Speelruimte en Planning

Page 1


Speelruimte & planning Kwaliteiten en richtlijnen voor spreiding,inplanting en inrichting van speelruimten

Kind & Ruimte publicaties | Kind & Samenleving vzw (red.) | Brussel, 2011


Colofon Deze publicatie is een uitgave van Kind & Samenleving vzw,

Š 2011 Kind & Samenleving vzw

Brussel, 2011. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel Auteurs: Francis Vaningelgem, Wouter Vanderstede, Peter Dekeyser en An Piessens.

van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other meanswithout permission in writing from the publisher.

Vormgeving, druk en afwerking: Drukkerij Lannoo nv,Tielt.



Voorwoord

4

6

HOOFDSTUK 1: VISIE OP SPELEN EN SPEELRUIMTEN

10

HOOFDSTUK 2 : SPREIDING VAN SPEELRUIMTEN

22

Inleiding

11

Inleiding

23

1.1. Werken aan het Speelweefsel

11

2.1. Een werkmethode

1.1.1. Wat is een speelweefsel?

11

2.1.1. Bepalen van het ‘schaalniveau’ van een speelruimte

24

1.1.2. Hoe werken aan een speelweefsel?

12

Praktijkvoorbeeld Antwerpen

28

1.2. Integreren van perspectieven van kinderen

16

2.1.2. Naar een passende opdeling in deelgebieden

30

1.2.1. Ruimtegebruik, ruimtebeleving, evaluatie, noden van kinderen

16

Praktijkvoorbeeld:Amsterdam & barrières

32

1.2.2. Participatietraject

16

2.1.3. Zoeken naar lacunes in het speelruimteaanbod

34

1.3. Ontwikkelen van een gezamenlijk project van een gemeente

17

Praktijkvoorbeeld Play-England –

1.3.1. Nood aan interdisciplinair overleg

17

GIS om zones met te weinig speelkansen te detecteren

1.3.2. Formuleren van een ruimtelijke visie op spelen en speelruimte

18

Praktijkvoorbeeld Rotterdam – Kindvriendelijke wijken monitor

20

2.2. Het perspectief van kinderen

23

36 38

2.2.1. Speelnetwerk in Brussel

39

2.3. Case - Stedelijk deelgebied

42


58

Inleiding

47

Inleiding

59

3.1. Richtlijnen voor de inplanting van speelruimten

48

4.1. Richtlijnen voor de inrichting en uitrusting van formele speelruimten

3.1.1. Rekening houden met het type woonweefsel

48

4.1.1. Meervoudige spelvormen vereisen een rijk speellandschap

59

3.1.2. Een zorgvuldige inplanting in de onmiddellijke omgeving

48

4.1.2. Opstellen van een zoneringsplan en/of speelintensiteitskaart

61

3.1.3. Relatie met socio-culturele of vrijetijdsvoorziening is een meerwaarde

49

4.1.3. Werken aan een divers aanbod van speelzones

62

3.1.4. Een goede bereikbaarheid als belangrijke voorwaarde

49

Praktijkvoorbeeld Zandbakken

65

4.1.4. Streven naar een open karakter van speelruimte

66

4.1.5. Interpreteer de wetgeving op een weloverwogen manier

70

3.1.5. Streven naar een goede toegankelijkheid voor mensen met een mindere mobiliteit

50

3.1.6. Werken aan de visuele relatie met de omgeving

50

3.1.7. De grootte van het terrein is belangrijk

51

3.2. Analyse-instrument

51

3.3. Het perspectief van kinderen bij de inplanting van speelruimten

54

3.3.1. Dorpskern Wilsele–Putkapel 3.4. Case: Dorpskern

4.2. Het perspectief van kinderen 4.2.1. Sint-Lambertusplein - Heverlee

59

72 72

4.3. CASE – Een eenvoudig buurtspeelterrein

74

Bibliografie

76

Over Kind & Samenleving

78

54 55

5

HOOFDSTUK 4: INRICHTING EN UITRUSTING

IN HOU D SOPGAV E

46

SPEELRUIMTE EN PLANNING

HOOFDSTUK 3: INPLANTING VAN SPEELRUIMTE IN DE OMGEVING


Speelruimteplanning krijgt de laatste jaren meer en meer aandacht. Dat is een goede zaak: kinderen moeten buiten kunnen spelen en liefst op terreintjes die méér mogelijkheden hebben dan een paar speeltoestellen op een valbrekende bodem. Buiten spelen is rondrennen, je verstoppen, avonturen beleven, je fantasie uitleven, en nog zoveel meer. De Kind & Samenleving – ruimtecel ontwikkelde de afgelopen jaren een duidelijke visie over wat kwaliteitsvolle speelruimte en speelruimteplanning is.

6

VOORWOORD

Maar, kinderen zijn niet de enige gebruikers van de publieke ruimte. Of anders gezegd, publieke ruimte dient idealiter vele soorten gebruik. Dit roept dan weer allerlei maatschappelijke vragen op over hoe we met die publieke ruimte willen omgaan en hoe we kinderen daarin tot hun recht willen laten komen, vanuit een perspectief van samengebruik van de publieke ruimte. Ook dit draagt ideeën in zich van kwaliteitsvolle publieke ruimte. Door speelruimte op een goede manier te plannen, streef je ook een bepaalde samenlevingskwaliteit na. De ruimtecel wordt de laatste jaren in haar werking steeds meer geconfronteerd met die vraag naar normen: Hoeveel vierkante meter speelruimte moet er voor kinderen voorzien worden in een stad of in een gemeente? Welke verschillen bestaan er tussen speelruimtes, en hoe moeten die verdeeld worden? Hoe wordt


zo’n speelruimte best ingeplant? Het antwoord op dergelijke vra-

De Kind & Samenleving – ruimtecel werkt vanuit de visie van

gen is zelden absoluut. Normen moeten telkens opnieuw con-

een speelweefsel, een idee gebaseerd op de vaststelling dat

creet toegepast worden. Zij vormen slechts het startpunt om de

kinderen zich door hun omgeving bewegen en niet alleen in for-

gesprekken te openen en om meer genuanceerd na te denken

mele speelruimte spelen maar ook allerlei informele speelaan-

over de (speel)betekenis van een ruimte.

leidingen op hun traject vinden. Voor deze publicatie stellen we de focus scherp op de formele speelruimte. Stapsgewijs wordt

En toch vonden we het de moeite waard om in deze derde

toegelicht welke elementen in overweging genomen dienen te

publicatie over Kind & Ruimte in te gaan op de vaak moeilijke

worden.

meenten, beleidsmedewerkers en ontwerpers enkele kwaliteiten

naar detail. In planningstermen wil dat zeggen: je gaat van

en richtlijnen aanreiken die meegenomen kunnen worden bij

spreiding over inplanting naar inrichting en uitrusting. Spreiding

speelruimteplanning.

houdt in dat je nagaat welk soort speelruimtes met welk soort bereik er binnen een grondgebied zijn en waar de blinde vlek-

Een goede speelruimteplanning, zo stellen we in deze publica-

ken zich bevinden. Een buurtspeelterreintje heeft een kleiner

tie, begint bij een visie op spelen en speelmogelijkheden. Een

bereik dan een skateramp. Aandacht voor inplanting houdt in

gemeenschappelijk ontwikkelde visie die gedragen is door ver-

dat je op een kleinschaliger niveau aandacht besteedt aan de

schillende partners van het lokale beleid maakt het mogelijk om

ligging van het terrein, met zorg voor omwonenden en moge-

goede keuzes te maken, om kinderen meer ruimte te geven. Een

lijke effecten op de omgeving. Wanneer een pleintje bv. aan de

visie zal ook toelaten om de impact van bepaalde praktische

achterkant van huizen ligt, is er meer kans dat omwonenden het

keuzes in te schatten: de afboording van een speelterrein lijkt in

spelen storend vinden. Inrichting en uitrusting wordt in deze pu-

eerste instantie vooral een technische kwestie te zijn, maar het

blicatie vergeleken met de bouw van een huis en de keuze van

maakt een wereld van verschil in de speelmogelijkheden of er

meubels. Inrichting – de keuze van verschillende soorten zones

een afsluitingsdraad staat of een rij stapstenen.

op een speelterrein – gaat best de uitrusting vooraf.

VOOR WO ORD

Speelruimteplanning gaat van groot naar klein, van overzicht

SPEELRUIMTE EN PLANNING

deze publicatie speelruimte & planning willen we steden en ge-

7

evenwichtsoefening tussen norm, context en pragmatiek. Met


Dat is het ideale traject. Maar vaak begint speelruimteplanning met de vaststelling dat er nog ergens een terreintje over is. Ook met dit soort pragmatiek moet je omgaan bij speelruimteplanning. Toch zijn wij van mening dat je, ook bij dergelijke pragmatische vragen, de bovenstaande overwegingen mee kan nemen. Wat ben je met een schitterend uitgerust terreintje als het onbereikbaar of te afgelegen is? Ik hoop van harte dat u als lezer met deze publicatie een ex-

8

tra houvast in handen houdt voor de speelruimteplanning waar u bij betrokken bent. Hoewel het geen pasklaar receptenboek is, geeft het wel een aantal cruciale ingrediĂŤnten aan. Bedenkingen en commentaren zijn van harte welkom op ruimtecel@k-s.be

An Piessens, Directeur Kind & Samenleving

Kwaliteiten & richtlijnen voor de uitbouw van een speelruimtebeleid.


VOOR WO ORD

SPEELRUIMTE EN PLANNING

9


HOOFDSTUK 1

10

Visie op spelen en speelruimten


Inleiding

1.1. WeRKen aan HeT SpeelWeeFSel

Het uitbouwen van formele speelruimten kadert best in een bredere

1.1.1. Wat is een speelweefsel?

visie op het spelgedrag van kinderen. Spelen is voor kinderen een

Een manier om te werken aan een kindvriendelijk woonweef-

alledaagse activiteit. Kinderen spelen als het ware op elke moment

sel is het uitwerken van een speelweefsel. Een speelweefsel kan

van de dag en op elke plek. Het uitwerken van de formele speelruim-

opgevat worden als een netwerk van publieke plekken en ver-

ten in een stad of gemeente wordt daarom ook best geïntegreerd in

bindingen die betekenis hebben voor kinderen.

een kindvriendelijk woonweefsel. Spelen gebeurt immers niet alleen

Formele speelruimten. Formele speelruimten zijn ruimten die

door een divers aanbod aan speelmogelijkheden te ontwikkelen.

speciaal zijn ontwikkeld voor kinderen en waar het duidelijk is

Dan gaat het bijvoorbeeld om formele speelruimten, maar net

dat er mag en kan gepeeld worden.

zo goed om een plein, de schoolomgeving, een woonstraat, een woonerf, een park, een speelbos, speelaanleidingen,...

Informele speelruimte en bespeelbare publieke ruimte. Naast de formele speelruimten (waar kinderen de eerste gebruikers

We onderscheiden drie kwaliteiten die bepalend zijn voor een visie

zijn) zijn er ook informele speelruimten. Dit zijn plekken waarvan

op speelruimtebeleid: werken aan het speelweefsel, integreren van

kinderen niet de eerste gebruiker zijn, maar wel mede-gebruiker.

het perspectief van kinderen en het streven naar een gezamenlijk

Voorbeelden hiervan zijn parken, pleinen, woonerven,…

project.

Een netwerk van plekken én verbindingen. Speelruimte wordt niet meer opgevat als een verzameling van losse plekken (speelruimtes), maar als een ruimtelijk netwerk, een samenhangende structuur en weefsel. Hiermee komt het thema van verbindin-

SPEELRUIMTE EN PLANNING

en de publieke ruimte dienen daar dus op in te spelen, en dat kan

11

Een speelweefsel omvat dus drie grote onderdelen:

de omgeving waar ze wonen, naar school gaan,… De omgeving

1 V IS I E O p SpElE N EN SpE E l R uI M T EN

op afgebakende speelruimten. Kinderen groeien al spelend op in


gen, mobiliteit van kinderen en verkeersveiligheid uitdrukkelijk in

Stap 1:

de aandacht. plekken die voor kinderen belangrijk zijn, moeten

Opmaak van een kaart van de bestaande ruimtelijke structuur

goed bereikbaar zijn, zodat zij die plekken zelfstandig kunnen

voor kinderen.

bereiken en op eigen kracht van de ene bestemming naar de andere kunnen trekken. Een dergelijke mobiliteit biedt ook de gelegenheid om onderweg iets te beleven, andere kinderen te ontmoeten en spelend onderweg te zijn. Veiligheid (zowel verkeersveiligheid als sociale veiligheid) is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Beleefbaarheid en speelwaarde zijn echter

12

evenzeer van belang. Dit heeft implicaties voor de inplanting van voorzieningen voor kinderen, de planning van aantrekkelijke trage wegenroutes langs belevingsplekken, het realiseren van aantrekkelijke woonomgevingen tot zelfs een speelse inrichting van routes. Dit overstijgt dus het werken aan verkeersveiligheid en vergt een uitdrukkelijke kindgerichtheid.

1.1.2. Hoe werken aan een speelweefsel? Werken aan het speelweefsel begint bij het in kaart brengen (stap 1) en evalueren (stap 2) van het bestaande speelweefsel. Dit vormt de basis om het gewenste speelweefsel uit te tekenen (stap 3) en om vervolgens concrete ruimtelijke projecten te verwezenlijken, inspelend op opportuniteiten (stap 4). In het eerste handboek Kind & Ruimte, Kindgerichte planning van publieke ruimte, komt dit uitgebreid aan bod.

Voorbeeld bestaande toestand speelweefsel


De opmaak van een kaart van de bestaande structuur voor kin-

Het geheel van bovenstaande aanduidingen vormt een beeld

deren moet vertrekken vanuit een analyse van de bestaande

van het bestaande speelweefsel.

toestand. Deze analyse brengt alle plekken, voorzieningen en verbindingen in kaart die relevant zijn voor kinderen. Dit gebeurt

Stap 2:

op basis van terreinbezoeken, gesprekken met gebruikers en

Opmaak van een knelpunten-, potentie- en opportuniteiten-

analyse van luchtfoto’s en kaartenmateriaal. uit de bestaande

kaart.

ruimtelijke situatie worden plekken en verbindingen geselecteerd

Vertrekkend van de bestaande speelweefselstructuur wordt een

die (positieve of negatieve) betekenis hebben voor kinderen.

knelpunten-, potentie- en opportuniteitenkaart opgemaakt. Die

-

(voorzieningen expliciet op kinderen gericht): school, kinder-

Het gaat om:

opvang, jeugdwerklokalen, speelterrein, muziekschool, enz.

-

ren: bijvoorbeeld goed functionerende publieke ruimtes, ver-

park, bibliotheek, sportcentrum, cultureel centrum, zwembad,

bindingen waar kinderen reeds aanwezig zijn, het bestaande

enz.

netwerk van trage wegen, formele voorzieningen waar kinde-

plekken buiten de formele voorzieningen waar kinderen vaak te vinden zijn: (informele) speelplekken, hangplekken, woon-

-

ren eerste gebruikers zijn, enz. - plekken, routes en gebieden die een knelpunt zijn voor kin-

straten, groengebieden, braakliggende terreinen,…

deren: bijvoorbeeld barrières (drukke wegen, spoorwegen,

Routes waar kinderen vaak gebruik van maken: schoolrou-

kanalen,…), ontoegankelijke gebieden die nochtans beteke-

tes, route naar het centrum van de woonkern, route naar het

nis voor kinderen zouden kunnen hebben, slecht functione-

sportcentrum, route naar jeugdlokalen,… -

plekken, routes en gebieden die potentie hebben voor kinde-

Formele voorzieningen waar kinderen medegebruiker zijn:

Barrières voor kinderen: routes, kanalen, kruispunten, grootschalige elementen die een barrière vormen voor kinderen

rende publieke ruimtes, enz. - plekken, routes en gebieden waarvoor ruimtelijke projecten zijn gepland en die als opportuniteit kunnen worden be-

SPEELRUIMTE EN PLANNING

-

Formele voorzieningen waar kinderen eerste gebruikers zijn

1 V IS I E O p SpElE N EN SpE E l R uI M T EN

-

ruimtelijke elementen.

13

maakt een evaluatie mogelijk van de eerder uitgeselecteerde Op deze kaartenlegger worden aangeduid:


schouwd om een speelweefsel verder uit te bouwen.Voor het

Volgende elementen kunnen in het plan worden uitgetekend:

bepalen van opportuniteiten is consultatie van andere be-

-

leidsplannen en planningslagen dus noodzakelijk.

uitbouwen van bestaande ankerplaatsen, centrale plekken of steunpunten voor het speelweefsel

Stap 3: Opmaak van een gewenste ruimtelijke structuur voor kinderen (=speelweefselplan). De kaart met de bestaande speelweefselstructuur en de knelpunten, potentie- en opportuniteitenkaart bieden een stevige

14

basis om een gewenste structuur uit te tekenen. Naargelang het ambitieniveau kan die gewenste structuur visionair en/of pragmatisch van inslag zijn. In elk geval is het belangrijk om samenhangende ruimtelijke structuren en netwerken te creëren. De verschillende oplossingsscenario’s dienen zowel bij gebruikers als bij diverse bestuursactoren te worden getoetst. Hoewel het belangrijk is om de bestaande toestand voldoende in rekening te brengen, moet er dus ook inspiratie en creativiteit van buitenaf komen, bijvoorbeeld: -

reële of geplande ontwikkelingen in de deelgebieden,

-

inspiratie en ideeën van gebruikers, in het bijzonder kinderen,

-

inspiratie en ontwerpideeën van de ontwerper,

-

referentieprojecten,… Voorbeeld gewenste toestand speelweefsel


-

reconversie- en herinrichtingprojecten voor publieke ruimte

in functie van de doelgroep kinderen, maar in functie van zo

-

plannen en uitbouwen van nieuwe publieke ruimte en voor-

veel mogelijk verschillende groepen bewoners en gebruikers.

zieningen met impliciete of expliciete aandacht voor kinderen

De beperkt beschikbare publieke ruimte en dus de hoge prijs

bundelen van publieke ruimtes, uitbouw van publieke ruim-

ervan, maken het in de praktijk moeilijk om ruimtelijke projec-

teassen, enz.

ten te realiseren die slechts aan één doelgroep ten goede

kindgericht uitbouwen van bestaande verbindingen, creëren

zouden komen. Een speelweefselplan bouwt men niet enkel

van nieuwe zachte wegverbindingen, creëren van kindroutes,

uit binnen een jeugd(ruimte)beleid.

-

Kindlinten , speelroutes, enz. ©

teitplannen, bosbeheerplannen, enz.) worden ingebracht om tot uitvoering te kunnen komen. Op basis van het speel-

Stap 4:

weefselplan kunnen zowel lopende als geplande ruimtelijke

Uitvoering van een speelweefselplan.

acties, projecten en beleidsmaatregelen worden geselec-

Bovenstaand plan met de gewenste speelweefselstructuur

teerd en meer kindvriendelijk worden ontwikkeld. Er wordt dus

moet nu uitvoering krijgen. Dit hangt af van bestaande beleids-

een selectielijst van ruimtelijke projecten en ruimtelijke plan-

agenda’s en beschikbare middelen.

ningsinstrumenten opgemaakt om de gewenste ruimtelijke structuur voor kinderen verder te realiseren.

-

In principe kan een speelweefselplan leiden tot het initiëren van speciale jeugdruimteprojecten: inrichtingsplannen voor uitbouw van jeugdinfrastructuur, uitbouw van jeugdsites, kindroutes, inrichting van speelruimtes, enz. Maar dat volstaat niet, omdat in een speelweefsel ook publieke ruimtes van groot belang zijn. publieke ruimte bouwt men niet alleen uit

SPEELRUIMTE EN PLANNING

voor kinderen: het speelweefselplan.

15

Elementen uit het speelweefselplan moeten daarom ook in andere ruimtelijke plannen (structuurplannen, Rup’s, mobili-

1 V IS I E O p SpElE N EN SpE E l R uI M T EN

Op die manier komt men tot een gewenste ruimtelijke structuur


1.2. InTegReRen Van peRSpeCTIeVen Van KInDeRen

1.2.2. Participatietraject Het onderzoeken van het perspectief van de kinderen kan zowel gebeuren naar aanleiding van de opmaak van beleidsplan-

1.2.1. Ruimtegebruik, ruimtebeleving, evaluatie, noden van kinderen

nen als bij concrete (speel)ruimteprojecten. Hieronder worden

Een tweede kwaliteit is het integreren van de perspectieven

publieke ruimtelijke projecten (Over reuzenkaarten & wegvra-

van kinderen. Die omvatten verschillende elementen.Ten eerste

gertjes, Kind & Samenleving, Meise, 2011)

10 richtlijnen opgesomd om participatie concreet te maken bij

heeft dat perspectief te maken met de manier waarop kinderen de publieke ruimte gebruiken en beleven: hoe vaak en op

16

1

aanvoelt of niet, welke de belangrijkste belevingsplekken zijn,

2 3

Stem het inspraaktraject van kinderen en volwassenen op elkaar af.

kinderen. Wat zijn de goede plekken en wat zijn de slechte ruimtes? Wat werkt goed en wat minder? Welke plekken verdienen

Speel in op vragen en verwachtingen van ontwerpers, projectleiders en beleidsmakers.

welke elementen de verbeelding aan het werk zetten, enz. Ten tweede gaat het om de evaluatie van de publieke ruimte door

Betrek kinderen op cruciale momenten in het ontwerpproces.

welke manier ze er gebruik van maken, of een ruimte geborgen

4

Ontwerpers, projectleiders en beleidsmakers zijn aanwezig tijdens de bevragingen.

verbetering? enz. Een derde onderdeel van het perspectief van kinderen behelst hun noden en de wensen. Willen de kinderen

5

Geef een duidelijke in- en uitleiding over het beleidskader.

meer op straat spelen, meer natuurlijke speelruimte, ruimte om

6

leg alles zo goed mogelijk uit.

te rolschaatsen, meer verharding om te fietsen,‌? Kortom: wat

7

Stel goede vragen.

ontbreekt nog in de wijk?

8

let op non-verbale communicatie.

9

Maak werk van gegevenswerking en een visueel syntheseverslag.

10 Kies de bevragingstechniek in functie van het project, doelpubliek, setting en verwachtingen.


Een cruciale randvoorwaarde om het perspectief van kinderen te leren kennen en te implementeren in het speelruimtebeleid

1.3. OnTWIKKelen Van een gezamenlIjK pROjeCT Van een gemeenTe

en in concrete (speel)ruimteprojecten, is het uitwerken en volgen van een duidelijk inspraaktraject. Dit proces omvat verschil-

1.3.1. Nood aan interdisciplinair overleg

lende stappen, zoals analyse, visieontwikkeling, uitwerking, con-

Een derde kwaliteit is het ontwikkelen van een gezamenlijk pro-

cepten,‌ Aan de hand van het traject kan bepaald worden

ject van een gemeente. Om kinderen voldoende en diverse

wanneer inspraakacties aangewezen zijn.

speelmogelijkheden aan te bieden in de woonomgeving is samenwerking met verschillende gemeentelijke diensten en

denbouw/stadsontwikkeling, dienst mobiliteit, dienst openbare werken, dienst informatie/communicatie, dienst buurtwerk/ preventie, politie, de instantie die de veiligheid van speelruimtes opvolgt,‌ Dit zorgt voor een brede kijk op spelen, maar het zorgt ook mee voor de gedragenheid van het gezamenlijk project. Ook de bevoegde schepenen worden best bij de planning betrokken. Het opzetten van een werkgroep speelruimte of kindvriendelijke publieke ruimte met de verschillende diensten kan zorgen voor de opvolging en uitvoering van een gezamenlijk project. De intensiteit van de bijeenkomsten kan verschillen. Zo kan er een kerngroep zijn, die frequent samenkomt voor dageVoorbeeldschema participatie & ontwerptraject, uit: Projecten jeugdvriendelijke inrichting van de publieke ruimte, provincie Vlaams-Brabant

lijkse opvolging, met daarnaast een bredere stuurgroep voor langetermijnplanning.

SPEELRUIMTE EN PLANNING

sche dienst en/of groendienst, dienst ruimtelijke planning/ste-

1 V IS I E O p SpElE N EN SpE E l R uI M T EN

leid zijn zeker volgende instanties relevant: jeugddienst, techni-

17

actoren noodzakelijk. Voor een speelruimte- en speelweefselbe-


1.3.2. Formuleren van een ruimtelijke visie op spelen en speelruimte

een formele speelruimte gekozen wordt en tot op welk niveau

De uitbouw van speelruimten mag men niet enkel overlaten

als aan ‘eeuwige vragers’ een antwoord geven. Het is dus no-

ze wordt uitgebouwd. Zo kan men zowel aan ‘eeuwige klagers’

aan het toeval. Een typisch voorbeeld hiervan is de uitspraak ‘We hebben hier nog een terreintje en zouden er graag wat speeltoestellen plaatsen’. In sommige gevallen kan dit zeker werken, maar dit mag niet de norm zijn van het speelruimtebeleid in een gemeente of stad. Het bestuur moet bovendien aan burgers kunnen motiveren waarom er al dan niet voor

18

voorbeeld 1: Ruimtelijke visie op spelen en speelruimte, Speelweefselplan Gent

voorbeeld 2: Ruimtelijke visie op spelen en speelruimte, Herontwikkeling van de speel- en sportkansen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


- De gemeente kiest ervoor om prioritair werk te maken van het speelweefsel in twee wijken aan de rand van de stad.

de gewenste locatie en inplanting van speelruimten, de ach-

- De gemeente streeft ernaar om het trage wegennetwerk te ontwikkelen, in het bijzonder in en rond speelterreinen.

wordt best ook geformaliseerd en bekrachtigd door het College van Burgemeester en Schepenen.

- …

Een gezamenlijk project omtrent speelruimten bestaat bij voor-

Inplanting

keur uit de opmaak van duidelijke (ruimtelijke) beleidslijnen van

-

- De gemeente streeft naar voldoende buffering naar de directe omwonenden.

een wijk geanalyseerd op zijn kindvriendelijkheid? Een gemeente dient in elk geval uitspraken te doen over zowel de planning

- Er worden geen grote wijkspeelterreinen ingeplant aan de achterkant van woningen.

en inplanting als de uitrusting van speelruimten. Ook de organisatie van het speelruimtebeleid kan uitgetekend worden. Hier-

- …

onder volgen enkele voorbeelden van duidelijke beleidslijnen: Inrichting en uitrusting planning -

formele wijkspeelruimte is. -

- De gemeente streeft naar een meer natuurlijke en avontuurlijke inrichting van de speelruimten.

De gemeente streeft ernaar dat er in elke wijk ten minste één -

De gemeente streeft naar de realisatie van een gezinsvrien-

De gemeente stimuleert de aanleg van woonerven om het

delijke gemeentelijke speeltuin in de hoofdkern van de ge-

spelen in de straten bevorderen.

meente.

De gemeente kiest voor één groot gemeentelijk skatepark (in de hoofdkern) en 3 terreinen in de deelgemeenten, waar kleinere skate-elementen kunnen worden voorzien.

- De gemeente ontwikkelt een strategie om speelaanleidingen te integreren in winkelwandelstraten. - …

19

lige manier te bereiken is.

de gemeente of stad. Waar wil het bestuur naartoe? Wat dient er te gebeuren met de verschillende speelruimten? Hoe wordt

De gemeente zorgt ervoor dat elk wijkspeelterrein op een vei-

SPEELRUIMTE EN PLANNING

terliggende speelvisie, het inrichtings- en uitrustingsniveau,… Dit

1 V IS I E O p SpElE N EN SpE E l R uI M T EN

dig dat een gemeente standpunten durft in te nemen omtrent


Praktijkvoorbeeld Rotterdam – Kindvriendelijke wijken monitor ■ Een project van een gemeente kan zich natuurlijk ook uitbrei-

De monitor focust niet enkel op speelruimte, maar omvat een

den tot een volledig programma om woonwijken kindvriende-

algemene analyse van de wijk en een instrument om aan

lijker te maken. Dit betekent dat niet enkel het thema ‘spelen’

kindvriendelijkheid in Rotterdamse wijken te werken. Volgende

aan bod komt, maar dat er wordt gekeken naar verschillende

thema’s komen aan bod:Veiligheid in het verkeer en bij het spe-

aspecten van kindvriendelijkheid. Op deze manier wordt het

len, Jeugdvoorzieningen, Omgevingsfactoren, Wonen, Sociale

thema ‘spelen’ geïntegreerd in een breder kader, waar nood-

binding, Imago.

zakelijkerwijs ook de verschillende gemeentelijke diensten aan

20

meewerken. Een voorbeeld is de kindvriendelijke wijken monitor

De formele speelruimten zijn vervat in het thema ‘jeugdvoorzie-

van Rotterdam.

ningen’. Hierover wordt het volgende gezegd:“Bij een kindvrien-

Bouwstenen voor een Kindvriendelijk Rotterdam, gemeente Rotterdam

Kindvriendelijke wijken monitor, gemeente Rotterdam


delijke wijk horen voldoende en aantrekkelijke sportvoorzieningen, speelplaatsen, speeltuinen en jongerenwerk. Meermalen benadrukt de onderzoeksliteratuur het belang van voldoende buiten(sport)activiteiten voor kinderen en jongeren. Meiden moeten hierbij niet worden vergeten. Om aantrekkelijk te zijn, moeten voorzieningen als speeltuintjes, sportveldjes en jonge-

Het ontwikkelen van dit analyse- en monitoring-instrument kadert in de algemene visie van Rotterdam om te werken aan een kindvriendelijke en gezinsvriendelijke stad. Op deze manier wil de stad de stedelijke leefomgeving voor gezinnen met kinderen verbeteren en aantrekkelijker maken. Het doel is om de stadsvlucht van gezinnen met kinderen te verminderen. Naast deze monitor werd er ook een visie op kindvriendelijk bouwen ontwikkeld (bouwstenen voor een kindvriendelijk Rotterdam) en wordt er gewerkt aan het verbeteren van de kindvriendelijkheid in ten minste zeven pilotwijken. ■ Bron: Programmabureau Kindvriendelijke Wijken, Jeugd, Onderwijs en Samenleving, Rotterdam, 2010.

SPEELRUIMTE EN PLANNING

(Reijndorp en Van der Zwaard, 2007).

pRAKTIJKVOORBEElD ROTTERDAM – KINDVRIENDElIJKE WIJKEN MONITOR

terstandsbestrijding, maar ambities ondersteunen en uitstralen”

21

rencentra zich niet presenteren als vandalismebestendige ach-


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.