
11 minute read
Facelift voor het Belfort
een facelift voor het belfort
1
Advertisement
Vanaf 31 maart opent het belfort opnieuw de deuren voor het publiek, na een sluiting van drie maanden. Tijdens die periode zijn tal van werken uitgevoerd om het bezoek aan één van de meest bezochte monumenten aangenamer, leerrijker en veiliger te maken. Het blijft natuurlijk een stevige fysieke inspanning om de 366 treden te beklimmen, maar die wordt beloond met een prachtig panorama. Door Aleid Hemer yck
Het Belfort is één van de twaalf locaties van het Bruggemuseum, het stadsmuseum van Brugge. Als museum kreeg het een inrichting halfweg de jaren ’80. Na bijna dertig jaar was het dus hoogtijd dat het ‘interieur’ van het belfort werd aangepakt. Verschillende diensten van de Stad Brugge hebben hiervoor de handen in elkaar geslaan. De Gebouwendienst, de dienst Elektromechanica en Musea Brugge doen elk aanzienlijke investeringen om de bezoekerservaring, het comfort en de veiligheid in de toren te verbeteren. Ook de dienst Public Relations en Onthaal, Cultuur en Informatica zijn betrokken partners. Verschillende aannemers hebben in de eerste maanden van 2012 de kou getrotseerd om het uitzicht in de buik van de toren grondig te veranderen. De traphal en verschillende ruimtes in het belfort zijn herschilderd, de elektriciteit en de verlichting is vernieuwd, de brand- en camerabeveiliging zijn aangepakt zowel in het belfort als in de hallen. Op het panoramaniveau verhinderen nieuwe netten in de galmgaten de duiven om binnen te komen en ook de afscherming rond de klokken is nieuw. En ja, ook het belfort, het symbool van middeleeuws Brugge gaat mee met zijn tijd. Doorheen de toren lopen vele (data) kabels en staat allerhande apparatuur waarmee (draadloos) internet, camerabewaking en signalen allerhande mogelijk worden.
belfort [bruggemuseum] Naast alle fysische en technische werken zijn ook het bezoekersonthaal en de inhoudelijke duiding aangepakt. In 2011 hebben precies 250.095 mensen het Belfort bezocht. De er


varing van de beklimming van het monument samen met het adembenemende uitzicht staan hierbij voorop. Daarnaast wil het Bruggemuseum de bezoekers aan het Belfort ook meenemen op een boeiende inhoudelijke ontdekkingstocht. Het Bruggemuseum heeft samen met Bailleul Ontwerpbureau gezocht naar een goed evenwicht tussen de belevingswaarde tijdens het bezoek en het belang van een historisch gebouw.
De museale herinrichting vertrekt vanuit het thema ‘communicatie en identiteit’ en wil de vroegere en huidige werking en functie van het gebouw inzichtelijk maken voor de bezoekers. De grote bezoekersdruk in de toren vraagt een goed doordacht onthaal. Daarom is de inkomruimte van het belfort de eerste ruimte die er volledig nieuw uit ziet. Het zal de bezoekers die het belfort eerder hebben bezocht onmiddellijk opvallen: door het stevig inperken van de shop in het belfort is er meer ruimte en kan je vanop het balkon een eerste blik op de Markt werpen. Het is van op dit balkon dat in de middeleeuwen de bekendmakingen en verordeningen publiekelijk werden afgekondigd. Er wordt dan ook gesproken over ‘hallegeboden’. De inkomruimte wordt eveneens onmiddellijk meegenomen in het vernieuwde inhoudelijke circuit. Terwijl de bezoekers wachten geven vier beeldschermen meer informatie over het belfort als baken voor de stad en als werelderfgoed, over de hallen en over de bouwgeschiedenis van dit monument.
een ‘hoge’ symboolwaarde De klim van het belfort wordt langzaam aangevangen. Een eerste halte is al na 55 treden met de overwelfde ruimte die thesaurie of schatkamer wordt genoemd. Hier werden vanaf het einde van de 13de eeuw de vrijheidscharters of keuren van Brugge bewaard, net zoals het stadszegel, de rekeningen en de stadskas. Met de keuren kenden de graven van Vlaanderen een grote mate van autonomie en zelfbeschikking toe aan de stedelijke gemeenschap. Ze waren dus van onschatbare waarde voor de Bruggelingen. Dat het belfort de functie van bewaarplaats kreeg, maakte het tot een symbool voor de macht en de emancipatiedrang van de jonge, groeiende stad. De huidige thesaurie werd gebouwd na 1280, toen bij een torenbrand de oudste documenten van de stad verloren gingen. Sindsdien lagen de keuren opgeborgen in kisten met hangsloten achter twee zware, dubbele smeedijzeren deuren. Het belfort diende niet enkel als bewaarplaats, maar ook een tijdlang als vergaderplaats van het stadsbestuur. Na de brand van 1280 betrokken de schepenen een nieuwe vergaderplaats, het ‘Gijzelhuis’ op de Burg, waar later het stadhuis werd opgetrokken.
de klanken van de toren Het geluid van klokken was in een middeleeuwse stad ontzettend belangrijk voor het leven van de burgers. Klokken werden gebruikt als een middel om het chaotische dagelijkse leven te ordenen. De stadstoren bij uitstek voor het luiden van de klokken was het belfort. De manier waarop de klokken werden geluid (lui
1 Belfort (foto: Jan Darthet)
2 Keure uitgevaardigd door Filips van Chieti (regent van Vlaanderen, 1303- 1305) aan de burgers van Brugge, 1304 (Stadsarchief Brugge)
3 Detail van smeedijzeren hekken in thesaurie (Cel stadsfotografie Brugge)


den, kleppen of beieren) gaf telkens een andere betekenis aan het signaal. Eenzelfde klok kon voor verschillende functies worden gebruikt. Door de combinatie van toonhoogte, tijdstip en de gebruikte luid- of kleptechniek konden de burgers het kloksignaal interpreteren. Het luiden van de klokken regelde de indeling van de dag. Een belangrijke klok was de werkklok, die werd geluid rond zonsopgang of in de winter rond 7 uur. Dit stond gelijk met de start van de werkdag. De klok die rond de middag werd geluid, werd soms de ‘papklok’ genoemd. De stadspoorten mochten gesloten worden na het luiden van de poortklok. Een van de oudste kloksignalen is wellicht de avondklok of couvrefeu. Voor de burgers was dit het signaal dat alle vuren moesten gedoofd of afgedekt zijn.
Klokken werden ook gebruikt voor speciale gelegenheden, zoals de ‘banklok’ of ‘stormklok’, die burgers verzamelde voor de strijd. Diezelfde klok werd ook gebruikt als ‘brandklok’ of wanneer de besluiten van het stadsbestuur publiekelijk werden voorgelezen, bij openbare terechtstellingen of bij het begin en einde van de markt. Maar de banklok kon vanzelfsprekend ook goed nieuws aankondigen. In zo’n geval werd het geluid van de banklok versterkt door de klank van de vele andere klokken in de stad. Het collectieve gelui bracht de stad in een feestelijke stemming. In Brugge wordt de banklok de ‘triomfklok’ genoemd. Klokken waren in de middeleeuwen dus een belangrijk communicatiemiddel. De torens waren onmisbare uitkijkposten. Dag en nacht speurde een wachter naar mogelijk gevaar in en rond de stad. Een signaal op een hoorn of klaroen op vaste tijdstippen maakte duidelijk dat alles veilig was. Om de tijd in de toren nuttig te gebruiken oefende de wachter vaak ook nog een ambacht uit. In sommige periodes werden in de torens van Brugge, Mechelen en Tienen schoenen gelapt. Behalve de klokken gebruikten de torenwachters later ook nog andere instrumenten om te communiceren. In het belfort van Brugge wordt een brandtromp bewaard waarmee burgers werden gewaarschuwd voor brand.
de toren geeft het uur aan Om de dag op een juiste manier in te delen moest de torenwachter de tijd kunnen meten. Vanaf het einde van de 13de eeuw kwam het mechanische uurwerk tot ontwikkeling. De evolutie naar gelijke uren zorgde voor een belangrijke verandering in de tijdsbeleving. Het was de taak van de torenwachter om op elk uur een klokslag te geven.
In het belfort van Brugge werd vermoedelijk bij het begin van de 15de eeuw een torenuurwerk geplaatst. Het uurwerk gaf toen enkel de uren aan en de wijzerplaat had dus maar één wijzer. Bij elke uurslag gaven enkele klokjes een waarschuwing, de zogenaamde ‘voorslag’. Dit zou evolueren naar een mechanische uurslagklok. Door de uitbreiding van het aantal kleine klokjes groeide het automatische spel uit van een ‘waarschuwing’ naar een ‘muziekdoos’. Voor elke uur- en halfuurslag klonk een herkenbare melodie. Het uurwerk bracht de speeltrommel in beweging.
Bij het begin van de 16de eeuw werd aan de klokkenreeks van de trommel ook een klavier verbonden. De oudst gekende beiaardier die de Brugse klokken in 1533 heeft bespeeld, is Adri
1 Het luiden van de triomfklok (uit L’illustration, 1898, Stadsarchief Brugge)
2 Torenwachter die het beroep van schoenlapper uitoefent, circa 1900 (Stadsarchief Brugge)
3 Pieter Claeissens de Oude, De zeven wonderen van Brugge, 1505 (privé-verzameling)
4 Uurwerk met een voorslag van vijf klokjes. Uit een Franse bewerking van Suso’s Horlogium Sapientiae, 2de helft 15de eeuw (Koninklijke Bibliotheek van België, HS IV 111)

3

aan van der Sluus. In de loop van de 16de en 17de eeuw werd de beiaard in Brugge uitgebreid tot ongeveer 30 klokken. Nadat de speeltrommel in 1675 gebroken was, mocht Melchior de Haze uit Antwerpen 35 nieuwe klokken gieten. Over deze prachtige beiaard werd vol lof gesproken. De speeltrommel, de beiaardklokken en de triomfklok stortten echter neer na een blikseminslag en torenbrand in april 1741.
De opdracht om een nieuwe beiaard en triomfklok te gieten werd gegeven aan de Antwerpse klokkengieter Georgius Dumery. Samen met Antoon de Hondt leverde hij ook het nieuwe torenuurwerk en de speeltrommel. De nieuwe beiaard met 47 klokken was afgewerkt in 1748.
de roem van de (brugse) beiaard De Vlaamse belforten en hun beiaard worden in ontelbare geschriften geloofd om hun heerlijke stadsklanken. De Brugse beiaard van Dumery uit 1748 werd van bij het begin geroemd om zijn warme, diepe klank. In de 19de eeuw zongen kunstenaars op een uitzonderlijke manier de lof van het belfort van Brugge. Halfweg de 19de eeuw begon het toerisme in Brugge aan belang te winnen. De imposante toren van het belfort op de Markt droeg zeker bij tot de authentieke en aantrekkelijke sfeer van de stad. Toen al werden in de zomer avondconcerten op de beiaard georganiseerd. Vele kunstenaars vonden inspiratie in het belfort en zijn klanken. Ze brachten er odes aan in romans, gedichten en opera’s. Het meeste weerklank kenden de gedichten van Henry Longfellow, ‘Belfry of Bruges’ en ‘Carillon’ uit 1848, en de romans van Georges Rodenbach, Bruges la morte (1892) en Le Carillonneur (1892). De beiaard is en blijft dan ook een indrukwekkend instrument. Zijn klanken die zich verspreiden over de stad en het ingenieuze speelsysteem blijven tot de verbeelding spreken. Tot op vandaag blijft het belfort met de beiaard belangrijk in Brugge, zowel voor de bewoners als de bezoekers. Het automatische spel om het kwartier behoort tot de vaste klanken van de stad. Elke twee jaar worden nieuwe pinnen in de speeltrommel gestoken en klinken er dus andere wijsjes. Zo zal in de week voor Pasen 2012 de beiaard zwijgen omdat in die periode nieuwe pinnen worden gestoken. Elke week zijn er vaste concerten, aangevuld met speciale programma’s. Het onderhoud van de beiaard vraagt blijvende investeringen. In 2010 werden 21 kleinere klokjes uit 1969 vervangen door nieuwe klokken van de Nederlandse klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts. De beiaard werd gerestaureerd door Clock-o-Matic en kreeg een nieuw klavier.
de klim naar boven Het hele verhaal over de betekenis van het belfort als communicatietoren en het verhaal van de beiaard kan de bezoeker ontdekken op de ‘Stenen Vloer’, dat is 57 treden verder dan de thesaurie. En dan begint de echte klim. Langs een smalle houten trap gaat de tocht verder ophoog. Onderweg maak je kennis met de indrukwekkende triomfklok (220 treden hoog). Tussen 1280 en 1745 kende het belfort tien verschillende triomfklokken. De laatste barstte tijdens het luiden in 1745. Pas in 1800 kreeg Brugge een nieuwe triomfklok; hiervoor werd de grootste klok uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk naar het belfort overgebracht. Deze ‘Mariaklok’ was in 1680 gegoten door de Antwerpse klokkengieter Melchior de Haze. De klok weegt ongeveer
1


6000 kg, heeft een doorsnede van 2,06 meter en is 2,13 meter hoog. Na in het totaal 333 treden kan de bezoeker in de trommelkamer een knap staaltje van 18de eeuwse techniek bewonderen. De koperen speeltrommel werd in 1748 uit één stuk gegoten door Antoon de Hondt. De trommel is 2,5 meter lang, met een diameter van 2,06 meter. Het is de grootste koperen uurwerktrommel die bestaat: vermoedelijk 9 ton, met 250 rijen van telkens 122 vierkante gaatjes, in totaal dus 30.500 gaatjes. Hierin worden de pinnen of toonstiften geplaatst die alles samen 122 hamers bedienen aan de buitenzijde van de 37 zwaarste klokken. Het torenuurwerk werd in 1748 gemaakt door Jan en Antoon de Hondt uit Antwerpen. Het uurwerk wordt aangedreven door een 3 meter lange slinger, die 78 kg weegt.

Wanneer de beiaardier concerten geeft, zoals elke zaterdag en zondag van 11 tot 12 uur moet hij naar de beiaardierskamer klimmen, dan heeft hij 352 treden achter de kiezen. De bezoekers kunnen deze ruimte niet binnen, maar ze kunnen wel een blik werpen op het beiaardklavier dat in 2010 is vernieuwd. Na nog eens 14 nauwe treden wordt de fysieke inspanning beloond en kan de bezoeker genieten van een uniek uitzicht op Brugge en het ommeland. Na de herinrichting van begin 2012 zijn we ervan overtuigd dat de bezoekers zowel binnen, doorheen de toren, als buiten, op het panoramaniveau een overweldigende indruk zullen krijgen. Hét statige symboolmonument van middeleeuws Brugge is niet minder waard. 3
1 Cover van Georges Rodenbach, Le carillonneur, 1926 (Musea Brugge)
2 Gieten van de nieuwe klokken door de Koninklijke Klokkengieterij Eijsbouts uit Asten (NL), 2010
3 Uurwerktrommel (Cel stadsfotografie Brugge)