
4 minute read
Triomf van de moederliefde
triomf van de moederliefde focus op de ocmw-verzameling in het sint-janshospitaal
Jacob van Oost de Oude (toegeschreven aan), Moeder en Kind, circa 1640, olieverf op doek, H 85 x B 71 cm, Sint-Janshospitaal Brugge Foto: ©Dominique Provost, 2017
Advertisement
Editie VII van de reeks dossiertentoonstellingen rond OCMW-collecties neemt een onverwachte wending. Het Sint-Janshospitaal nodigt zichzelf uit als eregast en tovert een schilderij tevoorschijn uit de eigen verzameling, dat tot op heden zelden aan het publiek werd getoond. Dit doek deelt de eregastpositie met een kunstwerk in bruikleen uit het Musée des Beaux-Arts van Doornik. De twee schilderijen treden drie maanden lang met elkaar in dialoog, van 15 december 2017 tot 19 maart 2018, en vertellen een tijdloos verhaal van onbaatzuchtige moederliefde. Door SIBYLLA GOEGEBUER
capsuletentoonstelling Projecten in het Sint-Janshospitaal duiden het rijkgeschakeerde zorgverhaal. Het jaarlijkse initiatief rond OCMW-collecties maakt deel uit van het structurele samenwerkingsproject OCMWcollecties Vlaanderen & Henegouwen. Het benadrukt telkens één aspect van de tijdsoverschrijdende bekommernis vanwege de zorgactoren van het Sint-Janshospitaal voor de medemens. De minipresentatie heet ook capsuletentoonstelling. Eén verhaal, één thema, één kunstenaar of een kunstenaarsfamilie worden in een opstelling in klein, compact en mobiel formaat aan het publiek onthuld. Editie VII doet niet anders. Twee taferelen, het schilderij Moeder en Kind (circa 1640) toegeschreven aan Jacob van Oost de Oude (1601-1671), uit de collectie van het Sint-Janshospitaal, en het doek Heilige Maagd met Kind en heilige Johannes (1668) van Jacob van Oost de Jonge (1639-1713), uit het Musée des Beaux-Arts te Doornik, vertellen een bijzonder caritatief verhaal.
caritas: allegorie van de onbaatzuchtige moederliefde Op beide taferelen verschijnen Maria, baby Jezus en de kleuter Johannes die op volwassen leeftijd de doper van Christus wordt. De kunstenaars hebben het tafereel bewust beperkt gehouden, zowel qua afmetingen als qua decorum en emotionele uitdrukkingen. De drie protagonisten dirigeren een schouwspel dat de onvoorwaardelijke moederliefde etaleert. Het ogenschijnlijk onopvallende decor en een kleurengamma dat door rode, blauwe en witte tonen wordt overheerst, maken van het geheel een sereen tafereel. De barokke pathos, bijna noodzakelijk voor schilderijen met een caritasthematiek in de context van de Contrareformatie, ontbreekt. Werd opzettelijk gekozen – door de opdrachtgevers of kunstenaars - voor een rus
tige, bijna naar classicisme neigende compositie? Wensten zij uitdrukkelijk een intiem ogend tafereel? Waren de werken misschien voorbestemd voor een beperkt publiek, zelfs voor privédevotie? De figuren lijken deel uit te maken van de echte leefwereld van de toeschouwer.
Ze zijn herkenbaar menselijk afgebeeld en genieten van het samenzijn met drie. De lieflijke handgebaren van Moeder en Kind voeren een dialoog zonder woorden. De toeschouwer geniet mee van het narratieve schouwspel. Het thema van Maria en Kind en de kleine Johannes ligt aan de basis van de naastenliefde-iconografie in de beeldende kunst. De afbeelding van het goddelijke gezin en Johannes toont hoe mensen van vlees en bloed het ouderlijke geluk kunnen realiseren. De aardse liefde versmelt met het goddelijke altruïsme.

selijk verdriet, de moedersmart die Maria te wachten staat. Johannes laat zijn blik buiten het schilderij treden. Hij eist als in een verstilde momentopname de aandacht van Maria en van de toeschouwer. Hij houdt de wimpel, met een voor de toeschouwer onvolledig leesbare tekst, hoog in de handen. Voor de ogen van Maria alleen verschijnen de woorden Ecce Agnus Dei (Zie hier het Lam Gods), de woorden die hij uitsprak toen Jezus naar hem toekwam om zich te laten dopen (Joh. 1:29). Het schilderij uit Brugge maakt deel uit van de OCMW-collectie. Het bevindt zich sinds jaren in het kloostergedeelte van het Sint-Janshospitaal. Het vrij kleine kunstwerk dat het thema caritas, verbeeld door de goddelijke moederliefde, toont, leent zich perfect tot privé-devotioneel gebruik in een hospitaal dat vanaf 1598, in de periode van Contrareformatie, door vrouwelijke religieuzen wordt geleid. Ontegensprekelijk past een dergelijk tafereel ook nu nog perfect in het zorgverhaal dat een hospitaalmuseum vertelt.
Bron PETZEL, K. (Red.), Caritas. Nächstenliebe von den frühen Christen bis zur Gegenwart, Petersberg, 2015.
Vanaf de 14de eeuw wordt de vrouwelijke personificatie van de caritas een van de overtuigendste manieren om de naastenliefde te duiden, zo schrijft Sabine Poeschel in Die Allegorie der Caritas in der Kunst der Neuzeit (PETZEL 2015, p. 288-291). Tijdens de renaissance blijft deze manier van voorstellen van de caritas gebruikelijk. In de Nieuwe Tijd is het uitbeelden van een moeder die zich ofwel bekommert om een meestal naakt kind, ofwel van een moeder die een kind voedt of omarmt, het meest vertrouwde beeld van de caritasiconografie. De moeder houdt haar gevoelens vrij ingetoomd. Het kind is daarentegen uitbundig aanwezig. Vanaf de Reformatie en na het Concilie van Trente (1545-1563) wordt de onbaatzuchtige naastenliefde als caritas het onderwerp van een moraaldiscours en wint de iconografie, ook in Noord-Europa, aan populariteit. De ontblote moederborst en het kind fungeren veelvuldig als attributen. Het schilderij van Doornik vertelt een dubbel verhaal. Wat het schilderij van Brugge niet etaleert, wordt op het doek van Doornik expliciet getoond. De gemoedelijke familiesfeer wordt er overschaduwd door de onheilspellende en tegelijk voor de mensheid verlossende boodschap die de kleine Johannes met de wimpel in de handen overlevert. De moederliefde loopt er parallel met de voorspelling van het onmenJacob van Oost de Jonge, Heilige Maagd met Kind en heilige Johannes, 1668, olieverf op doek, H 97,5 x B 82 cm Collectie Musée des Beaux-Arts van de Stad Doornik