
7 minute read
Aanwinsten voor Groeningemuseum
aanwinsten voor het groeningemuseum twee tekeningen van duvivier en een schilderij van suvée
1 Jean-Bernard Duvivier, Portret van Joseph-Benoît Suvée, 1780 penseel in zwart en grijs, zwart en grijs gewassen, 25,5 x 20 cm, Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
Advertisement
Sinds 25 februari zijn in het Groeningemuseum enkele nieuwe werken te zien van Joseph-Benoît Suvée en Jean-Bernard Duvivier. Hoewel reeds vorig jaar verworven, worden ze nu pas tentoongesteld. Door LAURENCE VAN KERKHOVEN
twee penseeltekeningen van duvivier De Brugse musea konden op 5 maart 2016 twee bijzonder interessante tekeningen van Jean-Bernard Duvivier (1762-1837) aankopen die bij Marc Van de Wiele in Brugge geveild werden. De penseeltekeningen stellen portretten voor van twee kunstenaars die een doorslaggevende kunsthistorische rol gespeeld hebben: enerzijds Joseph-Benoît Suvée, promotor van het neoclassicisme in Vlaanderen, en anderzijds Jan van Eyck, een van de belangrijkste Vlaamse primitieven. Duvivier heeft de medaillonportretten van zijn illustere voorgangers in trompe-l'oeil weergegeven alsof ze beiden deel uitmaken van eenzelfde portrettengalerij. Het opschrift 'Peintre du Roi' dat Duvivier onder de naam van Suvée geplaatst heeft, is niet zonder betekenis. Op 29 januari 1780 was Suvée immers toegetreden tot de absolute elite onder de kunstenaars: hij werd als lid opgenomen in de Parijse 'Académie royale de Peinture et de Sculpture' en kon vanaf dan als 'Peintre du Roi' dus ook officiële opdrachten van de Franse koning verwachten. Duvivier was toen een beloftevolle student aan de Brugse academie. Hij kaapte in dat jaar een eerste prijs weg in de klas tekenen 'naer plaester'. De jonge Duvivier moet bijzonder onder de indruk zijn geweest van de feestelijke optocht die op 5 maart 1780 in Brugge georganiseerd werd voor de kersverse 'académicien' Suvée. Als blijk van waardering ontving Suvée toen een gouden medaille van de academie van zijn geboortestad. In de nasleep van deze gebeurtenissen tekende Duvivier het portret van zijn grote Brugse held die in Parijs hoge toppen scheerde. Hij liet zich hiervoor inspireren door Suvée's beroemde zelfportret dat zich op dat moment in de Brugse academie bevond. Zowel de karakteristieke houding van de geportretteerde, als zijn fiere gelaatsuitdrukking zijn trouw gekopieerd. De gelijkenis is zelfs zo treffend dat de plooienval van Suvée's kledij op identiek dezelfde wijze is uitgewerkt als in het schilderij. Duvivier heeft zich wel een zekere vrijheid gepermitteerd bij het uittekenen van de compositie waaraan Suvée met zijn penhouder werkte. Daar waar Suvée zich in zijn geschilderd zelfportret voorstelde terwijl hij een vluchtige schets maakte
1

1
2 3 4



voor het doek waarmee hij de Romeprijs behaalde, heeft Duvivier hem uitgebeeld terwijl hij het portret tekende van een bebaarde man met een expressief gezicht. Mogelijk baseerde hij zich hiervoor op een ander schilderij van Suvée dat eveneens in de Brugse academie bewaard werd. Het lijkt inderdaad een vrije interpretatie te zijn van 'Het hoofd van een oude man' dat Suvée reeds in 1771 aan de academie van zijn geboortestad geschonken had. De penseeltekening met Suvée's portret is links boven het opschrift 'Peintre du Roi' gesigneerd en gedateerd 'Duvivier 1780'. Hoewel de tweede tekening met het portret van Jan van Eyck geen datering draagt, leidt het geen twijfel dat dit werk terzelfder tijd ontstond. Het is gebaseerd op een van de ruiters op het paneel 'De rechtvaardige rechters' uit het Lam Gods-retabel dat volgens een eeuwenoude legende een zelfportret van Jan van Eyck zou zijn. Waarschijnlijk heeft Duvivier zich voor de uitwerking van deze tekening laten inspireren door een gravure met het portret van Jan van Eyck in het boek 'Pictorum aliquot celebrium Germaniae inferioris effigies' (‘Portretten van beroemde schilders uit de Nederlanden’) van de Bruggeling Domenicus Lampsonius. Er is inderdaad een opvallende gelijkenis, zowel in de houding en de gelaatstrekken van de geportretteerde, als in zijn kledij met de karakteristieke tulband en de mantel met bonten kraag. Duvivier heeft slechts enkele kleinere details aangepast, zoals de halsketting die niet alleen grotere parels maar ook een opvallender medaillon vertoont, en een bijkomend overkleed waarvan de afboording perfect aansluit bij deze van zijn tulband. Beide tekeningen zijn onder de nummers 101 en 102 terug te vinden in de veilingcatalogus die opgesteld werd bij het overlijden van Joseph van Huerne (1752-1844). Aangezien deze edelman vanaf 1780 bestuurslid was van de Brugse academie, kan verondersteld worden dat hij die tekeningen toen reeds verworven had. Na meer dan 230 jaar had men voor die werken geen beter onderkomen kunnen vinden dan het Prentenkabinet van het Groeningemuseum dat meerdere voorwerpen bevat uit Van Huerne's kunstverzameling.
een vestaalse maagd van suvée Via een tussenpersoon heeft de Stad Brugge samen met de Vrienden van Musea Brugge en een anonieme schenker ook een schilderij aangekocht dat met quasi zekerheid aan JosephBenoît Suvée (1743-1807) kan toegeschreven worden. Het doek toont een vrouwenfiguur die ten halve lijve is weergegeven tegen een don1 Jean-Bernard Duvivier, Portret van Jan van Eyck, 1780 penseel in zwart en grijs, zwart en grijs gewassen, 25,5 x 20 cm, Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
2 Joseph-Benoît Suvée, Zelfportret, 1771 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens
3
Portret van Jan van Eyck in de ‘Pictorum effigies’ van Domenicus Lampsonius, 1572 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost
4 Joseph-Benoît Suvée, Hoofd van een oude man, circa 1771 Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens
1
kere, neutrale achtergrond, met haar lichaam in driekwart profiel naar rechts, en haar blik gericht op een punt buiten het schilderij. In haar handen houdt ze een rond voorwerp waarvan de bodem kleine gaatjes vertoont. Dankzij dit attribuut kunnen we de vrouw identificeren als de Vestaalse maagd Tuccia. Na onterecht van zedeloosheid te zijn verdacht, probeerde ze haar onschuld te bewijzen door water in een zeef te dragen zonder daarbij een druppel te morsen. Volgens de overlevering richtte ze zich hiervoor tot de godin Vesta met de woorden: “Ik heb uw altaar altijd met zuivere handen benaderd; sta mij toe met deze zeef water uit de Tiber te nemen en deze tot naar

uw tempel te dragen”. Dit verhaal is geput uit de geschriften van Plinius de Oudere (‘Naturalis Historiae’), Valerius Maximus (‘Facta et Dicta Memorabilia’) en Dionysius van Halicarnassus (‘Antiquitates Romanae’). Tuccia straalt op het doek een grote waardigheid uit. Geheel in overeenstemming met het neoclassicistisch ideaal is de voorstelling zeer beheerst, zowel in de pose en expressie van het vrouwelijk hoofdpersonage, als in het subtiel kleurenpalet dat hoofdzakelijk bestaat uit witte en beige tinten. Tuccia's serene gelaatstrekken contrasteren fel met de angstige blikken van de twee figuren die zich achter haar bevinden en die vol spanning afwachten of zij met dit wonder haar reinheid zal kunnen aantonen. De witte tunica, waarvan de zorgvuldig weergegeven draperingen aan antieke beelden doen denken, staat hier duidelijk symbool voor haar kuisheid. Suvée heeft meerdere versies van de Vestaalse maagd Tuccia gerealiseerd. Zo wordt in het Museum voor Schone Kunsten van Tours een evenmin gesigneerd en gedateerd schilderij bewaard dat sterk aanleunt bij de Brugse aanwinst. Misschien komt een van die werken overeen met de Vestaalse maagd die Suvée in 1785 tentoonstelde op het Salon in Parijs. In de betreffende catalogus lezen we onder nummer 25 'Une Vestale. Tableau de 3 pieds 6 pouces de haut, sur 2 pieds 9 pouces de large' (of 106,6 x 83,8 cm). Hoewel beide doeken kleinere afmetingen vertonen, is het niet ondenkbaar dat in de catalogus de afmetingen mét lijst vermeld werden. Het schilderij illustreert perfect Suvée's belangstelling voor de klassieke beschaving. Het vertoont alle kenmerken van een neoclassicistisch werk met duidelijke omtreklijnen, harmonieuze proporties, een heldere compositie, een klassieke vormentaal en een onderwerp gebaseerd op de klassieke oudheid. Mogelijk baseerde Suvée zich voor dit schilderij op een publicatie uit 1755 van graaf Caylus, getiteld 'Nouveaux sujets de peinture et de sculpture'. Volgens Caylus is het verhaal van de deugdelijke Tuccia een originele inspiratiebron voor eigentijdse kunstenaars. Feit is dat het thema in Frankrijk toentertijd meermaals aan bod kwam, zowel in de literatuur als in de beeldende kunsten.
1 Joseph-Benoît Suvée, De Vestaalse maagd Tuccia, circa 1785 olieverf op doek, 92 x 73 cm Brugge, Groeningemuseum © Lukas - Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost