7 minute read
Een bewogen aankoop: L’Attentat van René Magritte
De aankoop van het schilderij L’Attentat (‘De Aanslag’) van René Magritte in 1967 was niet onomstreden en kende veel obstakels. Met koppige volharding wisten de Museumvrienden deze obstakels te overwinnen en zo de weg te plaveien voor de aanleg van een collectie moderne kunst voor de Brugse stedelijke musea. — Door Filip L. Demeyer
Advertisement
Vóór 1970 kochten de in 1958 opgerichte Vrienden van de Stedelijke Musea zeven twintigste-eeuwse schilderijen aan: werken vanConstant Permeke, Edgard Tytgat, Leon Spilliaert en Rik Wouters. In 1967 biedt zich een nieuwe kans aan om de collectie moderne kunst van het Groeningemuseum aan te vullen. Begin september van dat jaar heeft dr.Antoine De Jaeger, in zijn functie van voorzitter van de vzw Vrienden van de Stedelijke Musea, contact met mevrouw Renée Lachowsky uit Ukkel met het oog op de aankoop van een werk van René Magritte. Het overlijden van Magritte op 15 augustus van hetzelfde jaar is daar allicht niet vreemd aan.
Vorige pagina: René Magritte, L’Attentat (De Aanslag), circa 1932, olieverf op doek, 70 × 100 cm, Groeningemuseum Brugge. © Lukasweb – Art in Flanders
Mevrouw Lachowsky biedt uit haar bezit drie werken te koop aan van Magritte: La Tempête, Le Monde poëtique en L’Attentat, alsook een werk van Paul Delvaux en Le parc aux oiselles van James Ensor. Het aanbod wordt op 2 oktober besproken door de beheerraad van de Museumvrienden. De conclusie is dat de voorkeur voor een Ensor uitgaat naar de periode omstreeks 1900 en niet naar een werk uit 1918, dat de vraagprijs voor de Delvaux te hoog is, dat er geen interesse is voor La Tempête, maar wel voor Le Monde poëtique en L’Attentat van Magritte. Le Monde poëtique bevindt zich op een tentoonstelling in Stockholm maar L’Attentat is ter beschikking voor bezichtiging.
Schepen Fernand Traen raadt Museumvrienden en -directie aan om over de prijs te onderhandelen en op 30 oktober 1967 een nieuwe beheerraad samen te roepen. Daar leest conservator Aquilin Janssens de Bisthoven een nota van de schepen voor: “De heer Schepen is de aankoop van l’Attentat van R. Magritte genegen en belooft, zo nodig, de betaling door het Stadsbestuur te betrachten.” Schepen Traen wijst er evenwel op dat de Provincie West-Vlaanderen ook van plan is een Magritte te kopen “en er wel belust op zou zijn l’Attentat te verwerven, moesten de Museavrienden hun de zaak overmaken.” Het voorstel van schepen Traen luidt dan ook als volgt: “aankoop voor de Provincie WestVlaanderen door bemiddeling van de Museavrienden – op voorwaarde dat het Provinciaal Bestuur zich formeel en schriftelijk verbindt het schilderij in een voor het publiek toegankelijk museum en gelegen op het grondgebied van de stad Brugge tentoon te stellen.”
Het is niet vreemd dat schepen Fernand Traen pleit voor een samenwerking met de Provincie. In 1963 kocht de
Provincie West-Vlaanderen 41 werken uit de kunstcollectie van Gustave van Geluwe. Na een aantal maanden te zijn getoond in het Provinciaal Hof, wordt de verzameling vanaf juni 1964 in drie zalen van het Groeningemuseum gepresenteerd. En schepen Traen ligt aan de basis van de eerste Triënnale voor actuele zouden moeten komen.” Over een aankoop voor de Provincie is men niet eenduidig positief. “De Raad van Beheer van de vzw. De Museavrienden beslist evenwel vrij over de aankoop door de vzw. (+ financiering door het Stadsbestuur)”, aldus het verslag.
Dr. De Jaeger krijgt de opdracht om over de prijs te
kunst in 1968, een samenwerking tussen Stad en Provincie. Voorzitter Antoine De Jaeger vraagt aansluitend, ondanks de afwijzing op de vergadering van begin oktober, ook aandacht voor Le jardin des oiselles (1918) van James Ensor. “Na bespreking is de meerderheid van de aanwezige leden van oordeel dat beide werken in stadsbezit
onderhandelen. Ondertussen schrijft conservator Aquilin Janssens de Bisthoven een nota voor het schepencollege met een voorstel tot aankoop van L’Attentat en Le jardin des oiselles met een betalingsplan voor de vzw met tussenkomst van de Stad en een ‘Rijkstoelage’, gespreid over de jaren 1967, 1968 en 1969. De ‘Stadskas’ heeft een aantal opmerkingen op de nota omdat de regeling fiscaal zeer nadelig is (dubbele overdracht van eigendomsrecht en bankintresten op de lening van de vzw). Het Stadsbestuur gaat niet onmiddellijk over tot een beslissing.
Op Sinterklaasdag 1967 komt de aankoop van L’Attentat uitgebreid ter sprake binnen de museumcommissie. Die bestaat uit een mix van kunstliefhebbers en deskundigen, alsook stedelijke en provinciale vertegenwoordigers. De vergadering wordt voorgezeten door prof. dr. Egied Strubbe. Hij doet vooreerst zijn beklag over het feit dat er niet vroeger een vraag tot advies aan de commissie werd gesteld. “Prof. Strubbe meent dat een voorafgaandelijk advies van de museumcommissie niet alleen voor het geval Magritte maar voor alle belangrijke aankopen, hetzij door het stadsbestuur, hetzij door de Vrienden van de musea, de te volgen procedure zou moeten zijn.” Gedeputeerde Jozef Storme verzoekt om een principiële tussenkomst. Hij verwijst naar de overeenkomst tussen het stadsbestuur en de provincie waarbij bepaald werd dat de stad geen modern werk (vanaf het expressionisme) zou aankopen, op kleiner werk van Brugse hedendaagse schilders na. De provincie zal geen oude kunst verwerven “en mocht
haar een schenking van oude kunst te beurt vallen dan zou deze onvoorwaardelijk ook in bruikleen aan de stad worden afgestaan.” Er ontspint zich een uitgebreide discussie waarbij het ook gaat om enerzijds de plannen voor “één centraal museum of museumcomplex (op de gronden van het SintJanshospitaal)” en anderzijds de ideeën voor een provinciaal cultureel centrum op SintPieters (“een inplanting die door het stadsbestuur van Brugge zelf is opgedrongen geworden”). “Er is wel gezegd geweest dat de provincie in haar toekomstig cultureel centrum de actuele kunst ‘op de voet’ zou volgen, maar met een volwaardig museum voor moderne kunst, los van een stedelijk museumcomplex, is men van stadswege nooit akkoord geweest, omdat men zich steeds op het standpunt gesteld heeft dat de uitbouw van twee musea voor schilderkunst in een stad zoals Brugge onredelijk zou zijn”, oppert prof. Strubbe. Waarop gedeputeerde Storme repliceert “dat de provincie niet kan wachten op dat centrale museum, dat er misschien maar binnen 20, 30 of 40 jaar zal komen…”. De conservator en de Museumvrienden enerzijds en de Provincie anderzijds zitten, ondanks de afspraken en de wens van de schepen, duidelijk
niet op dezelfde golflengte… Maar de eindconclusie voor de aankoop van de Magritte is positief. “Het advies is gunstig”. Al laten de commissieleden Storme, Gyselen en Kervyn nadrukkelijk noteren “dat dit niet betekent dat het een verwerving voor het stedelijk museum wordt.” L’Attentat wordt tijdens de vergadering van de museumcommissie getoond en het schilderij zou Brugge niet meer verlaten. Vriendenvoorzitter Antoine De Jaeger koopt de Magritte… en de Ensor met een bbl-lening “aan bijzonder gunstige voorwaarden”. Vervolgens, op 22 december 1967, aanvaardt het stadsbestuur de twee schilderijen in bruikleen: L’Attentat vanwege de vzw De Vrienden van de Stedelijke Musea en Le jardin des oiselles (‘Het Park met Wijfjesvogels’) vanwege dr. Antoine De Jaeger. De Ensor blijft in het bezit van de familie De Jaeger en keert in 2002 definitief terug naar de erfgenamen.
Om het schilderij van Magritte definitief te verwerven voor de Brugse Stedelijke Musea vragen de Museumvrienden aan Emile Langui, administrateur-generaal voor Schone Kunsten, ‘een milde toelage’ en steun voor de uitbouw van een stedelijke verzameling moderne kunst. De Vriendenvereniging is duidelijk vastberaden om op de ingeslagen weg verder te gaan. Op de beheerraad van 25 maart 1968 stelt beheerraadslid Luc Vierin voor om desnoods de statuten, die bepalen dat enkel werken van overleden schilders mogen aangekocht worden, te wijzigen. Er wordt een subcommissie in het leven geroepen die voorstellen zal doen aan de Raad van Beheer. Jaak Fontier en dr.Paul Van Eeckhoutte worden aangeduid als lid van die commissie. Op 6 juli 1970 krijgt voorzitter De Jaeger een brief met het verlossende bericht van minister van Cultuur Frans Van Mechelen dat er een rijkstoelage van 640000 Belgische frank voor de aankoop van L’Attentat wordt verleend.
Bibliografie — Archief Groeningemuseum, dossiers 0000.GRO1631.I en 0000.GRO1632.I — J. Fontier, De eigentijdse beeldende kunst in Brugge 1945-1999. Een documentatie met kritische bedenkingen, in Kruispunt. Literair kwartaalschrift, 41(2000)183, p. 27-91. — F. Traen, Brugse memoires, Brugge, 2015, p. 69-74. — W. Van den Bussche, Provinciaal Museum voor Moderne Kunst. Kataloog (4-talig), Brugge, 1979, p. 11-17.