
6 minute read
Ruud Kleyweg: “Persoonlijke connecties tussen onderzoekers zijn goud waard.”
Ruud Kleyweg stopt als decaan. Toen hij hiermee begon, was het nog een geheel nieuwe functie in het Albert Schweitzer. Als medisch specialist ging hij in nauwe samenwerking met de Wetenschaps- en Opleidingscommissie en de medewerkers van het Leerhuis, opleiders begeleiden, medische (vervolg-)opleidingen organiseren en toezien op de kwaliteit ervan. Ook ging hij inhoudelijke bijdragen leveren aan de onderwijskundige vernieuwing en aan het verder brengen van wetenschappelijk onderzoek in het Asz.

Ruud, hoe ben je deze in deze functie terecht gekomen?
“Die kwam voor mij precies op het goede moment. Ik werkte al 27 jaar als neuroloog en wilde stoppen. Ik wilde meer tijd gaan besteden aan onderzoek en aan onderwijs, dat ik altijd leuk heb gevonden maar slechts af en toe deed. Op dat moment kwam de Raad van Bestuur naar me toe met het bericht dat er een nieuwe functie van decaan was ingesteld. Ze nodigde me hiervoor uit en het sprak me meteen aan.”
Zo, dat was een mooie uitdaging. Hoe heb jij die rol van decaan ingevuld?
“De taak van de decaan bestaat uit het stimuleren van onderwijs, het zorgen voor een veilig en goed opleidingsklimaat en het helpen met de docentprofessionalisering. Bij mij liep de zorg voor het wel en wee van de arts-assistenten er als rode draad doorheen. Concreet heb ik me in die zes jaar bezig gehouden met het uitrollen van de werkdrukenquête en het optuigen van het peersupport-systeem. Ook heb ik geholpen bij de start van het discipline-overstijgend onderwijs en was ik betrokken bij intervisiebegeleiding.”
En toen gingen je handen ook jeuken voor de wetenschap?
“Als decaan kreeg ik de vrijheid om zelf invulling te geven aan mijn decaan-schap. Ondanks dat het aspect wetenschappelijk onderzoek niet direct in mijn functieomschrijving stond, ben ik me de laatste paar jaar steeds meer bezig gaan houden met het stimuleren en mogelijk maken van wetenschappelijk onderzoek. Als decaan vond ik dat het goed is om het wetenschapsklimaat in het ASz te verbeteren.
Voordat ik decaan werd, was ik niet zo op de hoogte van de verschillende onderzoeken. In samenwerking met het wetenschapsbureau hebben we verbeteringen kunnen aanbrengen in hoe we hier wetenschap kunnen uitvoeren, onder andere door de komst van Castor (clinical data management-platform). Ook zijn we met de Raad van Bestuur mee gaan denken over een wetenschapsbeleidsplan. Inmiddels wordt er vanuit de vakgroepen zelf steeds meer onderzoek gedaan. Dit is ook te danken aan de verbetering van de faciliteiten.”
Hoe zie je de toekomst voor jouw opvolger?
“Idealiter zou je niet alleen een decaan voor onderwijs willen hebben, maar ook één voor de wetenschapsontwikkeling. Wetenschap en onderwijs hebben veel raakvlakken, maar zijn wel aparte disciplines. Als er twee decanen zouden zijn, zouden die erg goed met elkaar kunnen sparren.
Toen ik startte als decaan was aandacht voor wetenschappelijk onderzoek geen vereiste, het kwam meer uit eigen interesse voort. Als je die wetenschapsontwikkeling in het ASz wil bevorderen, kun je als decaan monitoren of het onderzoek goed verloopt. Maar het doen van onderzoek stimuleren en mogelijk maken, hoort er zeker ook bij. Wat ik nu bijvoorbeeld belangrijk vind, is het bevorderen van wetenschappelijke onderzoek door verpleegkundigen.
Wist je dat … Ruud in het verleden ook redacteur is geweest van de voorloper van de WASz?
Mis je soms je werk als neuroloog?
“Ik ben zes jaar geleden decaan geworden en heb er geen enkele seconde spijt van gehad. Ik was klaar met de manier waarop je als arts in de huidige zorg werkt. Los van het ziekenhuis of de vakgroep verkeren we in een groter geheel waarbinnen we moeten werken met protocollen en hoge werkdruk. Ruimte en geld voor nieuwe dingen is er vrijwel niet. In mijn nieuwe rol als decaan kon ik kijken naar wat wél mogelijk is.
Een van de mooiste dingen aan het decaanschap was dat ik zoveel nieuwe mensen heb leren kennen, ook veel mensen die ik in mijn werk als neuroloog niet sprak, zoals arts-assistenten en specialisten van andere vakgroepen. Ik ben blij dat het overgrote deel van de stafleden opleidingsminded zijn. Ik hoor dit ook terug van de arts-assistenten, dat ze ontzettend tevreden zijn met de stafleden, en met de feedback en de opleiding die ze van hen krijgen. Dat is goed om te horen als decaan.”
Had je misschien eerder de switch moeten maken?
“Nee, ik heb nooit spijt van mijn keuzes gehad. Ik besloot op een gegeven moment om te gaan stoppen als neuroloog. Ik was de tijd niet aan het aftellen, maar merkte wel dat ik op zoek was naar iets nieuws, ik was toe aan verandering. En toen kwam de functie van decaan op mijn pad.
Belangrijk onderdeel van de wetenschapsrol van een decaan is contact leggen met de verschillende universitaire medische centra en namens de onderzoekers gaan praten over gezamelijke projecten. Voor onderzoek is het belangrijk dat er contacten ontstaan met andere ziekenhuizen, niet alleen met andere topklinische ziekenhuizen, maar juist ook met universitaire centra, zoals het Erasmus MC. Zo ontstaan persoonlijke connecties tussen onderzoekers en dat is goud waard. Het zou bijvoorbeeld mooi zijn als er een dag georganiseerd zou worden tussen onze onderzoekers en andere samenwerkingspartners. Met een inhoudelijk programma en met een lunch of diner achteraf. Want juist in die informele setting ontstaan de beste ideeën. Via e-mail of telefoon werkt dit gewoon minder goed. Als onderzoekers heb je elkaar nodig, de academische centra hebben de perifere ziekenhuizen nodig voor de aantallen, wij hebben hen nodig voor de expertise en innovatie.”
En nu na zes jaar denk ik ook weer zo. Ik zie wel wat er gaat gebeuren nu ik ga stoppen als decaan. Ik ga in elk geval door met coachen, misschien dit verder uitbreiden, naar andere ziekenhuizen of zelfs als eigen onderneming.”
Wat trekt jou aan het coachen?
“Het kunnen zien waar al die jonge enthousiaste dokters mee worstelen. Ze houden vaak veel ballen in de lucht: een gezin, opleiding en soms ook nog promotieonderzoek. Als je in opleiding bent, terwijl je je promotie nog moet afronden, is het lastig als je een partner zonder medische achtergrond hebt, die niet begrijpt dat je niet gewoon om 17.00 uur klaar bent. En het is ontzettend interessant om juist deze mensen handvatten te geven, om ze sterker te maken zodat ze hiermee zelf kunnen dealen.
Als coach kun je niet alles. Zo kun je bijvoorbeeld niets veranderen aan de werkomstandigheden. Waar je wel wat aan kunt doen, is hoe iemand er zelf in staat. Als coach adviseer je niet, je helpt juist mensen met het zelf ontdekken van een oplossing. Je laat de ander met eigen normen, waarden en bagage bedenken wat in zijn of haar situatie het best is. Het heeft zoveel meer waarde als iemand de oplossing zelf bedenkt, dan wanneer je die zou aanrijken. Dat de oplossing voor iedereen weer anders is, boeit me.”
Dat is toch weer heel ander werk dan decaan-zijn?
‘’Jazeker, terwijl je als coach de juiste vragen moet stellen, geef je als decaan adviezen en tips. Als decaan kon ik wel iets betekenen voor de werkdruk. We hebben op een gegeven moment een enquête hierover uitgezet. Aan de hand hiervan zijn we gaan praten met een aantal vakgroepen waar de werkdruk erg hoog ligt. Op een gegeven moment was er bijvoorbeeld bij neurologie nogal veel administratielast bij arts-assistenten. Door kritisch te kijken naar wat er van arts-assistenten wordt verwacht, kon hier veel in worden geschrapt. Daardoor ging de werkdruk omlaag en waren de arts-assistenten tevreden. Als coach werk je één-op-één en kun je zo’n assistent sterker maken, maar als ziekenhuis moet je zeker oog hebben voor die andere factoren zoals de werkdruk en de administratielast.”
En waar ben je het meest trots op?
“Het coachen en dat hier geld voor is vrijgemaakt. Dat elke artsassistent die het wil, een coach kan krijgen. Ongeveer één op de drie maakt er gebruik van. We horen gelukkig veel positieve geluiden.”
Zijn er ook dingen die minder goed zijn verlopen?
“Op een gegeven moment hadden we studententeams op de toppen van de COVID-19 pandemie. Dat was ontzettend goed. Helaas is er uiteindelijk besloten dat het te duur was voor het ziekenhuis. Jammer, want je hebt er zoveel aan. Enerzijds is het goud waard om geneeskundestudenten zo in te zetten, om ze aan de kant van de verpleging neer te zetten. Ze leren om met patiënten om te gaan. Hierdoor zijn ze beter voorbereid op de coschappen en ook ontstaat er een betere band en meer onderlinge waardering tussen de artsen van de toekomst en de verpleegkundigen. Anderzijds is er ook een tekort aan verpleegkundigen en met studententeams konden we de verpleegkundigen ondersteunen en een beetje ontzien. Iedereen was dolenthousiast over de studententeams en het is werkelijk jammer dat er geen geld voor kan worden vrijgemaakt, want als je er de uitval van twee verpleegkundigen mee kunt voorkomen, is het al weer kosteneffectief.”
Zijn er nog dingen die je op dit moment anders zou willen zien?
“Ik zou het wetenschapsbureau weghalen uit de toren en het dichterbij de onderzoekers brengen, bijvoorbeeld naast de bibliotheek. Zo kunnen onderzoekers gemakkelijk en laagdrempelig binnenstappen. Ik ben verder ook heel blij dat het ASz grote plannen heeft om de wetenschapsontwikkeling een exponentiële boost te geven.”
Als redactie wensen we Ruud heel veel goeds. We zijn heel benieuwd naar ‘de exponentiële wetenschappelijke boost’ die er gaat komen. Hopelijk meer hierover in één van de komende nummers van WASz.