Geen tijd voor haast (0659)

Page 1

Jan Bot

Geen tijd voor haast

Verhalen die inspireren


Jan Bot

Geen tijd voor haast


Inhoud

‘Ik ken je’

‘Je kunt het’

‘Doe het maar’

11 Het is voorjaar

49 Verbeter de wereld

83 Een geboren leider

13 Ervaren schipper

51 De perfecte

85 Hoe dom kun

15 Boordevol en

Waardevol 17 Gandhi als

onbezoldigd rechter 19 Het mooiste cadeau 21 Blijft mooi 23 Golfkracht uit de

onderstroom

kandidaat 53 Blijven springen

87 Stage lopen

55 Koopman in de dop

89 Zal het ver

57 Windstil en volop

beweging 59 Oponthoud

onderweg 61 Muizenkracht

24 De doko

63 Nu even niet…

27 Zwart-wit

65 Aan de weg blijven

29 De drie zeven 30 Tegelen 33 Van je vrienden

moet je het hebben 35 Elke dag gaat de zon

gewoon weer op 37 Doodzwijgen 39 De reünie 41 De pop 43 Samen sterk 45 Loslaten

je zijn…

timmeren

brengen… 91 Eens in de

honderd jaar 93 Voorbij de

regenboog 95 Kroegtaal 97 Geen tijd voor haast 99 Stopwoord

67 Vrije val

101 Hoe erger hoe beter

69 Kiemkracht

103 Muzikale

71 Een kind als rechter 73 Zwakheid of kracht 75 Twee bizons 77 De houthakker 79 Veranderen

geschiedenisles 105 Inclusief buren 107 De ezelvereniging 108 De weg naar

de vrijheid 111 Vrijwillige

brandweer 113 Voorbij het grijs 115 Dadelpalm 117 Vacatures opvullen


Voorwoord Zolang er mensen zijn, zijn er verhalen. Dit boek staat er vol mee. Sommige zijn zo oud als de wereld. Vaak weet niemand waar ze vandaan komen. Steeds weer vond men ze de moeite waard om door te vertellen. Andere verhalen zijn recent bedacht en beginnen nu aan hun reis. Goede verhalen onthoud je makkelijk. Als je iemand iets over het leven wilt vertellen, laat dan een verhaal horen. Verhalen verbinden, in tegenstelling tot meningen. Wie kan er nu tegen een verhaal zijn? Een goed verhaal geeft het leven kleur. Ik stel voor om de verhalen in te nemen als een medicijn. Iedere dag en misschien samen met een ander. Even ‘geen tijd voor haast’, de titel van een van de verhalen. Zo kan de reis verdergaan. De treffende beelden helpen je om de sfeer van het verhaal te proeven. De verhalen staan op zich, maar hebben ook samenhang. Het eerste deel ‘Ik ken je’ is een knipoog naar deze tijd waarin het individu steeds meer centraal komt te staan. Dat voegt veel toe, maar roept ook vragen op. De verhalen spreken niet alleen over de ik-figuur, maar juist ook over de ander die gekend wil worden. Bij het tweede hoofdstuk komt een herinnering naar boven. Mijn juf leerde ons een nieuw lied: ‘Drie maal drie is negen, ieder zingt zijn eigen lied.’ Ik schrok,

7

want ik was als eerste aan de beurt. ‘Je kunt het,’ stimuleerde ze. En dat was ook zo, want ik zong mijn eigen lied. Door de ander kun je groeien. ‘Doe het maar’, dat is het thema van het derde deel. Ik moet onwillekeurig denken aan het prachtige verhaal van Jezus die de discipelen twee aan twee de wereld in stuurt om goed te doen: ‘Ik ken je’, ‘Je kunt het’, ‘Doe het maar’. Dit boek is het resultaat van teamwork. Iedereen wil ik daarvoor be­danken. Een paar mensen wil ik bij naam noemen. Allereerst mijn uitgever Cora Vlaming die in mijn boek geloofde. Ook dank aan Nelleke Kraaikamp. Ze wist de teksten terug te brengen tot de essentie en toch de sfeer te behouden. Voor de vormgeving en de opmaak zorgde Torsten van Geest. Hij weet als geen ander hoe je een idee inspirerend vormgeeft. Tenslotte mijn collega-bestuurder bij Kopwerk, John Deckers. Hij kwam op het motto, die van de essentie van het leren: ‘Ik ken je’, ‘Je kunt het’, ‘Doe het maar’. Wanneer dit boek mensen helpt om hun eigen verhaal te vertellen, is onze opzet geslaagd. Jan Bot


‘Ik ken je’ ik vind je uniek ik respecteer je zoals je bent ik geef je vertrouwen ik accepteer je keuzes eerst kind dan leerling


10

Het is vo


Het is voorjaar Op een stralende zondagochtend in mei zat een blinde vrouw te bedelen in Hyde Park, Londen. Om haar nek hing een bordje met de tekst: I’m blind. Vóór haar een schaaltje, armzalig gevuld met wat kleingeld. Op een zeker moment voelde de blinde vrouw een hand op haar schouder en hoorde zij een stem:

‘Mag ik je iets anders geven dan kleingeld?’

De blinde vrouw antwoordde: ‘Maar natuurlijk, al het goede is welkom.’ Zij voelde dat het bordje om haar nek werd vastgepakt en ze luisterde naar het piepen van een viltstift. ‘Ik kom later terug om te zien hoe het met je gaat,’ sprak de stem en de blinde vrouw hoorde hoe voetstappen zich van haar verwijderden. Aan het einde van de middag voelde de blinde vrouw weer een hand op haar schouder. ‘Hoe ging het?’ vroeg de stem die erbij hoorde. ‘Fantastisch!’ sprak de blinde vrouw. ‘Ik heb nog nooit zoveel gekregen. Niet alleen geld, maar kinderen brachten me bloemen om aan te ruiken, ik kreeg een zoen van een onbekende vrouw en zomaar een taartje. Wat heb je gedaan?’ ‘Ik heb je een klein verhaal gegeven,’ sprak de vreemdeling. ‘It’s spring and I’m blind.’

oorjaar (website: H. Pragt)

11 ‘Ik ken je’


12

Ervaren s


Ervaren schipper

13 ‘Ik ken je’

Een ervaren schipper is al voor de zoveelste keer uitgevaren op zee. Deze keer heeft hij verschrikkelijke pech. Zijn schip lijdt schipbreuk. Hij overleeft de ramp ternauwernood en spoelt half verdronken aan op een eiland. ‘Waarom overkomt mij dit?’ vraagt hij zich af. Na enkele dagen herpakt hij zich. Hij knutselt van een paar aangespoelde planken een hutje en hij houdt zich in leven door de vruchten die hij op het eiland vindt. Het lukt hem zelfs om vuur te maken. Op een dag trekt hij de natuur weer in, op zoek naar iets eetbaars. Wanneer hij terugkomt, merkt hij tot zijn grote ontsteltenis dat het hutje in lichterlaaie staat. Hij probeert het vuur nog te doven, maar tevergeefs, er valt niks meer te redden. Hij is vooral bedroefd, maar ook kwaad. Hij schreeuwt tot God:

‘Wat heb ik misdaan? Dit verdien ik toch niet? Eerst mijn boot en net nu ik iets opgebouwd heb, neemt u mij dit ook nog af!’ Dan komen bij deze stoere zeeman de tranen. Wenend en radeloos valt hij tenslotte in slaap. De volgende ochtend wordt hij gewekt door reddingswerkers. De schipper vraagt vol verbazing hoe ze hem in vredesnaam gevonden hebben. Waarop een van de mannen zegt: ‘Door jouw rooksignalen natuurlijk!’

schipper (gehoord tijdens een preek)


14

Boordevo


Boordevol en Waardevol

15 ‘Ik ken je’

Het is een prachtige zomerdag. Boordevol en Waardevol ‘doen’ voor het eerst een dagje Amsterdam. Ze lopen ook door de P.C. Hooftstraat en kijken hun ogen uit. Boordevol voelt zich meteen op zijn gemak. Overal lopen mensen met prachtige kleren aan. Al snel ontdekt hij dat de merkjes op die kleding corresponderen met de namen van sommige winkels.

Boordevol bekijkt zijn eigen trui eens en beseft dat hij zichtbaar uit de provincie komt. De P.C. Hooftstraat staat ook vol met auto’s. En wat voor auto’s! Boordevol wil even niet aan zijn eigen oude Fiatje denken. Nog nooit heeft hij zoveel verschillende, glimmende, bijzondere auto’s bij elkaar gezien. Opeens houdt Boordevol zijn adem in. Hij pakt Waardevol bij zijn arm en zegt: ‘Kijk daar eens, zie je wie daar loopt? Kijk dan, je weet wel, van de tv. Dat is toch, toe, hoe heet ze ook alweer?’ ‘Dat moet je mij niet vragen,’ zegt Waardevol. ‘Ik zit bijna nooit voor de buis.’ ‘Jij bent ook niet van deze wereld,’ zegt Boordevol en ratelt enthousiast verder terwijl ze achtereenvolgens de Society Shop, Cartier en Hugo Boss passeren. Boordevol heeft helemaal niet door dat Waardevol niet meer reageert. Die is met zijn gedachten nog in het Anne Frankhuis. Daar zijn ze vanmorgen hun dag begonnen, in een achterhuis naast een gevelde kastanjeboom.

ol en Waa (geschreven na een dag Amsterdam met de Kopwerkdirecteuren)


16

Gandhi a


Gandhi als onbezoldigd rechter We leven in het jaar 1947. India is onafhankelijk geworden van Engeland. De onlusten tussen de moslims en hindoes lopen hoog op. Er is geen kolonisator meer om in te grijpen. Tijdens de onlusten komt er een hindoekind om. Zoals zo vaak gebeurt, bevond dit kind zich toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. De vader van het hindoekind neemt in een vlaag van woede en verstandsverbijstering wraak.

Hij brengt ook een kind om het leven, een moslimkind.

Geheel ontdaan en verscheurd door schuldgevoelens en vreselijke spijt zoekt hij troost en verlossing bij de grote leider Gandhi. Gandhi protesteert al weken door middel van een hongerstaking tegen de gewelddadigheden van zijn eigen volk. Hij is ernstig verzwakt en vermagerd. Opeens verschijnt de hindoe aan het bed van Gandhi. Hij heeft twee tassen voedsel bij zich. ‘Hier, eet dit op! Eet!’ schreeuwt hij Gandhi toe. ‘Ik wil ook niet jouw dood op mijn geweten hebben.’ Dan vertelt hij zijn verhaal. Gandhi krimpt nog verder ineen als hij het relaas hoort. Maar hij ziet ook het berouw en het ondraaglijke verdriet in de ogen van de opgejaagde man. ‘Er is een betere manier om de stem van je geweten te volgen. Ik stel voor dat je een kind zoekt. Een kind van wie de ouders door de onlusten vermoord zijn. Voedt dat kind op als je eigen zoon.’

17 ‘Ik ken je’

De ogen van de man lichten op. Dit is misschien een manier om een positieve wending aan zijn vergooide leven te geven. Gandhi voegt er met zachte stem nog iets aan toe: ‘Zorg er wel voor dat het een moslimkind is en voedt het kind op als een goede moslim.’ Verbijsterd kijkt de hindoeman naar Gandhi. Even lijkt het of hij zich uit de voeten zal maken. Dan valt hij huilend op zijn knieën voor het bed van de verzwakte leider. Hij belooft snikkend dat hij de opdracht zal aanvaarden en uitvoeren. (gelezen in Het licht en de korenmaat, Hans Wopereis)

als onbezo


18

Het moo


Het mooiste cadeau

19 ‘Ik ken je’

Enkele jaren geleden strafte een moeder haar vierjarig dochtertje, omdat zij overbodig gebruik had gemaakt van mooi verguld papier. Ze hadden het niet breed en zij kon niet verdragen dat het meisje haar duurste papier gebruikte voor een cadeautje onder de kerstboom. De moeder was boos tegen haar uitgevallen en had haar meteen naar bed gebracht. De volgende morgen bracht het kind het vergulde cadeautje naar haar moeder en zei: ‘Hier, mama, voor jou!’ De moeder had meteen spijt van haar overtrokken reactie van de vorige dag. Het dochtertje aanvaardde haar excuses. Toen opende de moeder het cadeautje, een doos, maar ontdekte dat er helemaal niets inzat!

‘Weet je niet dat het heel wreed is om iemand een leeg cadeau te geven?’ reageerde ze boos. Het meisje begon meteen te huilen. ‘Maar mama, het cadeau is niet leeg. Het zit vol met kusjes, helemaal alleen voor jou!’ De moeder omarmde haar dochter langdurig. De doos staat nog steeds op haar bureau. (toegespeeld door lezer van Verhalen uit de onderstroom, Beeldspraak 2006, Jan Bot)

oiste cadea


20

Blijft moo


oi

Blijft mooi

21 ‘Ik ken je’

‘Blijft mooi,’ zeggen marktlui vaak als ze hun producten aan de man brengen. Maar de werkelijkheid is anders. Wat blijft er nu een heel mensenleven mooi? Schoonheid is van tijdelijke aard. Als je erover nadenkt kun je er depressief van worden. Dat is in ieder geval zo met de vrouw uit dit verhaal. Op haar achttiende was ze Miss Holland. Daarna werd ze een veelgevraagd model. De hele wereld was haar werkterrein. Ze verdiende meer dan een topvoetballer van Barcelona. Maar vijf jaar later werd ze steeds minder gewild. En nog weer vijf jaar later was ze met al haar geld een ontevreden en onuitstaanbaar ex-model. Ze leed zichtbaar aan het feit dat haar schoonheid maar beperkt houdbaar was.

De dag erna wordt ze wakker op een prachtige plek. Ze ziet er weer betoverend uit. Een jongeman leidt haar rond. Hij verzekert haar dat alle schoonheid hier blijvend is. Ze geniet van de aandacht, het lekkere eten, het prachtige weer, haar oude vriendinnen. Nu kan ze ongeremd genieten zonder de angst dat het weer snel voorbij zal zijn. Na een dag of tien slaat de verveling toe. Ze roept die aardige jongeman bij haar. ‘Regel jij voor mij eens iets nieuws. Ik haat dit saaie leven en ben ontzettend toe aan afwisseling.’ ‘Dat spijt me nu heel erg,’ zegt de jongeman. ‘Hier is alleen maar eeuwig meer van hetzelfde.’ De vrouw kijkt hem woest aan: ‘Dat slaat nergens op. Ik had net zo goed naar de hel kunnen gaan.’ De jongeman kijkt haar treurig aan. ‘Waar denkt u dan dat u bent?’

Haar huis hing vol met foto’s uit haar glorietijd. Zonder dat ze het zich bewust was werd haar verdere leven één grote terugblik. Haar vriendinnen kregen daar snel genoeg van en de een na de ander bleef weg. Op haar laatste levensdag was ze een oude, zure en bovenal egoïstische alleenstaande vrouw.

(gebaseerd op een eeuwenoud idee)

Soms droomde ze van de jaren dat ze voor de camera stond.


22

Golfkrach


Golfkracht uit de onderstroom

23 ‘Ik ken je’

Er was eens een kleine golf die ongelukkig was. ‘Ik voel me ellendig,’ klaagde het golfje. ‘Kijk eens naar de zee. De andere golven zijn groot en sterk en ik ben klein en zwak. Waarom is het leven zo oneerlijk?’ Een grote golf, die toevallig voorbijkwam, besloot even te stoppen. ‘Jij denkt zo omdat je geen helder beeld hebt van de werkelijkheid. En ook niet van jezelf. Jij denkt dat je een golf bent en ook nog eens slecht af. In werkelijkheid ben je geen van beide.’ ‘Wat?’ riep de kleine golf met een mengeling van boosheid en verbazing in zijn stem. ‘Ben ik geen golf? Maar dat is toch volstrekt duidelijk! Kijk, hier is mijn golftop. Hoe klein ook, je kunt hem zien. En kijk, hier loopt mijn golfslag. Hoe klein ook, daar kun je niet omheen.’

De grote golf liet de kleine golf even uitrazen. Daarna antwoordde hij rustig: ‘Dat ding dat jij golf noemt, is maar een tijdelijke vorm. Alle golven eindigen een keer op het strand. In wezen ben je water. Probeer dat eens tot je door te laten dringen. Als dat lukt heb je geen probleem dat je even een golfje bent.’ ‘Maar als ik water ben, wat ben jij dan?’ vroeg het kleine golfje. Zijn stem klonk nog zachter. ‘Ik ben ook water,’ antwoordde de grote golf. ‘Ik ben nu flink groter, maar in wezen ben ik net als jij gewoon water. We zijn beide deel van het grote geheel.’

ht uit de o (gelezen in Voorbij de woorden, Erich Kaniok)


De doko In een dorp in Nepal woonde een arme familie: een man, met zijn vrouw en hun zoontje, en zijn oude vader. Met het verstrijken van de tijd had de grootvader steeds meer hulp nodig, maar de man en de vrouw hadden geen zin om hem te verzorgen. Op een dag besloten ze hem ver weg te brengen en daar achter te laten. Daarom ging de man op zoek naar een doko, een grote gevlochten mand van bamboe, waarin ze hem konden meenemen. ‘Ik laat hem achter bij een boom aan de kant van de weg. Misschien krijgt iemand medelijden en wil diegene wel voor hem zorgen,’ zei de man. Zonder dat ze het wisten had het zoontje alles gehoord.

Maar de oude vader liet zich niet voor de gek houden. ‘Wat ben jij voor een zoon?’ schreeuwde hij. ‘Denk eens terug aan de jaren dat ik voor je zorgde. Is dit jouw manier om me te bedanken?’ Boos tilde de man de doko met vader erin op zijn rug en maakte dat hij het huis uit kwam. Terwijl de man naar de weg liep, kwam de zoon hem achterna. ‘Vader, breng wel de doko mee terug. Ik zal hem nodig hebben als u oud bent en weggegooid moet worden.’ Toen de man dat hoorde begonnen zijn benen te trillen. Hij kon geen voet meer verzetten. Tenslotte draaide hij zich langzaam om en bracht zijn oude vader terug naar huis.

‘Waarom gaan jullie grootvader weggooien?’

(naar: Verhalen uit de onderstroom, Beeldspraak 2006, Jan Bot)

‘Dat doen we niet,’ zei zijn moeder snel. ‘We brengen hem naar een plek waar hij meer aandacht kan krijgen.’ ‘Wie let er dan op grootvader?’ ‘Pieker daar maar niet over, er zijn zoveel mensen die voor hem kunnen zorgen.’ Tegen zonsondergang kwam de man met een enorme doko terug en tilde de grootvader erin. ‘Wat gebeurt hier allemaal?’ riep de oude man bang. ‘Vader, u weet dat wij niet langer voor u kunnen zorgen. Daarom breng ik u naar een heilige plaats, waar iedereen aardig voor u zal zijn.’

De doko


o

25 ‘Ik ken je’


‘Ik ken je’

Jan Bot is in 1958 in Sliedrecht geboren. Na de Pedagogische Academie in Dordrecht werd hij leerkracht en directeur op verschillende scholen. Inmiddels woont hij alweer vele jaren met zijn vrouw en twee zonen op Texel. Aan de universiteit van Nijmegen behaalde Jan Bot een master voor het aansturen van complexe organisaties. Hij raakte gefascineerd door dienend leiderschap, gebaseerd op visie. Daar is terdege kracht voor nodig en het is dan ook ongeschikt voor watjes.

‘Je kunt het’

Door het vertellen van verhalen (in dit boek met treffende beelden), lukt het vaak om die visie zichtbaar te maken. Dat schept ruimte om mensen met elkaar te verbinden. En het geeft richting die nodig is, wil men daadwerkelijk in beweging komen.

Jan Bot is in het dagelijks leven bestuursvoorzitter van de Kopwerk Scholengroep in Noord-Holland. Hij vindt het telkens een uitdaging om ook in bestuurlijke taken (mensen)kinderen niet uit het oog te verliezen. Het schrijven van verhalen en het maken van foto’s geven hem energie en inspiratie voor dit werk. Jan Bot schreef eerder onder meer het boek ‘Verhalen uit de onderstroom’ (Beeldspraak 2006). Zijn foto’s worden regelmatig gebruikt voor tentoonstellingen, tijdschriften, boeken, ansichtkaarten en kalenders.

‘Doe het maar’ Bestelnummer 4981

9 789057 883323


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.