Boek kinderen van A'dam

Page 1

KINDEREN 20 Joodse-

VAN 16

over samenleven in Amsterdam

A’DAM

en islamitische Amsterdammers


Een chamsa beschermt tegen ongeluk en wordt in de joodse traditie ook wel Handje van Mirjam genoemd, naar de zuster van Mozes en Aäron

‘HARMONIE IS DE VERZOENING DER TEGENGESTELDEN. IN DE TEGENWOORDIGE WERELD ONZER ERVARING ZIJN VEELEER DE TEGENGESTELDEN ONVERZOEND’ Baruch Spinoza (1632-1677)

Kinderen van A'dam. Joodse en islamitische Amsterdammers over samenleven in Amsterdam Uitgave van de joods-islamitische contactgroep in samenwerking met Gemeente Amsterdam, 2016


KINDEREN VAN A’DAM

‘WE LIJKEN MEER OP ELKAAR DAN WE DENKEN’

Kinderen van A’dam laat Amsterdamse joden* en moslims aan het woord over samenleven in Amsterdam. Het project komt voort uit de gesprekken die joodse en islamitische Amsterdammers met elkaar hebben in de ambtswoning van burgemeester Eberhard van der Laan. Geïnspireerd op een Amerikaans voorbeeld, Children of Abraham, streeft Kinderen van A’dam naar contact, begrip en verbinding tussen joden en moslims in Amsterdam. Door vooral de overeenkomsten te benadrukken tussen Amsterdammers uit beide geloofsgroepen laat Kinderen van A’dam zien dat zij meer gemeen hebben dan wat hen verdeelt. Dit boek bevat acht interviews met Amsterdammers, vier moslims, vier joden, die zich elk op hun eigen manier inzetten voor een vreedzame, respectvolle vrije samenleving. Daarnaast kregen vier jonge Amsterdammers, twee joods, twee islamitisch, opdracht hun omgeving, hun wereld in beeld te brengen. Hun foto’s en de gesprekken die zij naar aanleiding daarvan met elkaar hadden, vormen het tweede deel van dit boek. De hoop is dat dit boek voor velen een inspiratiebron zal zijn om het contact te zoeken en met een open instelling interesse te tonen voor elkaar. Want zoals jongerenimam Samir Aitrahou het zegt: ‘Zonder interesse en begrip voor elkaar kunnen we nooit succesvol samenleven.’

In Amsterdam moet iedereen zichzelf kunnen zijn, wat je geloof, levensovertuiging of achtergrond ook is. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn en iedereen mag een eigen mening hebben en die laten horen, maar wel met respect naar elkaar. Dit zijn ook de wijze lessen uit het verleden van de bekende Amsterdamse filosoof Spinoza; ‘Ik heb gepoogd niet te lachen om wat mensen doen, er niet om te huilen en ze niet te haten, maar ze te begrijpen.’ Wanneer we leren kijken naar wat ons verbindt dan wordt het makkelijker begrip voor elkaar te hebben en zal het mozaïek dat wij met elkaar vormen ons leven verrijken.

*In dit boek wordt 'joden' en 'joods' consequent met een kleine letter geschreven omdat het onderscheid tussen het Joodse volk en de joodse religie te verwarrend zou worden.

Als burgemeester wil ik dat Amsterdam een stad is waar we ons allemaal thuis en gewaardeerd voelen. En daarin sta ik gelukkig niet alleen. De mensen die in dit boekje aan het woord komen, vertellen hoe zij in hun dagelijkse leven zoeken naar

Eberhard van der laan Burgemeester van Amsterdam

manieren om samen op te trekken. Persoonlijke verhalen over meedoen en erbij horen van gewone Amsterdammers en religieuze leiders die de kernwaarden van de stad hoog houden: openheid, tolerantie en vrijheid. Het Amsterdamse DNA. Dit boekje is een initiatief van joodse en islamitische Amsterdammers die zich zorgen maken over de toenemende polarisatie. Als tegenreactie willen zij aandacht schenken aan de vele positieve krachten in de stad. Een initiatief waaraan ik vol vreugde heb meegewerkt door mijn huis letterlijk open te stellen. Het idee om dit boekje te maken ontstond tijdens één van de gesprekken in mijn ambtswoning. Ik weet zeker dat de verhalen u zullen inspireren om uw buren beter te leren kennen. U zult zien: We lijken meer op elkaar dan we op het eerste gezicht vaak denken.


‘Het belangrijkste is dat je beseft hoe bevoorrecht je bent’, zegt muzikaal multitalent Orville Abdul Raheem Breeveld. ‘Als je veel in het buitenland bent ga je ook Nederland weer enorm waarderen. Er zijn heel veel dingen waar we aan moeten werken, maar kijk nou eens hoe verschrikkelijk goed we het hier hebben. Wat ons bindt is vele malen groter dan wat ons scheidt.’

‘STA STIL BIJ WAT JE ALLEMAAL HEBT!’

ORVILLE BREEVELD


6-7

‘WE ZIJN ALLEMAAL HIER OP AARDE OM DEZE WERELD EEN BEETJE BETER TE MAKEN’

‘Man, op de eeuwigheid is je leven maar een paar milliseconden lang. Als de zon 30.000 kilometer verder weg had gestaan, dan was er helemaal geen leven mogelijk geweest. Wij genieten allemaal het bijzondere voorrecht om te leven. Dat moeten we koesteren. Je moet niet spugen op de aarde waar je op staat. Het belangrijkste is dat je beseft hoe bevoorrecht je bent. Vijf keer per dag bidden, wat me lang niet altijd lukt, betekent voor mij vijf keer per dag stilstaan bij wat je allemaal hebt. Als je dat doet, kun je nooit vijf keer per dag schelden op anderen.’ Orville Abdul Raheem Breeveld, gitarist, zanger, componist, arrangeur en producent, is boven alles een verbinder. Met een brede lach treedt hij alles en iedereen tegemoet en brengt hij vooral heel veel verschillende mensen samen. Met zijn eigen ensemble Breathing bracht hij samen met uiteenlopende muzikanten odes aan onder meer Suripop, Bollywood-zanger Mohd Rafi en de Arabische legendes Fairouz en Abdel Halim Hafez. Ook is hij de initiatiefnemer van Vitamine V, opgericht om vaders te stimuleren meer aandacht aan hun kinderen te besteden. ‘AMSTERDAM BRUIST’ Als muzikant werkte Breeveld met de Turks-Nederlandse zangeres Karsu, de Zweedse R&B-zanger Maher Zain, maar ook met het Nederlands Blazers Ensemble, het Sweelinck Orkest en het Combattimento Consort Amsterdam. Jazz vormt het vertrekpunt van zijn muzikale oriëntatie, maar verder staat hij open voor alle invloeden, van Somalische blues tot Spaanse flamenco, van Arabische zangers tot André Hazes en Wim Sonneveld. Waar hij maar kan geeft Breeveld een podium aan jong multi-cultureel talent. En dat is er volop in Amsterdam, weet hij. ‘Amsterdam is een stad die zo enorm bruist van de culturele diversiteit. Ik ben in Utrecht en vanaf 2002 in Amsterdam Zuidoost opgegroeid met mensen van overal en nergens. Op een gegeven moment besefte ik dat ik de muziek die ik bij al die mensen thuis hoorde verder nergens te horen kreeg. Toen ben ik het open podium Breathing Bijlmer begonnen waar ik van alles programmeerde: Turkse muziek, fusion, Mozambikaanse, Ghanese, Caraïbische muziek, noem maar op. Ik kende zoveel goede muzikanten en iedereen wilde altijd spelen.’


8-9 ‘WAT EEN FANTASTISCH LAND’ Toch ging Breeveld communicatie studeren – ‘ik kom uit een echt Surinaams gezin, voor mijn moeder was een kunstopleiding geen opleiding’ – en daar heeft hij nu, zegt hij, nog altijd veel plezier van. Want hoewel hij uiteindelijk toch voor een professionele carrière in de muziek koos, heeft de communicatie-achtergrond hem veel geholpen bij het realiseren van alle projecten die hij inmiddels heeft opgezet. Projecten die hem ook al vele malen naar het buitenland brachten, het meest recent naar Indonesië, waar hij samen met een aantal Indonesische zangeressen optrad. ‘Als je veel in het buitenland bent ga je ook Nederland weer enorm waarderen. Er zijn heel veel dingen waar we aan moeten werken, maar kijk nou eens in wat een fantastisch land we eigenlijk leven. Hoe ongelofelijk veilig is het hier? Kijk hoe verschrikkelijk goed we het hier hebben. On-ge-lo-fe-lijk! Ondanks de tegenstellingen die er zijn, moeten we vooral beseffen dat we hier geen oorlog hebben en geen armoede zoals ik in Indonesië heb gezien. VREEMDE EEND ‘Ik ben altijd een vreemde eend in de bijt geweest. In Houten, waar ik tot mijn 14de woonde, waren wij het enige Surinaamse gezin. Maar toen ik in de Bijlmer kwam wonen noemden ze me op school Carlton, naar de rijke neef uit de serie The fresh prince of Bell-Air. Of ik nou in een witte of een zwarte community was, ik was altijd het buitenbeentje. Dat is mijn ding gewoon. Maar dat is tegelijk ook een kans, want als je nergens bij hoort kun je je overal bij aansluiten. En ik denk dat Amsterdam daarvoor een megastad is. Hier heb ik heel veel kansen gekregen, ook gecreëerd, maar zeker ook gekregen. Iedereen is willing to share, iedereen is bereid om iets goeds te delen waar jij weer mee verder kan. Dat is echt Amsterdam. Dat is wat ik ook wil stimuleren om jong talent verder te helpen. In Amsterdam kun je dromen, maar ook echt doen. Als je maar een lange adem hebt en heel veel liefde voor wat je doet. ‘Wie liefde geeft, krijgt liefde terug. Dat is een universele wet. Voor mijn kinderen zing ik altijd ‘Kleine jongen’ van Hazes:

Het leven gaat voorbij Er is zo weinig tijd Dus leef Maar doe het wel verstandig Maak de mensen blij Dan zul je echt gelukkig zijn. ‘Man, dat is bijna een gebed. Het klinkt utopisch, maar ik leef echt zo. Mensen werpen dan tegen dat er veel ellende is. Maar er is te veel wat ons bindt. Wat ons bindt in Amsterdam is vele malen groter dan wat ons scheidt. We zijn allemaal zo kwetsbaar en zo zwak. Maar aan de andere kant levert iedereen ook weer een bijzondere bijdrage en dat is de kernvraag: Wat draag je bij aan je stad, aan je omgeving?’ DE ZANG VAN DE MUEZZIN Breeveld groeide op in een streng evangelisch gezin, maar werd in 1993 geraakt door de islam. ‘In Egypte hoorde ik voor het eerst de zang van muezzin. Dat vond ik zo mooi. Dat triggerde mij. Daardoor ben ik me in de islam gaan verdiepen. Ik leerde hoe de profeet uitging van de gelijkheid van mensen en iedereen samenbracht. Twee vrienden hebben me daarna begeleid bij mijn bekering. Wat me zo aantrekt is het ultieme, het heldere van de islam. Het is een uitdaging die je aangaat. ‘We zijn allemaal hier op aarde om deze wereld een beetje beter te maken. Iedereen op aarde is je metgezel en daar moet je je aan overgeven. De islam heeft vrede als doel. Je krijgt steeds toetsen en het is de bedoeling dat je leert van je fouten. Dat is de overeenkomst in alle godsdiensten. Er zijn altijd pannenkoeken op deze wereld die het proberen te verpesten. Maar niemand is beter dan een ander. Niemand heeft de sleutel voor het leven, maar samen komen we verder. Met zijn allen zijn we een muziekarrangement. We moeten samenspelen en dankbaarheid tonen. Dat is het belangrijkste. Cultuur en religie en al het andere is ondergeschikt.’

‘KIJK NOU EENS IN WAT EEN FANTASTISCH LAND WE EIGENLIJK LEVEN. KIJK HOE VERSCHRIKKELIJK GOED WE HET HIER HEBBEN’ — Orville Abdul Raheem Breeveld


2-4 Orville Abdul Raheem Breeveld, gitarist, zanger, componist, arrangeur, producent, is boven alles een verbinder. Met een brede lach treedt hij alles en iedereen tegemoet en brengt hij vooral heel veel verschillende mensen samen. Met zijn eigen ensemble Breathing bracht hij samen met uiteenlopende muzikanten odes aan onder meer Suripop, Bollywood-zanger Mohd Rafi en de Arabische legendes Fairouz en Abdel Halim Hafez. Ook is hij de initiatiefnemer van Vitamine V, opgericht om vaders te stimuleren meer aandacht aan hun kinderen te besteden. ‘AMSTERDAM BRUIST’ Als muzikant werkte Breeveld met de Turks-Nederlandse zangeres Karsu, de Zweedse R&B-zanger Maher Zain, maar ook met het Nederlands Blazers Ensemble, het Sweelinck Orkest en het Combattimento Consort Amsterdam. Jazz vormt het vertrekpunt van zijn muzikale oriëntatie, maar verder staat hij open voor alle invloeden, van Somalische blues tot Spaanse flamenco, van Arabische zangers tot André Hazes en Wim Sonneveld. Waar hij maar kan geeft Breeveld een podium aan jong multi-cultureel talent. En dat is er volop in Amsterdam, weet hij. ‘Amsterdam is een stad die zo enorm bruist van culturele diversiteit. Ik ben in Utrecht en vanaf 2002 in Amsterdam Zuidoost opgegroeid met mensen van overal en nergens. Op een gegeven moment besefte ik dat ik de muziek die ik bij al die mensen thuishoorde, verder nergens te horen kreeg. Toen ben ik het open podium Breathing Bijlmer begonnen waar ik van alles programmeerde: Turkse muziek, fusion, Mozambikaanse, Ghanese, Caraïbische muziek, noem maar op. Ik kende zoveel goede muzikanten en iedereen wilde altijd spelen.’ ‘WAT EEN FANTASTISCH LAND’ Toch ging Breeveld communicatie studeren – ‘ik kom uit een echt Surinaams gezin, voor mijn moeder was een kunstopleiding geen opleiding’ – en daar heeft hij later, zegt hij, nog altijd veel plezier van. Want hoewel hij uiteindelijk toch voor een professionele carrière in de muziek koos, heeft de communicate-achtergrond hem veel geholpen bij het realiseren van alle projecten die

Zira Roozendaal houdt van Amsterdam, van de vrijheid en het multiculturele karakter van de stad. Ze werkt op het Wibautcollege, waar ze zich vol overgave inzet voor haar leerlingen, veelal moslims. Ze begrijpt ze, omdat zij zelf als kind werd gediscrimineerd om haar joods zijn. ‘Ik zeg tegen ze: laat die mensen maar zien dat ze het fout hebben.’

‘DEZE STAD EN IK PASSEN BIJ ELKAAR’

ZIRA ROOZENDAAL


12 - 13

‘WERK HARD EN MAAK EEN MOOI LEVEN VOOR JEZELF’

Gehaast komt Zira Roozendaal binnengestapt. Ze geeft haar vriend en zoontje een kus en begroet haar moeder. Dan neemt ze plaats aan de tafel in de woonkeuken van haar huis in hartje Diamantbuurt. ‘Ik heb nog nooit problemen gehad’, zegt Roozendaal, dochter van een joodse moeder en een Indische vader, met lichte verontwaardiging in haar stem. Sterker: ze woont er met veel plezier. ‘De buurt heeft een enorm stigma, omdat er ooit één incident is geweest’, zegt ze, verwijzend naar het echtpaar dat werd weggepest, waarna de wijk het stempel van een beruchte buurt met veel criminaliteit kreeg. ‘Jongeren doen weleens lastig, maar je moet zelf eerst nadenken over de vraag waarom ze op straat hangen. Je eigen houding is belangrijk. Als je hen met vooroordelen benadert, zul je dat ook terugkrijgen.’ Het is een regenachtige dag en er zijn weinig mensen buiten. Maar in de zomer bruist het van het leven. ‘De meest actieve man van de wijk is Peter en hij is homoseksueel. We hebben zelfs ons pleintje naar hem vernoemd. Hij brengt iedereen bij elkaar. Als we in de zomer een barbecue hebben, zorgen we ervoor dat iedereen mee kan eten. Er is altijd ook halal en vega.’ Zira voelt zich als een vis in het water in deze wijk ‘waar yuppen, allochtonen en autochtonen’ door elkaar wonen. Haar zoontje speelt met jongetjes van Birmese, Surinaamse, Franse en Russische afkomst. ‘De multiculturele samenleving mislukt? Als iedereen elkaar napraat dan creëer je die situatie. Maar met mijn roots ben ik natuurlijk zelf de multiculturele samenleving.’

HET IS EEN ROEPING Roozendaal werd geboren in Haarlem, streek na vele verhuizingen neer in Amersfoort, maar kon er niet aarden. ‘Mensen zijn er zo kleingeestig en angstig. Ik kon niet openlijk joods zijn op de zwarte school waar ik lesgaf.’ Ze vertrok naar Amsterdam. ‘Het was een verademing’, herinnert ze zich. Ze kwam te werken op het Wibautcollege, een mbo-school waar relatief veel scholieren kampen met psychische problemen, verslaving en criminaliteit. Roozendaal begon er als docent en groepsmentor. Later zou ze de studierichting Beveiliging onder haar hoede krijgen. ‘Mijn zoontje is het belangrijkste in mijn leven, maar ik ben ook een enorme workaholic.

‘STA STIL BIJ WAT JE HEBT’


14 - 15 Ik leef voor mijn werk. Het is een roeping. Ik ben docent Nederlands en dan kun je leuk literatuurles geven op havo en vwo, maar ik vind het mooier om op het Wibautcollege te werken. Wij zorgen dat deze leerlingen met een diploma van school gaan. Ik verwijs altijd naar een zin uit de film Schindler’s List: Whoever saves the life of one person, saves the entire world.’ Inmiddels is ze coördinator en teamleider van de opleiding dienstverlening op de nieuwe vestiging van het Wibautcollege in Zuid. Roozendaal is verantwoordelijk voor zaken als verzuim, examens, faciliteiten en computers. Daarnaast geeft ze ook Nederlandse les. Vandaag moesten de leerlingen een sollicitatiebrief schrijven. ‘Ik help de school bouwen en de school helpt mij bouwen. Ik kan er lachen, huilen, vallen en weer opstaan. Mensen staan altijd klaar.’ Ze voelt mee met leerlingen. ‘Ik weet wat discriminatie is. Ik werd als kind al gediscrimineerd om mijn joods zijn. Overigens altijd door autochtonen, nooit door moslims. Ik snap mijn leerlingen die door hun Marokkaanse naam het gevoel hebben geen kans te maken bij sollicitaties. Ze hebben vaak het idee dat ze buiten de samenleving staan. Maar ik druk hen op het hart dat ze deel uitmaken van de maatschappij. Ik zeg: laat al die mensen maar zien dat ze het fout hebben, werk hard en maak een mooi leven voor jezelf. Ik ben een positieve persoon die gelooft dat je je omgeving zelf maakt door je, met hulp van anderen, in te zetten.’ DIEPE BAND Levensbeschouwing speelt een grote rol in Roozendaals leven. ‘Ik ben liberaal joods en ik voed mijn zoon als jood op.’ De Roozendaals vieren de joodse feestdagen en staan stil bij de joodse identiteit. ‘Bij sommige vrienden werkt dat soms wat op de zenuwen. Ze vinden dat ik mijn zoontje te veel belast. Ooit heb ik hem een keer een kettinkje met een Davidsterretje gegeven. Maar als dat problemen in zijn leven geeft, kan hij zich er beter nu vast op instellen. Ik kan het verleden niet ontkennen. Ik ga me niet schamen voor onze afkomst.’ Ook heeft ze lesgegeven aan jonge joodse kinderen over tradities als sjabbat en pesach. Het woord dialoog zegt haar niet zo veel. ‘In de kern gaat het erom of je een echte relatie met elkaar hebt. Het gaat om samenleven en wezenlijk iets voor elkaar betekenen.

Met mijn moslimvrienden voer ik gesprekken op een dieper niveau dan met anderen. Want ook zij vinden dat geloof belangrijk is voor hun identiteit. Ik heb een diepe band met hen omdat ze net zo gelovig zijn als ik’, legt Roozendaal uit. MIJN STAD De poes ligt op de vensterbank te slapen. Haar zoontje kijkt naar een kinderfilm op de laptop, maar luistert soms mee. Roozendaal staat op, doet rijst in een pan en zet deze op het vuur. ‘Ik kook graag. Iedereen kan altijd aanschuiven. Ooit heb ik een kind binnen gehaald dat een week nauwelijks had gegeten. Als het nodig is, zal ik een vluchteling in huis nemen. Mijn joodse opa heeft de oorlog overleefd omdat hij bij een familie in Hengelo kon onderduiken. Mijn Indische opa heeft het gered omdat hij net op tijd naar Nederland kon komen.’ Ondanks haar optimisme maakt Roozendaal zich wel zorgen over de polarisering in de samenleving over zaken als de vluchtelingenkwestie. ‘Ook vind ik het ernstig dat de stedenband tussen Amsterdam en Tel Aviv zulke negatieve reacties heeft losgemaakt.’ Maar het positieve gevoel zal altijd de boventoon voeren. ‘Ik voel me Amsterdammer. Deze stad en ik passen bij elkaar. Ik geniet van de vrijheid, de internationale allure en de diversiteit, waardoor er hier ook meer kan. Het beweegt met elkaar zonder dat het grote problemen oplevert. De open en dynamische spirit van de stad is mijn spirit.’

‘IK SNAP MIJN LEERLINGEN: IK WERD VROEGER OOK GEDISCRIMINEERD’ — Zira Roozendaal


Als hij in Marokko is mist Wissam Feriani Hollandse kaas, drop en het Nederlandse rotweer. In Nederland spant hij zich in om bruggen te slaan tussen bevolkingsgroepen en om islamitische jongeren op weg te helpen in de maatschappij. ‘Op school vraag ik me soms af of ik docent of hulpverlener ben. Maar ik begrijp die jongens en meisjes en wil ze helpen waar ik kan.’

‘WE ZIJN ALLEMAAL ORANJE’

WISSAM FERIANI


18 - 19

‘JE MOET NAAR MENSEN KIJKEN ALS INDIVIDUEN, NIET ALS GROEP’

Echt interesse tonen voor de ander, dat is kern van wat we moeten doen om in harmonie samen te leven, stelt Wissam Feriani, docent burgerschapskunde op het ROC van Amsterdam in West. ‘Op school vraag ik me soms af of ik docent of hulpverlener ben. Maar ik help mijn leerlingen graag omdat ik het ook leuk vind om te doen. Je ziet ook wel docenten die alleen hun vak doceren en verder niets doen. Ik zou dat niet kunnen. Ik begrijp die jongens en meisjes en wil ze helpen waar ik kan.’ Maar interesse hebben voor elkaar is ook noodzakelijk in de samenleving als geheel, stelt Feriani. ‘Dat geldt voor iedereen. In veel stadsdelen zie je dat een bepaalde bevolkingsgroep de boventoon voert. Het zou mooi zijn als we de mix kunnen bevorderen en bevolkingsgroepen meer naar elkaar toe kunnen laten groeien. We moeten bruggen bouwen tussen de eilandjes in de stad. Laten we focussen op de overeenkomsten. We hebben veel gemeenschappelijk, veel van onze waarden en normen zijn hetzelfde. ‘Bepaalde groepen in de maatschappij – aan beide kanten – willen een wig drijven tussen moslims en niet-moslims. Maar je moet naar mensen kijken als individuen, niet als groep. Ik ben Wissam, een moslim, maar ook een Nederlander. Ik heb ook bepaalde waarden en normen die ik met alle andere Nederlanders deel. Ik ben weliswaar geboren in Marokko, maar ik ben hier opgegroeid. Als ik in Marokko ben dan mis ik de kaas, de drop en het Nederlandse rotweer. Ik zeg altijd: We zijn allemaal Oranje.’ JONGEREN MOTIVEREN Feriani is op vele fronten actief met het bouwen van bruggen. Behalve dat hij zijn leerlingen op het ROC op weg probeert te helpen in het leven, is hij lid van de joodsislamitische overleggroep Mo & Moos, en initiatiefnemer van een serie buurtgesprekken in Amsterdam Zuid-Oost, waar hij zelf woont, onder de titel Let’s Talk. Feriani is ook de oprichter van Islamic Empowerment, een organisatie die jongeren ondersteunt bij het vinden van aansluiting in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. ‘Het is niet mijn doel om jongeren te bekeren tot de islam. Ik gebruik de islam wel als middel om jongeren te motiveren het maximale uit zichzelf te halen. Ik bied ze trainingen en workshops aan op het gebied


20 - 21 van talentonwikkeling, communicatie, moslim zijn in Nederland en de islam. ‘Tegelijk richt ik me ook op ouders en professionals, die ik in lezingen en seminars bijpraat over de leefwereld van islamitische jongeren en bijvoorbeeld over radicalisering en hoe dat te herkennen. Veel docenten weten weinig over de islam, over cultuurverschillen, het verschil tussen islam en moslims, en de verschillen tussen eerste, tweede en derde generatie moslims in Nederland. Mijn doel is professionals die met islamitische jongeren werken iets van die basiskennis bij te brengen en bruggen te slaan tussen moslims en niet-moslims.’ DRIE G’S Het gaat bij jongeren om de drie G’s, zegt Feriani: gehoord, gezien en gewaardeerd worden. Veel jongeren waar Feriani mee te maken heeft hebben serieuze privéproblemen. ‘Dat belemmert ze, maar veel docenten en andere professionals hebben daar geen oog voor. Ik krijg vaak van leerlingen te horen dat ze niet worden begrepen. “Hij begrijpt me niet”, zeggen ze dan. Maar je moet beseffen dat zij, net als alle jongeren, op zoek zijn naar hun eigen identiteit. Alleen is hun identiteitscrisis groter, want in Nederland worden zij als Marokkanen gezien, maar in Marokko zijn ze buitenlanders. ‘Het is wel jammer dat dat nog steeds zo is. Want we moeten ons realiseren dat de wereld aan het veranderen is. Ook de Nederlandse samenleving. Nederland is niet langer alleen maar blond en blauwogig. Er is een nieuwe samenleving aan het ontstaan. Dat sommige mensen daar moeite mee hebben kan ik wel begrijpen. Maar het is aan de andere kant gewoon de realiteit dat de islam nu ook in Nederland en in heel Europa aanwezig is. ‘Er zijn grote groepen die dat overigens wel erkennen, maar er is nog een groot verschil tussen een tolerante houding aannemen en respect tonen. Wie tolerant is, zegt niet meer dan: Ik accepteer dat je hier woont. Maar respect komt pas als we elkaar leren kennen, als we interesse tonen voor elkaar en zo op de hoogte raken van elkaars waarden en normen.’

‘WEES JEZELF’ Met interesse komt het begrip, merkt Feriani ook in de omgang met zijn leerlingen. ‘Veel jongeren zijn thuis wel gevoed, maar niet opgevoed. Dat mis ik echt in de islamitische gemeenschap. Maar als je dat weet dan begrijp je dat ze niet afbellen als ze niet kunnen komen of niet goed kunnen plannen. Ze hebben het gewoon nooit geleerd. Ik probeer mijn leerlingen ook dat soort praktische dingen mee te geven en ik laat ze zien dat ze offers moeten brengen als ze succes willen hebben. Op veel scholen mist dat, waardoor die jongeren niet klaar worden gestoomd voor het echte leven.’ Wat Feriani zijn leerlingen vooral wil bijbrengen is dat ze zichzelf kunnen zijn. Dat is de basis voor een harmonieuze samenleving, stelt hij. ‘Voor iedereen die hier woont geldt: Dit is mijn huis, dit is jouw huis, dit is ons huis. We willen allemaal dat Nederland goed kan functioneren. Daarom: wees jezelf, wees niet bang en geef niemand de kans om de maatschappij in tweeën te splitsen. Samen staan we sterk.’

‘TOLERANTIE IS IETS ANDERS DAN RESPECT. RESPECT KOMT PAS ALS WE ELKAAR ECHT LEREN KENNEN, ALS WE INTERESSE TONEN VOOR ELKAAR’ — Wissam Feriani


2-4

Anna de Groot-Papegaaij was 9 jaar toen de Tweede Wereldoorlog begon. Eerst hoorde zij bij de joodse kinderen en toen opeens niet meer. ‘Ik voelde me joods, dus droeg een ster. Maar mijn niet-joodse ZIRA moeder ROOZENDAAL zei: je hoeft niet met een ster te lopen, je bent(36) geen jood voor de wet. Het idee dat je niet bij andere kinderen in de klas mocht zitten! Hoe is het in hemelsnaam mogelijk?’

ANNA ORVILLE DE GROOTPAPEGAAIJ BREEVELD

‘IK VROEG: WAT BEN IK ANDERS DAN U?’


24 - 25

‘WAARSCHIJNLIJK KEKEN MENSEN VROEGER NET ZO NAAR DE JOODSE BUURTEN ALS IK NU NAAR DE TRANSVAALBUURT’

‘Mijn vaders zusters woonden in de Schalk Burgerstraat. Daar woonden voor de oorlog heel veel joodse mensen. Maar na de oorlog was niemand er meer. Als je nu met de bus door die straat rijdt dan zie je er alleen maar migranten. In dezelfde woningen waar destijds de joden hebben gewoond. Mensen kruipen bij elkaar. Dat gold vroeger ook voor de joden. “Armoe houdt je knap en houdt je bij elkaar”, zei mijn moeder altijd. Onder de joodse bevolking was destijds ook veel armoede. Als kind zag je dat niet, maar dat was natuurlijk wel zo. Waarschijnlijk keken mensen in die tijd net zo naar de joodse buurten als ik nu naar de Transvaalbuurt. De buurt rond de Rapenburgerstraat noemden ze vroeger de jodenhoek.’ Anna de Groot-Papegaaij groeide op in het hart van die jodenbuurt, in de Rapenburgerstraat zelf, waar ze in 1931 geboren werd. Haar joodse vader was voor de tweede keer in het huwelijk getreden met een niet-joodse vrouw, maar het gezin leefde volledig volgens de joodse tradities. ‘Van de christelijke cultuur heb ik niet veel meegekregen’, vertelt ze. ‘Ja, mijn moeder zong weleens een christelijk liedje bij de afwas en dat zong ik dan wel mee natuurlijk, maar ik had allemaal joodse vriendjes en vriendinnetjes. Toen ik eenmaal zes jaar was gingen ze allemaal in hun vrije tijd naar de joodse school en dat deed ik dus ook. Overdag gingen we naar de openbare school en dan op woensdagmiddag en zondagmorgen naar de joodse school waar we Hebreeuws en de joodse geschiedenis leerden.’ ‘Op vrijdagavond ging er een wit tafelkleed over de tafel en dan aten we zuidvruchten, dadels en vijgen, kippensoep met challes en kugel. Meestal thuis, maar ook wel bij familie in de buurt. Mijn vader had een grote familie. Mijn moeder deed daar gewoon aan mee. Kerst vieren deden we niet. We gingen dan wel een dagje naar familie in Den Haag, waar zij vandaan kwam. Maar hier vierden we gewoon de joodse feestdagen. Met Pesach werd het hele huis schoongemaakt. Met mijn vriendjes en vriendinnetjes gingen we dan natuurlijk Chametz [gistbrood en kruimels] verbranden op het Jonas Daniël Meijerplein. Dat soort dingen deed je allemaal met elkaar.’ ALLE JOODSE KINDEREN BIJ ELKAAR Anna Papegaaij was 9 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Vlak daarvoor verhuisde het gezin naar de Camperstraat in de Oosterparkbuurt en Anna moest daar


26 - 27 naar een nieuwe school. In september 1941 werd juist die Camperschool aan de Sparreweg door de bezetter aangewezen als school voor joodse kinderen. ‘Ik voelde mij joods, dus ik droeg een ster’, vertelt zij nu. ‘Toen alle niet-joodse kinderen naar een andere school gingen bleven wij met een klein groepje joodse kinderen over tot alle joodse kinderen van andere scholen naar mijn school kwamen. We kregen ook een joodse meester. Er werd geen joodse les gegeven – het was gewoon de lagere school – maar joden en christenen mochten niet meer bij elkaar in de klas zitten. ‘Maar ja, heel kort daarna, begin 1942 zoiets, toen kwam opeens een leerling niet meer op school en daarna een ander en dan weer een. Je vroeg er niet naar, want óf zo’n kind was weggehaald óf ondergedoken. Op een gegeven moment zaten er zo weinig kinderen in de klas dat mijn moeder zei: “Annetje, je hoeft niet met een ster te lopen. Je bent geen jood voor de wet en wat je na de oorlog wil doen, kan je dan weer doen.” Toen heb ik die ster afgedaan en moest ik weer naar een andere school, want toen hoorde ik weer bij de niet-joodse kinderen. Mijn oude school werd snel opgeheven, want er bleef geen kind meer over.’ ‘HIJ ZAG ME NOG ALS KIND’ Onlangs heeft Anna de Groot dit verhaal voor het eerst publiekelijk verteld tijdens het Open Joodse Huizen. Wat haar toen zeer trof was de reactie van een jongetje van een jaar of tien, die erbij was. ‘Dat jochie vroeg: “Mag u nu wel weer bij de kinderen in de klas zitten?” Ik krijg er nog kippenvel van. Ik dacht: ja kind, jij denkt na. Hij vroeg zich af: mag je dat nu weer wel. Ik ben over de tachtig, maar hij zag me nog als kind. Het idee dat je niet bij andere kinderen in de klas mocht zitten! Hoe is het in hemelsnaam mogelijk? Maar het is gebeurd.’ Na de bevrijding was iedereen blij, maar voor de overgebleven joodse bevolking kwam toen de volgende domper. Want in de periode daarna werd duidelijk wie de oorlog allemaal niet hadden overleefd. Het gezin Papegaaij was gespaard gebleven, dankzij het ‘gemengde’ huwelijk van Anna’s joodse vader met een niet-joodse vrouw. Maar haar vader, die in de oorlog ziek was geworden, stierf in december 1945 alsnog als gevolg van de oorlog. Anna kreeg enkele jaren later verkering met de niet-joodse huisschilder Wilhelmus de Groot. ‘Mijn man had weer een

heel andere achtergrond. Hij heeft zijn vader ook vroeg verloren, toen hij tien jaar was. Mijn schoonmoeder bleef met een kind achter en leefde van de steun, zo heette dat toen. Voor het werk dat ze deed kreeg ze niet meer dan 99 cent per uur. Als jongen moest mijn man dan bij de Sociale Dienst komen om een paar sokken te krijgen, maar die hadden rode hielen en rode tenen. Want als je dan naar gymnastiek ging dan kon iedereen goed zien dat hij sokken van de steun had. Dat heeft mijn man tot aan zijn dood achtervolgd.’ Wilhelmus en Anna de Groot kregen een zoon en ervoeren de enorme welvaart en de vrijheid die Nederland sinds de oorlog meemaakte. Anna de Groot is niet gelovig, maar houdt graag de joodse tradities in ere. Toen niet zo lang geleden een buurvrouw voor het eerst op bezoek was en zag dat ze joods was, zei deze: ‘Goh, dat had ik niet achter u gezocht’. De Groot: ‘Toen heb ik alleen maar gevraagd: “Wat ben ik anders dan u?” Ik dacht: wat zoek je dan achter me? Die vrouw dacht er verder niet bij na. Ze was zich van geen kwaad bewust.’

‘ALS KIND KREEG MIJN MAN VAN DE SOCIALE DIENST SOKKEN MET RODE HIELEN EN TENEN ZODAT IEDEREEN ZAG DAT HIJ VAN DE STEUN LEEFDE’ — Anna de Groot-Papegaaij


‘Het gaat niet om je uiterlijk, Orville Abdul Raheem Breeveld, gitarist, zanger, maar om je innerlijk’, zegt componist, arrangeur, producent, is boven alles een verbinder. Met een brede lach treedt hij alles en iederSamir Aitrahou, een opgewekte een tegemoet en brengt hij vooral heel veel verschillende mensen samen. Met zijn eigen ensemble Breathjongeman die naast zijn ing bracht hij samen met uiteenlopende muzikanten odes aan onder meer Suripop, Bollywood-zanger werk als taxichauffeur in de Mohd Rafi en de Arabische legendes Fairouz en Abdel Halim Hafez. Ook is hij de initiatiefnemer van Vitamine weekends als jongerenimam V, opgericht om vaders te stimuleren meer aandacht aan hun kinderen te besteden. Koranlessen geeft. Je moet ZIRA ‘AMSTERDAM BRUIST’ openstaanROOZENDAAL voor anderen en Als muzikant werkte Breeveld met de Turks-Nederlandse zangeres Karsu, de Zweedse R&B-zanger Maher (36) je karakter tonen, zegt hij. Zain, maar ook met het Nederlands Blazers Ensemble, het Sweelinck Orkest en het Combattimento Consort ‘Door te laten zien wie je bent, Amsterdam. Jazz vormt het vertrekpunt van zijn muzikale oriëntatie, maar verder staat hij open voor alle kun je vrienden maken. Mijn invloeden, van Somalische blues tot Spaanse flamenco, van Arabische zangers tot André Hazes en Wim Sonneburen waren eerst niet erg veld. Waar hij maar kan geeft Breeveld een podium aan jong multi-cultureel talent. En dat is er volop in Amstertoeschietelijk. Nu kent iedereen dam, weet hij. ‘Amsterdam is een stad die zo enorm bruist van culme in de flat.’ turele diversiteit. Ik ben in Utrecht en vanaf 2002 in

SAMIR AITRAHOU ORVILLE BREEVELD

Amsterdam Zuidoost opgegroeid met mensen van overal en nergens. Op een gegeven moment besefte ik dat ik de muziek die ik bij al die mensen thuishoorde, verder nergens te horen kreeg. Toen ben ik het open podium Breathing Bijlmer begonnen waar ik van alles programmeerde: Turkse muziek, fusion, Mozambikaanse, Ghanese, Caraïbische muziek, noem maar op. Ik kende zoveel goede muzikanten en iedereen wilde altijd spelen.’ ‘WAT EEN FANTASTISCH LAND’ Toch ging Breeveld communicatie studeren – ‘ik kom uit een echt Surinaams gezin, voor mijn moeder was een kunstopleiding geen opleiding’ – en daar heeft hij later, zegt hij, nog altijd veel plezier van. Want hoewel hij uiteindelijk toch voor een professionele carrière in de muziek koos, heeft de communicate-achtergrond hem veel geholpen bij het realiseren van alle projecten die

‘HET GAAT OM JE KARAKTER’

NAAM ACHTERNAAM


30 - 31

‘GEEN ENKEL GELOOF LEIDT TOT KWAAD EN ANDERS IS HET EEN VERZONNEN OF GEKAAPT GELOOF’

‘Volgens mijn moeder wilde ik op mijn zesde al imam worden’, zegt Samir Aitrahou. ‘Ze noemde me altijd “meester”, omdat ik veel te vertellen had.’ En inderdaad geeft Aitrahou tegenwoordig in de weekends Koranlessen aan kinderen en jongeren in de moskee in zijn woonplaats Zaandijk. Door de week rijdt hij als chauffeur voor de taxidienst Abel door Amsterdam. De taxidienst biedt via een app gedeelde taxiritten aan en dat levert regelmatig interessante gesprekken in de auto op, vertelt Aitrahou. Zijn lachende ogen maken duidelijk dat hij het naar zijn zin heeft in Amsterdam. Ook als jongerenimam en verbinder kent Aitrahou de stad goed en wat hij ziet en meemaakt stemt hem optimistisch. ‘In Amsterdam gaat het de goede kant op’, zegt hij. ‘Jongeren van tegenwoordig weten over het algemeen wel wat ze doen. Natuurlijk, er zijn altijd rotte appels. Maar voor islamitische jongeren in het algemeen geldt dat ze meer weten over het geloof. Vorige generaties waren veel meer met tradities bezig, die ze vermengden met het geloof. Jongeren van nu informeren zich beter. De techniek helpt daar ook bij. Vroeger had je alleen de imam van de moskee als informatiebron. Nu is er internet. Ik probeer het de kinderen die ik lesgeef ook mee te geven: je moet geloof en tradities niet mengen en je moet rekening houden met andersdenkenden.’ JODEN IN MAROKKO Toch zijn er nog veel spanningen in de stad, erkent Aitrahou. ‘Dat joden soms niet met een keppeltje op over straat durven gaan, vind ik jammer’, zegt hij. ‘In Marokko wonen heel veel joden en die kunnen heel goed met de islamitische bewoners opschieten. De adviseur van de Koning van Marokko is een joodse man. In het dorp waar ik vandaan kom, in het zuiden van Marokko, woonden ook veel joodse mensen. Zij hielden rekening met het Suikerfeest en wij andersom met hun feestdagen. Er was geen probleem. ‘Dat het hier anders is komt vooral door onwetende jongeren onder invloed van het conflict tussen Palestina en Israël. Ik zal wat daar gebeurt niet goedpraten, maar als ik een joodse buurman had, zou ik hem daarom niet gaan haten. Waarom kan dat in Marokko wel en hier in Nederland niet. Dat begrijp ik niet.’


32 - 33 LIEVER LEZEN DAN BUITENSPELEN Samir Aitrahou werd geboren in een klein dorp in ZuidMarokko en kwam op zijn tiende naar Amsterdam. ‘We woonden in Oost. Ik was een rustige, beetje bescheiden jongen. Ik wilde graag alleen zijn, ging liever lezen dan buitenspelen. Heel anders dan mijn broertje die altijd buiten was. Ik ging naar de basisschool El Farouk, waar we ook Arabische les kregen. Een leraar daar vond dat ik daarmee door moest gaan. Op zijn zestiende keerde Aitrahou inderdaad terug naar zijn geboortestreek om er Arabisch te leren en de Koran te bestuderen. ‘Mijn vader zei: “Ik zie dat je een sterk geheugen hebt en dat je snel kunt leren.” Hij heeft me altijd gesteund. Later ben ik naar Pakistan gegaan om mijn Koran-studie voort te zetten. Terug in Nederland heb ik tussen 2000 en 2008 in de weekends de imamopleiding Al-Islah in Lochem gevolgd. Ondertussen heb ik mbo 3 Detailhandel gedaan, stages gelopen en gewerkt.’ ‘TOON JE KARAKTER’ In Lochem kreeg Aitrahou ook veel te horen over andere geloven. ‘In de Bijbel, Koran en Torah staat veel wat met elkaar overeenkomt. Elk geloof leidt tot vrede. Er is geen geloof dat tot kwaad leidt en anders is het een verzonnen of gekaapt geloof. De islam is over de hele wereld verspreid door karakter, niet door conflict. De Profeet heeft daar het voorbeeld voor gegeven en volgelingen gekregen door zijn karakter te tonen en het goede te doen. ‘Door te laten zien wie je bent, kun je vrienden maken. In de flat waar ik woon heb ik dat ook gedaan. In mijn vrije tijd draag ik altijd een djellaba. Mijn buren zeggen het niet, maar je merkt dat ze dat vreemd vinden. Dan sta ik bijvoorbeeld samen met iemand te wachten bij de lift en neemt die ander plotseling toch de trap. Mijn directe buren waren ook niet heel toeschietelijk. Tot ik op een dag de buurvrouw naar haar man vroeg, omdat ik hem al een tijdje niet had gezien. Hij bleek in het ziekenhuis te liggen. Zonder het aan haar te vertellen ben ik met een bos bloemen naar de buurman gegaan in het ziekenhuis. Toen kwamen ze los. Nadat de man was overleden hebben mijn vrouw en ik de buurvrouw getroost en nu komen we regelmatig bij elkaar op de koffie. Het gaat niet om je uiterlijk, maar om je innerlijk. Nu kent iedereen me in de

flat en toen ik laatste twee weken weg was, vroegen ze allemaal naar me.’ BEGRIP EN INTERESSE Succesvolle integratie is niet alleen een kwestie van tijd, denkt Aitrahou. ‘Als je geen begrip hebt voor de ander, als je geen interesse toont voor je medemens, dan gaat het niet lukken. Je moet begrip hebben voor andere geloven en ik raad jongeren altijd aan om ook oog te hebben voor andere religies. Je moet niet oordelen zonder informatie, vertel ik ze. Ik probeer ook de haat uit ze te halen. Je hoeft mensen die een ander geloof hebben niet uit te schelden. Hetzelfde geldt voor homo’s. Als een leerling bijvoorbeeld zegt: “Ik haat homo’s”, dan vraag ik waarom. Wat is de reden voor je haat? Dan zegt hij: “Het mag niet van ons geloof”. Dat klopt, zeg ik dan, maar dat betekent niet dat je hem daarom moet haten. Als ik een homo tegenkom die hulp nodig heeft, dan zal ik die niet weigeren. ‘Op straat zie ik het ook: jongeren die anderen uitschelden. Ik probeer ze altijd aan te spreken. “Waar ben je mee bezig?”, vraag ik ze. Vaak vinden ze me dan een overloper. “Je staat aan hun kant”, zeggen ze. Maar dan zeg ik wat ik mijn leerlingen ook vertel: “Je moet respect hebben voor iedereen. Je vindt het zelf toch ook niet leuk om uitgescholden te worden?”’

‘IN MAROKKO WONEN JODEN EN ISLAMIETEN VREEDZAAM SAMEN. ALS HET DAAR KAN, KAN HET HIER OOK’ — Samir Aitrahou


‘Mensen zijn allemaal anders, maar het gaat om wat ons bindt en de kracht om de ander zichzelf te laten zijn’, zegt studentenrabbijn Yanki Jacobs. Behalve studenten begeleiden bij hun zoektocht naar zingeving, zet Jacobs zich in voor de multiculturele samenleving.‘Er is nog te veel frictie en te weinig openheid voor andere visies. We moeten leren om nog beter over onze meningsverschillen te praten.’

‘AMSTERDAM DOET HET BETER DAN LONDEN EN PARIJS’

YANKI JACOBS


36 - 37

‘IEDEREEN HEEFT EEN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID OM EEN BIJDRAGE TE LEVEREN AAN DE WERELD’

‘Ik sta er eigenlijk nooit bij stil. Ik ben het gewoon’, antwoordt studentenrabbijn Yanki Jacobs op de vraag wat zijn joodse identiteit voor hem betekent. ‘Het gaat er om wat ik er mee doe. Het jodendom is voor mij vooral een levenswijze’, zegt hij. Jacobs, die gedurende het gesprek regelmatig met zijn hand naar zijn keppeltje reikt waardoor het heen en weer over zijn hoofd beweegt, heeft net een espresso gezet. In het keukentje van het ruime appartement, dat tevens dienstdoet als kantoor, spreek- en vergaderruimte, opent hij zorgvuldig, met een plastic handschoen, een zakje met koekjes en legt er eentje op het koffieschoteltje. Daarmee loopt hij naar de fauteuils bij het raam dat een indrukwekkend uitzicht biedt over een deel van de Zuid-As. Aanvankelijk had Jacobs binnenhuisarchitect willen worden. Tot hij rabbinale stages liep voor de theologische studies die hij ook volgde. Hij ontmoette mensen die zoekende waren, jong en oud, sommigen getraumatiseerd door hun ervaringen. ‘Ik zag hoe belangrijk zingeving is. Daarom ben ik rabbijn geworden.’ CHABAD ON CAMPUS Jacobs werkt voor de internationale organisatie Chabad on Campus, die actief is op 233 universiteiten in de wereld. Hij is directeur van de Nederlandse afdeling. ‘Ik bied zingeving tussen de tentamenstress en het feesten in’, glimlacht hij. Vanuit de Zuid-As ondersteunt hij studenten van de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Maar ook zakenmensen en studenten uit andere steden melden zich met levensvragen bij hem. Als zijn telefoon gaat, is het een man uit Oekraïne die hem iets wil vragen. ‘Het jodendom heeft een prachtige boodschap. Iedere dag bij het opstaan denk je na over de vraag: hoe kan het vandaag beter zijn dan gisteren. Als je naar bed gaat, sta je er bij stil hoe het morgen weer beter kan zijn dan vandaag. Iedereen is belangrijk, heeft een eigen rol en een verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de wereld.’ ZEVENDE GENERATIE AMSTERDAMMER Jacobs voelt zich verbonden met de geschiedenis van vierduizend jaar jodendom. Zijn grootouders van moederskant ontvluchtten de communistische


38 - 39 vervolging in Rusland. ‘Van mijn vaderskant ben ik al zeker zes à zeven generaties Amsterdammer. Mijn vader is hier geboren. Mijn opa had een zaak in de Ferdinand Bolstraat. Ik ben absoluut onderdeel van de stad en dat wil ik mijn twee dochtertjes meegeven. Ik hoop dat zij net zo trots zijn op Amsterdam als ikzelf, mijn vader en betovergrootvader.’ Zijn kinderen zullen hun weg moeten vinden te midden van de 180 verschillende nationaliteiten die de stad telt. ‘Mensen zijn allemaal anders, maar het gaat om wat ons bindt en de kracht om de ander zichzelf te laten zijn. De basis voor de samenleving is multiculturaliteit: vanuit het behoud van je eigen identiteit kijken naar onze gezamenlijke identiteit. Er is nog te veel frictie en te weinig openheid voor andere visies. We moeten leren om nog beter over onze meningsverschillen te praten. Maar als het gaat om verhoudingen tussen bevolkingsgroepen doet Amsterdam het beter dan wereldsteden als Londen, Brussel, Parijs en New York.’ MIDDEN OP HET PERRON Maar liefst vier keer zal Jacobs tijdens het interview zijn wens uitspreken dat zijn dochtertjes (1 en 3 jaar) veilig naar school kunnen. ‘Heeft u de joodse school weleens gezien?’, zegt hij. ‘Er staan een politiehuisje en een gepantserde marechausseewagen voor het gebouw. Daarnaast is er ook nog eigen bewaking. Mijn dochtertje en de andere kinderen zijn een potentieel doelwit. Als ik haar naar school breng, is dat geen fijn gevoel.’ Jacobs realiseert zich dat hij voor veiligheid op de overheid moet vertrouwen. ‘Ik vind het daarom nóg belangrijker om met joodse en islamitische gemeenschappen te spreken over de multiculturele samenleving.’ Jacobs zet zich in voor dialoog. Hij is betrokken bij gesprekken over de problemen en mogelijkheden van de stad. Het zijn ontmoetingen die tot herkenning leiden. ‘Ik vertelde onlangs tegen een Marokkaans-Nederlands meisje dat ik uit voorzorg, voor het geval iemand kwaad wil, op het perron van een station nooit dicht bij het spoor ga staan. Zij antwoordde dat zij het precies zo voelde. Toen zeiden we tegen elkaar: dan gaan wij gezellig samen midden op het perron staan.’

PRATEN MET VLUCHTELINGEN Jacobs begrijpt dat een deel van de joodse gemeenschap zich zorgen maakte over de vestiging van een noodopvang voor veelal islamitische vluchtelingen in Amstelveen nabij de zwaarbeveiligde joodse scholen. Zelf bezoekt hij regelmatig een asielzoekerscentrum. Hij tast wel eerst af of het veilig is. ‘Er staat altijd een scooter buiten klaar zodat ik snel weg kan rijden als het nodig is.’ In het azc spreekt hij vluchtelingen uit landen als Syrië en Irak over zaken als de waarde van democratie en gelijke rechten voor ieder, ongeacht ras of geaardheid. ‘Sommige vluchtelingen vertellen me dat ze zijn opgegroeid met het idee dat joden levensgevaarlijk zijn. Als ze horen dat ik rabbijn ben, vinden ze dat geweldig. Ik spreek met hen over het belang dat mensen zelfstandig moeten nadenken en niet de indoctrinatie moeten geloven waarmee ze zijn bestookt, want ik ben ervan overtuigd dat op die manier ook de problemen in het Midden-Oosten uiteindelijk kunnen worden opgelost. De strijd tegen discriminatie is wat ons verbindt.’ Bij alle zorgen die Jacobs ook heeft, ziet hij de vluchtelingen uit het Midden-Oosten met hun ‘warme karakter’ juist mooi passen bij de ‘koelere en afstandelijkere’ Nederlanders. En waar kan het samenleven beter dan in de open sfeer van de hoofdstad. ‘Amsterdam staat voor tolerantie. We moeten de vrijheid om verschillend te kunnen zijn koesteren. Ik hoop dat Amsterdam daar voor staat. Zoals een schilderij mooi is omdat het verschillende kleuren bevat.’

‘AMSTERDAM STAAT VOOR TOLERANTIE. DE VRIJHEID OM VERSCHILLEND TE KUNNEN ZIJN, DIE MOETEN WE KOESTEREN’ — Yanki Jacobs


Mina Ait Messaoud is allereerst moslim en vervolgens Amsterdammer. ‘De Vogelbuurt is mijn jeugd. Het is mijn thuishaven.’ Met hart en ziel zet zij zich als ‘sleutelfiguur’ in voor de ZIRA ROOZENDAAL wijk in Amsterdam Noord, (36)gewoond. waar ze altijd heeft ‘Met al die verschillende mensen en vele dialecten geeft de stad mij het gevoel van een multiculturele wereldstad.’

MINA ORVILLE AIT MESSAOUD BREEVELD

‘IK WIL ME INZETTEN VOOR VERBINDING’


42 - 43

‘MENSEN MOETEN ZICH MEER THUIS VOELEN EN BIJ ELKAAR KUNNEN AANBELLEN ZODAT DE BUURT NOG FIJNER WORDT’

Met groot enthousiasme bezingt Mina Ait Messaoud de ‘plek van liefde’ waar ze is opgegroeid: haar Vogelbuurt in Amsterdam Noord. ‘Het is mijn jeugd. Het is mijn thuishaven. Ik zal me niet snel associëren met een andere wijk, want dat is allemaal zo anders’, lacht Ait Messaoud. ‘Ik ben een echte Vogelbuurter. Ook al was het vroeger een verloederde wijk, het was veilig om er op te groeien en mensen lieten elkaar in hun waarde. Alleen was het helaas niet zo’n hechte gemeenschap zoals je elders hebt.’ Met hart en ziel, en graag ook met een flinke dosis humor, zet Ait Messaoud zich in voor haar wijk. Als ‘sleutelfiguur’ vormt ze een link tussen volwassenen, jongeren en de gemeente. Ze adviseert bewoners, docenten en leerlingen van scholen in de buurt over hoe ze het beste kunnen omgaan met problematische jongeren. Ook bespreekt ze hun zorgen over enkele jongeren die naar Syrië zijn vertrokken. ‘Eén jongen is er zelfs gesneuveld. Zijn dood was een enorme schok voor de buurt’, aldus Ait Messaoud. ‘Ook al hebben we nog geen goed antwoord op de vraag waarom jongeren radicaliseren, toch ben ik ervan overtuigd dat het bieden van een toekomstperspectief cruciaal is. Het gaat erom dat we de hang naar extremisme omzetten in ontwikkeling.’ Ait Messaoud bekijkt de zaken van de positieve kant. ‘Er zijn sinds kort nieuwe jongerenwerkers die zich echt op kansloze jongeren richten. Ze organiseren voetbalwedstrijden en weten grote groepen van de straat te houden zodat ze niet in de criminaliteit of radicale kringen terecht komen.’ Ook de islam kan ondersteuning bieden. ‘Ik geloof in theologische empowerment, waarbij religie een instrument voor ontwikkeling is.’ VASTENDAG Het interview vindt plaats op een drukke woensdagmiddag in filmmuseum Eye. Ait Messaoud bestelt niets te drinken in het grand café, want ze heeft een vastendag ingelast, buiten de ramadan om. ‘Ik zie het als een kleine opoffering aan mijn geloof’, legt ze uit. Ze draagt een grijze hoofddoek, ‘die houdt me enigszins nederig’, zegt ze. Haar witte blouse zit tot het bovenste knoopje dicht. ‘Ik probeer me naar islamitische normen te kleden. Maar ik ben niet heel strikt, want ik heb weer wel make-up op. Als het gaat over identiteit ben ik in


‘IK BEN BLIJ EN TROTS DAT MIJN OUDERS DE KEUZE HEBBEN GEMAAKT OM NAAR NEDERLAND TE KOMEN. ZE HEBBEN HET GEDAAN ZODAT WIJ ONS KONDEN ONTWIKKELEN’

44 - 45 eerste instantie moslim en dan Amsterdammer. Maar ik noem me nooit Nederlander. Ik ben er trots op dat ik kan zeggen dat ik moslim ben. Het geloof heb ik van huis uit meegekregen. Het geeft mij rust en troost. Het zet me met beide voeten op de grond. Als mij iets overkomt, kan ik terugvallen op Allah.’ SPELEN MET DE TAAL Naast haar inzet als sleutelfiguur in de buurt, heeft Ait Messaoud een baan als ondersteunend docent op een ROC. Verder zoekt ze voor zwaar dyslectische scholieren in het voortgezet onderwijs passend lesmateriaal, zodat zij de lessen Nederlands beter kunnen volgen. Tevens is ze ‘creatief content-maker.’ Webdevelopers huren haar in om teksten met ‘extra scherpte’, een twist of een beetje humor te maken. Laatst vroeg een opiniemaker haar hulp om een tekst meer pit te geven. Met plezier speelt Ait Messaoud met de taal. Het is dan ook haar droom schrijfster te worden. Ze heeft al haar eigen blog: Daily Mina, waar zij haar hoofdstedelijke trots niet onder stoelen of banken steekt. Ze houdt ook voordrachten die scherp en grappig tegelijk zijn. ‘Ik kom nu vrij rustig over, maar mensen noemen mij vaak “goed gebekt”. Net als Amsterdam’, lacht ze vrolijk. ‘Met al die verschillende mensen en vele dialecten geeft de stad mij het gevoel van een multiculturele wereldstad.’ Ze is tevreden over de gemeente, die over het algemeen naar de bewoners luistert, ook al kan het altijd beter. ‘Die voorgestelde stedenband met Tel Aviv, daar ben ik tegen. Elke moslim heeft een band met Palestijnen. We zien hun leed en willen iets voor Palestijnen betekenen.’ NIEUWE DIALOOG Ook schrok ze toen ze onlangs deelnam aan een dialoogtafel in de Vogelbuurt. ‘Het was de landelijke Dag van de Dialoog, maar de deelnemers waren vrijwel allemaal wit, terwijl onze Vogelbuurt niet wit is. Het thema was respect, maar het gesprek ging steeds meer over buitenlanders die zich niet zouden aanpassen. Ik stelde voor te kijken hoe we meer sociale cohesie kunnen bereiken. ‘Maar ik had het gevoel dat wat ik ook zei, het niks uitmaakte. Ik geloof er heilig in dat je ook onwetendheid met dialoog kunt bezweren, maar ik geloof er ook in dat

bepaalde stigma’s en vooroordelen niet de boventoon moeten voeren en met pensioen mogen gaan.’ Deze ervaring heeft Ait Messaoud geïnspireerd tot actie. ‘Het was voor mij aanleiding om een nieuwe dialoog op te starten die een duidelijke weerspiegeling is van de buurt en de mensen die er leven. Ik doe aan gedachte-uitwisseling op scholen. We maken gebruik van de Socratische methode, waarbij kinderen zich ongenuanceerd kunnen uiten over wat er in hun hoofd, thuis, op straat of in de wereld afspeelt. Het is erg ontwapenend. Ik wil me inzetten voor verbinding, want we moeten het toch samen doen. Het is mijn doel dat mensen zich meer thuis voelen en bij elkaar kunnen aanbellen zodat we een nog fijnere buurt krijgen.’ ‘ZE DEDEN HET VOOR ONS’ Haar ouders vormen Ait Messaouds grote voorbeeld. ‘Ik ben blij en trots dat ze de keuze hebben gemaakt om vanuit het zuiden van Marokko naar Nederland te komen. Ze hebben het gedaan voor ons, de kinderen, zodat wij ons konden ontwikkelen’, zegt ze met een stralend gezicht. ‘Ik heb het geluk uit een gezin te komen waar veel werd gepraat. Mijn ouders hadden tien kinderen, die het allemaal goed doen. Niemand is op een verkeerd spoor terecht gekomen.’ Haar vader overleed toen Ait Messaoud 14 jaar was. Hij was betrokken bij de moskee en de islamitische gemeenschap. Ook haar moeder, die in 2012 is gestorven, zette zich voor de medemens in. Ze is een blijvende inspiratiebron voor Ait Messaoud: ‘Ze was analfabeet en had een groot gezin, maar was actief op school en in de buurt. Waarom zou ik het dan niet kunnen? Ik ben geschoold en heb nog geen kinderen.’ Ait Messaoud heeft Eye niet zozeer om het prachtige gebouw als plek voor het interview uitgekozen, maar vooral als herinnering aan haar moeder. ‘Ze wandelde met haar kinderen naar deze plek, waar toen nog een grasveld was. We liepen tot het water. Ze vertelde over het leven. Ze filosofeerde. Ze zong. Ik kom nog altijd naar het dijkje dat je buiten ziet liggen om na te denken. Dat is voor mij de ultieme rust.’

— Mina Ait Messaoud


Joden en moslims begrijpen elkaar veel beter dan nietgelovige mensen denken, stelt stand-up comedian, schrijver en tv-persoonlijkheid Raoul Heertje. In 2007 opende hij het Ramadan Festival in het vertrouwen dat hij kon zeggen wat hij vond dat er gezegd moest worden.‘Dat is namelijk een teken dat je elkaar serieus neemt.Veel mensen worden kwaad als ze niet serieus worden genomen.’

RAOUL HEERTJE

‘ALS JE ELKAAR VERTROUWT, KUN JE ALLES ZEGGEN’


48 - 49

‘ALS JE ZEGT: SCHAF AL DIE RELIGIES MAAR AF, DAN GOOI JE OOK ALLEMAAL MOOIE DINGEN WEG’

‘Ik weet nog hoe ik begon toen ik het Ramadan Festival opende in het Muziekgebouw aan ’t IJ’, vertelt Raoul Heertje. ‘Ik zei dat ik mijn moeder had verteld wat ik ging doen en dat zij had geantwoord: “Zou je dat nou wel doen als joodse jongen voor een zaal met 800 moslims die niet gegeten hebben?” Dus ik heb meteen heel duidelijk gemaakt dat ik joods ben, maar ook dat ik – en dat had ik ook echt niet – geen millimeter angst had dat er iets zou gebeuren.’ Het gaat bij dit soort dingen om vertrouwen’, stelt Heertje. ‘Als ik met jou praat vanuit het vertrouwen dat je mij niet omver gaat schoppen dan kan ik ook wel wat zeggen. Dat had ik op die avond ook. De lol van zulke gelegenheden is juist dat je de dingen zegt waarvan je vindt dat die gezegd moeten worden. Want dat is juist ook een teken van vertrouwen. Dan voelt de ander zich serieus genomen. Veel mensen worden kwaad als ze niet serieus genomen worden.’ De feestelijke opening van het Ramadan Festival wekte bij Heertje een gevoel van herkenning op. ‘Ik kon echt invoelen wat de aanwezigen daar met elkaar beleefden, wat zij tijdens de Ramadan met elkaar ervoeren. Dat is meer dan een religieuze ervaring, maar heeft vooral ook te maken met traditie en je deel voelen van een cultuur. Niet alleen in Nederland, maar in de hele wereld. Ramadan is echt een familieding. Ik denk dat ik het daarom ook zo prettig vond. De mensen die daar zitten hebben dat als klein kind meegemaakt en die geven dat weer door aan hun kinderen. Dat is mooi.’ WEDERZIJDS BEGRIP De vele overeenkomsten tussen de joodse en islamitische geloven en tradities zorgen voor wederzijds begrip, merkt Heertje. ‘Als niet-gelovige jood begrijp ik heel goed dat er ook heel veel mensen zijn die de Koran niet eens kennen en niet naar de moskee gaan, maar zich wel aan de ramadan houden. Ongelovige mensen, waarvan er vrij veel zijn in Nederland, die begrijpen dat niet. Ik wel, omdat ik ook niet in God geloof en ook niet naar de synagoge ga, maar bijvoorbeeld op Grote Verzoendag wel naar mijn ouders toe ga. ‘Wat dat betreft begrijpen joodse en islamitische Amsterdammers elkaar veel beter dan seculiere Amsterdammers. Het wordt de laatste jaren misschien


50 - 51 een beetje verstoord, maar in principe begrijpen we elkaar. Je weet van elkaar hoe dat zit met gezin en traditie, dat je dingen niet doet omdat je ouders je dat zo geleerd hebben. Ik eet geen varkensvlees. Dat doe ik echt niet omdat ik bang ben dat ik op mijn kop krijg van God. Ik doe het uit een soort respect voor waar ik vandaan kom. Dat kennen moslim-Amsterdammers net zo.’ Allerlei op het eerste oog religieuze uitingen, die in de samenleving wisselende reacties opwekken, moeten we in dit licht bekijken, vindt Heertje. ‘Neem het hoofddoekje. Ik begrijp dat het dragen daarvan voor een heleboel mensen allemaal andere redenen heeft dan strikt religieuze. Traditie speelt daarin een grote rol. Ik snap wel dat groepsdruk daar ook in meespeelt – dat is bij joden ook zo –, maar dat is heel wat anders dan dat je handelt naar de letter van de Torah of de Koran.’ KROEPOEK ‘Ik ben opgevoed met een paar gebruiken, zoals de belangrijke feestdagen en een paar dingen niet eten. Met dat eten zijn mijn ouders nooit heel streng geweest. Wat zo leuk is van geloven, is dat je er zelf wat van maakt. ‘Het vreemde is dat op een zeker moment mensen zijn gaan roepen: ja maar mijn regels zijn de goede regels, terwijl je allemaal keuzes maakt. Wij aten thuis bijvoorbeeld altijd kroepoek. Je mag geen garnalen eten, maar wij aten kroepoek. Ik denk omdat mijn ouders nooit wisten dat dat van garnalen was gemaakt. Maar daar zijn we niet mee gestopt toen we dat eenmaal wel wisten. Een ander zegt misschien: Wat zijn jullie een stelletje hypocrieten. Maar zo ben ik opgegroeid, waarbij ik de gebruiken op een of andere manier toch mooi vond. Die gebruiken hebben ook allemaal functies die veel verder gaan dan iets met God. Alle kritiek daarop vind ik heel vervelend. Want als je zegt: schaf al die religies maar af, dan gooi je ook allemaal mooie dingen weg die niet per se met God of geloof te maken hebben. ‘Maar ik heb ook niks met mensen die hun hele leven inrichten volgens wat zij denken of wat iemand tegen hen roept over wat God wil. Daar heb ik helemaal niks mee en dat is in sommige gevallen ook gevaarlijk. Maar daarvoor ga ik dan de schuld niet leggen bij dat geloof. Dat ligt toch echt aan die mensen en aan hun omgeving.’

LANGE TENEN ‘De Britse schrijfster Karen Armstrong schreef dat de kern van alle geloven is: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Zo simpel is het. Het is gewoon niet lief om iets te doen wat een ander pijn doet. Wat er nu gebeurt is dat sommige mensen heel doelbewust dingen zeggen en doen die anderen pijn doen, onder het mom van: daar moet je maar tegen kunnen. Ik heb daar niks mee. Als je dat doet ben je gewoon een klootzak. Aan de andere kant zijn er ook wel veel mensen met hele lange tenen. Je kunt niet met alle gevoeligheden rekening houden. Maar het gaat erom met welke intentie je iets doet. Een grap over Jezus of de profeet doet mij niks. Maar als het over de Tweede Wereldoorlog gaat, ben ik heel gevoelig. Dus ik neem aan dat de pijn en de kwaadheid die ik voel als iemand een grap maakt over Anne Frank, wat iedereen mag doen, waarschijnlijk dezelfde zijn die anderen voelen als ik een grap maak over Jezus of de profeet. Dat betekent niet dat die grappen niet meer moeten worden gemaakt. Alleen ik moet mij wel realiseren dat het nogal hypocriet is dat ik mijn lijstje lange tenen heb en jou niet gun dat jij ook je gevoeligheden hebt. En dat is volgens mij waar het aan schort. Als we met elkaar willen leven, moeten wij niet een lijst van verboden opstellen. Maar we moeten wel op zijn minst begrip hebben voor de gevoeligheden van de ander. ‘Dat heeft allemaal te maken met vertrouwen. En daarom denk ik dat het zo belangrijk is om met elkaar in gesprek te blijven. Niet zozeer om wat je letterlijk zegt, maar om elkaar beter te leren kennen en aan te voelen of je elkaar kunt vertrouwen.’

‘DE KERN VAN ALLE GELOVEN IS: WAT GIJ NIET WILT DAT U GESCHIEDT, DOE DAT OOK EEN ANDER NIET. HET IS GEWOON NIET LIEF OM EEN ANDER PIJN TE DOEN’ — Raoul Heertje


52 - 53

ISMAEL

BEN

HAITEM

IRITH

YV

VIER JONGE AMSTERDAMMERS OVER GELOVEN EN LEVEN IN AMSTERDAM


54 - 55

54 - 55

‘Ik zie wel veel overeenkomsten’, zegt Ismael, een van de vier jonge Amsterdammers – twee islamitisch, twee joods – die voor dit boek foto’s maakten waarin ze iets laten zien van hun geloof en hun leven in Amsterdam. Naar aanleiding van hun foto’s raakten zij met elkaar in gesprek over hoe zij omgaan met hun geloof en wat het voor hen betekent. De weergave van hun gesprek staat model voor wat het project Kinderen van A’dam wil bereiken en is bedoeld als inspiratie voor iedereen die

‘HET BELANGRIJKSTE IS, DAT WE ELKAAR DE RUIMTE GEVEN’ Twee scholieren,Yv Ferron en Haitem Yerrou, jongerenwerker Ismael El Maimouni en communicatiemedewerker Irith Halm kwamen twee avonden samen om de foto’s toe te lichten die ze voor dit boek maakten.Vanzelf raakten zij met elkaar in gesprek over hun achtergrond, hun cultuur, hun geloof en al snel merkten ze dat ze veel gemeen hebben met elkaar. Lees maar.

op vergelijkbare manier jongeren met verschillende achtergronden met elkaar in gesprek wil brengen. V.l.n.r.: Irith, Bas, Isamel, Yv, Ben Ahmed, Haitem

Yv: ‘Bij ons op school, als je een toets gaat maken of een SO, dan kun je in de bovenhoek van je blad drie letters schrijven en dat betekent “Met de hulp van God”. Ik doe dat niet. Een meisje bij mij in de klas wel. Maar het is niet zo dat ze hogere cijfers haalt.’ Haitem: ‘Wij schrijven het niet op, maar voordat je aan een toets begint, dan zeg je wel in jezelf: “Bismillah”. Dat betekent “In de naam van God”.’ Irith: ‘Wat grappig, dat is eigenlijk hetzelfde als “Be’ezrat Hasjem”– Met Gods hulp.’


Yv: ‘Maar dat kun je niet op een proefwerk zetten, want dat wordt een keer weggegooid en iets met de naam van Hasjem (God) erop mag je niet weggooien.’ Haitem: ‘Daarom schrijven wij het ook nooit op.’ Ismael: ‘Ik zie wel veel overeenkomsten. Wat ik doe tijdens mijn tentamens is dat ik vooraf een gebedje zeg in mezelf. De anderen beginnen meteen, maar ik niet. Ik zet mijn handen bij elkaar, alsof je een boek leest, en dan lees ik een paar verzen uit de Koran op, afsluitend met: “Moge Allah mij leiden om een voldoende te halen voor deze toets”. Dan veeg ik mijn gezicht af en dan pas begin ik. Veel later dan mijn medestudenten dus.’ Yv: ‘Je neemt een moment van rust. Ik herken dat wel. Als ik begin aan een eindexamen ga ik niet bidden, zoals sommige medeleerlingen wel doen – ik zit op een joodse school –, maar ik pak dan wel een moment van rust. Dan ga ik even stilzitten om me te concentreren.’ Ismael: ‘Precies. Je ziet mensen om je heen waar de adrenaline vanaf spat. Ik begin met een gebed. Ik wil niet zeggen dat ik alleen maar voldoendes haal…, maar het is toch een manier van zingeving.’ TWEE KEER GEBEDEN Yv: ‘Ik denk dat ik twee keer echt heb gebeden. De eerste keer was denk ik toen mijn opa op sterven lag. Toen had ik een moment dat ik niks in mijn hoofd had, behalve de gedachte dat ik even moest bidden, voor mezelf. Ja, dat was echt… het voelde helemaal niet als mezelf. Dat was echt voor de eerste keer. Het was heel vreemd, heel anders, maar wel rustgevend. Het was er gewoon uit.’ Irith: ‘Toen was hij nog niet overleden?’ Yv: ‘Nee.’ Irith: ‘Bij mij was het juist toen mijn opa net was overleden. Toen zijn wij midden in de woonkamer gebeden gaan zeggen, terwijl we dat echt nooit doen. Het was voor ons heel ongebruikelijk, maar dat zijn momenten dat je het gevoel krijgt: nu is het goed om te doen.’

'Er zijn momenten dat je het gevoel krijgt: nu is het goed om een gebed te zeggen’ — Irith

1 2 3 4 5 6 7 8 ——————————————— 1 De vader van Ismael in jellaba 2 Yv toont een joods gebedskleed of talliet 3, 4, 7 Ismael gebruikt zijn eigen gebedskleed om te bidden 5 In de synagoge is een keppeltje verplicht (foto: Irith)

VRIJDAGAVOND Ismael laat een foto zien van een geel, rijk gedecoreerd bord. Ismael: ‘Dit is een religieus-cultureel bord uit Marokko. Het is een schaal die we op vrijdag gebruiken om de couscous op te serveren. Als Marokkanen couscous eten is het meestal op vrijdagavond, met de hele familie.’

6 Haitem in traditioneel islamitisch gewaad 8 Ismaël's vader toont zijn tasbih (gebedssnoer)

56 - 57


58 - 59

‘Vrolijk samen eten met familie en vrienden, dat hebben moslims ook op de vrijdag’ — Ismael

1 2 3 4 5 ——————————————— 1 Speelgoed-versie van de ramshoorn waar traditioneel op wordt geblazen tijdens Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaar (foto: Irith) 2 Een vriendin van Irith steekt op

Yv: ‘Dat is bij ons ook. De sjabbat begint al op vrijdag en al mijn hele leven kom ik op vrijdagavond bij mijn opa en oma. Dan zei mij opa het vrijdagavondgebed en dan begonnen we pas met eten. Daar keek je de hele week naar uit. Sinds mijn opa dood is doe ik het gebed.’ Ismael: ‘Wat is dat, de sjabbat? Wat is dan gebruikelijk om te doen?’ Yv: ‘De sjabbat begint vrijdagavond bij zonsondergang. Dan steekt de vrouw in huis twee kaarsen aan en dan begint het echt. Oorspronkelijk is dat het begin van de rustdag waarop je niet mag “werken”, dus ook geen vuur maken. Dus zodra je die kaarsen hebt aangestoken, dan is het begonnen. Je eet met je familie en bij het gebed vooraf zet ik een keppeltje op. Standaard is dat de ouderen wijn drinken. En je eet challe, het gevlochten brood.’ Irith: ‘Na de maaltijd hoort nog een dankgebed, met gezang. Maar dat doet niet iedereen. Wij doen dat niet, maar wel de vrijdagavond met de kaarsen, de wijn en de challe. Dat is echt een traditie. Er komt een wit tafelkleed op tafel. Je maakt er wel echt een bijzondere avond van, met bepaalde gerechten die terugkomen, kippensoep bijvoorbeeld. Het is echt een verwelkoming van die sjabbat, die voor veel mensen het rustpunt is van de week. Ook door de liederen om zo’n rustdag te verwelkomen. Je hebt bewust tijd voor elkaar.’ Ismael: ‘Dat samenkomen met familie en vrienden en vrolijk samen eten, dat hebben wij ook op de vrijdag. Dan hebben we ook gesprekken en vertellen we elkaar verhalen. We zijn dan echt met elkaar.’ Irith: ‘Is er op de vrijdag nog een bepaalde dagindeling?’ Ismael: ‘Het tweede gebed is op vrijdag heel bijzonder. Dat doen we met zijn allen in de moskee. Dan is er ook een preek van drie kwartier. Dat is het belangrijkste gebed van de week.’

vrijdagavond de kaarsen aan voor de sjabbat 3 Islamitische hoofdbedekking (foto: Ismael) 4 De mezoeza is een kokertje met daarin een stukje perkament met een kort gebed dat bij joodse huizen op de deurposten wordt aangebracht (foto: Irith) 5 De schaal waarop bij Ismael thuis op vrijdag de couscous wordt geserveerd

HEILIGE SCHRIFT Haitem laat een foto zien van een Koran met allerlei in kleur aangebrachte markeringen. Haitem: ‘Dit is een Koran met in kleuren aanwijzingen hoe je het moet lezen.’ Irith: ‘Kun je het lezen, zelf?’ Haitem: ‘Nee, dat niet.’ Irith: ‘Maar wat zijn die kleuren dan?’ Haitem: ‘Die geven aan hoe je de tekst moet reciteren. Verschillende stromingen doen dat op verschillende manieren. Het geeft aan waar je de accenten moet leggen en waar de


toon hoger of lager ligt. En deze Koran helpt je daarbij. Waar je moet stoppen. Het is vooral bedoeld voor jongeren en bijnavolwassenen.’ Irith: ‘Grappig, want in de Torahrollen staan ook geen leestekens en zangtekens én geen klinkers. Daarom staat er in de synagoge soms iemand naast degene die het stuk tekst van die week voorleest, die met handgebaren aangeeft welke tonen moeten worden gebruikt. Dat is dus ook een ondersteuning bij het lezen van de Torah. Dat doet me hier een beetje aan denken.’ Ismael: ‘Maar kent zo iemand de tekst ook uit zijn hoofd of wordt de tekst echt voorgelezen?’ Irith: ‘Nee, het is een enorm lange tekst en om daar iedere week weer een deel uit voor te lezen, dat vergt zoveel oefening.’ Ismael: ‘De Koran is ook bizar veel, maar er zijn mensen die hem helemaal uit hun hoofd kennen. En niet alleen wat er letterlijk staat, maar ook de betekenis ervan en de verhalen erachter. Want je kan iets lezen en het letterlijk nemen, bijvoorbeeld dat jihad betekent dat je mensen moet vermoorden. Maar in de context betekent het iets heel anders, bijvoorbeeld dat je een innerlijke strijd tegen het kwaad moet voeren. Dat haalt zo iemand die de Koran helemaal kent en begrijpt eruit. Dat is heel moeilijk, maar er zijn mensen die drie, vier, vijf jaar lang naar Saoedi-Arabië gaan om te studeren. En er zijn ook wel wonderkinderen die de Koran van baby af aan hebben meegekregen. Heel bijzonder is dat.’ Irith: ‘In het Jodendom is het niet belangrijk dat je de tekst uit je hoofd kent, maar wel dat je bewust bent van wat je leest. Het is als voorganger in de dienst belangrijk dat je het gedeelte van de Torah kunt voorlezen. Dat kan lang niet iedereen. En degene die ernaast staat en de zangtekens aangeeft, die kan soms ook wel eens iets verbeteren, want het is vooral belangrijk dat de woorden juist worden uitgesproken.’ Ismael: ‘Bij ons zou er wel iets verkeerd zijn als de imam die voorgaat in het gebed verbeterd zou moeten worden. Daarom moet hij het wel uit zijn hoofd te kennen.’

‘Zo'n Koran met kleuren is vooral bedoeld voor jongeren en bijna-volwassenen. Het helpt je bij het lezen’ — Haitem

1 2 3 4 5 6 7 ——————————————— 1 Een vriendin van Irith leest uit een gebedenboek 2 Familie van Haitem thuis in gebed 3 De Koran van Haitem met aanwijzingen in kleur voor hoe je de tekst moet lezen 4 Besnijdenis bij een joodse familie (foto Irith) 5 Interieur van de moskee bij Haitem in

KOSJER EN HALAL Yv maakte een week lang elke dag een foto van wat hij die avond te eten had, juist om te laten zien dat daar eigenlijk niets bijzonders aan is. Yv: ‘Op vrijdag, bij mijn oma, eten we traditionele gerechten, maar de rest van de week eet ik gewoon zoals elke jongen. Vaak Aziatisch of pasta of een hamburger. Ik eet alleen geen

de buurt 6 Yv fotografeerde in zijn eigen buurt de synagoge in de Jacob Obrechtstraat 7 Interieur van de moskee waar Ismael vaak komt

60 - 61


62 - 63

‘Op vrijdag, bij mijn oma, eten we traditionele gerechten, maar de rest van de week eet ik gewoon zoals elke jongen’ — Yv

1 2 3 4 5 6 7 8 ——————————————— 1 Dadels zijn een vast onderdeel van de iftar-maaltijden tijdens de Ramadan 2 Tafel gedekt voor Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaar, met appels en honing (foto: Irith) 3 Theeservies bij Ismael thuis 4 Kosjere wijn ligt klaar voor een feestelijke gelegenheid (foto: Irith) 5 Voor vlees gaat Ismael bij voorkeur naar slagerij Kaddour op de Pampuslaan op IJburg 6 Bij bakkerij Van Schaik in Buitenveldert haalt Yv elke vrijdag een challe voor de sjabbat 7 Marokkaanse donuts of sfenj (foto: Ismael) 8 Een challe (foto: Yv)

varkensvlees. Maar er zijn ook kinderen in mijn klas die heel traditioneel joods eten.’ Ismael: ‘En hoe is dat bij jou, Irith.’ Irith: ‘Ook zoiets. Ik eet ook geen varkensvlees, überhaupt weinig vlees, geen schaal- en schelpdieren en ik probeer melk en vlees niet samen te eten. Een gradatie verder is dat je melk en vlees in je huishouding van elkaar scheidt, dat doen wij thuis in een bepaalde mate. Mensen die een strikt kosjere huishouding voeren hebben er zelfs aparte delen voor in de keuken.’ Yv: ‘Zelfs apart bestek.’ Irith: ‘Ja, en sommigen ook aparte vaatwassers en aparte aanrechtbladen. Ik vind het wel mooi dat ieder daar zijn eigen grens in kan trekken. Maar mijn dochter neemt soms vriendjes of vriendinnetjes mee naar huis die orthodoxer zijn en zich meer aan de kasjoetregels – de joodse spijswetten – houden. Ik zorg dat ik altijd wat kosjer brood en vlees in de vriezer heb. En soms geven andere ouders hun kinderen brood mee.’ Ismael: ‘Hoe gaat dat in het algemeen in de gemeenschap, als je iemand hebt die wel kosjer eet en iemand die dat niet doet? Maak je weleens mee dat dat wrijving oplevert of botst met elkaar of is dat geen probleem? Ik vraag het omdat het bij ons thuis wel gek zou zijn als als iemand niet halal zou eten. Voor onszelf dan. Want als jij bij ons op bezoek zou komen en je zou principieel bezwaar hebben tegen halal vlees, dan zorg ik dat er iets anders te eten is natuurlijk.’ Irith: ‘Gaat dat dan alleen om het vlees of is er meer?’ Ismael: ‘In principe is het alleen het vlees.’ Yv: ‘Op school heb ik een hele goeie vriend die uit Jemen komt en half-Arabisch, half- joods is. Nou ja, eigenlijk kun je dat niet zeggen, half-joods, want zijn moeder is joods en zijn vader is Arabisch. Het is grappig, want hij is veel orthodoxer dan ik en we hebben heel vaak discussies of iets nou wel of niet hoort. Hij vindt het wel een dingetje dat ik boter op mijn boterham smeer en pekelvlees eroverheen leg. Hij vindt eigenlijk dat dat niet kan.’ Irith: ‘Maar eet je dat dan voor zijn neus op?’ Yv: ‘Nee dat niet. Ik respecteer hem natuurlijk. Ik heb ook een islamitische vriend, die net als ik niet heel strenggelovig is, maar ook geen varkensvlees eet. We hebben een grapje dat we elkaar op de kop tikken als we toch in de buurt daarvan dreigen te komen. Maar heel soms heb je inderdaad wel dat mensen boos op je kunnen worden als je dit soort regels overtreedt.’ Irith: ‘Ik heb dat nooit ervaren. Ik heb vrienden die orthodoxer zijn en zich thuis aan de regels van de kasjroet houden en vaker


64 - 65

naar de synagoge gaan. Maar even goede vrienden, hoor. We spreken elkaar daar niet op aan. En als ze komen eten dan zorg ik voor kosjer eten. Daar houd ik dan wel rekening mee.’ Ismael: ‘Even voor mijn begrip: wat betekent kosjer vlees?’ Irith: ‘Dat wil zeggen: kosjer geslacht.’ Yv: ‘Het betekent dat het dier in een keer met een mes is geslacht, dus niet eerst verdoofd.’ Ismael: ‘Dat is net als bij ons. Ik heb inderdaad weleens gehoord dat wij moslims ook kosjer vlees mogen eten.’ DE KERN VAN HET GELOOF BLIJFT Ismael: ‘Als je vraagt of de islam hier in de Westerse samenleving langzamerhand zou kunnen veranderen, dan zeg ik dat de kern altijd hetzelfde zal blijven. Het kan natuurlijk wel dat dingen veranderen als die wrijving opleveren of als het botst, zodat we samen door een deur kunnen gaan. Maar je kunt niet zeggen we hebben vijf gebeden, doe er maar twee af, we gaan er voortaan maar drie doen.’ Yv: ‘Wat ik denk is dat het christelijk geloof heel erg is afgezwakt door de hervorming en de splitsing in twee kerken. Joden leven al heel lang in Europa en in de westerse samenleving, waardoor er zo’n grote liberaal joodse stroming is en het ook zo gemengd is. Twee generaties terug in mijn familie waren ze veel strikter in hun geloof. Ik denk dat tot op een bepaald gebied het geloof als het ware kan afslijten, maar er zal toch altijd een deel in je blijven dat ernaar terug wil. Net als die vijf zuilen waar je het over had. Dat zal altijd bij je blijven, net zoals voor mij de vrijdagavond bij me zal blijven en ik ook weer aan mijn kinderen zal leren dat de vrijdagavond een avond is dat je met je familie bent.’ Ismael: ‘En ik zie dat echt niet als een probleem voor anderen. Uiteindelijk, in de kern ben je mens. Laten we dat niet vergeten. Dus jouw en mijn kinderen kunnen later prima omgaan met elkaar.’ Irith: ‘Maar je kunt niet ontkennen dat er ook wel gesloten gemeenschappen zijn.’ Ismael: ‘Ik geloof niet dat wij gesloten gemeenschappen zijn, maar ik denk wel dat het belangrijk is om te zorgen dat er ruimte is voor elkaar. Niet alleen ruimte om elkaar te kennen, maar ook ruimte om voor elkaars vrijheden te staan. En als we het over gastvrijheid hebben: als jij morgen naar Marokko gaat en je bent daar en je hebt geen slaapplek en geen eten, kijk maar wat er gebeurt. Ik weet zeker dat je je hele leven lang in Marokko kan rondlopen en zonder probleem kunt slapen, eten en drinken. Bij moslims.’

‘Ik denk wel dat het belangrijk is om te zorgen dat er ruimte is voor elkaar. Niet alleen ruimte om elkaar te kennen, maar ook ruimte om voor elkaars vrijheden te staan’ — Ismaël

Irith: ‘Ik denk inderdaad dat gastvrijheid in allebei de geloven heel hoog staat. Dat je de armen en de vreemden altijd te eten moet geven en in je huis moet laten. Maar ik denk ook wel dat er hier in Amsterdam het gevoel van een gesloten gemeenschap kan heersen voor mensen buiten onze beide geloven.’ Yv: ‘Ik snap wel wat je bedoelt. Ik was naar de begrafenis van een goede vriend van mijn vader. Daar waren ook allemaal mensen uit Israël bij. Allemaal joden en ik ben ook jood, maar ik voelde me totaal niet op hetzelfde level als zij. Maar het gaat erom of je je openstelt. Ik werd benaderd of ik een neefje was, terwijl ik de zoon van een vriend ben. Volgens mij, als je je er open voor stelt, is er geen probleem.’

Delfts blauwe klompjes op een Marokkaans kistje in de woonkamer bij Ismael thuis


66 - 67

‘SAMEN MAKEN WE DE STAD EEN BEETJE MOOIER’

‘IK WIL GRAAG IETS TERUGDOEN VOOR DE STAD’

‘IN AMSTERDAM KUN JE HELEMAAL JEZELF ZIJN’

‘IK VOEL MIJ MEER AMSTERDAMMER DAN WAT OOK’

Irith Halm (34) is communicatiemedewerker bij de Anne Frank Stichting.

Ismael El Maimouni (23) houdt niet van stilzitten. Hij studeert

Yv Ferron (16) zit in 5 Havo op de Joodse Scholengemeenschap

Haitem Yerrou (14) zit op het Orion college in Amsterdam Noord. Hij

Ze is getrouwd, moeder van twee kinderen en tijdens haar studietijd

Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool van

Maimonides. Hij woont zijn hele leven al in Amsterdam Zuid, waar hij

woont zijn hele leven al in Amsterdam, in Oost. Hij voelt zich heel erg

vanuit haar geboorteplaats Leiden naar Amsterdam verhuisd. Sinds 2012

Amsterdam en in zijn een na laatste jaar loopt hij stage bij

zich erg thuis voelt.Toch is de binnenstad zijn favoriete plek in de stad,

thuis in de stad.‘Ik voel mij meer een Amsterdammer dan wat dan ook’,

woont ze met haar gezin net over de grens in Amstelveen, vanwaar ze

Streetcornerwork in Amsterdam Zuid. ‘Als veldwerker en jeugdhulpverlener

omdat, zoals hij zegt, ‘ik daar kom met mijn vrienden en als ik uitga. Het

zegt hij. Ik vind Amsterdam een mooie stad. Ik heb vrienden en familie

naar haar werk in Amsterdam fietst. ‘Ik voel me een joodse Nederlander’,

help ik daar jongeren met kleine en grotere problemen en probeer ik

is er altijd gezellig, ook de toeristen.’ Dus sprak hij daar af met Haitem,

wonen in Amsterdam. Ik volg zwemtrainingen in Noord en doe aan

zegt Irith,‘meer nog dan een Nederlandse jood of joodse Amsterdammer.

ze een duwtje in de rug te geven. Daarnaast ben ik sportleider bij de

die ook aan dit boek meewerkte.Yv:‘Dat was erg leuk. We hebben wat

wedstrijdzwemmen in verschillende stadsdelen. Zo leer ik de stad steeds

Ik vind Amsterdam heerlijk, maar omdat ik er niet ben opgegroeid heb ik

Richard Krajicek Foundation. Op de playground Zaandammerplein

rondgelopen en gepraat over hoe ons leven eruitziet en wat we na school

meer kennen. Er is veel te zien en te doen in Amsterdam. Ik moet nog veel

dat echte Amsterdamse gevoel blijkbaar wat minder.’

organiseer ik wekelijks sportactiviteiten voor jongeren.Verder ben ik door

doen. Ik heb plekken laten zien waar ik uitga en we zijn naar de film

ontdekken van wat de stad mij te bieden heeft.’

Als een van haar favoriete plekken in de stad noemt Irith de Uilenburger-

Amsterdam aangewezen als sleutelfiguur radicalisering, waarvoor ik in

geweest, Batman vs Superman. Die wilden we allebei graag zien.’

Haitem’s favoriete plek in de stad ligt precies in het midden.‘De Dam is

sjoel, een redelijk verborgen synagoge vlak achter het Waterlooplein.‘Het

2013 een training heb gekregen van de gemeente. In die functie ben ik

Wat Yv zo bevalt aan Amsterdam is dat je er helemaal jezelf kunt zijn.

mijn favoriete plek. De stilstaande clowns en andere figuren daar, zoals

monumentale pand staat in de oude joodse buurt en stond tot vorig jaar

een schakel tussen de leefwereld van sommige mensen en de overheid.

‘Het is heel fijn dat het hier zo vrij is. Je kunt hier alles doen zolang je

Spiderman en De Hulk, vind ik geweldig om te zien. Het is een plek waar

te verpauperen. Sinds kort is het volledig gerestaureerd. Het laat op een

In mijn eigen buurt, Westerpark, heb ik ook een project georganiseerd

anderen er maar niet mee dwarszit. Je kunt bij wijze van spreken in een

fantasie en werkelijkheid bij elkaar komen.’

prachtige manier de wederopbouw van de joodse gemeenschap zien;

om jongeren te helpen bij het opstellen van een CVen het schrijven van

bananenpak door de stad rondlopen en behalve dat je misschien wordt

Niet verrassend dus dat Haitem en Yv juist op die plek elkaar

in de Uilenburgersjoel vindt nu een breed scala aan culturele en sociale

sollicitatiebrieven. Dat is een groot succes geworden, waardoor we het nu

nagekeken zal niemand je iets aandoen. Ik kan in deze stad ook joods zijn

fotografeerden voor dit boek.

activiteiten plaats: concerten, tentoonstellingen, boekpresentaties en

ook in Nieuw-West gaan doen.’ Ten slotte heeft Ismael samen met zijn

zonder dat ik word uitgescholden of aangevallen. Ik heb dat in ieder geval

‘Het was superleuk om met Yv op stap te gaan’, zegt Haitem.‘We

televisie-opnames. Er wordt weer getrouwd en gevierd, echt een plek voor

twee broers ook nog een taxionderneming.

nooit meegemaakt.’

gingen een rondje maken in de stad, we zijn naar de film Batman vs

feest en plezier, mooi om te zien!

Het is duidelijk: Ismaels hart ligt in Amsterdam.‘Ik loop stage in Zuid, ik

Spiderman gegaan. Ik ging met Yv als een gewone vriend, als mede-

‘Daarnaast geniet ik van mijn forens-fietstochtje door het Vondelpark. In

woon in Westerpark, als sleutelfiguur radicalisering ben ik vooral in Oost

Amsterdammer op stap. Dat hij joods is doet er voor mij niet toe, ik zie

de zomer is het er altijd gezellig druk, tijdens de wintermaanden meer

en Noord actief en met de taxi rijd ik veel door het centrum. Ik voel me

hem nu als een vriend. Maar hij is nu wel mijn eerste joodse vriend,

een oase in de alledaagse hectiek van de stad.’

echt Amsterdammer en wil graag wat terugdoen voor de stad.’

als je daarop zou letten.’

WAT IS JE WENS VOOR AMSTERDAM?

WAT WENS JE VOOR AMSTERDAM?

WAT IS JE WENS VOOR AMSTERDAM?

WAT IS JE WENS VOOR AMSTERDAM?

‘Ik wens Amsterdam en vooral de Amsterdammers

‘Amsterdam is heel divers en er is al veel dialoog tussen

‘Ik wens dat deze stad zo lang mogelijk blijft bestaan en dat

‘Ik wens dat iedereen in Amsterdam veilig kan samenwonen,

verdraagzaamheid toe. Samen maken we de stad een beetje

bevolkingsgroepen. Maar ik wens de stad een nog betere toekomst,

die nog groter zal worden zodat zoveel mogelijk mensen van

samen werken, samenleven en samen spelen.’

mooier. Het is fijn om te delen en het geluk de ander ook te gunnen.

zodat haar allure en de leefbaarheid behouden blijven’

Amsterdam kunnen genieten.’

Probeer niet altijd te willen nemen, geven is vaak veel mooier.’


Een chamsa beschermt tegen ongeluk en wordt in de joodse traditie ook wel

Colofon

Handje van Mirjam genoemd, naar de zuster van Mozes en Aäron

Kinderen van A’dam komt voort uit gesprekken tussen Amsterdamse moslims en joden op uitnodiging van burgemeester Eberhard van der Laan in zijn ambtswoning. Projectleiding: Ben Ahmed Yerrou met medewerking van Sauci Bosner en Fred van Dijk Begeleiding gemeente Amsterdam: Frederique Windhorst Redactie: Bas van Lier Teksten: Bas van Lier en Tjitske Lingsma (interviews Zira Roozendaal, Mina Ait Messaoud,Yanki Jacobs) Design /Art Direction: Studio Jacques Koeweiden Vormgeving: Karin Janssen Design Kinderen van A’dam is mogelijk gemaakt door de Gemeente Amsterdam. © 2016, de makers /Gemeente Amsterdam De makers en de Gemeente Amsterdam stellen het op prijs als de inhoud van dit boek met zoveel mogelijk mensen wordt gedeeld. Daarom mag alles in dit boek worden gedeeld, gekopieerd en verspreid zolang dat gebeurt met een duidelijke bronvermelding en zonder dat de inhoud uit zijn context wordt gehaald.

www.kinderenvanadam.amsterdam


‘AMSTERDAM STAAT VOOR TOLERANTIE. DE VRIJHEID OM VERSCHILLEND TE KUNNEN ZIJN, DIE MOETEN WE KOESTEREN’


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.