Overijssel Toen en Nu Historisch Tijdschrift, april2024

Page 1

OVERIJSSEL TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

Verbeeldingen van stad, land en rivier

• Winklers Dialecticon

150 jaar

Tafelen bij de Heren van Kuinre

Abschied: Johanna van Buren in het Duits

JAARGANG 15 • NUMMER 2 • APRIL 2024

COLOFON

Redactie

Dinand Webbink, Marcel Mentink, Anne van Geuns (Deventer Verhaal)

Correspondenten

Jan Nijen Twilhaar, Morvenna van Rijn, Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie)

Redactieadres

info@mijnstadmijndorp.nl

Vormgeving

Frank de Wit

Partners

Collectie Overijssel

Overijsselacademie

Mogelijk gemaakt door

Abschied: Johanna

van Buren in het Duits

OVERIJSSEL

TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

van de redactie

Abschied: Johanna van Buren in het Duits

Het vertalen naar en vanuit de streektaal speelt een belangrijke rol in dit nummer. Harrie Scholtmeijer vertelt over het 150 jaar oude Dialecticon van Johan Winkler met 186 vertalingen en taalkundige Jan Nijen Twilhaar houdt een beschouwing over het vertalen van gedichten in het algemeen en die van streektaaldichteres Johanna van Buren (1881-1962) in het bijzonder. Daarbij geeft hij een vertaling door hemzelf van het gedicht Ofscheid naar het Duits als voorbeeld. Kunsthistoricus Anne van Geuns neemt ons mee naar twee tentoonstellingen die het landschap centraal stellen en blikt vooruit naar een bijzondere expositie die historisch Deventer laat zien door de ogen van oude meesters zoals Meindert Hobbema. Archeobotanist Morvenna van Rijn doet verslag van het archeologisch onderzoek naar de burchten van de Heren van Kuinre, waarbij zij speciaal aandacht schenkt aan wat er bij deze Heren op de menukaart stond. Verder is er aandacht voor nieuwe Overijsselse boeken en podcasts en een bijzondere Maria met kind in Zwolse stadsmuseum Anno. Veel leesplezier.

Dinand Webbink, hoofdredacteur

Jaargang 15 • Nummer 1 • april 2024
Verbeeldingen van stad, land en rivier • Winklers Dialecticon 150 jaar • Tafelen bij de Heren van Kuinre OVERIJSSEL TOEN
JAARGANG 15 NUMMER • APRIL 2024
EN NU Historisch tijdschrift
Foto cover: x

Abschied: Johanna van Buren in het Duits

Verbeeldingen van stad, land en rivier

DE TAAL IN OVERIJSSEL
Winklers Dialecticon 150 jaar
Maria met kind
IN BOEKEN 20 Boekenrubriek inhoud 8 12 4 APRIL 2024 3
GESCHIEDENIS VAN
16
TOPSTUKKEN 18
OVERIJSSEL
Tafelen bij de Heren van Kuinre
DOOR JAN NIJEN TWILHAAR 4

Abschied: Johanna van Buren in het Duits

De Hellendoornse streektaaldichteres Johanna van Buren (1881-1962) schreef rond de 1300 gedichten, waarvan een deel kan worden beschouwd als literatuur van de bovenste plank. Zij had geen hoge opleiding genoten. Desondanks beschikte zij over een reeks literair technische vaardigheden op het terrein van ritmiek, stilistiek en symboliek. In deze bijdrage wordt kort ingegaan op de vertaling van haar werk. Daarbij zal ook een vertaalde versie in het Duits worden gegeven van het gedicht ‘Ofscheid’ uit 1932.

APRIL 2024 5 →
Rogge oogsten in de Hellendoornse es Lees verder op de volgende pagina’s >

Godfried Bomans vergeleek talen eens met een handschoen: de Duitse, Franse en Italiaanse handschoen zit te ruim, de Nederlandse te strak, terwijl de Engelse als gegoten zit. Subjectieve oordelen over taal beperken zich niet tot de functionaliteit van dit communicatiesysteem. Sommigen vinden bijvoorbeeld het Duits niet mooi klinken, terwijl voor anderen deze taal een genot is voor het oor. En wat zou iemand indertijd hebben gedacht als hij zwaargewicht bokser Arnold Vanderlyde met een sterk Limburgs accent hoorde praten? Sommige uitspraken over taal zijn ronduit beledigend. Kwaad bloed wist Ronald Plasterk te zetten door het Fries een spraakgebrek te noemen. Al veel vroeger noemde Gerard Reve het Fries een ‘keelziekte’.

Onzinnige, vaak provocatief bedoelde opmerkingen over taal kan men afdoen met schouderophalen. Het wordt ernstiger als iemand probeert vergaande ideeën over taal wetenschappelijk te onderbouwen. Zo is betoogd dat de gedichten van Johanna van Buren onverenigbaar zijn met een vertaling in het Nederlands, want de vertaling van een werk zou nauwelijks meer zijn dan een product ‘dat verwantschap vertoont met het origineel’. Maar er zijn velen die hier anders over denken. Ik wil niet beweren dat een sinoloog die het werk van Lucebert of Piet Gerbrandy wil vertalen, zich geen zorgen hoeft te maken. We kunnen het namelijk ook minder extreem zien. Veel gedichten van haar zijn zeer concreet van inhoud met transparante beelden van haar gevoelens en de omgeving waarin zij leefde. Haar taal, het Hellendoorns, en het Nederlands liggen dicht bij elkaar op het gebied van metrum, woordkeuze enzovoort. Bovendien hebben beide talen dezelfde materiële cultuur, zodat beeldspraak tot op grote hoogte gehandhaafd kan worden. Het blijven twee verschillende talen en dat maakt dat de vertaler voor de uitdaging staat om bij handhaving van het rijm de zinstructuur zo te vormen dat niets aan inhoud van het brongedicht in de vertaling verloren gaat. Echter, hier speelt ook hoe belangrijk de vertaler het rijm vindt. Cruciaal is dat de inhoud in stand blijft, dat de vertaling prettig leest door een goed metrum en dat er een aantrekkelijke beeldspraak is. Niet elk gedicht is (goed) te vertalen. Hoe complex deze materie is, laat een artikel van John-Alexander Janssen uit 2021 zien:

‘Het imperfecte tapijt: Gerrit Komrij en de vertaling van poëzie’. Een gedicht van vier regels wordt door honderd vertalers op honderd verschillende manieren vertaald. Hoe moet je dan het resultaat beoordelen? Komrij (1944-2012), die zelf een begaafd vertaler was, probeerde erachter te komen met een gedicht van de Duitse dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843).

Johanna van Buren in vertaling

In de mooie biografie ‘Oonze Jehanna’. Johanna van Buren en haar lezers (2013) gaat Dinand Webbink ook uitgebreid in op de vertalingen van haar werk. Die naar het Nederlands, maar ook vertalingen in het

Fries en Zuid-Afrikaans. Zelf heb ik in 2008 een Nederlandse vertaling gemaakt van ‘Ofscheid’ (1932) voor de bundel Er was eens… Vriendenboek voor Jurjen van der Kooi, waarbij stapsgewijs is uitgelegd hoe die vertaling tot stand is gekomen.

Het gedicht ‘Ofscheid’

In 1981 publiceerde Hendrik Entjes in het tijdschrift Taal en Tongval een analyse van het gedicht ‘De rogge is dale’ (1937). Hij gaat in op de metriek, ritmiek en stilistiek die de dichteres hanteert. Entjes beschouwt Johanna van Buren als een natuurtalent, een kunstenares die een complex samenstel van poëtische regels hanteert om een optimaal effect te

6 ABSCHIED: JOHANNA VAN BUREN IN HET DUITS
Johanna van Buren (1881-1962)

Ofscheid

bereiken. In dit gedicht zien we het motief van Memento Mori, dat telkens terugkeert aan het eind van elk der vier strofen: ‘de rogge is dale, de dörsmölle gîet’. De herhaling die hier als effectief stijlmiddel wordt aangewend, maakt dat de dreiging van die twee dichtregels wordt versterkt. In het gedicht ziet men ook de symbolische laag: een beeld van het voorbijgaande leven van de mens. We nemen de wisseling van de seizoenen waar. De herfst zit er na het oogsten van de rogge aan te komen en dat geeft een weemoedige sfeer. Maar er is ook berusting: het komende najaar wordt geaccepteerd en daarmee het moment dat

Ik goa zo geerne langs de riepe rogge, En veur ze vórt was, wo-k nog îenmaol zîen

Woer akkers rogge zich umhoge rîegen

In aolden es; door stunn’ ik stille, allîen...

Het was nen wóndermooien zachten aovend, Het èènde van nen lichten zómmerdag.

Ik zagg’ de rogge as nen golden dekken, Den uut-espreid d’n heuvel aover lag.

En lege zat de zunne as vuur te glûuien, Op îenmaol leut ze eren rossen glôed Langs aover al die roggenakkers vlûuien… Het was de leste glorie veur de dood!

’t Was of de zunne ’t ofscheidsfeest wol vieren

Met al die rogge, den gauw stärven zól.

Ik drunke miej drónkend an die wärme wèèlde, En toew... op îenmoal scheut ’t gemoed miej vól:

Bezieden waeren twîe mèèiers en nen bindster, Den jummer weer nen ärm vól greep en bun, En wichter kwammen nao en zetten garven...

Ik zagg’, det ’t èènde daor alreeds begun…

de mens zijn aardse leven moet opgeven. In het gedicht ‘Ofscheid’ wil de dichteres graag nog één keer naar de rijpe rogge in de oude es gaan kijken. Ook hier is weer die weemoed door de naderende herfst. Het sterven van de rogge is tegelijk een afscheid van de zomer. De zon neemt afscheid van de rogge als zij nog één keer over de roggeakkers gaat. Een topervaring voor de ik-figuur, maar onmiddellijk daarop volgt de verbijsterende anticlimax: haar gemoed schiet vol als ze ziet dat het oogsten al is begonnen. Het begin van het einde. Hieronder volgt het gedicht in enigszins aangepaste spelling.

‘Abschied’: het gedicht ‘Ofscheid’ in het Duits

Als we het Nederlands en Duits vergelijken met het Hellendoorns, dan valt op dat er in woordvolgorde en ritmiek sterke overeenkomsten zijn. Een gedicht als ‘Ofscheid’ is dan ook goed in zowel het Nederlands als het Duits te vertalen. Wie zich wil wagen aan een Engelse vertaling heeft evenwel een andere uitdaging. Van het gedicht ‘Ofscheid’ heb ik de volgende Duitse vertaling gemaakt.

(Vertaling en © Jan Nijen Twilhaar. Graag wil ik dr. Roland Pfau bedanken voor zijn waardevolle commentaar op deze vertaling).

Abschied

Ich geh’ so gern’ vorbei am reifen Roggen, Und bevor er weg war, wollte ich noch einmal seh’n Wo Roggenfelder in die Höhe ragen

Auf dem alten Felde; da stand ich still, allein...

Es war ein wunderschöner sanfter Abend, Das Ende eines hellen Sommertags.

Ich sah den Roggen, der wie eine gold’ne Decke Über den Hügel ausgebreitet lag.

Die Sonne stand tief und glühte wie Feuer, Plötzlich ließ sie ihr rotes Leuchten

Direkt über all diese Roggenfelder fließen...

Es war der letzte Ruhm vor dem Tod!

Es war, als ob die Sonne Abschied feiern wollte Mit all dem Roggen, der bald sterben würde.

Ich trank mich trunken an dieser warmen Fülle, Und dann... auf einmal wurde mein Gemüt bewegt:

Seitlich zwei Mäher und eine Frau zum binden, Die immer wieder einen Arm voll griff und band, Und Kinder kamen hinterher und legten Garben...

Ich sah dass dort das Ende schon begonnen hat ...

Tekening Rogge door de Almelose architect Jan Jans (1893-1963) uit de bundel Zunnebloome (1944).

APRIL 2024 7
Hendrik Entjes (1919-2006)

Verbeeldingen van stad, land en rivier

De stad Deventer prikkelt bezoekers met haar fraaie centrum en de mooie ligging in de IJsselvallei. Dat wordt door zowel passanten en bewoners zo ervaren. Maar ook in vroegere tijden zien we een waardering voor het lokale landschap terug in de schilderijen en tekeningen van de kunstenaars van weleer. Het registreren van de natuurlijke omgeving staat in een lange traditie en het Overijssels landschap speelt een interessante rol.

De schilders van de negentiende eeuw waren in staat het landschap en de steden aandachtig en sfeervol vast te leggen. Er zijn legio voorbeelden te geven van treffende verbeeldingen van onze regio. We vinden ze onder andere in de collectie van Museum De Waag, maar natuurlijk ook in diverse andere verzamelingen. Een ieder zal voor zichzelf ongetwijfeld een typisch beeld in gedachten krijgen.

Hoewel we het niet als een objectieve voorstelling kunnen en moeten zien, bevat het negentiende-eeuws werk ook interessante informatie. Het kan dan gaan over een bouwwijze of configuratie van een boerderijgroep, het gereedschap op een erf, maar ook het aanzicht van een dorp en natuurlijk de wegen die dit alles met elkaar verbonden. Kijkend naar een schilderij uit de vroeg negentiende eeuw kunnen we ons bijna niet voorstellen wat er in die tweehonderd honderd jaar allemaal is veranderd. Bijna eeuwenlang lijkt het leven in het achterland onveranderd te

zijn geweest met een aantrekkelijke mate van verstilling.

Er zijn een paar namen die in dit geval interessant zijn om kort uit te lichten.

Gerrit Hendrik Göbell (1786-1833) en Jan Wessel van Delden (1820-1848) zijn twee minder bekende landschapsschilders die begin negentiende eeuw rondtrokken om de regio (Oost-Nederland) vast te leggen. De in Deventer geboren Van Delden lijkt een autodidact. De iets oudere Göbell uit Raalte had vanaf 1828 zijn opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beelden-

DOOR ANNE VAN GEUNS 8
>
Gezicht op Deventer met de Bergkerk, A. Beerstraaten, 1655. Collectie Museum De Waag.

de Kunsten in Amsterdam, die toen net zes jaar bestond. De informatie over hun werkwijze en leven is helaas behoorlijk summier. Van Delden werd slechts 28 jaar, Göbell overleed op zijn 47e. Hun carrières kwamen helaas al vrij snel ten einde. Het is echter onwaarschijnlijk dat ze elkaar niet hebben gekend. Opvallend is de sterke gelijkenis van hun handschrift.

Hoe kwamen deze schilders tot hun onderwerpkeuzes? De registratie van hun onderwerpen doet denken aan de sfeervolle landschappen van de zeventiende-eeuwse landschapsschilders, zoals die van Jacob van Ruisdael (1628-1682) en Meindert Hobbema (1638-1709). Na het einde van de Tachtigjarig Oorlog konden deze Hollandse schilders de Republiek weer veilig doorkruisen om het ‘buitengebied’ in te trekken en het achterland vast te leggen. Het vormde duidelijk, getuige de vele nog bestaande voorbeelden, een rijke bron van inspiratie.

Zou de Overijsselse Göbell het werk van deze Hollandse meesters bijvoorbeeld via de Koninklijke Academie hebben leren kennen? Was het via prenten of via auteurs zoals Arnold Houbraken en zijn verhandeling over de Nederlandsche schilders (1718)? En zouden onze twee negentiende-eeuwse schilders hebben geweten van de reis van Ruisdael en Hobbema door Oost- Nederland in 1661? Met het einddoel Bad Bentheim verbleven zij onder andere in Deventer en Ootmarsum, het leverde prachtige verbeeldingen op van de watermolens van Oost-Nederland zoals die van Singraven. Hun weergave van het landschap van Salland, de IJsselvallei en Twente vond einde zeventiende eeuw gretig aftrek bij verzamelaars in de steden in het westen. In Londen gingen de watermolens van Hobbema in de jaren 1820 - 1840 ook al diverse malen onder de hamer. Gelijktijdig maakte in Frankrijk de school van Barbizon zijn opmars. De Franse schilders van deze beweging vonden de Hollandse schilder-pioniers als Ruisdael en Hobbema bijzonder interessant. Deze laatsten hadden hen mede weten aan te zetten tot het verbeelden van het pure landschap en een herwaardering van het buitenleven van de omgeving van Fontainebleau ten oosten van Parijs. Dit bosrijke gebied van ruim 40.000 hectare werd het speelveld van een nieuwe generatie landschapschilders die er ook in de buitenlucht schilderden.

APRIL 2024 9
Boerderij met figuren, G.H. Göbell, 1818. Museum De Waag. Bomenstudie, Jan Wessel van Delden. Museum De Waag.

De tentoonstelling in Museum De Waag Deventer, Stad Land Rivier toont de bezoeker een breed overzicht landschappen en stadsgezichten over een periode van 175 jaar. De stad, de rivier en het buitengebied zijn de drie onderwerpen die zijn gekozen. Het is opvallend hoe veelzijdig het beeld is dat te maken valt uit werken over de periode 1825 tot 2000. De kijker treft daar bekende namen zoals die van Jan Striening, Bartus Korteling en Paul Bodifée, maar ook recenter werk van schilders als Jaap van Nijendaal en Peter Paul Hattinga Verschure. Ook het werk van de zeventiende-eeuwse schilders komt aan bod. Zo toont het museum van Meindert Hobbema vanaf 20 juni tot en met 6 oktober dit jaar een zeldzaam aanzicht van Deventer afkomstig uit de Collectie Museum Het Mauritshuis, dat tijdelijk uitgeleend wordt aan de Waag. Van Musée Petit Palais in Parijs wordt een unieke tekeP.A.

‘Naar de natuur’

De zeventiende-eeuwse reis van de beide Hollandse schilders door Oost Nederland kan gezien worden als inspirerend voor latere navolgers, maar hoe onze twee lokale schilders Göbel en Van Delden bekend waren geraakt met het werk van hun zeventiende-eeuwse voorgangers blijft onduidelijk. Navolgers als Petrus Adr. Koppius en Abraham Vinkeles lieten hun impressies van Hobbema en Ruisdael als prent anno 1830 uitbrengen. Het bereik ervan kan groot geweest zijn. Er zijn vele voorbeelden te geven van schilders die in de stijl van de oude meesters opnieuw de paden op gingen om hun tekeningen te maken. Curieus is dat onze twee Overijsselse schilders een hele verschillende vorming hebben gehad. Toch waren ze kennelijk in staat hun hele eigen interpretatie te geven aan het verbeelden van de lokale omgeving. Het resultaat mag er zijn, de tekeningen en schilderijen hebben een hoge mate van verfijning en de stoffering van geboomte en gebladerte kent een rijke detaillering en een trefzekere hand. De schilders van vroeger waren, dankzij hun gang naar de natuur, prima in staat om deze te vatten in hun werk. Het begrip ‘naar de natuur’ springt daarbij in de herinnering. Leerlingen studeerden eindeloos om tekenvaardigheid te krijgen. Naast gipsmodellen en studiowerk bleek het echte tekenen van de natuur zoals die is een ultieme eindopdracht.

VERBEELDINGEN VAN STAD, LAND EN RIVIER
10
Koppius, naar Hobbema. Rijksprentenkabinet RP-P-1935-760. Gezicht op Deventer met de Grote Kerk, A. Beerstraaten, 1655. Collectie Museum De Waag.

ning van de Deventer watermolen geleend ook van Hobbema’s hand. Daarnaast wordt ook werk getoond van reis- en tijdgenoten zoals Jan van Kessel (collectie Fondation Custodia Parijs) en Anthonie Beerstraaten uit de eigen collectie van het museum Dit ensemble van schilderijen en tekeningen vinden we in een overzicht op de Topstukkenzaal van het museum.

Zomertentoonstelling

Bergkerk

Dit jaar stelt museumorganisatie Deventer Verhaal het thema landschap centraal. Zo is er van 9 juni tot en met 8 september 2024 in de Bergkerk de tijdelijke tentoonstelling ‘Nederland in 150 landschappen’ te zien (Afb. 7 affiche). De omvangrijke tentoonstelling rondom de collectie Knecht-Drenth stelt de weergave van het Nederlandse landschap door kunstenaars in de afgelopen 150 jaar centraal.

Dit jaar stelt museumorganisatie Deventer Verhaal het thema landschap centraal

Museum De Waag

tentoonstelling: Deventer, stad land rivier.

Tot en met 30 oktober

Dinsdag t/m zondag 11:00 tot 17:00 uur

Vanaf 20 juni tot 6 oktober tonen we een interessant overzicht van 17e-eeuwse aanzichten in onze Topstukkenzaal in Museum De Waag.

Dinsdag t/m zondag 11:00 tot 17:00 uur

In de nabijgelegen Bergkerk is de tentoonstelling: Nederland in 150 landschappen te zien.

Deze tentoonstelling is van 9 juni tot en met 8 september dit jaar te zien.

Dinsdag t/m zondag 11:00 tot 17:00 uur Bergkerk Deventer

9 juni t/m

APRIL 2024 11
deventerverhaal.nl
geldig
8 sept Nederland in 150 landschappen
Overijssels landschap, G.H. Göbell, 1827. Museum de Waag.

Tafelen bij de Heren van Kuinre

Even ten zuiden van Haaksbergen, in de buurtschap Langelo, staat de Oostendorper watermolen aan de Buurserbeek. Dit is de oudste nog werkende dubbele watermolen in Nederland. Dubbel wil zeggen dat er koren wordt gemalen en dat er olie wordt geslagen. Dit jaar bestaat de in 1548 gebouwde molen 475 jaar.

Dicht langs de voormalige noordoostkust van de Zuiderzee, daar waar ooit het water van de Linde en de Tjonger in de Zuiderzee stroomde, ligt het kleine dorp Kuinre. Ruim achthonderd jaar eerder was dat wel anders. De gemiddelde voorbijganger zal niet weten dat dit stille plaatsje in de late middeleeuwen een belangrijk machtscentrum was. Tot in Danzig (Gdansk) en Hamburg had men van Kuinre gehoord, en dan met name van haar roemruchte bewoners. Zij staan in

Stilleven met kalkoenpastei door Pieter Claesz., 1627. Rijksmuseum object-nummer SK-A-4646.

de historische bronnen vastgelegd als de ‘Heren van Kuinre’, een dynastie van vazallen van de bisschop van Utrecht met een voorliefde voor macht en een hekel aan gezag en autoriteit van anderen. In eerste instantie vervulden zij de taak van leenman van de bisschop, maar uiteindelijk zouden ze als zelf uitgeroepen heren door het leven gaan. Hun zetel bevond zich iets ten zuiden van Kuinre, zo bleek na de inpoldering van de Zuiderzee. In de Noordoostpolder vonden archeologen namelijk de resten van twee burchtterreinen terug die aan hen toebehoorden. De eerste burcht, gebouwd in de tweede helft van de 12e eeuw, viel in de 14e eeuw ten prooi aan de Zuiderzee. Niet lang daarna bouwden

de Heren van Kuinre een nieuwe burcht, maar ook deze zou uiteindelijk in de 16e eeuw in zee verdwijnen.

Uit de historische bronnen valt veel op te maken over de daden van de Heren van Kuinre, of beter gezegd de vele problemen die ze veroorzaakten door (illegale) tolheffing, piraterij en het slaan van eigen munt. Maar in diezelfde bronnen wordt weinig tot niets persoonlijks over de Heren vermeld. Wat voor haarkleur hadden ze? Hadden ze huisdieren? En, wat aten ze het liefst? Op die laatste vraag kan aan de hand van een combinatie van archeologisch en historisch onderzoek een voorzichtig (deel)antwoord gegeven worden.

12 DOOR MORVENNA VAN RIJN
>

Uit archeologische opgravingen naar de burchten bleek dat diepe sporen zoals de kasteelgrachten en (water)putten, ondanks de erosieve werking van de tijd en de Zuiderzee, nog steeds voor een deel intact waren. Hieruit hebben archeologen plantaardige resten en dierlijk botmateriaal gehaald, oftewel producten die inzicht geven in het voedselgebruik en het alledaagse leven op het kasteelterrein.

Brood, brij en boerenhandel

Daar ging weer een emmer met grond uit de kasteelgracht van Kuinre over de zeef. De archeobotanist keek op: terwijl het sediment langzaam tussen de mazen verdween, bleven kleine zwarte korrels op het rooster liggen. Voorzichtig werden deze op een glazen schaaltje gelegd om die vervolgens onder de microscoop te bekijken. Het bleek te gaan om eeuwenoude plantenresten: hennep, lijnzaad en verkoolde graankorrels van gerst, rogge, broodtarwe en spelt.

De granen behoorden tot de belangrijkste ingrediënten van de middeleeuwse keuken vanwege hun voedzaamheid en veelzijdigheid. Ze dienden als hoofdingrediënt voor talloze gerechten, variërend van verschillende soorten brood en pap tot zoete brij en koeken, en niet te vergeten bier. Bovendien vormden ze de basis van ‘ketelgerechten’ zoals hutspot met vlees, gebonden bouillon (sop), en potage met een smaakvolle combinatie van groenten en vlees. Stuk voor stuk culinaire hoogstandjes.

Vooral rogge was een relatief goedkope en makkelijke graansoort om te verbouwen. Het werd dan ook veelvuldig gegeten door alle lagen van de samenleving. Brood van broodtarwe was doorgaans duurder

Kuinder burchten en oude loop van de Kuinder

13 APRIL 2024
Zilveren penning van Jan van Kuinre (wapenschild met leeuw) 1300 – 1310. Rijksmuseum object-nummer KOG-MP-1-2003. De locaties van de Kuinder burcht I en II en de oude loop van de rivier de Kuinder. Afbeelding naar De Boer en Doesburg 2001.

en luxer dan brood gemaakt van andere graansoorten en daarom misschien wel voorbehouden aan de Heren van Kuinre. Broodtarwe leverde een lichte meelsoort op in tegenstelling tot rogge en werd daarom ook wel witbrood, weitebrood of schoonbrood werd genoemd.

Ook hennep en lijnzaad werden met regelmaat gebruikt en voor meerdere doeleinden in de late middeleeuwen. Van hennep en vlas ging het hoofdzakelijk om de vezels voor het maken van touw, textiel en papier. Uit de zaden van hennep kon olie worden geperst om mee te bakken. Dit werd vooral in de vastenperiode gebruikt omdat het bakken in dierlijke vetten dan verboden was. Beide planten hadden ook een medicinale functie: hennep als slaapmiddel en lijnzaad tegen hoesten en natuurlijk obstipatie.

Tideman Schuersack, de kastelein van Kuinre, documenteerde in 1427 nauwgezet de indeling van de burcht, en noemde daarbij onder andere een proviandkamer (buttelrye) en een bakkerskelder (backers kelre). Het valt goed voor te stellen dat naburige boeren de plantaardige producten naar de burcht brachten, waarna het werd opgeslagen in de proviandkamer om uiteindelijk in de bakkerskelder en keuken verwerkt te worden tot voedselproducten.

Van mosselen tot varkens

Naast plantaardige producten vormden vlees en schelpdieren eveneens een belangrijk onderdeel van het menu van de Heren van Kuinre. In de grachten van hun kasteel troffen archeologen namelijk schelpen van mosselen aan, evenals vele botten van runderen, schapen, varkens, ganzen, zwanen en kippen. Het gaat hierbij om slachtafval dat vanuit het kasteel in de grachten werd gegooid. Zo bevatten verschillende botten hak- en snijsporen die erop wijzen dat de dieren zijn geslacht.

Een deel van het geconsumeerde vlees kwam rechtstreeks van eigen terrein. Zo stond bijvoorbeeld op het burchtterrein een varkensstal, aldus Tideman Schuersack. Dit was niet alleen praktisch; het gaf

ook de gelegenheid om de varkens vet te mesten met afval uit eigen keuken. Bovendien is het aannemelijk dat ook koeien, schapen en kippen in de nabijheid van het burchtterrein werden gehouden. Daardoor hadden de burchtbewoners naast vlees ook zuivelproducten en eieren tot hun beschikking.

Opvallend genoeg zijn in de grachten en kuilen ook botten van paarden, honden en katten aangetroffen. Hoewel we vermoeden dat deze dieren als werk- en gezelschapsdieren werden gehouden, is dit niet met zekerheid vast te stellen gezien de soms verrassende gerechten die op de middeleeuwse eettafels verschenen, zoals gebakken egel of pronktaarten met kalkoen.

Het menu is niet compleet: waar is de rest van het eten gebleven?

Tijdens periodes van vrede verbleef er maar een handjevol mensen op de burcht, maar in onrustige tijden konden de vaste burchtbewoners aangevuld worden met tientallen soldaten. Een behoorlijke eetlust moest dan dus worden gestild, en dat zal tot veel keuken- en consumptieafval hebben geleid. Toch mag worden aangenomen dat de gevonden botten en plantenresten slechts een fractie vormen van wat ooit binnen het kasteelterrein is geconsumeerd, en waarvan de resten in de grachten en putten terecht zijn gekomen. Zo is bekend dat de burchtbewoners graanproducten en vlees aten, maar hoe zit het dan met andere producten zoals groenten, fruit, specerijen, vis en noten?

Uit historische bronnen weten we dat die producten ook werden gegeten, maar toch zijn resten daarvan binnen het kasteelterrein niet teruggevonden. Dat heeft ener-

In de grachten van hun kasteel troffen archeologen namelijk schelpen van mosselen aan, evenals vele botten van runderen, schapen, varkens, ganzen, zwanen en kippen.
TAFELEN BIJ DE HEREN VAN KUINRE 14
Verkoolde graankorrels van broodtarwe gevonden in de gracht van de tweede Kuinder burcht.

zijds te maken met de wijze waarop het archeologisch onderzoek is uitgevoerd, en anderzijds met de conservering van deze resten. Resten van vis, fruit, specerijen en noten kunnen bijvoorbeeld gevonden worden door grond uit de archeologische sporen van het kasteelterrein te zeven en het zeefresidu te analyseren. Tijdens het archeologisch onderzoek op het kasteelterrein is echter maar acht liter grond verzameld en doorzocht op plantenresten, terwijl het totale opgegraven oppervlak maar liefst 4.500 m2 bedroeg. Kortom, er is eigenlijk veel te weinig grond gezeefd om tot een gedegen overzicht van consumptieresten binnen het kasteelterrein te komen.

Daarnaast bepaalt de structuur van bepaalde voedingsproducten of deze honderden jaren later nog teruggevonden kan worden. In de eerste plaats geldt dat verkoolde organische producten een hogere kans hebben om teruggevonden te worden. Het materiaal wordt dan niet langer afgebroken door organismen. Zachte plantendelen zoals knollen en bladgroenten vergaan daarentegen niet alleen heel snel, ze werden ook zo fijngekauwd (door de burchtbewoners en varkens) dat er voor archeologen geen herkenbare structuur achterblijft als het in de bodem terechtkomt.

Tot slot speelt de context die het meest uitgebreid is onderzocht (kasteelgracht) een vertekenende rol. In deze waterdragende context kunnen plantenresten gemakkelijk weggedreven zijn richting de rivier, terwijl de grachten ook nog regelmatig schoongemaakt werden waarbij eerder gedeponeerd afval werd verwijderd.

Het slot

Uit het huidige onderzoek blijkt al dat het één en ander te vertellen valt over het dagelijkse leven en de eetgewoonten van de Heren van Kuinre. Ze aten in ieder geval graan, vlees en mosselen, net als vele anderen in die tijd. Verdere analyses en opgravingen zijn echter nodig om een vollediger beeld te krijgen van het leven op de burcht. Wat zou het mooi zijn als in de toekomst nog een goed gevulde afvalkuil of beerput wordt gevonden, of dat de kasteelgrachten meer systematisch onderzocht kunnen worden op eventuele plantenresten, visresten en dierlijk botmateriaal. Misschien weten we dan precies wat er op de Kuinder menukaart prijkte.

De resten van de Kuinder burcht I die zichtbaar werden na de drooglegging van de Zuiderzee. Bron: Directie Wieringermeer.

15 APRIL 2024

Winklers Dialecticon

In 1874, nu dus anderhalve eeuw geleden, publiceerde Johan Winkler zijn AlgemeenNederduitschen Friesch Dialecticon: vertalingen van de gelijkenis van de verloren zoon in dialecten van Nederland, Vlaanderen, en de aangrenzende gebieden.

In totaal gaat het om 186 vertalingen, waarvan de helft afkomstig is uit Nederland. Overijssel is vertegenwoordigd door vertalingen uit Oldenzaal, Deventer, Zwolle en Zwartsluis. Bovendien heeft Winkler nog een tekst (geen vertaling) opgenomen uit Vriezenveen, om ook dat bijzondere dialect te demonstreren. En hij zegt iets over het dialect van Schokland, dat toen bij Overijssel hoorde. De vier Overijsselse vertalingen zijn dan wel gekoppeld aan een bepaalde plaats, maar die plaats is dan de representant is voor een hele streek: zo vertegenwoordigt Oldenzaal Twente, Deventer Salland, en staan Zwolle en Zwartsluis voor het overige Overijssels. Elke vertaling leidt Winkler in met een taalkundige beschouwing, en daar blijkt uit dat Winkler goed op de hoogte is van wat er in en over dat dialect is verschenen. En dat is best bijzonder, want Winkler was geen taalkundige. Hij was opgeleid als arts, maar toen zijn vrouw hem al op jonge leeftijd ontviel, ging hij leven van het kapitaal dat zij hem naliet, en besteedde hij zijn tijd aan zijn liefhebberijen: de geschiedenis, namen en dialecten van Nederland.

Overigens was de dialectologie voor een buitenstaander nog wel te overzien, want in de tijd van Winkler begon het vak, geworteld in de Romantiek, pas op gang te komen. Met de dialectvertalingen van een en dezelfde tekst is Winklers Dialecticon zelfs het begin van de vergelijkende dialectwetenschap – in Nederland dan, want Winkler liet zich wel inspireren door buitenlandse voorbeelden. En wetenschap is misschien een wat overdreven woord; daarvoor liet Winkler zich toch te veel

meeslepen door zijn romantische ideeën. De dialecten zag hij als rechtstreekse voortzettingen van de oude Germaanse stamtalen, het Fries, Frankisch en Saksisch. Het Twents is in zijn visie samen met het Achterhoeks het zuiverste Saksisch. De taal van west-Overijssel, dus Zwolle en Zwartsluis met omstreken, is een mengeling van Fries en Saksisch. Het Sallands is wel weer helemaal Saksisch, zij het toch iets minder zuiver Saksisch dan het Twents. Maar in Deventer hoorde je het Sallands volgens Winkler toen al weinig: door de invloed van het Nederlands was het in deze stad verbasterd geraakt. Winkler schreef zijn Dialecticon in de tijd dat het Nederlands als spreektaal opkwam, maar dat gebeurde niet overal in

dezelfde mate. Op het platteland was het dialect nog onbedreigd, in Deventer was een mengtaal ontstaan, en in de steden van Holland had het Nederlands het dialect al grotendeels verdrongen. Volgens Winkler was dat in zijn eigen woonplaats Haarlem heel sterk het geval. Procentueel woonden daar volgens hem dan ook de meeste sprekers van het Nederlands. Via schoolboekjes heeft die uitspraak, weliswaar in een zwaar verbasterde vorm, geleid tot de populaire opvatting dat in Haarlem het zuiverste Nederlands wordt gesproken. Maar dát heeft Winkler nooit gezegd.

(Winklers Dialecticon is te vinden op www.dbnl.org/auteurs, als zoekterm invoeren: Johan Winkler).

Elke vertaling leidt Winkler in met een taalkundige beschouwing, en daar blijkt uit dat Winkler goed op de hoogte is van wat er in en over dat dialect is verschenen.
DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER Geschiedenis van de taal in Overijssel
16

150 jaar

17 APRIL 2024

Het is een uniek beeld, deze Maria met kind (zonder hoofd), tentoongesteld in museum Anno aan de Melkmarkt in Zwolle. Het is het enige beeld in Nederland van deze omvang dat van witte gebakken klei, zogenaamde pijpaarde, is vervaardigd. Van hetzelfde materiaal werden bijvoorbeeld ook de beroemde Goudse pijpen gemaakt, vertelt Kobus Boeke, collectiebeheerder bij Collectie Overijssel. Er zijn wel vergelijkbare beelden in België, Frankrijk en Spanje, maar deze zijn beduidend kleiner.

O Maria met kind: wettelijk beschermd erfgoed

ngetwijfeld heeft deze Maria met haar kindje Jezus ooit het interieur van een kerk of klooster opgesierd. Na de Reformatie vond het vijftiende-eeuwse kunstwerk een veilig heenkomen bij de stichting Emmanuelshuizen. Deze uit de zeventiende eeuw stammende organisatie verzamelde een bijzondere collectie katholiek erfgoed. Omdat de Emmanuelshuizen de katholieke identiteit niet uitdroeg, konden kunstvoorwerpen uit kerken en kloosters, vele kostbaar geïllustreerde manuscripten, oude drukken en middeleeuwse charters een toevluchtsoord vinden in het gasthuiscomplex aan de Praubstraat.

Nader bekeken

Dat het heiligenbeeld zo bijzonder is, blijkt ook uit de status van wettelijk beschermd erfgoed. Zelfs als museummedewerkers alleen maar besluiten het binnenshuis te verplaatsen, moet dit gemeld worden bij de bevoegde instantie. En regelmatig vindt er een inspectie plaats. Het loont de moeite om Maria met Kind eens nader te bekijken. De details van dit al twee maal gerestaureerde beeld zijn heel fraai. Hier en daar is nog de oorspronkelijke blauwe en gouden verf te zien. De mantel

Maria met kind. 15e eeuw, maker onbekend, pijpaarde. Collectie Overijssel/Collectie Stichting Emmanuelshuizen.

18 DOOR DINAND WEBBINK TOPSTUKKEN
Dat het heiligenbeeld zo bijzonder is, blijkt ook uit de status van wettelijk beschermd erfgoed. Zelfs als museummedewerkers alleen maar besluiten het binnenshuis te verplaatsen, moet dit gemeld worden bij de bevoegde instantie.

van de gekroonde Maria is versierd met kleine gouden sterretjes en de vergulde buitenzijde is verfraaid met bloemetjes. Maria’s kleding golft om haar heen in diepe plooien. Beschermend houdt ze het kindeke Jezus met beide handen vast, terwijl het kind zelf zijn handen op de borst van zijn moeder heeft gelegd.

Heilige Barbara

In een andere ruimte van het schitterend ingerichte stadsmuseum is de Heilige Barbara te zien, ook uit de vijftiende eeuw. Deze houten heilige behoorde ook tot het wettelijk beschermde erfgoed, maar verloor deze status omdat geoordeeld werd dat het toch niet bijzonder genoeg was. Het beeld is er niet minder mooi door geworden. Onder haar rechterarm houdt de heilige een Bijbel vast, terwijl zij met haar linkerhand haar lange roze gewaad iets van de grond houdt, waardoor elegante plooien ontstaan. Barbara wordt altijd geflankeerd door een toren, in dit geval van drie verdiepingen. Deze drie-eenheid symboliseert het christelijk geloof waartoe Barbara bekeerd was. Dat was geheel tegen de zin van haar vader die haar liet martelen en vervolgens eigenhandig onthoofdde, waarna hij door de bliksem werd getroffen.

Heilige Barbara. 15e eeuw, maker onbekend, hout. Collectie Overijssel/Gemeente Zwolle.

APRIL 2024 19

Wim Visscher: Slag bij Ane 1227, een slag, een veld en een klooster De slag tussen de voor die tijd moderne ridderleger van de Utrechtse bisschop Otto II van Lippe en een eenvoudig boerenlegertje onder leiding van Rudolph van Coevorden was één van de meest indrukwekkende gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis.

Bij de Drenten, maar ook grote delen van Noordoost Nederland, ging het om het winnen van hun vrijheid en hun zelfstandigheid. Op die bloedhete zomerdag in 1227 hakte het Drentse boerenleger het leger van de bisschop flink in de pan, of beter gezegd, het moeras in.

De bisschop van Utrecht vond bij Ane een smadelijke dood, evenals vele ridders, schildknapen en wat dies meer zij. Het vermoorden van de hoogste priester (de bisschop) was het allerergste wat je kon doen. Dus er kwam wraak. Na de wraak kwam er, kort gezegd, genoegdoening in de vorm van een klooster. Een boeteklooster, dat we kennen als het klooster Maria in Campis in Assen.

Uitgever: Eigen uitgave

235 pag. | € 20,00

Peter Bootsma: ‘Als het niet kan zoals het moet’; bio van Jan de Koning

De uit Zwartsluis afkomstige Jan de Koning (1926-1994) speelde een bepalende rol in de totstandkoming van het CDA – toen de partij nog de machtsfactor van weleer was. Via de Christelijke Boerenen Tuindersbond werd hij actief in de ARP, waarvoor hij lid was van de Eerste en Tweede Kamer, en van het Europees Parlement.

De Koning was vooral bekend vanwege zijn pragmatische politiek, verpakt met boerenwijsheden. ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’ was een van zijn gevleugelde uitdrukkingen. Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking was hij een aartsengel voor Dries van Agt en hij ontwikkelde zich tot onmisbare steunpilaar voor Ruud Lubbers,

in wiens eerste twee kabinetten hij minister van Sociale Zaken was.

De eerste hoofdstukken van de biografie gaan over het gegeven dat hij in de oorlogsjaren in het verzet in Vollenhove zat. Peter Bootsma kreeg toegang tot vele tot nu toe onbekende bronnen, waaronder De Konings persoonlijk archief. Jan de Koning was een bijzonder aimabel mens. Dat wist hij te combineren met een groot gezag: een zeldzame combinatie in de politiek.

Uitgever: Boom

ISBN: ISBN 9789 0244 5826 4 | 320 pag. | € 29,95

Annette Evertsen: Ludo ten Cate, genealoog tot de dood

Dit boek werpt een scherp licht op het leven van de genealoog Ludo ten Cate. Als hoofd van de Centrale Dienst voor Sibbekunde tijdens de Tweede Wereldoorlog was Ten Cate de autoriteit op het gebied van afstammingsonderzoek. Bovendien was hij een fanatieke SS’er, die zijn expertise met betrekking tot stambomen gebruikte om de raszuiverheid van NSB’ers en SS’ers na te gaan en om Joodse mensen die probeerden hun Joods-zijn te ontkennen, op onjuistheden te betrappen. Zijn vakkundigheid en expertise werden een wapen in de handen van de vijand; door Ten Cate’s onderzoeken hebben vele Joden niet aan deportatie kunnen ontsnappen. Met zijn maandblad Sibbe en met radiopraatjes probeerde Ten Cate mensen warm te krijgen voor genealogisch onderzoek en voor het belang van raszuiverheid. Voor de NSB schreef hij ook in hun tijdschriften en hij kwam met een handleiding voor afstammingsonderzoek. Annette Evertzen onthult het complexe karakter van Ludo ten Cate en zij onderzoekt de vraag hoe deze man tot zijn keuzes is gekomen. In hoeverre heeft zijn eigen afstamming daar een rol in gespeeld? En hoe kon hij na de oorlog weer doorgaan met stamboomonderzoek en daar zelfs over publiceren?

Uitgever: Koninklijke van Gorcum

ISBN: 9789 0232 5993 0 | 120 pag. | € 23,50

Linda Barendse: De schilders langs de IJssel

De IJssel is een rivier die tot de verbeelding spreekt. Niet alleen vanwege de verhalen die over het historische water en haar oevers verteld kunnen worden, maar ook als onderwerp voor kunstenaars. Rust, water, scheepvaart. Die meanderende, haast meditatieve manier van stromen, de kleurrijke landschappen die het doorkruist. Het is niet gek dat de IJssel talloze kunstenaars inspireerde om het penseel op te pakken. In dit boek ligt de nadruk op de periode 1880-1950, een tijd waarin kunstenaars volop experimenteerden en stijlen elkaar vlot afwisselden. Uiteraard is er Jan Voerman, de IJsselschilder bij uitstek, die vanuit zijn woonplaats Hattem de luchten boven het water en de grazende koeien op haar oevers feilloos wist te vangen.

Uitgever: W Books

ISBN: 9789 4625 8351 1 | 200 pag. | € 24,95

Gerard Vloedbeld & Herman Overkamp: Twentseweg

De oude verbindingsweg tussen Zwolle en Almelo was eigenlijk nog veel langer (176 km) en liep van Kampen naar Osnabrück (Dld), maar het boek gaat vooral in op het deel van de weg dat van Almelo via Wierden, Hellendoorn, Luttenberg, langs Raalte, Heino, Dalfsen en Wijthmen naar Zwolle voert. Al minimaal achthonderd jaar vormt de Twentseweg een verbinding tussen het westen en het oosten van Overijssel. Daarmee is de Twentseweg het oudste ‘karrenspoor’ tussen Almelo en Zwolle. In al die jaren is er natuurlijk van alles gebeurd langs deze weg en daarom is er dit boek over geschreven.

Herman Overkamp van Omheining heeft flink in archieven en andere bronnen gegraven om boven water te krijgen waar het illustere Sacra Valis (een klooster aan de Twentseweg ter hoogte van Heino) heeft gestaan; welke herbergen er langs de weg voor vermoeide reizigers waren (De Mol in Wijthmen is als enige overgebleven) en welke spannende gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog hebben plaatsgevonden bij de

20 Overijssel in boeken

Wolthaarsbrug. Ook Gerard Vloedbeld, die namens de historische vereniging Wierden het initiatief nam voor het boek, heeft een grote duit in het zakje gedaan. ‘Het is dan ook heel leuk om te lezen wat er in het oostelijke deel van de Twentseweg allemaal heeft plaatsgevonden. Wie weet bijvoorbeeld hoe een jager de lokale stropers te slim af kon zijn? En welk drama zich op een Sinterklaasavond in Wierden afspeelde?’ Het boek gaat ook in op lokale tradities, zoals de populaire Jennegiesmarkt in Raalte (waar min of meer de Stöppelhaene uit voortgekomen is) en de verschillen tussen kraambezoek in Salland en in Twente.

Uitgever: Heemkunde vereniging

ISBN: 9789 0903 8021 6| 188 pag. | € 19,95

Martin ter Denge: Tukkerspotten

Dit boek gaat van A tot Z over de raadselachtige ziel van de Twentenaar. Ter Denge gaat er zelfs vanuit dat de Twentenaar een ziel heeft. De Rijssenaar heeft een volstrekt eigen schrijfstijl. Soms schrijft hij voor het vaderland weg, dan weer scherp en erudiet. Het hele alfabet komt voorbij van Alcohol tot Zwijgen. Deze uitgebreidere derde druk heeft nieuwe gedichten en zeven nieuwe hoofdstukken over Bijnamen, Criminaliteit, Kunst, Ootmarsum, Striekerds etc.

Uitgever: AFdH

ISBN: 9789 4931 8310 0 | 224 pag. | € 19,50

PODCASTS

Tilly Hesselink-van der Riet e.a.: Samenhang van gebeurtenissen uit het verleden

Door de vondst van de muntenschat in Hezingen/Springendal voelden leden van de Twentse Krans de noodzaak om de geschiedenis van Noordoost Twente, maar ook het grensgebied verder te onderzoeken. De grens stond in de middeleeuwen nog niet vast. Rentmeesters, adel en leenmannen speelden destijds een belangrijke rol. Het dikke boek belicht de onbekende geschiedenis van de Heerlijkheid Lage, die eigenlijk compleet Nederlands is. Dat gold in feite vanaf de middeleeuwen, onder het bestuur van de bisschoppen van Utrecht, tot aan de secularisatie. In 1576 werd de Heerlijkheid verkocht aan Dietrich von Ketteler. Het bleef door erfopvolging bezit van de Kettelers tot aan de verwoesting van het kasteel in 1626. In 1642 werd de Heerlijkheid verkocht aan de heren van het kasteel Twickel in Delden. Tot op de dag van vandaag is nog steeds twee derde van het grondgebied van Lage in handen van de Stichting Twickel. De liefhebber van jaartallen en gebeurtenissen komt volledig aan diens trekken. Van de Romeinen, via de Franken, Saksen en Tubanten, Karel de Grote, koning Philip en diverse anderen, wordt steeds verder ingezoomd op Bad Bentheim, Oldenzaal en Lage tot Bekspring.

Uitgever: Stichting de Twentse Krans

ISBN: 9789 4649 1070 75 9 | 763 pag. | € 30,00

Landschap Overijssel: Natuur voor elkaar

Natuur voor Elkaar is dè beweging die mens en natuur verbindt en dit doen we door de natuur dichterbij de mensen te brengen. In samenwerking met de Provincie Overijsel hebben wij een serie podcasts ontwikkeld, waarin we de luisteraar meenemen op een audiotour door het Overijsselse landschap.

https://landschapoverijssel.nl/podcast-natuurvoorelkaar

Jan Kleene: Liefde in de Kop van Overijssel

In dit boek neemt Kleene de lezer mee langs de buurtschappen en gehuchten in Steenwijkerland. Hij laat zien dat ook de kleinere gehuchten een eigen identiteit hebben, net als de grote kernen in de gemeente. Plaatsen als Moespot, Kadoelen en Thij komen in het boek aan bod. Het staat vol met levendige omschrijvingen van de omgeving, olijke feitjes, zoals naamverklaringen en andere verrassende weetjes.

Uitgever: Boekscout

ISBN: 9789 4648 9826 2 | 116 pag. | € 19,50

Rijksmuseum Twente: De schatvondst van Springendal

In deze tweedelige podcastaflevering nemen we je mee naar het Springendal, waar in april 2019 de eerste gouden tremissis werd gevonden door amateurarcheologen Martin van Beek en Gerben ten Buuren. We nemen je mee naar de locatie en openen je ogen voor het Twente van ruim 1400 jaar geleden.

https://www.rijksmuseumtwenthe.nl/content/3199/nl/podcast-de-schatvondst-van-springendal

APRIL 2024 21

DE OUDSTE GEDRUKTE KAART VAN NEDERLAND

Verder:

TEXTIELFABRIEK ANKERSMIT

OVERIJSSELSE STATENRESOLUTIES

Kijk ook op www.mijnstadmijndorp.nl

In het volgende nummer
Jaargang 15, nummer 3, juli 2024
OVERIJSSEL TOEN EN NU
OVERIJSSEL TOEN EN NU
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.