20 minute read

BLOG: “Vergelijk generaties niet

Wie is Charlotte De Cooman?

• gaf les in het dko, lager onderwijs en aan de Odisee Hogeschool • sinds 2013 leraar muziek en esthetica in het Stella-Matutinacollege Lede • freelancet als violiste en hoopt ooit de beste drumster van Gent te worden

Advertisement

Charlotte blogt Stiekem tegen de stroom in

Twaalf maanden diepe crisis en geen feestjes. Hoe reageren tieners daarop? Leraar Charlotte neemt het op voor haar leerlingen: “Zet ze niet weg als verwende lastposten. Net als vroegere generaties zoeken ze hun weg.”

Toen ik zeventien was, zei ooit een leraar godsdienst tegen mij dat ik wat minder tegen de stroom moest ingaan. Dat, als ik het wou maken in het leven, ik wat meer in de pas moest lopen.

Vandaag, terwijl ik in de gang stiekem tegen de looprichting inging en hoopte dat niemand dat gezien had, dacht ik aan dat moment van zo’n zestien jaar geleden. Ik hield halt op dezelfde plaats waar die leraar mij even apart had genomen en ik een houding had aangenomen alsof het mij niet kon deren, maar eigenlijk liever in een hoekje had willen verdwijnen. Ik had een grote mond, maar kritiek kwam extra hard binnen.

Onlangs was er een conflict met een leerling die zich duidelijk verongelijkt voelde. Ik voelde me even weer zeventien en tegelijk ook de leraar die de schoonheid van mijn creatieve looplijnen nooit had begrepen. Ik was blij dat we er wel samen uitkwamen en niemand achterbleef met een gevoel van onbegrip.

Ik was niet graag zeventien, voelde me vaak alleen en kon moeilijk tegen onrecht. Ik had ook soms last van sombere gedachten. Gelukkig kon ik wel naar hartenlust uitgaan, leefde ik mij uit in de jeugdbeweging en vond ik troost in mijn muziek en op het toneel.

Ik denk vaak aan onze oud-leerlingen die nu hun eerste jaar hoger onderwijs thuis of eenzaam op kot achter een scherm beleven. Hoe dat jaar een bevrijding voor mij was, weg van alle regels, je eigen potje koken, om op vrijdag je vuile was thuis te droppen en na de Chirovergadering tot in de vroege uurtjes in dat bruine café onder de kerktoren de wereld te verbeteren met een gedeeld pak friet waarbij ze gegarandeerd mijn boulet speciale waren vergeten. Pintjes aan 1,20 euro, een walm van sigaretten die de kamer vulde en dat stinkende hondje dat onder tafel aan onze rokken kwam snuffelen. Vlammende sanseveria’s voor de aangedampte ruiten en een kachel die zorgde voor spontane gezelligheid en niet voor een discussie over een naderende stoflong.

Onze leerlingen klagen weinig over de bore-out die corona in hun jonge levens ramt. De honderd dagen die ze in het water zien vallen, de legendarische Parijsreis die ze niet zullen meemaken, geen Rock Werchter voor dat goede rapport. Ik had vast meer geklaagd. Ik vraag of ze zich aan de maatregelen houden en of hun ouders daar streng op toezien. De blikken spreken boekdelen, een schuchtere “we doen ons best” tot “ik mag niet meer blijven slapen bij mijn lief, alsof corona een soa is”.

Dat doet me denken aan de jaren tachtig, toen aids zijn intrede deed. Het was de tijd waarin mijn ouders student waren. De economische crisis, Tsjernobyl, het bloedbad op het Tiananmenplein. Maar ook goedkope huizen en geen sociale media waarop iedereen zonder nadenken zijn gal kan spuwen. Michael Jackson en Madonna als symbolen van vernieuwing en rebellie.

Het houdt dus geen steek om vergelijkingen te maken met deze coronageneratie, die onterecht wordt versleten voor bepamperde, verwende nesten. Ook de oorlogsgeneratie laat ik er daarom liever tussenuit.

“Bij wie moet ik een kaart kopen voor de honderddagenfuif?” Ze kunnen er niet mee lachen.

“Jongeren willen bijleren en groeien. Allemaal!”

Tekst Sara Frederix Beeld Thomas Sweertvaegher

Eva Vereecke, directeur van De Ambrassade, droomt luidop van scholen waar een leerlingenraad niet nodig is omdat participatie in het DNA verweven zit. “Over een paar jaar slaan we onszelf voor het hoofd: in de grootste onderwijscrisis vergaten we om de jongeren te betrekken.”

“Leraren blijven kwetsbare jongeren opzoeken en laten leerlingen primeren op hun angst voor het virus”

Had jij als tiener een abonnement op de leerlingenraad?

Eva Vereecke: “Ik deed mijn secundair in Amsterdam. Een leerlingenraad was niet nodig omdat leerlingenparticipatie ingebakken zit bij onze noorderburen. Naar een Amsterdamse school gaan had zeker impact op mij. In Vlaanderen was ik het haantje-de-voorste, in Nederland het verlegen Vlaamse meisje.”

“Ik volgde Latijn-Grieks in een klein gymnasium, vergelijkbaar met een college bij ons. Leraren en leerlingen toonden wederzijds respect. Je mening geven was de normaalste zaak en een kritische stem werd eerder gestimuleerd dan afgeblokt. We mochten bijvoorbeeld een tweedaagse rond relaties en seksualiteit mee invullen.”

“Ik gedijde heel goed in het Nederlandse onderwijs, waar je in mijn tijd vanaf het vierde jaar heel wat vakken kon kiezen. Ik ging voor de gamma-vakken (talen, geschiedenis en aardrijkskunde) en liet de bèta-vakken (chemie, fysica, biologie) links liggen. Daardoor zat ik snel in mijn talent en goed in mijn vel. Ik organiseerde op mijn school in Amsterdam Sint-en-Pietverhuur voor het goede doel. Tijdens de weekends en vakanties was ik in Brussel actief in de Chiro en organiseerde ik speelpleinen.”

“Achteraf kwam ik in Leuven studeren en vonden de docenten me best bijdehand. Ik stelde veel in vraag, wilde het doel van een opdracht of project kennen. Zodra ze wisten dat ik mijn secundair in Nederland deed, begrepen ze me plots beter. Onbewust had het Nederlandse onderwijs me gekneed en was ik het gewoon dat een leraar niet boven zijn leerlingen staat.”

Welk type leraar is je bijgebleven?

Eva Vereecke: “De doeners. De leraren die niet op een stoeltje blijven zitten. Ik heb in mijn eerste jobs in het jeugdwerk vormingen en meerdaagse begeleidingen voor scholen georganiseerd. We vonden het belangrijk dat leraren meedoen met de activiteiten. Je leert op die momenten anders naar je leerlingen kijken. Die te luide puber uit je les geschiedenis is plots de eerste om een handje toe te steken of een creatieve oplossing te bedenken tijdens een opdracht.”

“Heel wat leraren halen liever verbeterwerk in tijdens een tweedaagse. Alle respect daarvoor. Er is veel werk en planlast. Maar ik heb een zwak voor leraren die toch mee in de kring stappen. Vooral bso-leraren hebben niet veel overtuigingskracht nodig: een halve uitnodiging en ze stropen hun mouwen op. Ik hou van leraren die niet boven, maar naast hun leerlingen staan. De beste plek om de liefde voor en het vertrouwen in je leerlingen te tonen.”

“Natuurlijk dagen leerlingen hun leraren graag uit en staat een klas soms op stelten. Sommige leraren zijn bang voor kleine botsingen en gaan boven hun leerlingen staan. Gelukkig gebeurt dat steeds minder. De schoolcultuur speelt daarin een belangrijke rol. Een directeur heeft een verpletterende verantwoordelijkheid: je kiest en kweekt je leraren en je stuurt mee hoe collega’s omgaan met elkaar en hun leerlingen.”

Wat kan onderwijs leren van de jeugdsector?

Eva Vereecke: “Een van onze toekomstdromen is dat ‘iedereen jeugdwerker’ wordt: ouders, welzijnswerkers, politie … Ik hoop dat er ook in elke leraar een stukje jeugdwerker schuilt. Die kijkt niet alleen naar het eindresultaat en de punten, maar ziet ook het proces. Wat heb je onderweg geleerd? In de jeugdsector zetten we graag een boompje op over de kracht van falen en experimenteren. We geloven in het mede-eigenaarschap op die route. Daarom luisteren we naar jongeren, gaan we in dialoog met hen, zoeken we samen hoe we iets oplossen. Die houding geeft minder weerstand, conflicten en wij-zij. Ook in de klas.”

“Ik ken een leraar die voortdurend de leefwereld van haar leerlingen in haar lessen binnen trekt. Ze geeft Engels vanuit muziekgenres en teksten die jongeren aanspreken. Tijdens corona informeert ze naar hun mentale welzijn via het kaartspel ‘Donkere gedachten’ van WAT WAT, het jeugdinformatieplatform van De Ambrassade. Ze vraagt: ‘Wanneer gaf je voor het laatst iemand advies, wanneer werd je zelf door een vriend geholpen?’ Haar leerlingen zijn echt geen doetjes, maar als de interesse van hun leraar oprecht is, voelen én waarderen ze dat.”

“Door haar aanpak kan ze bij haar online lessen zeer duidelijke afspraken maken. Als een leerling zich niet gedraagt achter de laptop, stopt de les onmiddellijk. Dat klinkt streng en autoritair. Maar omdat leerlingen weten dat hun leraar zich niet nodeloos boven hen stelt, pikken ze zo’n strenge regel.”

Wie is Eva Vereecke?

• directeur van De Ambrassade, bureau voor jonge zaken • De Ambrassade is ondersteuner van het Vlaamse jeugdwerk, coördinator van jeugdinformatie (het jeugdinformatieplatform WAT WAT en de jeugdbarometer WADDIST), katalysator van de Vlaamse

Jeugdraad en expertisecentrum rond jeugdbeleid.

“Elke schoolwebsite spreekt over talenten centraal zetten, maar toch zit leerlingenparticipatie bij te weinig scholen écht in het DNA”

Media schetsen een verloren coronageneratie met leerachterstand en lak aan regels. Welk beeld heb jij in je hoofd?

Eva Vereecke: “We hebben de afgelopen maanden te veel gemakkelijke clichés over jongeren gelezen. Vanuit De Ambrassade focussen we automatisch op de krachten van jongeren, want komaan, er bougeert zoveel! Tijdens de eerste lockdown hadden jongeren maar twee (!) dagen nodig om met alle jeugdbewegingen een online aanbod uit te werken.”

“Onze jongeren zijn sociaal bewogen, verontwaardigd over het klimaat en racisme, organiseren online boekenclubs en Instagram-debatten over maatschappelijke thema’s als geloof en onrecht. De confrontatie met ongelijkheid wakkert hun sociale bewogenheid aan. Deze generatie is zó snel groot. Op hun leeftijd organiseerde ik gewoon spelletjes in de Chiro en op het speelplein.”

Lijken generatie X, Y en Z meer op elkaar dan we denken?

Eva Vereecke: “De Ambrassade onderzocht onlangs hoe jongeren over jobs denken. Ze willen net als hun ouders of leraren werkzekerheid en hebben een gezonde realiteitszin over hun toekomst en loon. Een stevig salaris staat niet bovenaan op hun prioriteitenlijst. Ze dromen van genoeg flexibiliteit om naast een deeltijdse job een engagement of onderneming uit te bouwen. Het aantal jonge ondernemers stijgt al jaren.”

“Hun grootste drijfveer is bijleren, groeien en zich ontwikkelen op de werkvloer. Waarom slaagt het onderwijs er dan te weinig in om die passie voor leren te benutten? Waarom schakelen scholen de digitale vaardigheden van hun jongeren nauwelijks in om de uitdagingen tijdens corona te counteren? We zien leren te vaak in één richting. Leraren geven kennis en vaardigheden door. Maar leerlingen leren graag van elkaar én jij kan als leraar ongetwijfeld ook een hoop dingen van hen opsteken.”

“De vrijwilligers van de Vlaamse jeugdraad en de jongeren van WAT WAT doen me dagelijks dingen anders zien. En akkoord: ik moet ze niet onderwijzen, maar misschien kan je je als leraar ook wat vaker laten verrassen door de interesses, vaardigheden en veerkracht van je leerlingen?”

Welke pluim steek jij in naam van jongeren op de hoed van leraren, leerlingenbegeleiders en directeurs?

Eva Vereecke: “Ik zie prachtige dingen tijdens corona. Leraren blijven kwetsbare jongeren opzoeken, online of aan hun voordeur. Ze laten leerlingen primeren op hun eigen angst voor het virus. Ze stappen buiten hun comfortzone en durven experimenteren. Wie gaf vóór maart 2020 al online les? Ik zag de zotste filmpjes passeren. Veel respect voor al die leraren en directeurs die blijven puzzelen bij steeds veranderende regels. Goed dat we scholen proberen open te houden, maar dat maakt het niet makkelijk voor teams. Je moet het allemaal maar doen én volhouden.”

Zetten we jongeren genoeg in als sterkmakers en schouders voor elkaar?

Eva Vereecke: “In mijn beroepsmisvorming zit een naïef geloof in het engagement en de kracht van jongeren. Het is mijn job om erop te hameren dat we ze systematisch onderschatten. Zeker tijdens corona. Peerto-peer coachen, werkt. Jongeren willen hun vrienden helpen en staan voor elkaar klaar. Zet hen ook op school meer in om elkaars welbevinden te bewaken.”

“Stimuleer praten over gevoelens, dan doen leerlingen dat vaker onderling. Durf daarbij te experimenteren met methodieken. Jeugdorganisaties, MNM of WAT WAT organiseren live sessies waar jongeren in kleine groepjes met elkaar praten over moeilijke thema’s. Bekijk ze samen in de klas of verwijs je leerlingen ernaar door en vraag om reflecties. En denk na: wat hebben die pubers, die vooral op korte termijn denken, nú nodig om zich goed in hun vel te voelen op school?”

“Doe ook een beroep op hun expertise. We moesten snel schakelen, maar over een paar jaar beseffen we dat we tijdens de grootste crisis in onderwijs vergaten om de jongeren te betrekken. Hoe zien jullie dat afstands- en digitaal onderwijs? Hoe leggen we onze skills samen? Na de aanslagen in Brussel riep een school ’s morgens alle leerlingen bij elkaar op de speelplaats met één vraag: wat hebben jullie vandaag nodig? Hun antwoord: een stiltemoment met de hele school op de speelplaats.”

“Op elke schoolwebsite staat iets over het talent van kinderen centraal zetten, maar toch zit echte leerlingenparticipatie te weinig in het DNA van scholen. Er bestaan nochtans sterke tools om rond jeugdparticipatie aan de slag te gaan. Zoals onze app Waddist, een online barometer die elke

“Van een leraar die zich niet nodeloos boven hen stelt, pikken leerlingen strenge regels”

dag peilt naar hoe jongeren denken over allerlei thema’s en wat er echt leeft.”

Heeft deze coronaperiode ook een positief gevolg voor jongeren?

Eva Vereecke: “Het taboe om in Vlaanderen over welbevinden en geestelijke gezondheid te praten, is eindelijk doorbroken. Dat thema is plots meer bespreekbaar in de klas. De jongeren van de Vlaamse Jeugdraad plaatsten dat thema vijf jaar geleden al op de agenda van jeugdbeleid. Vijfduizend jongeren verkozen ‘Goed in je vel’ in 2017 en 2020 als prioriteit. Zij zagen vóór corona al van dichtbij hoeveel leeftijdsgenoten het moeilijk hebben.”

Wat wil je aan ons onderwijs veranderen, toevoegen of schrappen?

Eva Vereecke: “Onze maatschappij wordt steeds complexer: meer diversiteit, meer armoede, meer psychische kwetsbaarheid. Toch is ons onderwijs de afgelopen honderd jaar niet even hard veranderd. We focussen nog altijd op zo veel mogelijk kennis in die hoofden krijgen. En te weinig op samen op leeravontuur gaan en je identiteit vormen. Zeker tijdens corona: de crisis dwingt leraren om essentiële leerstof te selecteren waardoor de slinger wat verder richting kennisoverdracht slaat.”

“Ik ben fan van scholen waar de noden van de leerling écht centraal staan. Zoals de tienerscholen. Die zoeken uit: hoe maken we de harde overgang van basis- naar secundair onderwijs zachter? Ik hou ook van scholen die de maatschappij binnenhalen. Niet gewoon een workshop aankopen, maar duurzame samenwerkingen aangaan rond schoolmoeë jongeren bijvoorbeeld. Organisaties zoals JES, Groep Intro en Arktos stippelen een aanvullend traject uit vanuit wederzijds respect, op het tempo van de leerling. Een school kan het niet alleen, kan onmogelijk alle problemen van de maatschappij oplossen. Leraren hebben een ontzettend belangrijk beroep, maar ze zijn geen hulpverleners. Daarom zijn netwerken tussen onderwijs, jeugdsector, welzijn, cultuur, sport, politie … broodnodig.”

Wat wil je importeren uit het onderwijs van andere landen?

Eva Vereecke: “In Finland zijn scholen one stop shops. Vergelijk het concept met een treinstation waar je ook boodschappen doet, je strijk ophaalt en afspreekt met vrienden. Zo bundelen Finse scholen heel wat diensten voor jongeren: een sportclub, jeugdhuis, huiswerkplek, creatieve workshops, maar evengoed een psycholoog of sociale hulpdiensten. Dat is ons concept van brede school, maar veel verder doorgedacht en ruimer dan alleen de infrastructuur delen.”

De Ambrassade trok mee aan de kar tijdens corona. Wat moet er gebeuren om kinderrechten nooit meer in lockdown te laten gaan?

Eva Vereecke: “Tijdens de eerste lockdown ging alles voor kinderen en jongeren op slot: speeltuinen, skate- en hangplekken. Ondertussen is de jeugdwelzijnswerker een essentieel beroep en gaat publieke speelruimte als laatste toe en als eerste weer open. Terecht, want corona maakt élk kind kwetsbaar.”

Minder taalachterstand ondanks corona

Tekst Femke Van de Pontseele Beeld Katoo Peeters

Basisschool De Tandem maakt haar naam waar: leraar Kendra en zorgleraar Louise geven er samen les in het eerste leerjaar. Ze zetten extra in op taal en fietsen de kinderen sneller naar een rijke woordenschat. “Als we ze dit jaar een sterke basis geven, rendeert dat een leven lang.”

“Zestig procent van onze leerlingen spreekt thuis geen Nederlands. Ik voelde me soms machteloos: hoe kan je leren lezen als je de ‘ui’ of ‘uu’ nog niet goed uitspreekt? Ik haalde alle creatieve werkvormen boven. Maar in je eentje zes groepjes intensief begeleiden is haast onmogelijk. Na elk thema uit Veilig Leren Lezen nam ik een toets af. Wat ik ook deed, mijn klas zat steevast in het rood. Niet erg opbeurend.”

“Toen kwam corona. Onze collegiale visitatie in de derde kleuterklas ging niet door, waardoor ik de instromers voor september niet leerde kennen. Kleuters bleven thuis tijdens de eerste lockdown: een groot deel hoorde of sprak maanden geen Nederlands. De doemberichten over leerachterstand baarden me grote zorgen. Wat zou dat straks geven in mijn klas?”

“Onze directeur bleef gelukkig niet bij de pakken zitten: ze trok zestig van de 199 zorguren uit voor de drie klassen van het eerste leerjaar. Elke leraar krijgt een zorgleraar als co-teacher. Ze verantwoordt die keuze naar het team: ‘Als kinderen een sterke basis hebben, plukken jullie daar later allemaal de vruchten van.’”

ONDERSTEUNEN EN UITDAGEN “Met zorgjuf Louise naast me ondersteunen we onze leerlingen én dagen we ze uit. De sterke kinderen starten zonder hulp, de middengroep duwen we met wat uitleg in gang. Als ze vragen hebben, staan we paraat. De derde groep bieden we extra instructie en ondersteuning. Zo zit niemand nodeloos lang te wachten op

“Als je leerlingen met zichzelf vergelijkt, groeien ze sneller”

uitleg. Louise en ik bereiden de lessen samen voor. Dat we didactisch prima matchen, is mooi meegenomen.”

“Het materiaal dat we tijdens de lockdown ontwikkelden, komt nog altijd goed van pas. De leerlingen scannen thuis op hun werkblad een QR-code met de gsm van papa of mama. Dan horen ze mij de klanken en de woorden voorlezen. Zo leerden sommige ouders samen met hun kinderen Nederlands spreken.”

SPROOKJES TEKENEN EN VERTELLEN “De QR-code om taal te stimuleren is een blijver. Tijdens spreekopdrachten film ik mijn leerlingen. Die video’s gebruiken we als intro voor ons hoekenwerk: de kinderen scannen de QR-code met hun tablet en zien zichzelf of een klasgenootje instructies geven: ‘Plaats de plant op de tafel of onder de tafel.’”

“Ik ontwikkel ook interactieve spreeklessen, bijvoorbeeld rond sprookjes. Leerlingen luisteren naar Roodkapje en tekenen een plattegrond van het bos. Die gebruiken ze om het verhaal aan elkaar door te vertellen. Of ze bouwen een maquette van het huis van de Drie Biggetjes en maken een top drie van belangrijkste bouwmaterialen. Ze leggen het verhaal in de juiste volgorde en schrijven er zinnen bij. Daarna spelen ze een personage, eerst met voorbeeldzinnen, dan met hun eigen tekst. Na het toneel evalueren we: ‘Begrepen we iedereen? Sprak iedereen duidelijk? Vergat je niks te vertellen?’ Zowel onder parallelcollega’s als in de leergemeenschap bespreken we hoe de les verliep en waar we kunnen bijsturen.”

PIRAMIDES BOUWEN “Dat onze kinderen veel taalkansen nodig hebben, is duidelijk. Gelukkig plaatste een beleidsmedewerker van Stedelijk Onderwijs Antwerpen de vuurrode resultaten van onze

leerlingen op de CITO-testen in perspectief: ‘Vergelijk hen niet met de norm, maar met zichzelf’. Hij leerde ons persoonlijke groei zien in de curves. Een hele geruststelling: onze kinderen zetten duidelijk stappen. Ze hebben alleen meer tijd nodig om de norm te halen. Een jongetje dat verhuisd is uit Nederland, scoorde opmerkelijk beter op de test, die door onze noorderburen ontwikkeld is. Anders dan de meeste van onze leerlingen zag hij wel al eens ‘de wieken van een molen’.”

“Vandaag beseffen we dat we onze leerlingen soms woordenschat-arm maakten omdat we hen niet wilden overladen met verschillende betekenissen. We hadden het over ‘de bank’ als zitmeubel, maar vertelden hun niet dat de plek waar je geld spaart ook een bank is. Nu bouw ik samen met de collega’s piramides: onderaan een brede laag basiswoorden die de leerlingen eigenlijk al moeten kennen, een middenstuk met woorden die we dit jaar leren, en smallere top met uitbreidingswoorden als voorbereiding op volgend leerjaar. Een ideale tool om te scannen of ons taalaanbod in de klas wel rijk genoeg is.”

“Hoewel we de wereld zo veel mogelijk de klas binnenloodsen en leerlingen constant nieuwe woorden aanbrengen, zijn we blij dat we weer op daguitstap mogen. Eb en vloed zien op het strand, de meeuwen die over je hoofd scheren, dat geeft betekenis aan woorden. Sommige kinderen hier hebben amper een voet buiten hun eigen wijk gezet, zagen de zee alleen in kinderboeken of op tv.”

DERTIG PROCENT VOORUITGANG “Dat je leerlingen met zichzelf vergelijkt, betekent niet dat je de lat lager legt. Als onze zorgcoördinator een terugval ziet, grijpt ze in. Ze analyseert de toetsen waar het kind minder op scoorde en werkt het bij na de les. Ook in de klas monitoren we constant: terwijl ik het kringgesprek leid, oefent mijn collega letters met leerlingen die meer tijd nodig hebben. Focussen op de persoonlijke vooruitgang van elk kind helpt ons om gerichter actie te ondernemen. Op de lettertoets scoorden onze leerlingen al na één maand beter dan de klas van vorig jaar. Bijna niemand kleurde rood. Bij de AVI-leestoetsen hinkte vorig jaar ongeveer zeventig procent van onze kinderen achterop. Nu heeft veertig procent leesachterstand. Je kan klagen dat een deel de norm nog steeds niet haalt, of je kan blij zijn met dertig procent vooruitgang.”

“Die succesjes zijn geen reden om op onze lauweren te rusten. We blijven zoeken naar methodieken die de leerstof dichter bij de leerling te brengen. We passen nu de LIST-methode toe om te leren lezen: we ontdekken een letter of klank via een verhaal, bijvoorbeeld de ‘sch’ van schoen. Eerst lees ik een verhaal voor met die klank, dan leggen de leerlingen die letter met pomponnetjes of wiebeloogjes. Uiteindelijk zoeken we woorden met dezelfde klank.”

Wie is Kendra D’Hondt?

• leraar in het eerste leerjaar in BS De Tandem • staat zes jaar voor de klas • schoolde zich bij over betekenisvolle spreektaken

“We wilden leerlingen niet overladen met meerduidige woorden. Daardoor maakten we hen woordenschat-arm.”

DE JUF EN HET MONSTER “Met ondersteunend lezen mikken we nog hoger: elke dag lees ik voor, dan lezen we in koor en ten slotte laat ik iets lezen door een leerling. Aan de teksten koppel ik doelen uit wereldoriëntatie of rekenen. Een krantenbericht over een meteoor leidt tot een creatieve schrijfopdracht: wat als er een buitenaards wezen in zat, wat denkt die over onze planeet? Tijdens het hoekenwerk voeren kinderen spreektaken uit zonder dat ze het weten: in een grot van bruin papier op een tafel overleggen ze hoe ze muurschilderingen zullen maken.”

“Onderwijs in coronatijd is een zware beproeving, maar wel een die ons veel vernieuwingen opleverde. Ik zie de leerwinst bij mijn leerlingen dankzij co-teaching en onze nadruk op taal. We gebruiken de data van onze toetsen om lessen bij te sturen of leerlingen individueel te begeleiden. Door al die ingrepen zitten onze leerlingen tijdens corona niet met een taalvertraging, maar zowaar met een versnelling. Een creatieve zin als: ‘Mijn monster eet juf. Juf is bang en roept aaaaaaaaa!’ las ik de voorbije jaren nog niet in mijn schrijfopdrachten.”

This article is from: