
1 minute read
‘It is me what’
from Buitenlandvuus
Leon Verhoeven
Als er een ding is dat ik heb geleerd van werken in een verzorgingshuis, is dat ouder worden niet bepaald leuk is. Voor ouderen kan het iets heel simpels als opstaan van de wc al aanvoelen als een deadlift van 200 kilo. Mevrouw D. is zo’n iemand waarvan het lichaam niet meer vrijwillig meewerkt. Ondanks de toenemende aftakeling van haar lichaam blijft ze altijd positief stellen dat het in de oorlog allemaal veel moeilijker was, toen mensen afstanden vergelijkbaar met Tour de France-etappes op houten banden moesten fietsen om te overleven. De laatste tijd viel het mij op dat ze steeds meer trilde bij het opstaan van de wc en dat alles steeds meer tijd kostte. Mevrouw vertelde mij op een dag over haar vader, die laten we zeggen niet bepaald een PhD in Engels had en de term ‘it is me what’ vaak hanteerde. Sindsdien komt deze uitdrukking bij elke woordenwisseling tussen ons wel weer voorbij. Mevrouw D. vertelde mij dat ze zich steeds meer als een gezonken wrak begint te voelen, dat nooit meer los zou komen uit het slijk van de zeebodem. Deze opmerking deed mij denken aan een museum op Terschelling, waar je opgedoken buit uit wrakken kunt bewonderen genaamd Het Wrakkenmuseum (wat overigens de perfecte naam voor een bejaardentehuis zou zijn, dit geheel terzijde). Laatst moest mevrouw weer naar de wc en lukte het haar niet om op te staan. Toen probeerde ze het nog een keer. En nog een keer. Na nog een grote krachtinspanning gaf mevrouw op en keek mismoedig voor zich uit. Er volgde een moment van stilte. Toen keek ik haar aan en zei zachtjes: ‘it is me what’. Toen brak er een zuinige glimlach door op haar gezicht.
Advertisement