4 minute read

Onze-Lieve-Vrouw Ter Potterie in beweging

Next Article
Voorwoord directie

Voorwoord directie

het museum onze-lieve-vrouw ter potterie in beweging!

Het bijzondere aan de locaties van Musea Brugge is de sterke verbinding tussen monumentale historische gebouwen en de diverse kunst- en erfgoedcollecties die er worden gepresenteerd. Dit geldt vast en zeker voor het museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie. Een stapsgewijze vernieuwing van de presentatie zorgt voor een versterking van dit ensemble. Door MIEKE PAREZ

Advertisement

1982 Het museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie heropende in maart 1982 de deuren na een lange periode van sluiting voor herinrichting. Het museum dateerde van het einde van de 19de eeuw en toonde in de historische ziekenzaal het kunstbezit dat sinds de middeleeuwen rond de armenzorg was samengebracht. Toen het museum in 1982 heropende, beantwoordde het aan de museologische normen van die tijd. Men had bovendien, zoals gevraagd, de typische sfeer van het huis behouden. De inwonende kloostergemeenschap besliste mee over de opstelling: zo werd al het kerkzilver overeenkomstig de wensen van de zusters in één wandvitrine opgesteld, met een schoolvoorbeeld van horror vacui als resultaat. Er was weinig ruimte voor eigentijdse elementen in de herinrichting, tenzij ze in de bestaande infrastructuur konden worden geïntegreerd, quod non. Museum en klooster liepen dan ook bijna naadloos in elkaar over. Het museum richtte zich op kenners die de authenticiteit van het erfgoedensemble in zijn oorspronkelijke context wisten te waarderen.

2017 Ondertussen heeft de tijd niet stilgestaan. De kloostergemeenschap woont nog altijd in het aanpalende klooster, de kerk is nog in functie en de meerwaardezoekers blijven komen, maar zowel in het klooster als in het museum wordt een nieuw hoofdstuk geschreven. De hoogbejaarde zusters trekken zich in religieuze verstilling terug en laten de band met het museum los. Het museum geeft met diverse initiatieven blijk van een nieuwe dynamiek. In de inkom kwam er een tochtsas zodat de voordeur kan blijven openstaan, wat de visibiliteit voor voorbijgangers bevordert. De beveiliging werd vernieuwd en het museum ging als eerste locatie over op ledverlichting. De gang naar de voor

1

2 malige pastoorswoning werd uit het museum- parcours geschrapt en in de kerk kwamen er -discreet- etiketten bij de belangrijkste werken. Tegelijk wordt gewerkt aan een eigentijdse mu- seale opstelling voor de bezoeker van vandaag. De typische sfeer van het huis, de intrinsieke religiositeit van een middeleeuwse caritatieve instelling, is niet meer determinerend maar contextueel. Bij de herinrichting is het uitgangspunt ‘minder is meer’: minder objecten in meer ruimte, met als doel een opwaardering van de kunstwerken. De zaal met het kerkzilver kwam als eerste aan de beurt en recent werd ook de grote zaal afge- werkt. Ze is precies zoals we voor ogen hadden: een rustige museumruimte waar niets de aan- dacht van de kunstwerken afleidt. De panelen worden op twee doorlopende sokkels getoond, op veilige afstand, zodat we op een verantwoor- de manier de zware glasplaten konden wegla- ten. Zo tonen we de werken voor het eerst in hun volle waarde aan de bezoekers. Inhoudelijk illustreren de twee wanden de devotie van de zusters en momenten uit het leven van Jezus Christus vanaf de Geboorte tot en met de Ver- rijzenis. De grote tafel die als reminiscentie aan het kloosterleven in het midden van de zaal stond, wordt nu als uitzonderlijk museaal object op een sokkel gepresenteerd. In de wandvitri- nes met toegepaste kunsten werd een selectie gemaakt; minder belangrijke of anekdotische objecten gingen in depot. Het resultaat is één grote, rustgevende ruimte: de grote renaissan- cekast is nu een blikvanger, de wand met edu- catieve panelen is weg, en de doorgang naar de zilvercollectie en de pandgang is vrij. Een herin- richting is de geschikte gelegenheid om nieuwe wetenschappelijke inzichten met de bezoekers te delen. Het paneel met Onze-Lieve-Vrouw van ’t Boompje kreeg eindelijk de correcte bena- ming, Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel, die jaren geleden door dr. Dirk De Vos was aangereikt. Van het paneeltje met de Heilige Michaël kennen we met quasi zekerheid de au- teur: de Meester van de Ursulalegende. Voor de toegepaste kunsten werkten we samen met een externe specialist. Hij onderzocht de objecten in

het ritme van de herinrichting. De etiketten bij de kunstvoorwerpen worden zaal per zaal door een aantrekkelijk meeneembord met thumbnails vervangen, de vroegere educatieve panelen door een algemene gids. Daarin werden de nieuwe inzichten opgenomen, zoals het recente onderzoek (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium Brussel en Universiteit Antwerpen, 2015) naar de anonieme stoffelijke resten in het ‘Idesbaldschrijn’ in de kerk.

2018-2019 Volgend jaar worden de pandgang en de twee kleine zaaltjes heringericht (afb. 4) en in 2019 de gang tussen kerk en museum. De krijtlijnen voor de nieuwe presentatie worden momenteel uitgetekend. In 2020 hopen we het museum te presenteren als een erfgoedensemble dat uit een middeleeuwse stedelijke caritatieve instelling is gegroeid maar de aansluiting met de 21ste eeuw niet heeft gemist.

de grote zaal en de zalen die volgend jaar worden heringericht en verschafte ons alle input die tot nu toe ontbrak. In een van de 17de-eeuwse boekbanden ontdekten we een ‘gastenboek’ met namen en handtekeningen van bezoekers uit de hele wereld, vanaf 1937 (afb. 3). De tweeverdiepingskast met de Annunciatie uit de grote zaal blijkt na onderzoek niet gotisch maar gedeeltelijk neogotisch. Nieuw in de opstelling is de recent aangekochte overlijdenspenning van Nicolas Despaers (1597) die in de Potteriekerk een praalgraf heeft. De publieksinformatie volgt 1 Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie, grote zaal Foto: ©Dominique Provost, 2017

2 Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie, vierdeurkast met medaillons, Vlaanderen, 16de eeuw Foto: ©Dominique Provost

3 Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie, gastenboek Foto: ©Dominique Provost, 2017

4 Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie, pandgang met kleine zaal Foto: Stad Brugge, Cel Fotografie, 1982

This article is from: