De plantagecultuur in West-Suriname De plantagecultuur kwam in Nickerie en Coronie (tot 1851 Neder- en Opper-Coronie geheten) pas in de eerste helft van de negentiende eeuw tot ontwikkeling; niet alleen langs de rivieren, maar ook langs de kust. De eerste plantages werden gesticht door Engelsen, en ook nadat Suriname in 1816 definitief in Nederlandse handen kwam, bleef het gebied in de negentiende eeuw Engels georiënteerd. Dat was het gevolg van de geïsoleerde ligging van het gebied ten opzichte van het bestuurscentrum in Paramaribo. In die tijd kon men Nickerie en Coronie alleen over zee bereiken. De contacten met de Engelse kolonie Brits-Guyana waren nauw, terwijl de meeste plantage-eigenaren in het gebied van Engelse en Schotse origine waren. Engelse invloeden vindt men ook terug in de architectuur, bijvoorbeeld in de zogeheten demerara windows. Het leven hier was veel bescheidener dan op de plantages langs de Suriname- en de Commewijnerivier. In Nickerie leefden de eigenaren veel soberder en beheerden ze hun plantage meestal zelf. Terwijl men op de plantages langs de Suriname- en Commewijnerivieren zeer brede loostrenzen en dammen met grote stenen sluizen aanlegde, bestonden de civiele werken voor de waterlozing in Nickerie voornamelijk uit eenvoudige houten kokers, holle bomen en eenvoudige houten sluisdeuren die vanzelf open en dicht gingen.23 Men vertelt dat er vroeger vuurtorens aan de kust van deze districten stonden en dat elke plantage toen nog een eigen zoutwaterkanaal had waarover het transport van de landbouwproducten naar zee plaatsvond. De zeekust van toen bestaat tegenwoordig niet meer. Al in de eerste helft van de negentiende eeuw werd het gebied door overstroming en kustafslag door de zee verzwolgen. Dichte parwasbossen belemmeren er tegenwoordig het uitzicht op zee. Plantage Good Intent werd in 1858 als laatste plantage getroffen. Men was genoodzaakt de gebouwen in delen uiteen te nemen en zich naar het zuiden terug te trekken. De plantages die men langs de rivieren aanlegde, bleef dit lot grotendeels bespaard.
Nickerie De eerste westerling die zich in Nickerie vestigde was een zekere Dietzel. Hij woonde voor 1718 tussen de Indianen aan de Maratakkarivier. Kapler schreef over hem: ‘Een oude mulat van het eiland Grenada is hier als posthouder aangesteld. Hij had als verwaandheid eene bijzonder uniform aangenomen, daar hij de versleten kleedingstukken van officieren kocht.’24 De oudste plantages lagen langs de monding van de rivier de Nickerie. Paradise en Plaissance waren de eerste twee percelen die men in 1797 langs de Nickerie uitgaf. Ze kwamen omstreeks 1799 in handen van een zekere Stuart uit Grenada. Hij legde ook plantage Diamond aan. Rond 1800 vestigden zich meerdere planters uit Grenada bij de monding van de Nickerie, spoedig gevolgd door planters uit het naburige Berbice. Zij namen hun eigen slaven mee. In 1858 telde Neder-Nickerie vijf suikerplantages: Waterloo, Nurserey, Hazard, Paradise en Hamptoncourt. Van de suiker produceerde men ook
“Generale kaart der Kolonie Suriname: hoofdzakelijk voorstellende de tegenwoordige bebouwing dier kolonie”, door Marten Douwes Teenstra, 1835. [KIT Library]
rum en melasse. Waterloo en Hazard beschikten toen al over vacuümpannen en centrifugalen.25 In 1838 schreef Kapler tijdens een bezoek aan plantage Nursery aan de linkeroever van de Nickerie: ‘Bizonder vriendelijk werd ik op de suikerplantage “the Nurserey” ontvangen. De plantage is eene der schoonste hier te lande. Gebouwen, tuinen en negerwoningen zijn doelmatig en smaakvol aangelegd. Het dorp der negers bestaat uit drie straten, welke met kokosnoot en pomme de Cythérebomen zijn beplant. De negerwoningen zijn van pinapalmhout, met planken beschoten en hecht gebouwd; bij elk huisje bevindt zich een tuintje.’26
Coronie Opper-Nickerie werd op 9 oktober 1851 een afzonderlijk district en kreeg toen zijn huidige naam Coronie. De naam is ontleend aan de Coronakreek, waar zich in 1828 al een militaire post bevond.27 Gouverneur Juriaan F. de Frederici (1790-1802) stimuleerde de aanleg van plantages voor de ontwikkeling van landbouw in dit gebied. Kort nadat Suriname onder het protectoraat van Engeland kwam (in 1799) vroeg een aantal Engelse en Schotse planters vergunning om de kuststrook in cultuur te brengen. Het gebied werd door landmeters in kaart gebracht en verkaveld. Zo ontstond na 1808 langs de kust over een lengte van 23 kilometer een lint van plantages. In de negentiende eeuw waren er in Coronie voornamelijk katoen- en suikerplantages. Op oude landkaarten zijn ze van oost naar west ingetekend: Ingiekondre, Inverness,
Plantages Coronie [KIT Library]
Plantages
- 43