CONFLICT

Page 1

CONFLICT

2024
Woerden

OORLOG EN VREDE

Toen in 2017 het eerste fotoproject van start ging, een samenwerking tussen het Kalsbeek College en de Stichting 4 en 5 mei Woerden, was dat vooral mooi omdat jonge mensen zo in aanraking kwamen met generaties die een verhaal te vertellen hadden rond oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid.

De wereld was in dat jaar ook niet rustig, maar de conflicten die er waren leken òf bevroren, òf een ver-van-ons-bedshow en bijna iedereen is goed in wegkijken.

Wegkijken kan zeven jaar later niet meer. De oorlogen domineren het nieuws en kloppen aan de poorten van de Europese Unie. Anders dan voorheen, zijn oorlogen ook niet langer het domein van staten, ook strijd- en terreurgroepen mengen zich op grote schaal in internationale conflicten.

De Stichting 4 en 5 mei Woerden organiseert in de stad Woerden herdenkingen rond de gedenkdagen met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Op 4 mei en op 15 augustus wordt het einde van die oorlog herdacht. Op Jom Hasjoa is een speciale herdenking van de uit Woerden weggevoerde en niet meer teruggekeerde Joden. Met het wereldwijd weer opkomende antisemitisme is dat een extra belangrijke gebeurtenis. Het nooit weer mag immers niet alleen met de mond worden beleden.

Zeven jaar na dat eerste project zijn de onderwerpen rond oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid actueler en belangrijker dan ooit. Het is daarom zo goed dat ook dit jaar weer leerlingen in gesprek zijn gegaan met mannen en vrouwen die hun verhaal over het onderwerp willen delen. Op die manier komt de oorlog en de onvrijheid dichtbij en krijgt het belang van vrede en vrijheid een extra lading.

Dit project kan niet zonder medewerking van velen tot stand komen. Allereerst zijn daar de personen die zich lieten interviewen en fotograferen. Dan zijn er de leerlingen, die met camera en pen op pad gingen om de foto’s en de tekst te maken. En zonder het inspirerende en niet aflatende enthousiasme van docente Claudia van Putten was het project nooit van de grond gekomen. Daar past een welgemeend dankjewel bij.

Jan van Es

Voorzitter Stichting 4 en 5 mei Woerden

Woerden

2

CEES TIMMERMAN

“Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de ene helft van mijn familie Oranjegezind en de andere helft was Duitsgezind.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 3

“Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de ene helft van mijn familie Oranjegezind en de andere helft was Duitsgezind”, vertelt Cees Timmerman. “In onze familie werd tijdens de oorlog niet veel gesproken, omdat het echt te gevaarlijk was. Je kon zomaar verraden worden door een familielid. Mijn moeder vroeg wel eens hoe het ging met oom Arie. Hij moest eigenlijk in Duitsland werken, maar zat bij ons ondergedoken. Dit deed ze expres om ervoor te zorgen dat iedereen geloofde dat hij in Duitsland zat”, zegt Cees.

“Mijn moeder schreef brieven aan mijn tante die aan de kant van de Duitsers stond. Ze schreef ‘OZO’ op de brieven, wat ‘Oranje Zal Overwinnen’ betekent. Mijn tante plakte dan Duitse zegels op de brieven aan mijn moeder. Ondanks hun verschillende denkbeelden schreven ze brieven aan elkaar”, vertelt Cees.

“Mijn oom Joop zat bij het Watergemaal bij Montfoort op de Knollemanshoek. Op een nacht werd er bij hem aangebeld. Dat waren twee Joden die onderdak zochten. Hij moest wel even nadenken, want het is toch wel heel wat om te doen. Hij heeft de onderduikers verstopt in de kelder. Via een geheim luik konden ze op hun schuilplek komen. Ze hebben uiteindelijk de hele oorlog bij hem ondergedoken gezeten. Mijn oom heeft hiervoor een Yad Vashem-medaille ontvangen, de hoogste burgerlijke onderscheiding van de staat Israël die wordt toegekend aan mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog Joden hebben geholpen. De erkenning heeft een diepe emotionele betekenis voor mijn oom en onze familie. Het bevestigt niet alleen de moed en goedheid van mijn oom, maar herinnert ons er ook aan hoe belangrijk het is om op te komen voor anderen in tijden van nood”, zegt Cees.

“De Engelsen bombardeerden aan het eind van de oorlog massaal de aanvoerlijnen van de Duitsers. Wat ik me nog goed kan herinneren, is dat er een bom viel op de Utrechtsestraatweg tussen De Meern en Woerden. Onze boerderij lag daar vlakbij. De knal van de bom was echt oorverdovend. Onze vader kwam aangerend en gooide mijn zusje en mij in de hooiberg, omdat er zoveel werd gebombardeerd en geschoten”, zegt Cees.

“Na de bevrijding kwamen de Canadezen. Ze reden met hun grote pantserwagens door de Utrechtsestraatweg en deelden chocolade uit. Dat was in de oorlog niet te verkrijgen. Op een gegeven moment stopte een militair en hij gaf mij een reep. Ik vond dat toen helemaal geweldig”, vertelt Cees trots.

“Mijn oom Rinus zat tijdens de oorlog in Duitse dienst. Hij is in maart 1945 omgekomen bij Hien, bij Dodewaard. Na de bevrijding werden familieleden die voor de Duitsers hadden gekozen, opgepakt. Ik heb vernomen dat ze met hun handen omhoog moesten lopen tot het stadhuis van Woerden, waarna ze werden afgevoerd naar de gevangenis in Amersfoort. Die gevangenis was een voormalig concentratiekamp. Ze werden slecht behandeld, want iedereen was boos op verraders”, zegt Cees.

“Een aantal jaren geleden vroegen mijn kinderen en kleinkinderen welke inwoners uit Zegveld gesneuveld zijn. Ze hadden opgemerkt dat er geen namen op het oorlogsmonument van Amke Homan staan.” In dit monument uit 1985 staat ‘verandering’ centraal. Het bestaat uit twee assen, waardoor het kon draaien en van vorm kon veranderen. Dit symboliseert de verschillende omstandigheden die tijdens een oorlog gelden. Het wankelende evenwicht verwijst tevens naar de voortdurende aanwezigheid van oorlog, waar dan ook. “Onze kleinkinderen en vriendjes van hen hebben een brief aan de gemeente geschreven. Aart Verburg en ik besloten om dit verder op te pakken en hebben een steen bij het monument in Zegveld laten plaatsen. Hierop staan de namen van vijf inwoners, een aantal van hen is familie van mij”, aldus Cees.

Bernice Broere en Marle van Laar

4
5

FRITS WELLING

“Herdenken doe je, om je te realiseren wat er gebeurd is en wat er kan gebeuren.”

2024 6
FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI

“Het belang van herdenken op 4 mei is tweeledig. We herdenken niet alleen de doden, die gevallen zijn in de Tweede Wereldoorlog, maar ook de militairen die in de vele vredesmissies daarna, gesneuveld zijn. Dat laatste was voor mij een van de hoofdredenen om de Dodenherdenking in Woerden te gaan organiseren. Ik ben marineofficier geweest en weet dat veel collega-militairen het hier nog heel moeilijk mee hebben”, vertelt Frits Welling. Samen met Marcel Koopmans verzorgt hij de voorbereidingen van de Dodenherdenking op 4 mei in Woerden. Frits is in 2019 als penningmeester begonnen in het bestuur van Stichting 4 en 5 mei Woerden. Hij is nu geen bestuurslid meer, omdat hij het erg druk had met ander vrijwilligerswerk, maar hij verzorgt nog wel de Dodenherdenking.

“Marcel en ik organiseren twee herdenkingen op 4 mei. We beginnen bij de Algemene Begraafplaats aan de Meeuwenlaan en gaan daarna door naar de herdenking bij de gedenknaald, verderop aan de Meeuwenlaan. We proberen om stipt twee minuten voor acht het signaal Taptoe te blazen, wat dan gevolgd wordt door twee minuten stilte om acht uur en het Wilhelmus. Ook wordt er elk jaar een krans gelegd door een nabestaande van iemand, die is gesneuveld in de oorlog. Een scholier of iemand anders wordt gevraagd een gedicht voor te dragen”, vertelt Frits.

De herdenkingen op 4 mei worden ondersteund door muziek. Dit wordt in afwisselende samenwerking gedaan met ‘Harmonie de Vriendschap’ en ‘Fanfarecorps Excelsior’. “We letten erop dat de muziek stemmig is. Naast militaire muziek gebruiken we steeds meer recentere stukken, waarbij ook een koor best zou kunnen. Het hoeft van mij allemaal

niet zo militair. Dit jaar gebruiken we songs uit ‘Les Misérables’ en ‘Lord of the Rings’. Buiten de artiesten die optreden en de mensen die een toespraak houden of gedicht voordragen, wordt alles door vrijwilligers geregeld. Ons budget gaat voor het grootste deel op aan bloemen en geluid’’, zegt Frits.

Frits vindt het belangrijk dat we alle slachtoffers van oorlog herdenken. “Mijn ouders woonden in Leiden en daar was veel honger aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Door hun verhalen weet ik goed wat voor verschrikkelijke dingen zij hebben meegemaakt. Je ziet nu diverse ontwikkelingen in de politiek en in je eigen omgeving. De gemeenschap polariseert heel erg. Mensen moeten meer beseffen wat er vroeger speelde. Ook in die tijd was er sprake van polarisatie”, zegt Frits. De NSDAP, de Duitse nazipartij, kreeg 33 procent van de stemmen bij de verkiezingen in november 1932. Daarmee werd de partij de grootste in het land. Nog geen zeven jaar later was het oorlog. “Herdenken doe je, om je te realiseren wat er gebeurd is en wat er kan gebeuren. Er zijn uiteraard steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, maar de belangstelling voor herdenken neemt niet af, gelukkig maar”, aldus Frits.

Lars de Gier en Merel van der Tol

7

INEKE BAST BOLHUIS

“Door de verhalen van mijn ouders begreep ik dat je wel het verzet in moest, want dit pikte je niet.”

FOTOGRAFIE 4 & 5
2024 8
MEI

“Mijn ouders zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog allebei bij het verzet en daar werd heel normaal over gepraat bij ons thuis. Door de verhalen van mijn ouders begreep ik dat je wel het verzet in moest, want dit pikte je niet. Als er geen verzet was geweest, hadden we hier nooit zo gezeten”, vertelt Ineke Bast Bolhuis. “Mijn opa had een drukkerij in Ermelo waar hij de verzetskrant Trouw drukte. Drukken ging met een zetsel: een loodzware “bak” met letters, die in het geheim met de trein werd aangevoerd. Mijn moeder Tiny stond klaar met mij in de kinderwagen en mijn broertje erbovenop. Ze stopte het zetsel onder het matrasje, waarna ze het naar de drukkerij bracht”, zegt Ineke.

“Behalve het vervoeren van zetsels voor de krant deed mijn moeder meer. Ze had Joel Punches, een Amerikaanse piloot, in huis. Hij was neergestort vlakbij Ermelo. Daar was ze veel moed voor nodig. Vrouwen waren een beetje onzichtbaar voor de Duitsers. Ze verwachtten niet dat vrouwen in het verzet zaten, omdat ze thuis voor de kinderen moesten zorgen. Toch werd mijn moeder in januari 1945 samen met 59 andere “vrouwen van Trouw” gearresteerd en naar kamp Westerbork gebracht. Gelukkig is mijn moeder ontsnapt door tegen het prikkeldraad op te klimmen. Als ze niet ontsnapt was, was ze op transport gegaan en hadden we haar misschien nooit meer teruggezien. Toen ze thuiskwam, was ze kaal en herkende ik haar niet. Ik was doodsbang” zegt Ineke.

“Mijn beste herinnering is de bevrijding van Ermelo, al denk ik dat die herinnering vooral is gevormd door de verhalen van de mensen die het bewust hebben meegemaakt. Na de bevrijding gingen wij elk jaar

naar de Dodenherdenking om eerbied te tonen aan de mensen die gedood zijn, terwijl ze vochten voor ons land. Daar voel ik me sterk mee verbonden. Het is een belangrijk moment voor mij”, vertelt Ineke.

“Mijn moeder was een nuchtere vrouw, die na de oorlog verder ging met het gezinsleven en nog vier kinderen kreeg. Ze was heel bescheiden over haar rol in de oorlog. Pas toen we haar brieven aan conservator Johan Colpa van het herinneringscentrum van kamp Westerbork lazen, begrepen we hoe moedig ze eigenlijk was. Mijn moeder was kordaat en direct. Ze zei dat je beter iets kan doen en er later spijt van kan krijgen, dan spijt krijgen omdat je niets gedaan hebt. Ze stond heel positief in het leven. “Je kunt alles!” was een typische uitspraak van mijn moeder. Ik heb van haar geleerd dat je in moeilijke situaties lef moet hebben. Je moet vechten voor vrijheid en de moed hebben om dingen te doen die gevaarlijk, maar goed zijn. Vrijheid lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het helemaal niet, kijk maar naar Gaza en Oekraïne.”

Pem de Graaf en Ouarda Tahtah

9

JOKE DE WISSEL

“Toen ik klein was, vertelde mijn moeder altijd een verhaal over haar vader. Later besefte ik pas hoe belangrijk dit verhaal voor de geschiedenis van Montfoort is.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 10

“Toen ik klein was, vertelde mijn moeder altijd een verhaal over haar vader. Later besefte ik pas hoe belangrijk dit verhaal voor de geschiedenis van Montfoort is”, vertelt Joke de Wissel. “Mijn moeder woonde samen met haar vader en negen broertjes en zusjes in een boerderij op Heeswijk. In de nacht van 28 op 29 juni 1943 waren een Engelse bommenwerper en een Duitse nachtjager boven de polder in Blokland met elkaar in gevecht. Het Engelse vliegtuig vatte vlam en kon nog net voorbij de hooiberg en boerderij vliegen, totdat het in de Hollandsche IJssel belandde”, zegt Joke.

“Aan boord van het vliegtuig waren zeven bemannings leden, waarvan alleen Harold Mallen het heeft overleefd. Hij landde met zijn parachute in een boom, waardoor hij aan de Duitsers wist te ontsnappen. Harold vluchtte naar Benschop waar mensen van het verzet hem hielpen om ‘s nachts de Lek over te varen. In Lexmond is hij in slaap gevallen in een hooiberg. Toen de boer hem de volgende ochtend ontdekte, stonden ze allebei versteld”, weet Joke. Zij vervolgt: “Ze konden niet met elkaar communiceren, waardoor de boer andere mensen moest inlichten. Omdat er zo veel mensen op de hoogte waren, werd het te gevaarlijk en besloot hij om Harold uit te leveren aan de Duitsers. Harold heeft in verschillende krijgsgevangenkampen gezeten en werd uiteindelijk door de Canadezen bevrijd. Hij heeft de oorlog overleefd.

Toen ik dit vertelde aan Hans Elzas, voorzitter van het Comité 4 en 5 mei Montfoort, zakte zijn mond open. Hij kende dit verhaal helemaal niet en wilde er iets mee doen, omdat het belangrijk voor de geschiedenis van Montfoort is. Zo begon het balletje te rollen. Ik schreef een artikel in de krant. Hier kwam veel aandacht voor, waardoor we meer informatie kregen. We wisten bijvoorbeeld niet om welk soort vliegtuig het ging, hoe de personen heetten en hoe oud ze waren. Ook klopte de informatie die geregistreerd was niet, volgens de archieven zou het namelijk in Heeswijk in Noord-Brabant gebeurd zijn”, zegt Joke.

“We kwamen op het idee om een monument te maken en dit neer te zetten op de plek waar het vliegtuig is neergestort. We hebben fondsen aangeschreven en zijn op zoek gegaan naar bedrijven die ons wilden sponsoren. Ook hebben we kaarsen en Engelse drop verkocht. Uiteindelijk hadden we genoeg geld verzameld”, vertelt Joke.

“Tijdens de onthulling gaf Defensie een spectaculair eerbetoon door een Harvard B-182 over te laten vliegen. Een van de overleden bemanningsleden had een zwangere vrouw thuis. Deze zoon is geboren na de dood van zijn vader. Tijdens de onthulling was hij erbij. Samen bezochten we de plekken waar de bemanningsleden overleden zijn. Hij wist amper iets over zijn vader, omdat er thuis nooit over gesproken werd.”

Julia Groen en Gwenn Hoogenboom

11
12

KATERYNA GOLOVINA

“Om zes uur ‘s ochtends stapte ik in mijn auto, zonder te weten naar welk land ik zou vluchten.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 13

“Ik werd om vijf uur ‘s ochtends wakker door het geluid van bommen. Ik keek op Facebook en wist meteen dat de oorlog met Rusland was begonnen”, vertelt Kateryna Golovina (37) uit Oekraïne. “Ik keek uit mijn appartement in Kyiv en zag dat het buiten erg druk was. Ik was scherp door de adrenaline en wist gelijk wat ik moest doen. Ik pakte een tas en gooide er een paar shirts en broeken in. Om zes uur ‘s ochtends stapte ik in mijn auto, zonder te weten naar welk land ik zou vluchten”, vertelt Kateryna. Eén ding stond vast: ze moest ontsnappen aan deze oorlog. “Het duurde zes uur om Kyiv uit te rijden. De Poolse grens reden we pas in de avond over. Er stond een lange rij en het kostte veel tijd”, zegt Kateryna.

Haar vlucht leidde haar door Polen, waar ze een nacht verbleef voordat ze naar Duitsland ging om bij een vriendin te verblijven. “Het was een kleine stad in Duitsland en bijna niemand sprak Engels, alleen Duits,” legt Kateryna uit. “Ik dacht bij mezelf: hoe kan ik hier wonen? In een land waar ik niet kan communiceren met de mensen en geen werk kan vinden?”  Nederland, waar ze eerder als toerist van had genoten, leek de beste optie. “Ik herinner me dat Nederland me aantrok vanwege de vriendelijke mensen en het feit dat iedereen Engels sprak. Toen een vriendin in Rotterdam aanbood om daar te verblijven, voelde het als een teken”, zegt ze.

In Nederland aangekomen, werd Kateryna ondergedompeld in een nieuwe cultuur en taal. “Mijn aanpassingsproces was een mix van snelle

beslissingen en geleidelijke acceptatie. Het was alsof ik vanuit een ander leven naar de realiteit keek”, merkt ze op. “Ik ben visagist en had een dag voor de oorlog een fotoshoot met vrienden, waarbij we samen een prachtig kunstwerk creëerden. Het is een dierbare, maar ook pijnlijke herinnering aan de realiteit van de oorlog.” Kateryna is bezorgd over haar familie in Oekraïne. “Mijn moeder en zus wonen in Zaporizja, dicht bij het front van de oorlog. Ze weigeren te vertrekken, ondanks de voortdurende dreiging”, zegt ze.

Voor Kateryna is de toekomst onzeker, maar ze blijft hoopvol. “Mijn grootste wens is dat de oorlog in Oekraïne snel eindigt. Ik ben vastberaden om mijn leven op te bouwen, in Nederland en hopelijk ooit weer in mijn geliefde thuisland”, aldus Kateryna.

Omnia Ghajour en Nadin Rabhi

14
15

MARCO VAN DE GEER

“Ik wist al vanaf de brugklas dat ik militair wilde worden.”

16
FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024

“Toen ik mij voor militaire dienst aanmeldde, was ik eigenlijk een soort kindsoldaat. Ik had 5-havo gehaald en was net zeventien op het moment dat ik bij de banenwinkel van defensie aankwam”, vertelt Marco van de Geer. “Ik wist al vanaf de brugklas dat ik militair wilde worden.” Marco heeft na de mavo de havo gedaan, steeds met hetzelfde doel: “Ik wilde gewoon militair worden.”

Naast het werk als militair hield Marco zich veel bezig met muziek. “Vanaf mijn veertiende was ik bezig met plaatjes draaien.” Dit talent heeft hij altijd met zich meegedragen, tijdens uitzendingen, in de periodes tussen zijn uitzendingen en uiteindelijk heeft hij hier zijn werk van gemaakt en staat hij nu bekend als Party DJ Marco.

“Ik ben in totaal drie keer uitgezonden, waarvan twee keer naar Afghanistan en een keer naar Irak”, vertelt Marco. “Mijn eerste uitzending was naar Afghanistan in 2002, net na het vallen van de Twin Towers. Ik ben hier ongeveer vier en een halve maand geweest.”

Marco was werkzaam bij de luchtmobiele brigade.

“Bij mijn eerste uitzending was ik de chauffeur van de toenmalige luitenant van onze eenheid. Het voordeel daarvan is dat ik eigenlijk van alles deed, ik was dus een beetje een manusje van alles”, zegt Marco.

“Op mijn tweede uitzending in Irak in 2004 had ik dezelfde functie, een beetje een manusje van alles. Mijn belangrijkste taak was zorgen dat de sfeer goed bleef.”

In 2007 is Marco teruggegaan naar Afghanistan, nu voor vijf maanden. “Deze keer moest ik naar Uruzgan, dit was een andere provincie dan mijn eerste uitzending, het dreigingsgevaar was vele malen groter.

Tijdens deze uitzending was ik plaatsvervangende groepscommandant van de transportgroep en was ik verantwoordelijk voor de bevoorrading. We gingen

vooral naar Kamp Holland, waar wij zorgden voor eten, drinken, munitie en al het andere wat een militair nodig heeft om te kunnen werken”, vertelt Marco. Vaak werd deze bevoorrading gedaan via wegen en als dat niet mogelijk was, moest alles via de lucht. “Ik zorgde ervoor dat de bevoorrading op de juiste plek terechtkwam.”

Intussen was Marco bezig met het draaien van plaatjes. “Mijn groepscommandant zei dat hij enkele Duitsers op de radio hoorde via hun eigen radiozender in Afghanistan en dat ze een paar uren gingen weggeven aan andere landen. In die tijd had je nog niet zoveel mp3spelers, dus nam ik cd’tjes mee die ik snel en stofvrij in de computer moest stoppen. Ik ben uiteindelijk met een jongen uit mijn peloton ‘DustyDutch-radio’ gestart, omdat het daar zo stoffig was”, vertelt Marco. “Onze brigadier-generaal kwam een keer kijken. Hij maakte een reportage voor het thuisfront, omdat onze familie niet langs kon komen tijdens speciale thuisfrontdagen. Hij heeft ervoor gezorgd dat er een soort radioverbinding met het thuisfront kwam, waardoor ze de groetjes konden doen aan mensen die in Afghanistan zaten en een plaatje konden draaien op verzoek van hun familie en vrienden. Er zijn momenten geweest dat een patrouille op een veilige plek stopte om als een soort pauze een uur lang naar onze radiouitzending te luisteren. Ik vind het zo stoer dat we dat hebben bereikt”, vertelt Marco trots.

“Tegenwoordig maak ik geen radio meer voor militairen, het programma is helaas gestopt vanwege geldgebrek. Zodra dat er komt, hoef ik geen moment na te denken. Ik zou het meteen en met veel plezier weer doen, omdat ik het leuk vind om een verbinding te maken tussen mensen en muziek.”

Jaimy van Houten en Norah Jansen

17
18

MARIEKE DE VRIES

“Als er oorlog is, zijn kinderen daar de dupe van.

Dat wil ik laten zien in mijn podcasts.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 19

“Ik wilde al journalist worden toen ik op de havo zat. Ik was veertien jaar en had niks met televisie of radio en wilde het liefst voor de krant schrijven”, zegt Marieke de Vries. Marieke werkt bij NOS Evenementen en maakt televisieprogramma’s, online producties en podcasts en heeft gewerkt bij het Journaal, het Jeugdjournaal en de radio. “Mijn programma’s gaan over de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog, maar ook over Koningsdag, het Koningshuis en staatsbezoeken. Nu vind ik televisie en radio leuk”, vertelt Marieke.

“Ik vind het interessant om wat langer met een onderwerp bezig te zijn. Dan kijk ik of het geschikt is als podcast of voor een onderwerp in een tvprogramma. Mijn eerste podcast ging over de Februaristaking, waar weinig bewegend beeld van is. Er zijn alleen foto’s van de razzia voorafgaand aan de staking op 25 februari 1941. Door te beginnen met de Jodenvervolging, die uiteindelijk leidde tot de Februaristaking, konden we het hele verhaal vertellen”, zegt Marieke.

Later maakte Marieke de podcast “De onbekende kinderen van kamp Westerbork” waarin ze de volwassen geworden kinderen uit kamp Westerbork hun verhaal liet vertellen. “Verhalen zijn altijd persoonlijke verhalen, controleren op waarheid is dan lastig. Eén van de kinderen, Loek, had tijdens zijn transport wilde dieren gezien. Later werd bevestigd dat dit inderdaad kon, omdat er in die tijd een circus per trein door Duitsland reed. Loek was hier erg blij mee, het was belangrijk voor hem”, zegt Marieke.

“Door de Bevrijdingsjournaals ben ik in het dorpje Nieuwlande in Drenthe terechtgekomen, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog veel onderduikers zaten. Hier was maar vier minuten tijd aan besteed in het Bevrijdingsjournaal. Ik wilde hun verhaal uitgebreider

vertellen in een documentaire. Er zat veel meer in”, zegt Marieke. “Het was een aansprekend verhaal: een klein dorpje waar zoveel onderduikers hebben gezeten. Dit was indrukwekkend om te maken. Ook herhaalt de geschiedenis zich, want in één van de boerderijen zaten onlangs twee Oekraïense vluchtelingen. Dat vond ik heel bijzonder”, vertelt Marieke.

“Een verhaal dat me erg raakte, ging over twee Joodse broertjes uit Eindhoven. Hun ouders werkten bij Philips en moesten in kamp Vught werken. Daarna werd de familie naar Auschwitz gestuurd. De twee broertjes werden geselecteerd voor medische proeven in kamp Neuengamme”, vertelt Marieke. Deze proeven werden gedaan onder leiding van Kurt Heissmeyer, hij probeerde een geneesmiddel voor tuberculose te ontwikkelen. “De proeven die ze hier op de kinderen deden, waren vreselijk. Toen de geallieerden in 1945 bijna in Berlijn waren, wisten de onderzoekers hun sporen uit en lieten de kinderen ophangen”, zegt Marieke. “Het is belangrijk om de verhalen van kinderen in de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Als er oorlog is, zijn kinderen daar de dupe van. Dat wil ik laten zien in mijn podcasts”, aldus Marieke.

Hanna Khomyk en Tycho Lintmeijer

20
21

NIEK DE KORT

“Mijn moeder bleef tot aan haar laatste adem fel anti-Duits.”
4
22
FOTOGRAFIE
& 5 MEI 2024

“Het is beter als je het niet weet”, hoorde Niek de Kort (67) van zijn vader als hij naar de oorlog vroeg. “Thuis spraken mijn ouders zelden over de oorlog. Hun verhalen bleven onuitgesproken. Fragmenten uit hun leven kwamen onverwacht boven water en vormden puzzelstukjes van een verhaal dat nooit volledig verteld zou worden. Het is een puzzel die ik nooit kan afmaken”, zegt Niek.

Op 14 mei 1940 werd Rotterdam getroffen door een verwoestend bombardement. “Mijn moeder Krijna Kooy vertelde dat de wind zodanig stond dat de rookpluim niet alleen boven Rotterdam, maar ook boven Gouda, Bodegraven en Woerden hing. ’s Nachts kon ze goed zien dat Rotterdam in brand stond. De hele horizon was verlicht en er kwam van alles naar beneden gedwarreld. As en verbrand papier lagen overal. Snippers van een Bijbelpagina belandden op het erf bij mijn moeder thuis. Ze heeft een snipper bewaard”, vertelt Niek hierover.

“Mijn moeder was een jaar of twintig. Ze woonde in Bodegraven, in de Wilhelminastraat. Vlakbij was het Ortskommandantur waar de Duitsers zich hadden gevestigd. In een pakhuis achter het huis van mijn grootouders zaten mensen ondergedoken. Mijn moeder moest die onderduikers eten en drinken

geven, zonder daarbij gezien te worden. Ze zijn gelukkig nooit verraden. We denken dat het een Joodse familie was, maar dat weten we niet zeker. Mijn moeder haatte de Duitsers. Ze heeft ook in het verzet gezeten en was koerierster, waarbij ze met de fiets illegaal gedrukte kranten rondbracht”, zegt Niek.

Mijn vader Arie de Kort studeerde in Delft. Hij moest een loyaliteitsverklaring tekenen, waarmee je aangaf dat je je onderwierp aan het Duitse gezag. Mijn vader weigerde dat, waardoor hij werd gezocht en vanaf 1942 moest onderduiken. Vanaf september 1940 zat hij in het verzet, waar hij mijn moeder heeft ontmoet”, vertelt Niek. Tijdens de Hongerwinter zat Arie ondergedoken in Bodegraven. Na droppings door Engelse vliegtuigen ging hij in de Meije wapens zoeken, voordat de Duitsers ze vonden. Op 5 mei 1945 vond de Duitse capitulatie plaats. De Duitsers in Bodegraven weigerden zich over te geven. “Er is toen nog flink geschoten. Mijn vader moest namens de Binnenlandse Strijdkrachten onderhandelen door met een witte zakdoek over het Kerkplein naar de Duitsers te lopen. Hij werd onder schot gehouden en moest hen ertoe bewegen om hun verzet op te geven. Hij had een rood formulier waarop een bericht voor de Duitsers stond. Het is een heel emotionele episode geweest voor mijn vader, omdat hij bijna door die Duitsers gefusilleerd werd, terwijl die zich eigenlijk al hadden overgegeven. Ondanks de verschrikkingen die mijn vader had meegemaakt, heeft hij zich later met de situatie verzoend, zonder haat. Mijn moeder bleef tot aan haar laatste adem fel anti-Duits”, aldus Niek.

Yade Modijefsky en Dewi Rozestraten

23
24

POPPY SUPUSEPA MATULESSY

“Nog steeds hebben we pijn in ons hart, want de belofte om terug te keren, is nooit nagekomen.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 25

“De belofte is nooit nagekomen”, zegt Poppy Supusepa Matulessy. Ze is geboren in 1936 in Magelang op Java en komt uit een Moluks gezin van negen kinderen. Poppy leefde tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog in het voormalig Nederlands-Indië. Ze was toen negen jaar oud. Haar vader zat in het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) als ziekenverpleger. In 1951 kwam Poppy met de boot uit Jakarta naar Nederland. “De Nederlanders hadden beloofd dat wij hier tijdelijk zouden zijn, maar deze belofte is nooit nagekomen. We zijn nu al 73 jaar hier”, vertelt Poppy.

In het begin van de Onafhankelijkheidsoorlog was er van oktober 1945 tot het voorjaar van 1946 een gewelddadige Bersiap-periode. Bersiap betekent ‘wees paraat’ of ‘geef acht’ en was de strijdkreet van de revolutionairen. “De revolutionaire Indonesiërs vielen ons Molukkers, Indo-Europeanen, Nederlanders en Chinezen aan. Mijn vader en twee broers zaten in de gevangenis, omdat zij voor Nederland hadden gevochten”, zegt Poppy. De rest van het gezin bleef bij haar moeder.

“Het was niet veilig om als Molukker in deze periode in Indië te wonen. Ik wilde met mijn broers en zussen buitenspelen, maar vaak waren zij bang om naar buiten te gaan. De revolutionairen aasden op ons om ons te doden. Ze noemden ons ‘Orang Blanda itam’, Maleis voor zwarte Nederlanders”, zegt Poppy. Niet alleen buiten was het onveilig, maar thuis ook. “De Indonesiërs kwamen in huizen om mensen op te pakken en ze zochten mooie meiden. Voordat de Indonesiërs in ons huis kwamen, riep mijn moeder mijn zussen en maakte ze hen vies met houtskool. Als mijn moeder dat niet had gedaan, waren mijn zussen meegenomen en zouden ze worden misbruikt”, vertelt Poppy.

In 1951 ging het gezin met de boot vanuit Jakarta naar Nederland. Poppy was toen vijftien jaar oud. “De bootreis was een geweldige tijd. Op de boot organiseerden de mensen activiteiten als muziek, dansen en spelletjes doen. Ik heb daar veel vrienden gemaakt”, zegt Poppy. Na een maand kwam Poppy aan in de Rotterdamse haven. Daar ging ze met de bus naar Amersfoort en vanuit daar met een bus naar kamp Vught. “We werden in kampen met prikkeldraad geplaatst, we mochten er niet uit. Als mensen ons wilden bezoeken,

moesten ze hun naam registreren en zeggen bij wie ze op bezoek wouden. Het was net alsof we in een gevangenis zaten”, zegt Poppy. Toch heeft ze een leuke tijd in het kamp gehad en heeft ze nog contact met andere Molukkers die daar hebben gezeten. Op 21 maart 1951 werden 583 Molukkers, waaronder de KNIL-militairen, van kamp Vught tijdelijk ondergebracht in verschillende kampen in Woerden. Poppy ging naar het kamp in de kazerne, midden in de stad. “Het kamp was erg klein, we hadden geen eigen douche, keuken en toilet op de kamer. Ik moest mij om de drie maanden melden bij het politiebureau van Woerden, zodat ze wisten dat ik nog steeds in het kamp woonde. Ik vond dat heel raar”, vertelt Poppy. Pas in 1963 kwam ze in een eigen huis te wonen en daar woont ze nu nog steeds.

“Toen wij in Nederland waren, vroeg ik aan mijn moeder of we weer weg moesten. Mijn moeder wist het niet en zei dat we hier maar tijdelijk zouden blijven. Later kwam mijn vader thuis van een vergadering en mijn moeder begon te huilen”, zegt Poppy. Toen Poppy aan haar moeder vroeg waarom ze huilde, zei ze dat de Nederlandse regering hen hier wilde houden. “Ik vond dit fijn. Hier hoefden we niet steeds te vluchten van dorp naar dorp langs riolering met dode mensen en stinkende stront. Mijn ouders waren wel erg verdrietig. Zij wilden terug, dat was hun wens. De Nederlanders hadden gezegd dat we maar even hier zouden zijn, maar we zijn nu al 73 jaar hier. Nog steeds hebben we pijn in ons hart, want de belofte om terug te keren, is nooit nagekomen”, aldus Poppy.

Charlotte van Doorn en Rosa Verhoogt

26
27

RIJK GIELEN

“Toen de Indonesiërs in 1962 de boel overnamen, zijn er ontzettend veel Papoea’s gedood. Echt onvoorstelbaar.”

FOTOGRAFIE 4 &
2024 28
5 MEI

Op tafel ligt een fotoalbum, Rijk Gielen (85) heeft er niet lang naar hoeven zoeken. Zijn tijd in Nieuw-Guinea betekent veel voor hem. Van mei 1959 tot augustus 1960 diende hij als marinier in Nieuw-Guinea. Het land was tot de jaren ‘60 onderdeel van een politiek conflict tussen Nederland en Indonesië. Het Indonesische leger dreigde Nieuw-Guinea in te nemen.

“Zie je hier, dat ben ik”, zegt Rijk, terwijl hij met zijn vinger naar een foto wijst waarop een jonge man te zien is. “In 1959 ben ik opgekomen. Er was dienstplicht, dus ik had geen keuze of ik wel of niet wilde. Maar het leek mij een mooi avontuur, ik ging niet met tegenzin naar mijn keuring in het Militair Hospitaal in Utrecht. We kregen een hele trits aan injecties en moesten veertien dagen thuis in quarantaine”, vertelt Rijk. Wat hij zich nog tot in detail herinnert, is de vliegreis. “Joh, ik was nog nooit in het buitenland geweest, laat staan dat ik in een vliegtuig had gezeten. We vlogen via Noorwegen, Groenland, Alaska, Rusland naar Tokio in Japan. En dan door naar Nieuw-Guinea, naar Biak. Het was een hele reis.”

Omdat er geen werkelijke oorlog was, beperkte het leven van marinier Rijk zich vooral tot aardappels schillen voor het middagmaal en het lopen van patrouilles. “Heel veel patrouilles”, zegt hij. “Je moest goed opletten in het oerwoud. Er zaten wilde dieren en vooral de slangen waren gevaarlijk. Als we gingen slapen, moesten we een slaapplaats boven de grond maken. Je hing aan een boom in een soort hangmat. Het was wel survivallen, ja, maar echt gevochten hebben we nooit. Gelukkig maar”, vertelt Rijk.

Het militaire leven van Rijk werd interessanter toen hij werd ingezet in zijn vakgebied. Omdat hij in Nederland in de bouw had gewerkt, werd hij gevraagd bij het opknappen en repareren van de barakken. “Als ik daarmee bezig was, kwam ik in contact met de lokale bevolking. Dat was hartstikke leuk. Op een gegeven moment had ik zes Papoea’s bij me, die kwamen gewoon bij me staan. Dan leerde je een beetje praten met ze en begon ik ze Nederlands te leren. Ik kan nog tot vijf tellen in het Indonesisch: ‘satu, dua, tiga, empat, lima’. Eerder kon ik tot tien tellen en zelfs tot vijftig, maar dat is al allemaal ver weg”, zegt Rijk.

Rijk benadrukt dat het contact met de Papoea’s altijd meer dan goed was. “Ik kon goed met ze opschieten, het waren zulke aardige mensen.” De voormalig marinier slikt even als hij terugdenkt aan zijn tijd in Nieuw-Guinea. “Toen de Indonesiërs in 1962 de boel overnamen, zijn er

ontzettend veel Papoea’s gedood. Echt onvoorstelbaar, hele kampen vol mensen zijn omgebracht. En waarom, denk je dan. Zulke aardige mensen. Dat grijpt mij nog steeds aan als ik eraan terugdenk.”

In augustus 1962 keert Rijk terug naar Nederland en pakt zijn werk bij het aannemersbedrijf van zijn vader op. Rijk bekent dat hij dat best zwaar vond. Weer terug in het vaste ritme van opstaan, werken, schaften, thuiskomen, slapen en weer opstaan. “En in die tijd werkten we ook nog op zaterdagochtend. Het was weer het geregelde leventje, heel anders dan de tijd in Nieuw-Guinea.” Toen Rijk in november moest afzwaaien, kreeg hij opeens last van overgeven en koorts. ‘’Ik moest naar de ziekenboeg en heb daar drie dagen gelegen. De dokter vertelde dat ik malaria had opgelopen. Ik ging met mijn vader naar een dokter in Soestdijk. Daar kreeg ik vijf of zes verschillende soorten middelen. Ik heb het nooit meer terug gehad”, vertelt Rijk.

Nog steeds heeft Rijk contact met mariniers uit die tijd. “Dat gaat via het Contact Oud Mariniers, het COM. Ieder jaar in januari gaan we naar Leersum, naar restaurant Darthuizen. Of met gratis treinkaartjes naar Roermond. Vaak bezoeken we daar de militaire begraafplaatsen. Indrukwekkend is dat. Maar vooral leuk om met ze te praten over de tijd van toen”, aldus Rijk.

29

4 & 5 MEI 2024

FOTOGRAFIE

RON GERRMANN

“Het is misschien vreselijk, maar ik ben blij dat ik hier ben. Ik heb het overleefd.”

30

“Het is misschien vreselijk, maar ik ben blij dat ik hier ben. Ik heb het overleefd,” zegt Ron Gerrmann, geboren in 1938 in het zuidelijkste puntje van Sumatra in het toenmalige Nederlands-Indië. Hier woonde hij samen met zijn ouders, twee zussen en twee broers. Rond 1940 is hij naar Bandoeng op Java verhuisd, waar hij tot 1950 heeft gewoond, totdat hij naar Nederland ging.

“Mijn vader werd aan het begin van de oorlog opgeroepen om te werken voor het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger). In 1942 namen de Japanners ons huis in beslag en zijn we bij mijn oma gaan wonen. Ik herinner me nog dat mijn buurman en zijn twee zonen aan het einde van de oorlog zijn opgepakt vanwege illegaal wapenbezit. Toen mijn buurvrouw thuiskwam, miste ze bijna al haar tanden. Het was een gruwelijk gezicht. De Japanners hebben haar gestraft voor iets wat haar echtgenoot had gedaan. Ik zie die vrouw nog in het huis lopen. Ze was verdwaasd op zoek naar haar man en twee kinderen, maar die waren weg,” vertelt Ron. Later kwam Ron erachter dat zijn buurman levend is begraven.

Direct na het einde van de Japanse bezetting begon de Bersiap, een gewelddadige periode waarin Indonesische vrijheidsstrijders niet alleen voor hun onafhankelijkheid vochten, maar ook willekeurige Nederlanders en Indo-Europeanen aanvielen en vermoordden. “De hele Bersiap was een nachtmerrie voor mij. Ik hoorde het gegil van Pemoeda’s, jonge strijders die met bamboesperen in opstand kwamen”, zegt Ron. Hij vertrok met zijn gezin naar het vliegveld, waarvandaan zij na een aantal dagen werden weggebracht naar een school midden in Bandoeng. Hier konden ze beter beschermd worden.

Tegen het einde van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog is Ron aangereden door een militair voertuig, dat doorreed alsof er niets gebeurd was. Ron is door de klap in de sloot gevallen en raakte buiten bewust zijn. Gelukkig waren de snel mensen bij en is Ron met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Daar werd hij behandeld aan een gebroken been. “Ik lag in een gang waar ik de vogeltjes kon horen fluiten”, zegt Ron.

Ron zou eigenlijk met zijn familie per boot naar Nederland vertrekken, maar door zijn gebroken been moest hij met een speciaal hospitaalschip

naar Nederland varen. “Ik wilde alleen vertrekken als de rest van mijn gezin ook mee mocht op het schip. Ik zag aan de beweging van de gordijnen dat het schip wegging en heb geen afscheid kunnen nemen van andere familie”, zegt Ron.

Na een lange reis kwam het gezin aan in Terhorne (nu Terherne) in Friesland. Hier heeft hij drie weken in een pension gezeten. “Ik raakte ondervoed, omdat ik te weinig eten in het pension kreeg. Gelukkig informeerde mijn moeder de DMZ (Dienst Maatschappelijke Zorg), die ervoor zorgde dat we naar een kamp in Fochteloo werden overgeplaatst. Hier kregen we wel goed eten, maar was het koud en vies”, zegt Ron.

Nu woont Ron samen met zijn vrouw Marieke in Alphen aan den Rijn. Zijn verleden heeft een grote indruk op hem gemaakt, maar heeft hem niet weerhouden om een gelukkig leven te leiden.

Sofie Beliën en Noa Gerrmann

31

SANDRA SMETS

“Een Joodse kunsthandel tegenover een antisemitische kunsthandelaar, dit soort contrasten uit de Tweede Wereldoorlog boeit mij enorm.”
32
33
34

SIDA SLOT VAN VLIET

“De Duitsers wilden kaas en boter meenemen, maar mijn moeder had hier wat op bedacht.”

FOTOGRAFIE 4 & 5 MEI 2024 35

Sida Slot van Vliet (98) was dertien jaar oud toen ze in 1940 op haar fiets stapte om naar school te gaan. Vanaf haar huis op de IJsseldijk naar de naaischool in IJsselstein moest ze een half uur fietsen. Toen ze aankwam, zei iemand: “Er is geen school. Het is oorlog!” Met dit bericht fietste ze terug naar huis. Er was oorlog zonder dat haar vader, moeder en elf broers en zussen ervan wisten. “Berichtgeving over de oorlog ging destijds van mond tot mond”, vertelt Sida.

Tijdens de Duitse bezetting heeft Sida nooit honger gehad. Ze woonde op een boerderij met vee en eten. “De Duitsers wilden kaas en boter meenemen, maar mijn moeder had hier wat op bedacht. In ons huis zat een luik in de vloer, waar mijn moeder de materialen om kaas mee te maken in verstopte. Toen de Duitsers aan huis kwamen, ging ze op bed liggen. Ik vertelde de soldaten dat mijn moeder ziek op bed lag. Als een vrouw ziek was, mocht je er niet komen. Onder de dekens had mijn moeder allemaal stukjes kaas verstopt”, zegt Sida. “Mensen uit de stad kwamen naar ons huis voor een tankje melk. Een man met jonge kinderen kwam twee keer per week. Hij had van een kinderzitje een bak gemaakt waarin hij de melk verstopte. Voor een paar aardappelen kregen we een grammofoonplaat. Aan geld had je tijdens de oorlog niets, omdat al het eten op de bon te koop was”, vertelt Sida.

“We hadden één paard en 23 koeien. Mijn oudste broer Koos zei altijd dat het paard een apart kreng was. De Duitsers namen het mee, maar Koos ging erachteraan. Toen hij terugkwam met het paard zei

hij: “Nou, ik heb hem weer, jongens.” Hij wist als enige hoe je met het paard om moest gaan”, zegt Sida. “Mijn zusje Ans was bang voor de vliegtuigen die overvlogen. Ze moest de koeien melken, maar uit angst rende ze naar binnen en kroop onder de trap. “Daar komen die ouwe grijsaards weer aan”, zei Ans dan. Mijn moeder heeft altijd haar best gedaan om voor afleiding te zorgen. Een kussen diende als pop, die deden we oude jurkjes van mijn zusjes en mij aan. Mijn moeder liet ons uit oud karton letters knippen waarmee we zo veel mogelijk woorden maakten. Toen we ouder waren, kregen we thuis danslessen. Het was te gevaarlijk om ‘s avonds naar IJsselstein te fietsen. Mijn vader zei: ‘’Als jullie twintig meiden bij elkaar kunnen krijgen, komt er een dansleraar thuis lesgeven.’’ Het lukte ons en zo kregen we dansles in de stal, met koeien op nog geen meter afstand. Mijn jongste broertjes keken uit nieuwsgierigheid stiekem door de luiken van de stal naar binnen”, vertelt Sida.

Na de oorlog is Sida getrouwd met Arie Slot. “Ik leerde Arie al eerder kennen, doordat ik in zijn buurt als kraamverzorgster werkte. Ik wist dat hij accordeon kon spelen, waarmee hij de muziek voor onze dansles verzorgde. Vaak werden de jonge mannen opgehaald in de nacht. Arie en zijn vrienden sliepen daarom in een schuit waar soms muizen en ratten over hen heen liepen. Dat vonden ze niet erg, want daar kwamen de Duitsers niet kijken. Oorlog is ellende, niets meer dan dat. Niemand heeft er wat aan. Er wordt veel vernield en het kost alleen maar geld. Wat bereiken ze ermee?” aldus Sida.

Irina Khachibabyan en Ana-Beau Slot

36
37
38
39

CONFLICT

Dit project is tot stand gekomen in samenwerking met:

Stichting 4 en 5 mei Woerden

Woerden

De toppers uit 5-havo van het Kalsbeek College SPK

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.