10 minute read

Poster-abstracts van de Wetenschapsdag

De samenvattingen van de ingediende posters worden hieronder beschreven. Steeds is de presentator namens het gehele onderzoeksteam benoemd. De volgorde van abstracts is willekeurig.

De DizziMS-studie: impact van duizeligheid en valepisodes op kwaliteit van leven van multiple sclerose patiënten

Jeroen Venhovens is neuroloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Duizeligheid en vertigo komen vaak voor bij patiënten met multiple sclerose (MS). Daarnaast valt de meerderheid van multiple sclerosepatiënten jaarlijks. De associatie tussen duizeligheid en valepisodes bij MS-patiënten is onbekend. Het protocol van de DizziMS-studie beschrijft een prospectieve follow-up pilotstudie. Het primaire doel van de studie is om de prevalentie, incidentie en associatie van duizeligheid en valepisoden in kaart te brengen. Een secundair doel is om te bepalen of valangst, kwaliteit van leven en verwondingen door val geassocieerd zijn met een verhoogd valrisico. Het plan is om ten minste 500 MS-patiënten te includeren.

Machine learning classification of mediastinal lymph node metastasis in NSCLC: a multicentre study in a Western European patient population

Sara Laros is AIOS klinische fysica in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Hoewel PET-CT scans met de tracer 18-FDG een belangrijke rol hebben in de stadiëring van longkanker, kan het toch lastig zijn om op zulke scans goed onderscheid te maken tussen activiteit in benigne en maligne lymfevaatklieren. Het doel in deze retrospectieve studie was om het effect op onderscheidend vermogen tussen benigne en maligne intrathoracale lymfeklieren te bepalen, door primaire tumordata en klinische kenmerken toe te voegen. Het toevoegen van primaire tumordata leidde tot een verbetering van het onderscheidend vermogen. Daarentegen leidde het toevoegen van klinische kenmerken zoals distale metastases niet tot een verbetering.

Real time Artificial Intelligence Aided, novel multiple sclerosislesion detection

Carine Martins Jarnalo is radioloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Van patiënten met multiple sclerose (MS) worden geregeld MRI’s gemaakt. Mogelijk is MRI met contrastvloeistof alleen nodig bij patiënten met nieuwe laesies. In deze studie werd de sensitiviteit en specificiteit geëvalueerd van een op kunstmatige intelligentie gebaseerd softwareprogramma. De sensitiviteit is 93% met een positief voorspellende waarde van 87%. De specificiteit is 75% met een negatief voorspellende waarde van 86%. Deze voorlopige resultaten laten zien dat het softwareprogramma te gebruiken is voor de klinische praktijk.

Diffuse alveolar hemorrhage as an early complication of alemtuzumab treatment: a case report of a multiple sclerosis patient and an overview of 14 cases

Carine Martins Jarnalo

Redenen waarom primair progressieve multiple sclerosepatiënten contact opnemen met verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in multiple sclerose

Rosaline van den Berg is trial coördinator Wetenschapsbureau in het Albert Schweitzer ziekenhuis. De zorg waaraan patiënten met primair progressieve multiple sclerose (PPMS) behoefte hebben is niet eerder in beeld gebracht. In deze studie werd in kaart gebracht welke vragen en aspecten er bij PPMS-patiënten spelen, welke patiënt-gerelateerde factoren er meer aanleiding geven tot een vraag aan een MS-verpleegkundige, en welke acties er door de MSverpleegkundige uitgevoerd worden. Uit dit onderzoek bleek dat MS-verpleegkundigen vooral een belangrijke rol kunnen spelen voor patiënten die alleen leven en voor mannelijke patiënten. PPMS-patiënten maakten zich vooral zorgen over mictie- en ontlastingsproblemen en hebben daar graag informatie over. Daarnaast zijn er veel terugkomende vragen over nieuwe behandelopties.

Clinical outcome of asciminib treatment in a real-world multiresistant CML patient population

Camille Kockerols is arts-onderzoeker in het

Albert Schweitzer ziekenhuis.

Asciminib is een nieuwe BCR-ABL1-remmer die effectiever is dan bosutinib bij chronisch myeloïd leukemie (CML)-patiënten die al met twee of meerdere tyrosinekinasremmers zijn behandeld. Terwijl asciminib nog wacht op goedkeuring door de European Medicine Agency (EMA) zijn in een nationaal cohort de uitkomsten van asciminib onderzocht. De data laten zien dat asciminib goed verdragen wordt en effectief is bij CML-patiënten. Mogelijk is het middel iets minder effectief bij patiënten die eerder gefaald hebben op ponatinib of in een vergevorderd ziektestadium waren.

Preoperative cancer antigen 125 level as a predictor for surgical outcome in advanced-stage ovarian cancer

Gatske Nieuwenhuyzen-de Boer is gynaecoloog in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Na een cytoreductieve operatie bij vergevorderd ovariumcarcinoom is de hoeveelheid tumor die achterblijft geassocieerd met algehele overleving. In deze studie werd nagegaan of de serumconcentratie van cancer antigen 125 (CA-125) vóór de behandeling en na de neoadjuvante chemotherapiebehandeling een voorspellende waarde heeft op de chirurgische uitkomst. Uit de studie bleek dat preoperatieve CA-125 waardes ≤ 35 kU/L geen onafhankelijke voorspeller zijn voor complete cytoreductieve operatie.

Genome-wide methylation profiling of circulating cell-free DNA in advanced-stage ovarian cancer

Gatske Nieuwenhuyzen-de Boer DNA methyleringsmarkers in het bloed kunnen mogelijk voorspellen of een behandeling aanslaat en wat de prognose is bij patiënten met vergevorderd ovariumkanker. In deze studie worden regio’s die anders gemethyleerd zijn in celvrij DNA geïdentificeerd op verschillende tijdstippen en wordt een relatie gelegd met klinische parameters. Patiënten met vergevorderd ovariumcarcinoom konden op basis van hun celvrij DNA methyleringsprofiel goed onderscheiden worden van gezonde controles. Ook waren de methyleringsprofielen voor en na de operatie anders. Deze methyleringsprofielen zouden misschien in de toekomst gebruikt kunnen worden bij welke vrouwen de behandeling slaat en bij wie er terugval plaatsvindt binnen 12 maanden.

Assessment of surgical strategies for pilonidal sinus disease in the Netherlands

Noor Huurman is arts-onderzoeker in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Pilonidale sinus (een pijnlijke ontsteking in de bilnaad) wordt in Nederland op veel verschillende manieren behandeld. Uit een online enquête die onder de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is uitgezet blijkt dat traditionele excisietechnieken het meest gebruikt worden. De tweede plek wordt ingenomen door flaptechnieken, gevolgd door minimaal invasieve technieken. Internationale richtlijnen bevelen de laatste twee aan, terwijl een Nederlandse richtlijn er nog niet is.

Prognostic value of syntax score, intravascular ultrasound and near-infrared spectroscopy to identify low-risk patients with coronary artery disease: 5-year results from the ATHEROREMO and IBIS-3 cohorts

Serena Vlieger is research verpleegkundige cardiologie in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Om patiënten te identificeren die een groot risico hebben op grote cardiovasculaire events (MACE), kunnen diverse markers gebruikt worden. Voorbeelden zijn SYNTAX score (SS), plaquelast en een zogenaamd lipid core burden index (LBCI). In deze studie is gekeken of de combinatie van markers gebruikt kan worden om patiënten met juist een laag risico op MACE te identificeren. De combinatie van SS LCBI tot maximum 4 mm is bruikbaar om patiënten met laag risico te identificeren.

Evaluation of coronary plaque characteristics in diabetes patients with nonflow limiting coronary artery disease: results from COMBINE (OCT-FFR) trial

Serena Vlieger

Fractionele flowreserve is de gouden standaard om een bloedvatvernauwing te identificeren die hartischemie kan veroorzaken. Maar in specifieke patiëntcategorieën geeft de afwezigheid van een fractionele flowreserve laesie toch slechte uitkomsten, bijvoorbeeld bij diabetespatiënten. Bij deze patiënten vindt aderverkalking sneller plaats. In deze studie werd daarom de samenstelling van de atherosclerotische afzettingen (plaques) in de vaatwand bestudeerd middels optische coherentietomografie (OCT). De karakteristieken van plaques die met OCT bestudeerd worden, hebben inderdaad een toegevoegde waarde om laesies te identificeren die een laag risico hebben op cardiale events.

Predicting lymph node metastases in patients with biopsyproven ductal carcinoma in situ of the breast

Claudia Meurs is eigenaar van het bedrijf CMAnalyzing. Okselstadiering wordt vaak gedaan bij ductal carcinoma in situ (DCIS, een voorstadium van borstkanker), maar blijkt achteraf gezien vaak onnodig. In deze studie werd een predictiemodel ontwikkeld om het risico op lymfklieruitzaaiingen bij DCISpatiënten te voorspellen. Het ontwikkelde DCIS-met model is ontwikkeld en gevalideerd, en kan klinische beslissingen ondersteunen bij okselstadiering bij DICS-patiënten.

Implementatieonderzoek van ‘smart activity coach’ voor monitoring en stimulering van beweging bij klinische patiënten op hematologische intensive care

Tim van Pinxteren is fysiotherapeut in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Patiënten op de hematologische intensive care verblijven vaak op bed, terwijl het voor hun algemeen herstel beter zou zijn om activiteiten te ondernemen. In dit onderzoek werd een ‘smart activity coach’ ontwikkeld om de lichamelijke activiteit bij deze patiëntengroep te stimuleren en te monitoren. Middels ‘design thinking’, een methode waarbij de patiënt centraal staat, kwam naar voren dat de patiënt behoefte heeft aan zelfregie, duidelijkheid en zowel mentale als fysieke ondersteuning. De ‘patient journey’ sluit het beste aan bij de vraag van de patiënt en is naar wens ingericht.

Clinicobiological characteristics and treament efficacy of novel agents in chronic lymphcytic leukemia with iglv3-21r110

Paul Hengeveld is arts-onderzoeker in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Bij chronisch lymfatische leukemie (CLL) staat de samenstelling van de B-cell-receptor centraal. Een nieuwe mutatie IGLV321R110 werd onlangs beschreven. In deze studie werd het cytogenetische, immunogenetische en mutatielandschap in kaart gebracht. Uit de resultaten bleek dat er geen voorspellende impact was van IGLV3-21R110 op het aanslaan van nieuwe therapieën met venetoclax en ibrutinib. Nieuwe doelgerichte behandelingen kunnen de bijwerkingsprofielen bij patiënten met IGLV3-21R110 verzachten.

Measuring minimal residual disease beyond 10-4 through ighv leader-based next generation sequencing improves prognostic stratification in chronic lymphocytic leukemia

Paul Hengeveld

Deze posterabstract wordt reeds beschrijven op pagina 14.

Secular trends in the loss of life expectancy after a diagnosis of chronic lymphocytic leukemia: a population-based study in the Netherlands, 1989-2018

Lina van der Straten is arts-onderzoeker in het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Met de komst van nieuwe therapieën is de levensverwachting van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) toegenomen. Hoeveel dit is toegenomen, is nog onbekend. In deze studie is de toenemende levensverwachting van huidige CLL-patiënten vergeleken met eerdere cohorten van CLLpatiënten. De levensverwachting in alle leeftijdsgroepen is in de afgelopen 30 jaar toegenomen, zelfs in de oudste populatie. Wel blijft er een sterfteoverschot bij CLL-patiënten, dat afhankelijk is van de leeftijd en het geslacht.

Sedation increasingly becomes the first choice. Should it get a more prominent role?

René van der Voort is sedatiepraktijkspecialist.

Procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) wordt in het Albert Schweitzer ziekenhuis sinds enkele jaren uitgevoerd door een gespecialiseerde anesthesiemedewerker, de sedatiepraktijkspecialist (SPS), die werkt onder indirecte supervisie van de anesthesioloog. In deze studie werd in kaart gebracht hoeveel procedurele sedaties er zijn verricht en hoe dit werd gewaardeerd door de patiënten. Op basis van de verzamelde data is procedurele analgesie inzetbaar voor kleine ingrepen waarbij geen algehele anesthesie meer nodig is, zelfs voor de patiënten die een slechte fysieke toestand hebben. Mogelijk kan PSA nog meer worden geoptimaliseerd door deze behandelingen op een centrale plek te laten plaatsvinden.

Jantina Kortleve

Er wordt in het ASz veel onderzoek gedaan. Wie zijn die collega’s, wat onderzoeken ze, wat hebben ze ontdekt, wat drijft ze en hoe typeren ze zichzelf? Om die antwoorden te krijgen, leggen we hen regelmatig een aantal vragen voor. Dit keer is het de beurt aan Jantina Kortleve, physician assistant

(PA) bij de afdeling Hematologie.

Kun je wat over jezelf vertellen?

“Ja hoor. Sinds dit voorjaar maak ik bij de afdeling Hematologie deel uit van het team Trials & Research. Als PA draag ik zorg voor hematologie-patiënten die in studieverband worden behandeld. Ik coördineer de logistiek rond de verschillende onderzoeken die bij zo’n studie komen kijken. Daarnaast zie ik ook patiënten, zowel tijdens behandeling als in follow-up. Tot slot verricht ik ook beenmergpuncties, dit is een veel gebruikt onderzoek bij bloed- en lymfeklierkanker.

Ik ben opgeleid als hematologie-verpleegkundige. Dus mijn hart lag altijd al bij de hematologie. Ook onderzoek doen trekt mij al lang. Ik heb jaren als researchverpleegkundige gewerkt en heb ook zelf onderzoek gedaan. In het begin vooral literatuuronderzoek, middels verschillende CAT’s (critical appraised topics), een mooi hulpmiddel om evidence based practise (EBP) toe te passen in de praktijk. Na verloop van tijd raakte ik naar aanleiding van een CAT betrokken bij een onderzoek in samenwerking met de EBMT

(European Association for Blood and Marrow Transplantation) naar hydratie na autologe stamceltransplantatie. Een leerzame ervaring.”

Welke onderzoeken doe je nu?

“Op dit moment ben ik bezig met twee onderzoeken. Met het eerste was ik al bezig op mijn vorige werkplek, het St. Antonius ziekenhuis. Ik deed daar samen met de apotheek onderzoek naar de relatie van overall-survival en relatieve dosis intensiteit (RDI) van vincristine in R-CHOP-chemokuren bij patiënten met een agressieve vorm van Non-Hodgkin lymfoom (DLBCL). Dit was naar aanleiding van een CAT die ik geschreven heb tijdens mijn -opleiding. Vincristine geeft vaak chemotherapie geïnduceerde polyneuropathie en wordt om die reden vaak in dosis gereduceerd. Uit literatuuronderzoek kwamen verschillende internationale onderzoeken met een significant verschil in overall-survival tussen aan de ene kant de groep met de volledige dosis vincristine, en aan de ander kant de groep met een lagere RDI van vincristine. Dit is een klinisch relevant resultaat, dat voor mij aanleiding was om een onderzoek op te zetten bij de patiëntenpopulatie in het St. Antonius ziekenhuis. Helaas was de groep patiënten te klein om significante verschillen aan te tonen. Daarom willen we dezelfde groep in het ASz onderzoeken en toevoegen aan de resultaten van het St. Antonius ziekenhuis. De dataverzameling van dit onderzoek gaat dit najaar van start. We zijn erg benieuwd naar de resultaten.

Eerder onderzoek, geïnitieerd in het ASz, toont aan dat deze periode van afwachten psychisch zwaar is, vooral rondom de controleafspraken. Tijdens deze controles, variërend van 1-4 keer per jaar, wordt met bloedonderzoek en lichamelijk onderzoek gekeken of er een behandelindicatie is ontstaan. Daarnaast worden patiënten geïnstrueerd eerder te komen bij lichamelijke klachten, zoals gewichtsverlies of nachtzweten, lymfeklierzwellingen of andere onbegrepen klachten. De vraag rijst bij hoeveel patiënten de behandelindicatie wordt gesteld tijdens een gepland polibezoek en hoeveel patiënten er tussentijds komen met klachten. Hoeveel patiënten moeten er gescreend worden om één patiënt met een behandelindicatie te identificeren? En hoe groot is de kans dat een patiënt nog een behandelindicatie ontwikkelt als hij of zij al bijvoorbeeld 2, 5 of 10 jaar een stabiel ziektebeeld heeft? Welke kenmerken hebben patiënten die eerder komen dan de geplande controles? Kunnen we dit voorspellen? Met behulp van retrospectief dossieronderzoek willen we antwoorden op deze vragen krijgen. Dit onderzoek wordt op dit moment ingediend bij de WOAC.”

Heb je nog nieuwe onderzoeksplannen?

“Een wens voor de toekomst is het opzetten van een prospectieve studie bij de populatie met het ‘Wait and See’-beleid. Ik zou dan een vergelijking willen maken tussen standaardzorg met periodieke controles in het ziekenhuis, en het terugverwijzen naar de huisarts met instructies aan zowel patiënt als huisarts wanneer zich te melden. De hypothese is dan dat zorg van de huisarts een mindere psychische belasting heeft voor patiënten. De huisartszorg biedt ook een maatschappelijk voordeel, omdat er in het ziekenhuis geen DBC wordt opengehouden voor een patiënt die mogelijk jarenlang geen behandelindicatie heeft. Dit scheelt dus mogelijk aanzienlijk in de zorgkosten en belasting voor deze patiënten.”

Het tweede onderzoek is een nieuw op te zetten retrospectief onderzoek naar patiënten met een indolente B-cel maligniteit met ‘Wait and See’-beleid. Hieronder vallen bijvoorbeeld patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), folliculair lymfoom (FL) en marginale zone lymfoom (MZL). Deze ziektebeelden zijn vooralsnog niet curabel, en bij het stellen van de diagnose is er ook niet altijd meteen een behandelindicatie. Dan worden deze patiënten gevolgd door middel van periodieke controles: ‘Wait and See’. Soms duurt het jaren voordat er een behandelindicatie ontstaat.

This article is from: