10 minute read

AMBACHT VOLGENS AZIZ BEKKAOUI

AZIZ BEKKAOUI 1995: Winnaar eerste prijs in de categorie damescollectie op het Festival des Jeunes Stylistes in Hyères 2007: Winnaar van de Amsterdamprijs voor de kunst 2014: Finalist van de Amsterdamprijs voor de Kunst

Modevormgever Aziz Bekkaoui is een conceptueel denker, maar ook een echte ambachtsman. ‘Ambachtelijkheid kent geen vorm, het is de mentaliteit waarmee je iets maakt. Of dat nu een jurk, een boek, een gebouw of muziek is.’

Tekst: Annemiek de Gier Fotografie: Raymond van Zessen, Tycho Merijn / Pulse, Krisztina de Châtel, Sally DM

tijdloos AMBACHT IS

IS MODE ONTWERPEN EEN AMBACHT OF EERDER EEN TALENT? ‘Het is een artistiek proces. Daardoor kun je eigenlijk niet stellen dat het puur een ambacht is, of puur een talent. Er spelen meer dingen mee, zoals creatieve visie, liefde voor het vak, een niet te stoppen nieuwsgierigheid naar nieuwe mogelijkheden. Toch koos ik na de middelbare school bewust voor kunstacademie ArtEZ in Arnhem, juist omdat ambachtelijkheid daar centraal stond. Bepaald niet hip in die tijd. De meeste kunstacademies waren vooral bezig met de conceptuele kant. Maar ik vond het belangrijk om dingen te leren als patroontekenen, stoffen bewerken en beproefde couturetechnieken. Als klein jongetje maakte ik al van alles: meubels, auto’s en later als tiener ook kleding. Ik wist zeker dat ik uitvinder zou worden. Kortom, de liefde voor materialen zit in mijn bloed. Mensen associëren ambachtelijkheid nog weleens met traditioneel, maar dat vind ik onzin. In mijn optiek kent het geen vorm, het is de mentaliteit waarmee je iets maakt. Of dat nu een jurk, een boek, een gebouw of muziek is.’

HOE ZOU JE JE WERKWIJZE ALS MODEONTWERPER TYPEREN? ‘Ik noem mezelf eigenlijk liever modevormgever. Een ontwerper kijkt naar trends, de kleuren en items voor het komende seizoen. Ik ben niet zo van de hypes, ik houd me bezig met kleedgedrag. Waarom dragen mensen wat ze dragen? Waarom hebben kantoormedewerkers bijvoorbeeld vaak een overhemd aan en waarom heeft dat een kraag? Ik speel met die gegevens door er een beetje tegenaan te schoppen. Een basissweater bijvoorbeeld hoeft niet lichtgrijs en van katoen te zijn. Ik geef er graag een nieuwe draai aan, met andere materialen of verrassende combinaties. Zo ontwierp ik ooit een joggingbroek van kasjmier, die precies op een pantalon leek. Dat was een instantklassieker.’

‘Op straat kijk ik naar hoe mensen zich bewegen. Een collectieve choreografie die alles vertelt over de tijdgeest’

©Shannon Weekers

‘Als maker moet je genereus zijn om te delen. Je hebt tenslotte zelf ook het vak van iemand geleerd’

MAAK JE NOG KLEDING ZELF? ‘De productie besteed ik uit aan kleine ateliers en fabrikanten, maar pas nadat ik elk stuk minimaal één keer zelf heb gemaakt. Ambacht is namelijk niet iets wat je op papier kunt “briefen”. Een kledingstuk is de uitkomst van een proces, een experiment. Ik begin meestal met stukjes papier uit een A4'tje te knippen, die ik vervolgens eindeloos vouw, draai, kreukel, weer gladstrijk, enzovoort. Daarna werk ik het uit en test het op een model. Regelmatig blijkt dan dat iets niet werkt, waarop ik het weer aanpas. Altijd in dialoog, zo krijg je het beste resultaat.’

DRAAG JE JE AMBACHTELIJKE SKILLS OOK OVER OP EEN JONGERE GENERATIE? ‘Als maker moet je genereus zijn om te delen; je hebt zelf tenslotte ook het vak van iemand geleerd. Dus ja, ik heb regelmatig stagiairs. Ik leer ze niet alleen de kneepjes van het kleding maken, ook de hele organisatie eromheen is belangrijk. En zelf vind ik het ook leuk me te omringen met mensen die gevoel hebben voor het vak, zij brengen hun eigen visie mee en daar leer ik van. Of de jonge generatie modeontwerpers anders denkt? Niet echt. Couture blijft toch maatwerk. Het grappige is dat ambachtelijkheid op dit moment een trend is onder jongeren. Geen slechte tendens vind ik, het inspireert mensen om hun eigen ding te doen.’

WAAR VIND JIJ JE INSPIRATIE? ‘Vroeger zou ik gezegd hebben: een bezoek aan Londen of Parijs. Maar nu bieden de straten van Amsterdam mij alles wat ik nodig heb. Ik woon aan de Prinsengracht en zie elke dag allerlei nationaliteiten aan me voorbijtrekken. Maar ook op een terras of in de trein. Ik kom graag op plekken waar veel mensen zijn om te kijken naar de manier waarop ze zich bewegen. Hoe ze lopen, hoe ze met hun jas en hun tas omgaan, hoe ze met z’n allen verdiept zijn in hun smartphone. Het is als een niet-bedachte, collectieve choreografie die alles vertelt over de tijdgeest. Oneindig boeiend. Of ik me een toeschouwer voel?’ (Lachend:) ‘Nee hoor, ik doe net zo hard mee met die smartphone. Sterker nog, je moet onderdeel zijn van het collectief om te voelen wat het inhoudt.’

©Marina Abramović 'Entering the Other Side Performance 7 Easy Pieces' Solomon R. Guggenheim Museum New York, NY 2005 ©Marina Abramović Courtesy of the Marina Abramovic Archives

‘Kleding zorgt ervoor dat de bewegingen van musici beter uitkomen. Zo ontstaat er een hele wereld rondom muziek, iets wat je echt voelt’

BEHALVE MET MODE HOUD JE JE OOK BEZIG MET THEATER, BEELDENDE KUNST EN MUZIEK. ‘Ja, alleen collecties ontwerpen, beroemdheden aankleden en shows geven is voor mij te beperkt. Juist het samenspel tussen meerdere disciplines – decor, kleding, locatie – vind ik spannend. De afgelopen jaren heb ik voor musea en theaters verschillende performances en installaties gecreëerd. Ook werk ik veel met muziekgezelschappen. Ik ontwerp kostuums, bijvoorbeeld voor het Orkest van de Achttiende Eeuw en het Amstelkwartet. Voor een uitvoering van de Bachvereniging maakte ik een complete choreografie.’ ‘IK ZET MUSICI GRAAG ON STAGE’ ©Tycho Merijn | 'Pulse', Krisztina de Châtel, Sally DM

HOE VIND JE HET OM TE WERKEN MET MUSICI? ‘Ik vind dat fantastisch, omdat musici door de eeuwen heen eigenlijk een beetje “onzichtbaar” zijn geweest – het draaide tenslotte altijd vooral om de muziek. Ik haal hen graag uit hun comfortzone en zet ze on stage, samen met hun prachtige instrumenten die het óók verdienen om gezien te worden. De kleding zorgt ervoor dat de bewegingen beter uitkomen en geeft vorm aan het geheel. Zo ontstaat er een hele wereld rondom de muziek, iets groters, iets wat je echt voelt. Noem het een gezamenlijke energie. Het mooie is: mensen zien dan meer dan ooit in hoe inspirerend mode kan zijn. Ik wil niet gewoon een standaardkunstje doen, ik wil dat iedereen meedoet. Dan doorbreek je grenzen en ongeschreven regels en bouw je met elkaar iets op.’

INGAAN TEGEN TRADITIES, IS DAT IETS WAT BIJ JOU HOORT? ‘Niet als doel op zich, want tradities kunnen heel mooi en waardevol zijn. Maar out of the box is zeker iets wat mij typeert. Als jongetje deed ik weleens twee verschillende schoenen aan naar school, gewoon omdat ik dat mooi vond. Met denken in hokjes – iets moet zus of zo zijn omdat dat nu eenmaal zo hoort – heb ik niks. Net na mijn afstuderen was de modewereld nog heel traditioneel, met strikt gescheiden mannen- en vrouwencollecties. Ik bracht als eerste een gezamenlijke collectie uit voor mannen én vrouwen, met androgyne modellen. Vernieuwing geeft nieuwe energie. Dat geldt niet alleen voor mode, maar voor alles. Ambacht is daar een tijdloos onderdeel van. Als je een jong musicus vol passie hoort spelen op een oud instrument weet je precies wat ik bedoel.’

leeftijd VOOR ELKE

TALENT KENT GEEN LEEFTIJD. EN DUS KAN JONG EN ‘OUD’ BIJ HET NATIONAAL MUZIEKINSTRUMENTEN FONDS TERECHT VOOR EEN PASSEND MUZIEKINSTRUMENT.

leeftijd VOOR ELKE

ADINDA VAN DELFT

VIOOL Mathias Neuner Mittenwald, 1827 Driekwartviool In de collectie sinds 1995 Aangekocht

ERNST REIJSEGER

CELLO Jaap Bolink & Annelies Steinhauer Hilversum, 2009 Cello met extra lage bassnaar. Bijnaam: 'La Baleine' In de collectie sinds 2010 Aangekocht

‘SCHINDLER’S LIST BETOVERDE MIJ’ Met 12 jaar is Adinda van Delft de jongste musicus met een instrument van het NMF. Sinds 2019 bespeelt ze een driekwartviool: van Mathias Neuner uit 1827. ‘De klank is warm, helder, groot en resoneert prachtig,’ zegt ze. Met dit instrument won ze direct enkele prijzen bij concoursen. De mooiste won ze begin dit jaar, namelijk de eerste prijs bij het Nederlands Vioolconcours (categorie Iordens A). Sinds 2016 zit ze op de Jong Talent-afdeling van het Koninklijk Conservatorium, waar ze les krijgt van Ilona Sie Dhian Ho. ‘Ik ga er drie keer in de week naartoe en oefen zo’n drie uur per dag,’ vertelt Adinda die in de derde klas van het gymnasium zit. Haar droom is als soliste de wereld over te reizen en dan haar lievelingsstuk, het Vioolconcert van Tsjaikovski, uit te voeren. In januari soleerde Adinda bij het Noord Nederlands Orkest in het virtuoze stuk Nigun van Ernest Bloch. Ze had zich verheugd op het concert dat ze dit voorjaar zou geven met de plaatselijke harmonie, maar dat kon helaas niet doorgaan. ‘We zouden Schindler’s List van John Williams spelen. Door deze vioolmuziek raakte ik als driejarige peuter betoverd.’ Adinda voerde dit stuk ook uit in de finale van Holland’s Got Talent in 2019 (ze werd derde) en begin 2020 bij Podium Witteman. Ze hoopt het voorjaar 2021 alsnog op te kunnen voeren.

‘NIEUW KLINKT NET ZO MOOI ALS OUD’ Ernst Reijseger is geboren in 1954 en daarmee de oudste bespeler van een instrument uit de collectie van het NMF. Maar “oudste” doet hem geen recht. Sinds de jaren zeventig is Reijseger een vernieuwer, zowel als musicus als componist. Hij mengt tal van stijlen, speelde met (jazz)legendes als Han Bennink en Misha Mengelberg en klassieke grootheden als Yo-Yo Ma en Giovanni Sollima. Momenteel treedt hij op met de zanger Neco Novellas uit Mozambique en met zijn vaste trio Reijseger, Fraanje, Sylla. Daarnaast componeert hij filmmuziek. ‘Ik begon op mijn zevende met cello en sta op het podium sinds 1969,’ zegt Reijseger. ‘Ik droomde al twintig jaar van een vijfsnarige cello, maar ik kon zo’n instrument niet betalen. Iemand wees me op het NMF en zo kon er speciaal voor mij een vijfsnarige cello worden gebouwd door vioolbouwers Jaap Bolink en Annelies Steinhauer.’ Sinds 2010 speelt hij op deze cello. 'Een historische Stradivarius klinkt prachtig, maar de kunst van vioolbouwen is nooit verloren gegaan. Dat bewijzen Bolink en Steinhauer. Mijn cello klinkt net zo goed als die van de oude meesters. Bolink en Steinhauer zijn getrouwd en delen al veertig jaar een atelier, maar mijn cello was hun eerste gezamenlijk bouwproject. Heel bijzonder dus.’

‘Een historische Stradivarius klinkt prachtig, maar de kunst van vioolbouwen is nooit verloren gegaan’

JAAP SCHÜNGEL DONEERT PERIODIEK EEN BEDRAG VIA EEN SCHENKINGSOVEREENKOMST

Tekst: Menno de Boer Fotografie: Marjory Haringa

‘Vroeger, in de tijd van Cliff Richard, heb ik een aantal jaren gitaar gespeeld. Ook heb ik ooit een jaar pianoles gehad, maar daar bleef het bij. Ik ben toch meer een luisteraar. En hoewel ik Barbra Streisand geweldig vind en in 1964 in het publiek stond bij het optreden van The Beatles in Blokker heb ik nu meer dan genoeg aan klassieke muziek. Zakelijk ging het voorspoedig en ik vind dat je daar dan van mag genieten en dat je anderen daarin moet laten meedelen. Zo sponsorde ik in de jaren negentig onder meer de Zomeropera, jaarlijks op meerdere zwoele zomeravonden, in een grote tuin in Hilversum. Fantastisch! In 2007, twee jaar nadat ik mijn bedrijf had verkocht, besloot ik periodiek een bedrag aan het NMF te gaan schenken. En dat doe ik nog steeds. Als frequent concertbezoeker doet het mij veel plezier als ik hoor dat iemand in het orkest op een instrument van het fonds speelt. Ook voelt het goed dat de voorraad hoogwaardige instrumenten straks weer wordt doorgegeven aan volgende muzikanten en dat ook zij op die manier worden uitgedaagd om nog beter te spelen. Zo draag je bij aan iets wat ook in de toekomst blijft. Als donateur kom ik weleens op het kantoor van het NMF, bijvoorbeeld als er een concert wordt gegeven. Het valt me dan elke keer weer op hoe leuk en intiem het daar is. Ze doen er met die kleine club alles aan om het allemaal in goede banen te leiden. En als ik dan in het jaarlijkse NMF Magazine lees naar welke muzikanten er weer allemaal mooie instrumenten zijn gegaan, dan geeft mij dat een bijzonder goed gevoel.’