een langzame afname van de voedselrijkdom, die wellicht vertraagd wordt door het neerslaan van stikstof. Dit zorgt voor een begroeiing die matig voedselrijk (mesotroof) moerasland typeert: moeraszegge, zomprus, waternavel, moerasvergeetmijnietje, moeraswalstro, grote wederik, watermunt, penningkruid, vijfvingerkruid … Dit zijn dus niet echt de soorten die men in voedselarmere situaties in duinvalleien aantreft, want daar is de humuslaag te dik voor. Daarom wordt sinds enkele jaren op kleine schaal telkens een stukje humuslaag afgeplagd tot op het mineraalrijk wit duinzand, een beheermethode die o.a. in Nederland in gelijkaardige situaties tot goed resultaat heeft geleid. Bovendien zien we op die manier over verschillende jaren de evolutie en kunnen we die goed opvolgen. Een wat vreemde eend in de bijt is aardbeiklaver. Van deze soort hebben we sinds enkele jaren een licht uitbreidende groeiplaats. Dat is vreemd, want dit is eigenlijk een zilttolerante soort die meer in begraasde kwelders of zilte weilanden, zoals de Uitkerkse polder, voorkomt. Hoe die hier groeit, is ons een

"Dit deelgebied valt onder het Europese habitattype ‘Grijze Dunen H2120.”

Duinvallei in het najaar na beheer - Filip Vanhee

raadsel, vermits elke vorm van ziltheid op deze groeiplaats is uitgesloten. Onder onze duinen zit namelijk een zoetwaterlens, die door de jaren heen gevormd wordt door de regenval. Pas daaronder zit het zilte water dat soms in de polders weer aan de oppervlakte komt (cfr. zilte weilanden). Op de helling van de valleien treffen we kruipwilg aan.

Het permanente water zorgt voor een rijk amfibieënleven van de ‘gewone’ soorten als bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander. In de jaren 1950 waren er nog waarnemingen van rugstreeppad, maar deze soort werd sinds lang voor de start van het reservaat niet meer waargenomen. We hopen nog steeds op een terugkeer, maar omdat het gebied geïsoleerd ligt ten opzichte van de andere populaties is een natuurlijke hervestiging moeilijk. Dit laatste geldt ook voor de kamsalamander.

In het zomerhalfjaar is er een gezoem van insecten. Vlinders vallen daarbij natuurlijk erg op. Daaronder heeft vooral het groot dikkopje een flinke populatie. Door de droogte in het voorjaar en de zomer van de laatste 5 jaar, heeft de poel in die periode nog nauwelijks water, en toch blijft ze een belangrijke rol innemen als drinkplaats voor vogels. In de vallei zelf en in het omringende struweel van de helling zijn de mooi geweven slaapnesten van de dwergmuizen talrijk.

3. Natuurlijk evoluerend duinbos

Het meest zuidwestelijke deel van het gesloten rustgebied bestaat uit opgaand bos. Hier gaat echter een hele geschiedenis aan vooraf, die ook opgaat voor het deelgebied van de begrazingsraster waarvan het habitat toegelicht wordt onder het hieropvolgende punt 4.

Bij nader toezien blijkt hier namelijk een abrupt einde te komen aan het authentieke duinreliëf. Alles is vlak en wordt slechts onderbroken door ondiepe greppels. In een ver verleden werd hier namelijk zwaar ingegrepen. Op het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw stak het kusttoerisme de kop op. Dit werd een economische realiteit voor de kustbewoners, die hier steeds meer tewerkstelling en inkomen in vonden. Voor die periode loosden de kustdorpen hun afvalwater/riolen vrijwel ongezuiverd in zee. Men kan zich voorstellen dat dit voor de baders niet direct appetijtelijk moet geweest zijn. Naar verluidt zou dit deel van het duingebied tussen De Haan en Wenduine toen, onder initiatief en impuls van toenmalig vorst Leopold II, vergraven en geëgaliseerd zijn. Hij zou namelijk, vanuit zijn kennis van geologie, geweten hebben dat duinzand zeer poreus, maar ook zeer filterend is. Het afvalwater van Blankenberge werd via een grote rioolbuis naar hier gebracht. Deze rioolbuis ligt nu nog steeds onder het centrale wandelpad, dat tussen de verschillende reservaatsdelen doorloopt. Van daaruit werd de specie via betonnen geultjes uitgevloeid die overliepen en zich via de greppels over het gebied verdeelden. Met als resultaat een serieuze aanrijking van de bodem. Een waterzuiveringsproject avant la lettre dus. Gelukkig is dit reeds lange tijd geleden stilgelegd.

Dit deel werd volledig en vrij dicht met loofbomen aangeplant, in hoofdzaak populier; abeel (witte en grauwe), en in mindere mate es, wilg en uitzonderlijk lijsterbes. Door de voedselrijkdom was hier een explosieve groei met een dichte ondergroei van struikgewassen (meidoorn, sleedoorn, vlier, kardinaalsmuts, dauwbraam ...). In het zomerhalfjaar is dit echt een ondoorzichtbare ‘jungle’. Hoewel het niet de meest waardevolle boomsoorten betreft, zien we een interessante evolutie naarmate het bos ouder wordt. We treffen niet alleen nogal wat korstmossen en paddenstoelen op het hout aan, natuurlijke sterfte en stormschade zorgen voor steeds meer (staand en liggend) dood hout en open plekken, waardoor er enige vorm van verjonging kan ontstaan. De najaarsstorm van eind september 2020 zorgde zelfs voor een heuse corridor midden in het bos, vermoedelijk veroorzaakt door een valwind. Hier stelden we een beheer van nietsdoen in, met uitzondering van het terugplaatsen van de bosrand, ter bescherming van het duingrasland tegen depositie van blad en het scheppen van een zoom.

Wat betreft de flora treffen we hier niet meteen de meest opwindende soorten aan. In het vroege voorjaar zijn een aantal soorten, die we kunnen plaatsen onder de zogenaamde stinzengroep (oa sneeuwklokje, maarts viooltje, Italiaanse aronskelk en speenkruid), het meest opvallend. Winterpostelein valt daar dan weer niet onder. Later in het voorjaar kleurt de lagere begroeiing geel, onder een zee van stinkende gouwe en geel nagelkruid. Look-zonder-look zorgt dan weer voor de wat schaarse aanwezigheid van het oranjetipje. Er zijn talrijke saprofytische paddenstoelen en schimmels te vinden op het ondertussen massaal aanwezige dood hout. Eén van de meest voorkomende en opvallende soorten is het judasoor.

In het voorjaar en in de zomer is het opgaande bos met zijn weelderige ondergroei een ondoordringbaar lijkende jungle, een eldorado voor gewone zangvogels als tjiftjaf, fitis zwartkop, staartmees, zanglijster, boomkruiper …. De ontwikkeling tot ouder bos met talrijke dode opstaande bomen en doormidden gespleten stronken en holtes zorgde voor een duidelijk zichtbare toename van spechtensoorten. Groene en grote bonte specht en sinds dit jaar ook de kleine bonte specht. Sinds vele jaren maken een paar buizerds gebruik van de geboden rust in deze

"Het permanente water zorgt voor een rijk amfibieënleven van de ‘gewone’ soorten.”

Voorjaarsaspect in bos met dichte struweellaag - Filip Vanhee

Afstervende zwarte dennen in begrazingsraster - Filip Vanhee Aardbeiklaver in vochtige duinvallei - Filip Vanhee

oase, met elk jaar een geslaagd broedseizoen. Sperwer (het hele jaar door) en boomvalk (tijdens de najaarstrek) maken hiervan gebruik als jachtterrein. Sinds twee jaar hebben we zelfs een territoriaal koppel bosuil. De bosuil is wellicht niet zeldzaam dieper het binnenland in, maar is zeker niet algemeen langs de Vlaamse kust. In de winter zijn de houtsnippen de meest opvallende vogels. Het zijn noordelijke broedvogels die hier in de dichte jungle een prima schuilplaats vinden en ’s avonds in de schemering uitvliegen om in de omgeving voedsel te zoeken. Deze winter waren het er zelfs een 15-tal.

Tot slot bevindt zich in het bos ook nog een open plek. Hier was ooit nog een kleinschalig akkertje, waarschijnlijk mogelijk gemaakt door de voedingsstoffen die uit het bezinkende afvalwater waren achtergebleven. Toch moet het op de droge zandgrond niet eenvoudig zijn geweest om hier een schamele opbrengst te bewerkstelligen. Op oude luchtfoto’s is het patroon ervan nog te zien. Ondertussen heeft de natuur dit al lang overgenomen en zijn ook hier het duinsterretje, de eerder genoemde rendiermossen, echt walstro, walstrobremraap, muurpeper … weer van de partij.

4. Begrazingsraster met mozaïek van droog duingrasland – struweel, aangeplant bos en recent aangelegde duinpoelen

Ten noorden van het doorgaande centrale wandelpad (De Haan-Wenduine) situeert zich ten slotte het laatste habitat, dat het voorwerp uitmaakte van de laatste onderhandelingen tot uitbreiding van het reservaat. Het is het dichtst tegen de zee gelegen en de dynamiek is hier dan ook merkbaar groter. Ook hier was de hierboven besproken vroegere omvorming tot uitvloeizone van huishoudelijk afvalwater uit Blankenberge. Toen we het begin deze eeuw in beheer namen, was het zwaar verwaarloosd door gebrek aan enig beheer: recreatie en verruiging troef. Bovendien was deze zone ook zwaar aangetast door vroegere ingrepen.

Om hier zinvol te starten met beheer werd dit gedeelte voorzien van twee begrazingsrasters. Om de recreatie te kanaliseren, werd voor wandelaars via klappoortjes toegang gegeven op een natuurlijk pad (en enkel daarop) dat in lengterichting de rasters doorloopt en werd het eerste jaar een stootbegrazing en erna extensieve begrazing met Galloways ingesteld. Na enkele jaren moeten we vaststellen dat de verruiging spectaculair is teruggedrongen. De typische begroeiing van droge duingraslanden hersteld zich wonderlijk en de verschraling heeft zich duidelijk ingezet. De staatsduinen op het grondgebied van De Haan (170 ha) zijn natuurlijk ook een druk recreatiegebied. Wandelpaden lopen in lengterichting door de deelgebieden van het reservaat en ook een zeer druk belopen pad van de campingzone en Centerparcs loopt in de breedte naar het strand. Daarnaast waren er ook de ruiters en was er ook nog druk om een mountainbikepad toe te staan. Dat is allemaal wel wat veel voor die beperkte oppervlakte. Dankzij een constructieve houding, goed denkwerk en goeie planning zijn we er in toch geslaagd die sectoren een plaats te geven: we zorgden ervoor dat de wandel- , ruiter- en mountainbikepaden geclusterd werden als een corridor met ertussen telkens een smal strookje bos/struikgewas. Zo zorgden we ervoor dat de druk op de andere delen enigszins beperkt en gekanaliseerd werd en kregen we de appreciatie van de andere gebruikers.

Ondertussen ontwikkelt zich hier een mozaiek van halfopen landschap. Verspreid in de begrazingsrasters staan clusters van opgaand (aangeplant) bos, bestaande uit witte abeel, zwarte den en in mindere mate zeeden. De coniferen beschouwen we als exoten. Lokaal doet zich in de staatsbossen van De Haan echter een bijzonder fenomeen voor in de bestanden van zwarte den. Ze sterven namelijk massaal en in een uitdeinende cirkel af. Ook in de Zandpanne doet zich dit voor. De afgestorven stammen zijn doorzeefd van pikgaatjes, naar we vermoeden van de aanwezige spechtensoorten (opzoek naar de larve of kever?). Het Agentschap voor Natuur en Bos ondernam in de omringende bestanden een poging om duidelijkheid te krijgen over de oorzaak, blijkbaar nog steeds zonder resultaat. Door de extensieve begrazing van de Galloways hopen we dat de open gekomen ruimtes het duingrasland herstellen. Plaatselijk vinden we er ook ruigtes van struikgewas. Hier is nog een mooie cluster van wilde liguster, een authentieke duinheester, verder ook kardinaalsmuts, meidoorn met ertussen hondsroos. Het droge duingrasland is hier minder ontkalkt dan het eerst besproken habitat van het binnenduin. De ingestelde begrazing zette de verruiging weer in gang en zorgt voor een langzaam voortschrijdende verschraling. De verschillende soorten rendiermos zijn terug en er is een sterke uitbreiding van het waardevolle duinlangbaardgras. In een sterk begraasd stuk is een mooie groeiplaats van het duinviool teruggekeerd, vermoedelijk door de dynamiek van de begrazing en betreding door de runderen. Andere voorkomende planten zijn oa wilde asperge, muizenoor, kruipend stalkruid, echt walstro, hazepootje, cypresswolsmelk … In 2019 was er hier in een uithoekje plots een geslaagd broedgeval van boomleeuwerik. In 2020 was het paartje niet meer aanwezig. Had het te maken met de drukte op de wandelpaden die zich dat (corona)jaar voordeed?

Galloways zoeken door de zomerwarmte afkoeling in duinpoel - Filip Vanhee

Om de grazers te voorzien van drinkwater werden er ook twee poelen aangelegd. Dat waardevolle duinvalleien er nog mogelijk zijn, werd na enkele jaren duidelijk toen we in de jaarlijks droogvallende oeverzone een mooie begroeiing met strandduizendguldenkruid, bleekgele droogbloem en waterpunge opmerkten. Dit houdt een grote belofte in, want in het kader van de uitvoering van het goedgekeurde natuurbeheerplan voor dit er-

kende reservaat, kende de bevoegde minister recent een flink budget toe. We zijn volop bezig met het bijeenbrengen van de restfinanciering. Daarmee gaan we aan de slag om bij uitbreiding van de 2 poelen telkens een natte/vochtige duinvallei te herstellen, én per begrazingsraster. Het grondverzet zal verwerkt worden in het gebied als een soort nieuwe duinreconstructie (naar voorbeeld van Nederlandse projecten). Op die manier herstellen we een deel van het vroegere duinenprofiel van voor de inrichting tot uitvloeigebied voor afvalwater (einde jaren 1800).

Praktische bedenkingen inzake beheer en toekomstige opties

• De laatste vijf jaar werden we geconfronteerd met een zeer droog jaargedeelte.

Zeker aan de kust was er vanaf april tot na augustus (in sommige jaren zelfs nog langer) slechts een minimale hoeveelheid regenval. Gecombineerd met steeds meer oplopende zomertemperaturen was er gedurende die periode echt sprake van echte droogte. Ik laat het aan de exper-

ten of dit structureel wordt en een lokaal neveneffect is van de klimaatopwarming. Feit is dat dit niet zonder gevolgen bleef. Het peil van de afgescheiden zoetwaterlens onder de duinen getuigt danig van inkrimping. Dit is merkbaar aan het niveau van de poelen in het reservaat, waar nauwelijks nog water is. In die optiek moeten we de grazers regelmatig voorzien van vers water in drinkbakken. Dat dit ook zo zijn gevolgen heeft voor de biodiversiteit in de poelen, is onvermijdelijk. De duinvalleien evolueren van nat naar vochtig, naar droogte. Ook in de drogere delen merkten we, in vergelijking met vroeger, in deze periode echt een ‘verdorring’. Bloeiende planten zijn er dan nog nauwelijks. Met de aanwezigheid van recreanten op de paden loert brand dan ook steeds om de hoek. Dit gevaar wordt ook steeds aangeduid op de borden, maar toch treffen we zeer regelmatig weggeworpen sigarettenpeuken aan in het droge duingrasland langs de paden. Gelukkig hadden we de laatste twee winters toch een aanzienlijke neerslag, waardoor de reserve toch wel enigszins werd aangevuld. Door het plagwerk in de grote duinvallei wordt het maaiveld wat verlaagd, wat in geringe mate soelaas brengt en dus een win-winsituatie wordt: verwijdering van de voedselrijke toplaag – verlagen van de bodem (dus wat langer vochtig ). • Slechts een deel van het reservaat is volledig rustgebied en dus niet vrij toegankelijk (ong. 10 ha). In de overige 15 ha werd er bewust gekozen voor toegankelijkheid op paden tussen en langs de verschillende delen van het reservaat en zelfs via klappoortjes op paden in de begrazingsrasters. Dit gebeurt volledig binnen het beleidskader van Natuurpunt om natuur zo veel mogelijk toegankelijk te maken voor mensen. Ook de ruiters en mountainbikers kregen hun plaatsje. Met bordjes worden bij herhaling een klein aantal simpele regels aangekondigd: blijf op de paden, hou honden aan de leiband en ga er niet mee in de begrazingsrasters. Dat is niet alleen bij ons, maar ook in de andere delen van het duinengebied die door andere instanties beheerd worden. Tot onze spijt moeten we vaststellen dat loslopende honden, ook in de begrazingsrasters, schering en inslag zijn. Ook het verlaten van de paden in de begrazingsrasters, komt veelvuldig voor, zeker in deze coronaperiode wanneer er tijdens de weekends honderden bezoekers langskomen.

We kunnen gerust stellen dat dit een druk legt op de natuurwaarden. Het is best dat hierdoor een herhaling van het broedgeval van boomleeuwerik niet doorging. • Stikstofdepositie heeft zeker in de duingraslanden en valleitjes zijn effect, bv de druk door dauwbraam vanaf de rand in de duingraslanden. Met een jaarlijks maaibeheer houden we dit nu in de hand, maar het vergt een bijkomende investering van tijd en middelen. • Exoten zijn in de Vlaamse duinen alom tegenwoordig: vooral rimpelroos neemt hele oppervlaktes in beslag, en ook tamarisk, olijfwilg, zwarte den, tuinliguster, bezemkruiskruid ... Sommige gedragen zich zeer agressief-invasief. Ook dit eist beheermatig de nodige aandacht en opnieuw bijkomende moeite. In het bijzonder rimpelroos scheert daarin hoge toppen en kan nauwelijks zonder inzet van grote middelen worden onderdrukt. • Anderzijds houdt het toekomstig project tot inrichting van twee natte duinvalleien en herstel van het duinreliëf toch wel een verwachting in voor dit vroeger zwaar beschadigde deelgebied. We kijken dus uit naar wat de toekomst brengt!

"We zijn volop bezig met het bijeenbrengen van de restfinanciering. Help ons: BE56 2930 2120 7588, projectnummer 5516.”

Filip Vanhee

This article is from: