Blik op de toekomst (2015)

Page 1

Blik op de toekomst EEN ONDERZOEK NAAR DE TAAK VAN OPLEIDINGEN VOOR EEN GOEDE AANSLUITING VAN HET HOGER ONDERWIJS OP DE ARBEIDSMARKT/MAATSCHAPPIJ

April | 2015


Blik op de toekomst| 2015

2


Samenvatting Een opleiding is macrodoelmatig als het curriculum wordt aangepast aan de behoefte van deelnemers, de maatschappij en de arbeidsmarkt. Het waarborgen van een macrodoelmatig onderwijsaanbod is een uitdaging die van de opleidingen permanente een constante focus vereist. Door middel van het verspreiden van enquĂŞtes onder vooraf geselecteerde opleidingen uit het hbo en wo en interviews met alumni van de desbetreffende opleidingen heeft het ISO het student- en opleidersperspectief in dit onderzoek geanalyseerd. Het ISO concludeert dat er al veel wordt gedaan op het gebied van macrodoelmatigheid binnen opleidingen maar dat er nog ruimte is voor verbeteringen. Daarom doen wij de volgende aanbevelingen om de aansluiting tussen het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt/maatschappij te optimaliseren: -

-

-

-

-

-

De voorlichting over baankansen voor en tijdens de studie dient te worden uitgebreid en verbeterd: opleidingen dienen een realistisch beeld te geven van de baankansen om onrealistische verwachtingen te voorkomen. Differentiatie in universitaire bachelor om aansluiting op de arbeidsmarkt mogelijk te maken: in de huidige situatie biedt een wo-bachelor weinig kansen op de arbeidsmarkt, door differentiatie kan een wo-bachelor zowel de functie van startkwalificatie voor de arbeidsmarkt als voorbereiding voor een master dienen. Benut alumni voor het verbeteren van de opleiding: uit het onderzoek bleek dat veel alumni bereidwillig waren om meer input te leveren voor het verbeteren van het curriculum van de opleiding. Dit is een kans die opleidingen moeten benutten. Opleidingen moeten regelmatig onderzoek doen op het gebied van macrodoelmatigheid: om tegen de snel veranderende arbeidsmarkt bestendig te zijn moeten opleidingen regelmatig de aansluiting van de opleiding met de arbeidsmarkt/maatschappij evalueren. Opleidingen moeten zorgen voor een groter bewustzijn bij studenten over welke vaardigheden en kennis zij beschikken door het volgen van de desbetreffende opleiding: wanneer dit bewustzijn wordt gecreĂŤerd kunnen afgestudeerden zich beter onderscheiden en profileren op de arbeidsmarkt. Studenten moeten tijdens de opleiding meer in contact komen met het werkveld en alumni: de alumni gaven in het onderzoek unaniem aan dat ze contact met het werkveld als een verrijking of zelfs als een onmisbaar element van het curriculum zagen.

Blik op de toekomst| 2015

3


Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 3 Aanleiding ................................................................................................................................................ 5 Methoden ................................................................................................................................................ 7 Resultaten ............................................................................................................................................... 8 Duur voor vinden van een baan ..................................................................................................... 8 Wo-bachelor als startkwalificatie ................................................................................................... 9 Activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid ..................................................................... 10 Voorlichting .................................................................................................................................. 12 Contact tussen opleiding en alumni ............................................................................................. 13 Contact tussen de opleiding en werkveld..................................................................................... 13 Onderzoek macrodoelmatigheid opleidingen .............................................................................. 14 Aandacht voor rol in de maatschappij in de opleiding ................................................................. 15 Belangrijkste factor voor goede aansluiting arbeidsmarkt........................................................... 15 Voldoende aandacht voor macrodoelmatigheid .......................................................................... 16 Discussie & conclusie............................................................................................................................. 17 Wo-bachelor als startkwalificatie ................................................................................................. 17 Activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid ..................................................................... 19 Voorlichting .................................................................................................................................. 20 Contact tussen opleiding en alumni ............................................................................................. 21 Contact tussen opleiding en werkveld ......................................................................................... 21 Onderzoek macrodoelmatigheid bij opleidingen ......................................................................... 22 Belangrijkste factor voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt ......................................... 23 Aanbevelingen ....................................................................................................................................... 24 Bijlage I: EnquĂŞte opleidingsdirecteuren .............................................................................................. 26 Bijlage II: Interviewprotocol alumni ...................................................................................................... 33

Blik op de toekomst| 2015

4


Aanleiding Sinds 2004 moet een nieuwe opleiding eerst een macrodoelmatigheidstoets van de Commissie Doelmatig Hoger Onderwijs (CDHO) afleggen voordat de opleiding mag starten1. Dat is al een hele voortuitgang met de oorspronkelijke situatie; in ieder geval wordt er voor het starten van een nieuwe opleiding gekeken naar macrodoelmatigheid. Maar hoe wordt er binnen een bestaande opleiding gewaarborgd dat deze opleiding macrodoelmatig is, vooral wanneer het baanperspectief van starters verslechtert, zoals we in het huidige economische klimaat helaas nog aan den lijve ondervinden. Zo stelt de keuzegids 20152 van het Centrum Hoger Onderwijs Informatie (C.H.O.I.) dat de meerderheid van de universitaire afgestudeerden de eerstkomende jaren matige tot slechte kansen op passend werk hebben. Naast conjunctuurmatige werkloosheid is er ook sprake van slechte aansluiting van een meer structurele aard. In een rapport van de Onderwijsraad3 wordt als voorbeeld van een probleem van structurele aard de versnippering van het onderwijsaanbod genoemd; bij versnippering gaat het om kleine opleidingen die op meerdere plekken worden aangeboden. Deze versnippering brengt risico’s met zich mee voor de kwaliteit van opleidingen en de aansluiting op de arbeidsmarkt4. Deze versnippering vindt vooral plaats in het hoger beroepsonderwijs, waar het opleidingsaanbod meer dan 900 bacheloropleidingen5 omvat. Zo ontstaat een overvloed aan keuzes voor de aankomende student. Een ander nadeel van dit grote aanbod is dat iedere instelling een andere titel geeft aan dezelfde opleiding waardoor het onduidelijk is voor studenten en werkgevers wat de opleiding precies inhoudt. Dit heeft een slechtere aansluiting op de arbeidsmarkt als gevolg en daarom pleit de Wet Kwaliteit in Verscheidenheid hoger onderwijs ook voor een betere herkenbaarheid van opleidingen; vergelijkbare opleidingen dienen dezelfde soort naam te krijgen.6 Er wordt dus in het hoger onderwijsveld wel aandacht besteed aan het optimaliseren van een macrodoelmatig onderwijsaanbod. Maar deze aandacht is niet van structurele aard en vindt vaak plaats op abstract beleidsmatig niveau. Wat er precies op het niveau van de individuele opleidingen plaatsvindt, is onduidelijk. Alleen nieuwe opleidingen worden eenmalig op macrodoelmatigheid getoetst maar daarna zijn periodieke evaluaties met betrekking tot dit onderwerp geen vereiste. Opleidingen met minimale aandacht voor de aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij worden hier niet voor op de vingers getikt. Dat hoewel we tegenwoordig te maken hebben met een snel veranderende arbeidsmarkt, druk vanuit de overheid voor effectiever onderwijs en de wil om te groeien als een kenniseconomie met daarbij de groeiende vraag naar hoogopgeleide werknemers. De maatschappij is continu aan verandering onderhevig. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) is daarom van mening dat de ogen gericht moeten zijn op de toekomst, immers zullen de huidige studenten pas over een (aantal) jaar de arbeidsmarkt opstromen. Zij zullen wellicht beroepen gaan uitoefenen die nu nog niet bestaan. Het is dan ook in ieders beste belang, in het belang van de studenten, arbeidsmarkt en de maatschappij, als de opleiding de blik op de toekomst werpt bij het vormen en aanpassen van het curriculum. Alleen dan kan macrodoelmatigheid gewaarborgd worden. Daarom heeft het ISO onderzoek gedaan naar de aansluiting tussen opleidingen en de maatschappij / arbeidsmarkt en wat opleidingen7 doen om een goede aansluiting te waarborgen. De vraag waartoe studenten worden opgeleid gaat eigenlijk vooraf aan het standpunt dat een opleiding inneemt met betrekking tot macrodoelmatigheid. Leidt een academische studie studenten 1

Van 2004 tot 2008 werd de macrodoelmatigheidstoets nog afgenomen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sinds 2008 is de Commissie Doelmatig Hoger Onderwijs (CDHO) hiermee belast. 2 Via: www.keuzegids.org 3 Advies Zicht op macrodoelmatig onderwijsaanbod van de Onderwijsraad, juni 2012 4 Citaat uit Zicht op macrodoelmatig onderwijsaanbod van de Onderwijsraad 5 Totaal aantal bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs per oktober 2013, bron 1cijferHO 6 Zie ook: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hoger-onderwijs/aanbod-opleidingen-hoger-onderwijs 7 In dit onderzoek is alleen het bekostigd hoger onderwijs analyseert, de private sector is niet meegenomen

Blik op de toekomst| 2015

5


op tot een goede wetenschapper? Wil de opleiding studenten afleveren die na de studie meteen klaar zijn voor de arbeidsmarkt? En is een studie niet verplicht om een student op te leiden voor een rol in de maatschappij? Wat is anders de waarde van de opleiding als je niets kan met de kennis die je hebt vergaard. Een interessante discussie die de fundamentele beweegredenen van opleiders aan de kaak stelt. Voortbouwend op de notitie Aan de slag van het ISO zijn we met dit onderzoek van start gegaan. In de notitie Aan de slag is het onderwerp macrodoelmatigheid geanalyseerd vanuit het perspectief van het werkveld. In dit onderzoek hebben we gekozen om de twee andere perspectieven te belichten; de opleidingen en de alumni. Met de keuze voor deze perspectieven in dit onderzoek hebben we in de twee onderzoeken samen de standpunten van de drie belangrijkste partijen verzameld. Voor het onderzoek is het van belang dat we een duidelijke definitie van macrodoelmatigheid bepalen. Gebaseerd op de definitie die de publicatie Zicht op macrodoelmatig opleidingsaanbod van de Onderwijsraad8 hanteert, hebben wij de volgende definitie geformuleerd: een opleiding is macrodoelmatig als het curriculum aangepast wordt aan de behoefte van de deelnemers, maatschappij en arbeidsmarkt. Het doel hiervan is dat een goede aansluiting met de maatschappij/arbeidsmarkt wordt gewaarborgd. Met deze kijk op het onderwerp is dit rapport geschreven.

8

Advies Zicht op een macrodoelmatig opleidingsaanbod van de Onderwijsraad, pagina 10.

Blik op de toekomst| 2015

6


Methoden Voor dit onderzoek hebben we twee verschillende partijen benaderd; de opleidingsdirecteuren en de alumni van de desbetreffende opleidingen. Het onderzoek is daarom ook opgedeeld in twee onderdelen: 1. De enquêtes naar (eind)verantwoordelijken voor de onderwijsprogramma´s van de opleidingen; 2. De interviews met de alumni van de opleidingen. Deel 1 Zoals vermeld in de aanleiding kijken we in dit onderzoek voornamelijk naar macrodoelmatigheid op het niveau van een individuele opleiding. Daarom hebben we voor het eerste gedeelte (eind)verantwoordelijken voor de onderwijsprogramma’s van opleidingen benaderd of zij een enquête zouden willen invullen over de macrodoelmatigheid van hun onderwijsprogramma’s (zie bijlage I). Deze groep hebben we geschaard onder de term opleidingsdirecteuren. Dit betekent echter niet dat iedereen die wij hebben benaderd ook daadwerkelijk de functie opleidingsdirecteur bekleedt, maar dat iedereen die de enquête heeft ingevuld verantwoordelijkheid draagt voor het onderwijsaanbod van de desbetreffende opleiding waar hij/zij werkzaam is. Bij het benaderen van opleidingsdirecteuren om de enquête in te vullen is een evenwichtige verdeling tussen hbo-bachelor, wo-bachelor en wo-master gemaakt. Ook is er geselecteerd op de verschillende domeinen (alfa, bèta en gamma). Daarnaast is ook getracht zoveel mogelijk verschillende instellingen te benaderen voor een goede landelijke spreiding. Omdat deel twee van het onderzoek uit interviews met alumni van deze opleiding bestaat, speelde de vindbaarheid van deze alumni ook een rol in de keuze voor een bepaalde opleiding. Opleidingen zijn niet geselecteerd op specifieke kenmerken met betrekking tot macrodoelmatigheid. Deel 2 Voor het tweede deel van het onderzoek gingen we in gesprek met alumni. We hebben gesproken met alumni die een opleiding hebben afgerond waarvan wij een ingevulde enquête hebben ontvangen. Ook hier is wederom een goed evenwicht tussen hbo-bachelor, wo-bachelor, wo-master en alfa, bèta en gamma. Voor de interviews is van tevoren een interviewprotocol opgesteld en ieder interview is aan de hand van dit protocol afgenomen (zie bijlage II).

Blik op de toekomst| 2015

7


Resultaten

Duur voor vinden van een baan

Aantal opleidingen

In dit hoofdstuk worden de resultaten geanalyseerd. We doen dit per thema. Deze thema’s zijn gebaseerd op vragen uit de enquêtes, terugkerende thema’s in de interviews of opvallende uitkomsten. Uiteindelijk hebben 28 opleidingsdirecteuren de enquête ingevuld. Van de 28 ingevulde enquêtes zijn er tien ingevuld door opleidingsdirecteuren van een hbo-bachelor, acht voor een wo-bachelor opleiding en tien voor een wo-master opleiding. Daarnaast zijn er achttien interviews afgenomen, gelijkmatig verdeeld over de verschillende opleidingsniveaus (zes interviews per niveau). 6 5 4 3 2 1 0

Aantal opleiding

De opleidingsdirecteuren hebben aangegeven hoe snel studenten na het afronden van hun studie gemiddeld een baan vinden (grafiek 1). Daarnaast is er gevraagd hoeveel van deze studenten ook wo-master daadwerkelijk werk heeft gevonden in het hbo-bachelor domein waarin ze zijn afgestudeerd (grafiek 2). De gegevens van wo-bachelor opleidingen zijn in deze grafieken niet meegenomen Gemiddelde duur voordat afgestudeerden een aangezien de opleidingsdirecteuren baan vinden aangeven dat deze gegevens vaak niet aanwezig zijn. We zien duidelijke verschillen tussen de Grafiek 1: Het verschil tussen hbo-bachelor en wo-master wo-master en de hbo-bachelor. Uit de opleidingen in de gemiddelde duur voordat afgestudeerde enquêtes blijkt dat de masterstudent een baan vinden. 7 gemiddeld in zeven maanden aan een 6 baan komt9. De hbo-student komt 5 gemiddeld in anderhalf jaar aan een 4 10 baan . 3 Zoals u kunt vinden in bijlage II is ook aan 2 wo-master alle alumni gevraagd hoe snel zij aan een 1 0 baan kwamen en of zij een beeld konden hbo-bachelor geven van hun medestudenten. De master alumni gaven over het algemeen aan dat de schatting van de opleidingsdirecteur wel klopte. Van de zes alumni gaven er Percentage afgestudeerden dat werk vindt in het domein waarin ze zijn afgestudeerd twee wel aan dat het waarschijnlijk een positieve inschatting is. Redenen waarom zij verwachten dat afgestudeerden Grafiek 2: Het verschil tussen hbo-bachelor en wo master gemiddeld langer naar een baan zoeken opleidingen in het percentage afgestudeerden dat werk vindt waren het huidige economische klimaat of in het domein waarin ze zijn afgestudeerd. een krappe arbeidsmarkt in de sector specifiek. Dit baseerden ze op eigen ervaringen en verhalen van medestudenten. Van de hbo-alumni geeft één alumna aan dat de inschatting van de opleidingsdirecteur veel te positief is, omdat er te weinig werk is in de sector. Veel bekenden van haar zijn gaan doorstuderen omdat er nu geen baan te vinden is. De andere optie was om genoegen te nemen met een baan buiten de specifieke beroepsgroep die, zoals de alumna zelf stelde, 9

Som gemiddelde duur voordat afgestudeerde een baan vinden gedeeld door N (N=9). Zelfde berekening als de masterstudent

10

Blik op de toekomst| 2015

8


hoogstwaarschijnlijk onder niveau is. Daarentegen gaf een andere alumnus aan dat de inschatting van de opleidingsdirecteur, in dit geval twee jaar, naar zijn mening te ruim was. De rest van de hboalumni gaven aan dat de inschatting van de opleidingsdirecteur wel correct was of dat ze hier geen zicht op hadden.

Wo-bachelor als startkwalificatie Opvallend is dat maar één wo-bachelor opleidingsdirecteur (totaal = acht) heeft aangegeven dat de opleiding niet gezien kan worden als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Dit is als volgt onderbouwd: ‘’WO-studenten hebben in hun BSc geen stage zitten waardoor ze geen ervaring krijgen op de arbeidsmarkt, HBO studenten hebben deze ervaring wel (en een jaar extra studie) waardoor WO studenten met slechts een BSc de concurrentie met HBO studenten die een vergelijkbare bacheloropleiding hebben gedaan niet aan kunnen gaan.’’ We hebben in totaal twaalf alumni van de universiteit gesproken, waarvan maar één alumnus in de praktijk de bachelor als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt heeft ervaren. De andere elf zijn na hun bachelor een master gaan volgen. De meeste daarvan geven zelfs aan niet een keuzemoment te hebben gevoeld, het was niet meer dan logisch om na je bachelor een master te doen. Met veel alumni is de kwestie ‘wo-bachelor als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt’ uitgebreid besproken. Twee vragen die gesteld werden: ‘Waarom is de bachelor wel of geen startkwalificatie?’ en ‘Is het wenselijk dat een wo-bachelor een startkwalificatie wordt/is?’ Elf van de twaalf alumni die aangaven dat de wo-bachelor geen startkwalificatie is, hadden daar duidelijke redenen voor. Enkele onderbouwingen van deze alumni: -

-

-

In de bachelor was alleen ruimte voor theoretische kennis. Toepassing van kennis in het vakgebied en aandacht voor praktische vaardigheden kwamen pas in de master, hoewel deze aspecten juist heel belangrijk zijn voor een goede start op de eerste werkplek; De bachelor functioneert als basis voor de master; de bachelor is algemeen, verdieping vindt pas plaats in de master; Als je na de wo-bachelor de arbeidsmarkt opgaat dan verlies je het van de hboafgestudeerden want die zijn, over het algemeen, goedkoper en hebben meer praktijkervaring. De hbo-bachelor is meer één geheel; Er is geen vraag vanuit het werkveld naar wo-bachelor afgestudeerden.

Deze elf alumni hebben we ook gevraagd of zij het wenselijk achten dat de wo-bachelor een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt. Enkele antwoorden daarop: -

-

-

Om, in het algemeen, een wo-bachelor beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt zullen ze meer de vorm moeten aannemen van een hbo-bachelor: meer aandacht voor de praktijk, voor vaardigheden en competenties en de sector waartoe je wordt opgeleid. Dit zal de academische grondslag van de wo-bachelor aantasten; De tijd die gestoken wordt in het optimaliseren van een wo-bachelor als startkwalificatie gaat ten koste van het wo-niveau, drie jaar bachelor is volgens een alumnus al krap voor alle theoretische kennis die moet worden opgedaan; Nee, als een wo-bachelor macrodoelmatig wordt, dan wordt het een soort hbo+. Als je klaar wilt worden gestoomd voor een beroep dan past het hoger beroepsonderwijs beter bij jou.

Blik op de toekomst| 2015

9


Ondanks deze duidelijke boodschap van de elf alumni is er ook één alumna die haar bachelor wel als startkwalificatie heeft ervaren. Zij is ook de enige alumna die na de wo-bachelor de arbeidsmarkt op is gegaan en dit voelde voor haar als een logische geslaagde stap. Waarom was de bachelor volgens haar wél een startkwalificatie: -

-

-

Tijdens de bachelor krijgen studenten veel met het bedrijfsleven te maken, bijvoorbeeld door middel van casussen uit de praktijk, daardoor kan je een goed beeld krijgen van de bedrijven waar je wellicht later kan gaan werken; Er is veel aandacht voor algemene vaardigheden, ze noemt samenwerken, presenteren, analytisch denken. De alumna noemt dit misschien nog wel belangrijker voor de start op de eerste werkplek dan de theoretische kennis die ze heeft opgedaan; Er is een goede mogelijkheid tot het lopen van een stage in de bachelor en aandacht voor loopbaanoriëntatie; Het is een hele brede bacheloropleiding, die je aanleert om interdisciplinair te denken, daardoor ben je heel flexibel inzetbaar.

Activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid In de enquête hebben we de opleidingsdirecteuren gevraagd welke activiteiten de opleiding onderneemt en/of welke middelen worden ingezet ten behoeve van macrodoelmatigheid. Een tiental opties werd gegeven en de opleidingsdirecteuren konden aangeven of het op de opleiding van toepassing was. In de interviews is de alumni gevraagd of ze per activiteit/middel konden aangeven of ze zich dit konden herinneren en hoe ze dit hebben ervaren. Op deze werkwijze konden we een goede vergelijking maken tussen wat er in theorie zou moeten gebeuren en wat er in werkelijkheid gedaan wordt naar de perceptie van een student/alumnus. 12

Aantal opleidingen

10

8 hbo

6

wo-bachelor 4

wo-master

2

0 A

B

C

D

E

F

G

H

Activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid Grafiek 3: het aantal activiteiten dat opleidingen organiseren ten behoeve van macrodoelmatigheid. A = De opleiding helpt en begeleidt studenten bij het zoeken naar een geschikte stage B = De opleiding begeleidt studenten in de afrondingsfase van hun opleiding naar de arbeidsmarkt C = Er is aandacht voor algemene vaardigheden (voorbeelden zijn presenteren, schrijfvaardigheid,

Blik op de toekomst| 2015

10


samenwerken) D = Studenten worden begeleid in hun loopbaan oriëntatie E = De opleiding voert periodieke evaluaties van het curriculum uit ten behoeve van een betere aansluiting op de arbeidsmarkt/maatschappij F = Actualiteiten en huidige ontwikkelingen in de maatschappij krijgen een plek in het curriculum G = Nieuwe ontwikkelingen en recente publicaties uit het vakgebied worden toegepast in de lesstof van de opleiding H = Ontwikkelingen op het gebied van internationalisering en globalisering krijgen een plek in het curriculum

We zien in grafiek 3 dat de opleidingsdirecteuren vanuit het hbo in deze vraag aangeven het meest te doen wat betreft activiteiten en/of middelen ten behoeve van macrodoelmatigheid11. Opleidingsdirecteuren van wo-bachelor en wo-master opleidingen geven aan ongeveer evenveel activiteiten te ondernemen ten behoeve van macrodoelmatigheid. In veel gevallen bleek dat opleidingen aangeven meer activiteiten te ondernemen dan dat alumni hebben waargenomen. In grafiek 3 zien we dat zeven van de acht wo-bachelors aangeven dat ‘de opleiding studenten helpt en begeleidt bij het zoeken naar een geschikte stage’. Uit onze interviews met wo-bachelor alumni bleek dat maar één alumnus zich geholpen en begeleid voelde bij het zoeken naar een geschikte stage. Mocht de stage mogelijkheid in de wo-bachelor dus wel bestaan dan zijn studenten zich hier in ieder geval niet bewust van. Daarnaast geven vijf van de acht bacheloropleidingen aan dat studenten worden begeleid in hun loopbaanoriëntatie, één van de zes ondervraagde bachelor-alumni erkent dit. In het hbo is over het algemeen meer ruimte voor activiteiten als loopbaanoriëntatie, vaardigheden en de stage is een verplicht onderdeel. Dit zagen we ook terug in de antwoorden van alumni; vrijwel alle activiteiten die de opleidingsdirecteuren hadden aangegeven te doen werden door de alumni herkend en zijn destijds als positief ervaren. Vooral de stage-mogelijkheid was volgens de alumni een belangrijke factor voor het verbeteren van de aansluiting op de arbeidsmarkt, dit betekent echter ook dat bij de twee alumni waar de stage-mogelijkheid minder goed geregeld was, ze dit als grootste verbeterpunt hadden. Plek in het curriculum voor maar één stage werd bijvoorbeeld door een alumnus als onvoldoende mogelijkheid gezien om praktijkervaring op te doen. De andere alumnus was ontevreden omdat er te beperkte keuze was in de regio van de onderwijsinstelling. We zien in grafiek 3 duidelijk een verschil dat er op hbo-niveau meer aandacht is voor loopbaanoriëntatie dan op wo-niveau (bachelor en master). Het blijkt uit onze resultaten dat hbo-alumni deze aandacht voor loopbaanoriëntatie herkennen en als positief ervaren. Voorbeelden die alumni geven van hoe dit in de praktijk werd gebracht zijn: oriëntatie/snuffelstages, een vak als Persoonlijke Ontwikkeling en veel arbeidsmarktoriëntatiemogelijkheden tijdens de studie. Alle opleidingen geven aan dat er aandacht is voor algemene vaardigheden. Bijna elke alumnus beaamt dat, op enkele alumni na. Het lesgeven in en toetsen op algemene vaardigheden is een belangrijk aspect van de voorbereiding van studenten op arbeidsmarkt volgens alumni. Of de student gaat werken in de sector van de opleiding of niet: algemene 11

U moet bij het interpreteren van deze cijfers wel in het achterhoofd houden dat de enquête is ingevuld door minder wo bachelors (8 opleidingen) dan master en hbo-opleidingen (beide 10)

Blik op de toekomst| 2015

11


vaardigheden als samenwerken, presenteren en schrijfvaardigheden komen later op de werkvloer altijd van pas. Het is daarom opmerkelijk dat bij studies met een welbekende krappe arbeidsmarkt, waar gemiddeld gezien meer afgestudeerden een baan vinden buiten de sector, geen extra aandacht is voor algemene vaardigheden. Alumni van studies met een welbekende krappe arbeidsmarkt gaven zelf ook aan dat zij meer aandacht voor algemene vaardigheden en competenties als een verbetering van de studie zouden zien. Bovendien gold voor alle alumni dat zij het belang van algemene vaardigheden onderkenden. Velen (zeven van de achttien) gaven aan dat er ruimte was voor meer nadruk op vaardigheden, dit ging soms om technische of vakspecifieke vaardigheden en soms over juist hele algemene vaardigheden als bijvoorbeeld presenteren. De overige activiteiten als aandacht voor internationalisering, actualiteiten werden verworven in het onderwijs en recente publicaties worden toegepast in de lesstof werden over het algemeen door alumni herkend. Vele alumni gaven aan dat een plek voor actualiteit in het onderwijs sterk afhankelijk was van de docent, maar over het algemeen gingen opleidingen goed met hun tijd mee. Naast de multiple choice vraag die hierboven is geanalyseerd werd een open vraag aan de opleidingsdirecteuren gesteld welke activiteiten werden ondernomen. Een aantal antwoorden wordt hieronder opgesomd: -

Nauw contact met het werkveld via bijvoorbeeld een commissie; (Gast)docenten uit het werkveld; Externe opdrachtgevers bij projecten in onderwijs; Onderzoek onder werkgevers; Actueel houden van curriculum (met wat er gebeurt in het werkveld); Tevredenheidsonderzoeken onder studenten, alumni en werkveldbetrokkenen; Beurs voor werkgevers.

Opleidingsdirecteuren noemen voornamelijk het contact met werkgevers en onderzoeken naar de vraag van de arbeidsmarkt als activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid. Contact met werkgevers werd in 17 van 22 (77,3%) antwoorden genoemd. Vaak werd dit contact genoemd in de vorm van een werkveldcommissie of een soortgelijk orgaan; denk aan klankbordgroep of een beroepenveldcommissie. Onderzoek naar de vraag van de arbeidsmarkt werd door acht (36,4%) opleidingsdirecteuren genoemd. Daarnaast wordt de mix tussen theorie en praktijk belicht; meer ruimte voor praktische vaardigheden, casu誰stiek aangeleverd door bedrijven en gastlezingen door beroepsoefenaars worden gezien als ondersteunend voor de aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij. In de interviews met alumni werd het uitvoeren van bovenstaande activiteiten vaak bevestigd. Opvallend is dat alumni op een andere manier naar macrodoelmatigheid kijken. Alumni gaven vaak antwoorden op een abstracter niveau. Het gaat er niet zozeer om welke activiteiten een opleiding precies onderneemt maar belangrijker is de onderliggende waarde van deze activiteiten en alle kennis die de opleiding je meegeeft. Voorlichting Het belang van goede voorlichting kan niet worden onderschat, dat blijkt uit onze interviews. Vier van achttien ge誰nterviewde alumni waren uitdrukkelijk ontevreden over de voorlichting met betrekking tot de aansluiting met de arbeidsmarkt van de opleiding. Alumni die na hun opleiding te maken kregen met een krappe arbeidsmarkt gaven meermaals aan hoe

Blik op de toekomst| 2015

12


essentieel eerlijke voorlichting daarover is. Zo stelt één alumnus dat bij zijn opleiding een te rooskleurig beeld van de arbeidsmarkt wordt geschetst bij aankomende studenten: ’Het is de taak van de opleiding om een realistisch beeld te geven van het toekomstperspectief van de studenten, dan is het aan de aankomende studenten om een weloverwogen keuze te maken.’ Hij benadrukte het belang van duidelijk aangeven waartoe je als studenten wordt opgeleid. Je kan als opleiding zeggen dat je opleidt tot onderzoeker, dan moet je ook eerlijk erbij vermelden dat daar niet veel banen in zijn. De alumnus wijdt deze oneerlijke voorlichting deels aan het feit dat instellingen veel studenten willen trekken. Ook op facultair niveau heeft het te maken met prestige, hoe groter de faculteit des te meer aanzien; daarvoor zijn studenten nodig. Een ander voorbeeld is een alumna die aangaf dat haar opleiding van goede kwaliteit was en ze zich ‘klaar’ voelde voor de arbeidsmarkt, maar de regionale arbeidsmarkt was te krap. De alumna was hier niet van op de hoogte en noemt het kwalijk dat de opleiding daar niet eerlijk over voorlicht voor en tijdens de studie. Contact tussen opleiding en alumni Van de 28 opleidingsdirecteuren geven er 27 aan dat ze contact onderhouden met alumni om de aansluiting met arbeidsmarkt/maatschappij te verbeteren. Daarnaast geven de opleidingsdirecteuren unaniem aan dat zij contact met alumni een effectief instrument vinden voor het verbeteren van macrodoelmatigheid. Een heel ander geluid hoorden we van de alumni zelf. Van de achttien alumni geven er zeven aan dat er minimaal contact is (en is geweest) tussen hen en de opleiding, laat staan dat dit contact tot stand kwam om de macrodoelmatigheid van de opleiding te verbeteren. De meerderheid is wel eens benaderd voor een congres, LinkedIn-groep of krijgt een nieuwsbrief, maar van intensiever contact is volgens hen geen sprake. Vanuit de alumni komt een duidelijk signaal dat er meer kan worden bewerkstelligd met dit contact. Drie alumni geven bijvoorbeeld al aan bereidwillig te zijn om zelf als alumnus meer voor de opleiding te betekenen, maar dat die bereidwilligheid in het huidige systeem niet word benut. Mogelijkheden voor de verbetering van de macrodoelmatigheid liggen volgens alumni al in kleine verbeteringen als voorlichtingsactiviteiten aan aankomende en huidige studenten, evaluaties van het curriculum door alumni en het organiseren van activiteiten waarbij alumni en studenten aanwezig zijn. Er zijn echter ook voorbeelden van alumni die wel actief betrokken werden bij de opleiding, een voorbeeld hiervan is alumnus die voorlichting gaf aan aankomende studenten. Contact tussen de opleiding en werkveld Van de 28 opleidingsdirecteuren geven er 27 aan contact te hebben met het werkveld (om de aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij te verbeteren). Daarnaast geven ze allen (N=28) aan dat ze contact onderhouden met het werkveld effectief achten voor het verbeteren van de macrodoelmatigheid van de opleiding. Eerder in dit hoofdstuk werden de resultaten omtrent de ‘activiteiten ondernomen bij de opleiding ten behoeve van macrodoelmatigheid’ besproken. Hieruit volgde dat opleidingsdirecteuren voornamelijk het contact met werkgevers als een activiteit ten behoeve van macrodoelmatigheid noemde (77,3%). Kortom, opleidingsdirecteuren zien het contact met het werkveld als een belangrijk instrument ter verbetering van de macrodoelmatigheid. Contact met het werkveld kan door de opleidingen op verschillende manieren worden ingezet. De opleidingsdirecteuren

Blik op de toekomst| 2015

13


doelden vaak op communicatie over de aansluiting van het curriculum op de vraag van de arbeidsmarkt, deze vorm van communicatie vindt plaats op beleidsmatig niveau. Daarnaast werd vaak het contact tussen studenten en het werkveld benoemd, hierbij werden stages, gastcolleges en casuïstiek aangeleverd door het bedrijfsleven als voorbeelden genoemd. Voor alumni geldt dat zij alleen kunnen oordelen over de tweede vorm van contact met het bedrijfsleven, het contact tussen de studenten en het werkveld. Contact met het werkveld werd door alumni altijd als positief ervaren, tijdens het studeren zagen zij dit als een toevoeging aan de theoretische kant van hun opleiding. Voor de hbo-studenten is contact met het werkveld vanzelfsprekender, elke hbo-student loopt immers stage en de hboopleiding is zo ingericht dat het beroepenveld zichtbaarder is. Voor universitaire studenten werd contact met het werkveld als een verrijking van het curriculum gezien. Geen enkele student heeft contact met het werkveld tijdens de studie als negatief ervaren. Twee van de zes geïnterviewde wo-bachelor alumni gaven aan dat het contact met het werkveld erg beperkt was of zelfs alleen plaatsvond via de studievereniging. Opvallend is ook dat de masteralumni aangaven dat meer contact met het werkveld gewenst is. Eén alumna (van de zes) geeft zelfs aan niets van contact met het werkveld te hebben gemerkt tijdens haar master, drie geven aan dat er op dit gebied ruimte voor verbetering is ten behoeve van een betere aansluiting met de arbeidsmarkt. Onderzoek macrodoelmatigheid opleidingen De gegevens die de opleidingsdirecteuren hebben aangedragen voor deze enquête hebben vaak verschillende bronnen. Het gebruik van gegevens van eigen enquêtes, LinkedIn, hbo monitor, alumni of een schatting zijn enkele voorbeelden die genoemd werden. Daarnaast vroegen we in de enquête of er ooit onderzoek is gedaan naar de macrodoelmatigheid van de desbetreffende opleiding. De vraag daarna was of de opleidingsdirecteur toetsing op macrodoelmatigheid nodig vindt. Het contrast tussen de antwoorden van deze twee vragen wordt weergegeven in tabel 1.

Ja Nee Onbekend / geen mening

Is er ooit onderzoek naar macrodoelmatigheid verricht 4 (14%) 7 (25%) 17 (61%)

Is onderzoek naar macrodoelmatigheid nodig 15 (54%) 4 (14%) 9 (32%)

Tabel 1: Onderzoek op opleidingsniveau naar macrodoelmatigheid.

De meerderheid (54%) van de opleidingsdirecteuren veronderstelt dat onderzoek naar macrodoelmatigheid nodig is, terwijl in de praktijk maar bij 14% van de geënquêteerde opleidingen ook daadwerkelijk ooit onderzoek heeft plaatsgevonden. Drie van de vier opleidingen waar ooit onderzoek is verricht, zijn hbo-opleidingen. De hboopleidingsdirecteuren vinden over het algemeen toetsing op dit onderwerp ook het belangrijkst: 70% van de hbo-opleidingen vindt onderzoek naar macrodoelmatigheid nodig, van de wo-bachelor vindt 62,5% dit en van de wo-master slechts 30%.

Blik op de toekomst| 2015

14


Aandacht voor rol in de maatschappij in de opleiding Het ISO ziet macrodoelmatigheid als een bredere term dan enkel de aansluiting met de arbeidsmarkt. Het is ook van belang dat een student tijdens de opleiding een idee krijgt van zijn/haar rol in de maatschappij. Vier van de alumni gaven aan dat er helemaal geen aandacht was voor maatschappelijk bewustzijn. Bij de rest van opleidingen varieerde het in de mate en de manier waarop er aandacht aan dit onderwerp werd besteed. In de meeste gevallen werd voornamelijk een link naar maatschappelijke betrokkenheid gelegd wanneer dit van toepassing was op de lesstof: als er bijvoorbeeld aandacht aan ondernemerschap werd besteed, werd maatschappelijk ondernemen ook besproken. Bij vier opleidingen was de aandacht voor de maatschappij breder dan enkel de punten waar het onderwerp aansloot op de lesstof. Alumni van die opleidingen gaven aan dat zij actief werden gewezen op hun rol in de maatschappij en wat je kan betekenen voor anderen. Belangrijkste factor voor goede aansluiting arbeidsmarkt In elk interview met alumni werd de belangrijkste factor voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt besproken. Om een macrodoelmatig onderwijsaanbod te bewerkstelligen moet volgens de alumni aan onderstaande aspecten aandacht worden besteed. De opsomming geeft een beeld van de antwoorden die vaak terugkwamen bij deze vraag: -

-

-

De opleiding moet weten wat de arbeidsmarkt van starters vraagt: hoe moeten toekomstige werknemers eruit zien? Contact tussen de opleiding en het werkveld is dus van cruciaal belang. Opleiding moet studenten meer in contact brengen met alumni; zij kunnen door ervaring steun bieden en tips geven. Er moet tijdens je opleiding een bewustzijn van je kennis en capaciteiten worden gecreĂŤerd. Het is heel belangrijk dat je als student weet waarin jij je kan onderscheiden op de arbeidsmarkt en het is de taak van de opleiding om dit proces op gang te zetten en te ondersteunen. De student moet helder voor ogen hebben wat potentiele werkplekken/werkgevers kunnen zijn. Om dat als opleiding te weten is dus contact met het werkveld vereist. De praktijk moet al een plekje krijgen in het onderwijsaanbod, bijvoorbeeld door middel van casussen waarin je wetenschappelijke kennis leert toepassen. De studie moet zich profileren naar het werkveld. Waartoe studenten worden opgeleid moet niet alleen duidelijk zijn bij studenten maar ook bij het werkveld. Het belang van praktijkervaring en vaardigheden. Het vermogen om gegenereerde kennis toe te passen. Studenten inzicht geven in hoe zij aansluiten op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat zij toekomstige werkgevers beter kunnen overtuigen van hun capaciteiten.

Doordat de ervaringen van de verschillende alumni allemaal zo anders zijn had elk interview ook een hele andere inslag. Opvallend is dan juist welke aspecten altijd terugkerend zijn. Als belangrijkste factor voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en als basis van een macrodoelmatige opleiding geven studenten aan dat er bewustzijn van je kennis, capaciteiten en onderscheidend vermogen als student van een specifieke opleiding moet worden gecreĂŤerd en gewaarborgd. Om een goede doorstroming naar de arbeidsmarkt zeker te stellen moeten opleidingen aan dit bewustzijn onder studenten werken.

Blik op de toekomst| 2015

15


Afgestudeerden moeten hun eigen onderscheidende waarde kennen om zich succesvol te kunnen profileren op de arbeidsmarkt. Voldoende aandacht voor macrodoelmatigheid Van de opleidingsdirecteuren geeft 78% (N=25) aan dat er binnen de opleiding voldoende aandacht wordt besteed aan macrodoelmatigheid. Eén opleidingsdirecteur geeft aan geen mening te hebben en twee opleidingsdirecteuren, waar van één wo-bachelor en één womaster, (6%) vinden dat er meer aandacht aan macrodoelmatigheid zou moeten worden besteed. Als we kijken naar het alumni-perspectief zien we minder eensgezindheid. Van de achttien alumni die we hebben gesproken vinden er zes (33%) dat er onvoldoende aandacht aan macrodoelmatigheid wordt besteed en dat dit bij zijn of haar opleiding beter moet. Van deze ontevreden alumni is er maar één afkomstig van het hbo, zij was niet zozeer ontevreden over de opleiding maar had graag meer praktijk in haar opleiding terug gezien en zag mogelijkheden om de macrodoelmatigheid van de opleiding te verbeteren. Het antwoord op deze vraag was voor wo-bachelor alumni iets ingewikkelder; indien de opleiding moet aansluiten op een master dan was het antwoord vrijwel altijd voldoende, indien de opleiding moet aansluiten op de arbeidsmarkt was het antwoord vrijwel altijd onvoldoende. De alumni bepaalden naar eigen inzicht of het belang van aansluiting op de master of arbeidsmarkt van groter belang was en op basis daarvan hebben zij onvoldoende of voldoende aandacht geantwoord. Twee van de zes wo-bachelor alumni vond dat er onvoldoende aandacht werd besteed aan macrodoelmatigheid, beide alumni vonden dat de aansluiting met de arbeidsmarkt verbeterd moest worden zodat een student in ieder geval de optie heeft om niet door te stromen naar de master, volgens beiden was dit nu niet het geval. Drie van de zes wo-master alumni vonden dat er onvoldoende aandacht was voor macrodoelmatigheid, alle drie beargumenteerden dat de opleiding meer kan én moet doen om de aansluiting met de arbeidsmarkt voor studenten te verbeteren. Bij opleidingen met een krappe arbeidsmarkt zouden alumni (die het perspectief van ‘deelnemer’ vertegenwoordigen) graag zien dat het onderwerp macrodoelmatigheid extra aandacht krijgt, de aansluiting met arbeidsmarkt is in dit geval immers een lastiger proces dan voor de gemiddelde/ afgestudeerde individu. Helaas was dit volgens alumni niet altijd het geval. We hebben vier alumni gesproken die aangaven dat de arbeidsmarkt waarin zij terecht kwamen erg krap was, het was voor hen lastig om een baan te vinden, laat staan een baan op niveau. Alle vier geven aan dat de opleiding op het gebied van macrodoelmatigheid nog tekort schiet. Twee van de vier zijn echt ontevreden over de opleiding en zijn van mening dat de aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij slecht was, mede door de opleiding zelf. Een voorbeeld uit ons onderzoek: binnen een studie waarbij 25-49% van de studenten aan de slag gaat in het vakgebied (schatting door opleidingsdirecteur) is vrijwel geen aandacht voor algemene vaardigheden volgens de alumnus.

Blik op de toekomst| 2015

16


Discussie & conclusie De onderwijsraad concludeert in 2012 dat de macrodoelmatigheid van opleidingen in grote lijnen op orde is. Dit onderzoek concludeert hetzelfde; het is gelukkig goed gesteld met de macrodoelmatigheid van het Nederlands hoger onderwijsaanbod. Er zijn echter veel situaties naar voren gekomen waar nog een verbeterslag gemaakt kan worden. De vergelijking die in dit onderzoek wordt gemaakt tussen het oordeel van opleidingsdirecteuren en het perspectief van de alumni heeft ons waardevolle informatie opgeleverd met name op punten waar het beleid van opleidingen nu tekort schiet. Allereerst het belang van macrodoelmatigheid; alumni gaven unaniem aan dat het belangrijk is dat een opleiding zich met dit onderwerp actief bezig houdt. EĂŠn alumnus gaf wel aan het baanperspectief van zijn opleiding zo extreem goed was (hij schatte zelf binnen twee maanden na afstuderen een baan te vinden), dat dit het belang van macrodoelmatigheid wel aanzienlijk verminderde. Als elke student in principe zonder moeite aan een baan komt door de grote vraag vanuit de arbeidsmarkt heeft het logischerwijs voor de opleiding niet de hoogste prioriteit. Desalniettemin is het belangrijk voor opleidingen om de opleiding in perspectief met de arbeidsmarkt regelmatig te evalueren om zo eventueel op veranderingen in te spelen. Alumni vonden dat opleidingen met een (welbekende) krappe arbeidsmarkt meer aandacht aan macrodoelmatigheid moeten besteden. Een opleiding heeft volgens het ISO de plicht om zo goed mogelijk aan te sluiten op de vraag van deelnemers, de (toekomstige) arbeidsmarkt en de maatschappij. Zoals genoemd in het hoofdstuk resultaten hebben we vier alumni gesproken die terecht kwamen in een krappe arbeidsmarkt. Alle vier gaven aan dat hun opleiding op het gebied van macrodoelmatigheid nog tekort schiet. Het ISO vindt deze signalen verontrustend. Opleidingen hebben de verantwoordelijk richting studenten om ze een diploma aan te bieden waarmee de student op de arbeidsmarkt mee uit de voeten kan. Een kwestie die in de aanleiding al kort is besproken is hier nauw aan verbonden. Waartoe wordt de student in Nederland opgeleid? De meningen kunnen hierover sterk verschillen: studeer je om vaardigheden te verwerven die je later kan toepassen op de arbeidsmarkt of word je met een opleiding echt opgeleid voor een specifiek beroepenveld? Het ISO vindt dat studeren niet alleen moet dienen ter voorbereiding van een beroep of een toekomstige plek op de arbeidsmarkt. Tijdens de studie moet er ruimte zijn voor studenten om te ontdekken waarvoor ze intrinsiek gemotiveerd zijn, waar hun sterke en zwakke punten liggen en er moet ruimte zijn om zichzelf te ontplooien. Er moet ruimte zijn voor het maken van fouten en kansen om deze uiteindelijk weer te verbeteren. Deze ontwikkelingen zorgen niet alleen voor een betere voorbereiding op het werkveld maar ook tot een maatschappelijk bewustzijn. Volgens het ISO hoeven deze twee processen overigens niet tegenstrijdig te zijn. Uiteindelijk moet een opleiding wel in staat zijn om aan de student en maatschappij uit te leggen welke kennis en vaardigheden gedurende de opleiding zijn opgedaan. Een opleiding moet een duidelijk beeld voor ogen hebben waartoe studenten worden opgeleid. Het algemene belang van macrodoelmatigheid kan dus niet worden onderschat. Dit bleek ook uit de behandeling van diverse aspecten van een macrodoelmatigheid onderwijsaanbod. Hieronder de belangrijkste facetten die terugkwamen uit het onderzoek: Wo-bachelor als startkwalificatie Van de acht wo-bacheloropleidingen geven zeven opleidingen aan een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te zijn. Van de twaalf geĂŻnterviewde alumni die een universitaire studie

Blik op de toekomst| 2015

17


hebben gevolgd heeft maar één alumnus de bachelor als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt ervaren. We kunnen allereerst concluderen dat opleidingsdirecteuren en alumni beiden een hele andere kijk op de zaak hebben. Alumni ervaren de wo-bachelor niet als startkwalificatie en zolang dat het geval is zal deze ook niet als startkwalificatie kunnen functioneren; vrijwel iedereen zal dan immers toch doorstromen naar de master. Dit blijkt ook uit de missende gegevens over het arbeidsmarktperspectief van afgestudeerden vanuit de wo-bacheloropleidingen. In de enquête geven drie van de acht opleidingsdirecteuren aan dat gegevens over de baankansen van wo-bachelor alumni ontbreken. Simpelweg omdat vrijwel alle studenten automatisch doorstromen naar de master. Andere opleidingsdirecteuren geven aan dat ze bij deze vraag de gegevens voor de master hebben ingevuld. Er zal dus een verschuiving in de perceptie van de wo-bachelor moeten plaatsvinden bij studenten maar ook bij de arbeidsmarkt want alumni geven aan dat er ook vanuit het werkveld geen vraag is naar wo-bachelor afgestudeerden. Van alle geïnterviewde universitaire studenten gaf één studente aan dat de bacheloropleiding direct toegang tot de arbeidsmarkt gaf. Er is bij deze opleiding veel aandacht voor vaardigheden, veel contact met het bedrijfsleven, aandacht voor loopbaanoriëntatie en een goede mogelijkheid tot het lopen van een stage. De alumna gaf duidelijk aan dat de nadruk op vaardigheden en de multidisciplinaire inslag van de studie de belangrijkste aspecten waren voor een goede doorstroom naar de arbeidsmarkt. Deze brede aanpak vinden we ook terug bij de University Colleges, een concept dat nog steeds geniet van groeiende populariteit. Deze manier van organiseren van hoger onderwijs is geïnspireerd op het Amerikaanse stelsel: studenten kunnen vakken kiezen uit een scala van disciplines en krijgen kleinschalig onderwijs12. Daarnaast is er in deze onderwijsvorm ook relatief veel aandacht voor academische vaardigheden, ongeveer twintig procent van het curriculum van de Liberal Arts-opleidingen (ook wel University Colleges) bestaat uit vakken als presenteren, debatteren en argumenten schrijft de Elsevier13. Volgens onze alumnus was de combinatie van deze twee factoren de sleutel voor een succesvolle start op de arbeidsmarkt. Toch leidt deze combinatie niet standaard tot een hogere instroom vanuit de bachelor naar de arbeidsmarkt. Van het University College Utrecht stroomt nog steeds 97,7% van de studenten door naar vervolgopleiding14. Alumni die aangeven dat de bacheloropleiding geen startkwalificatie is voor de arbeidsmarkt geven aan dat er eigenlijk geen tijd en ruimte is om deze componenten op te nemen in de bachelor. Dit zou ten koste gaan van de voorbereidende functie die de opleiding heeft voor de master en het academisch niveau van de opleiding. Uitgaand van onze interviews kunnen we dus concluderen dat een wo-bachelordiploma niet veel kansen biedt op de arbeidsmarkt en, daarmee samenhangend, hier ook op dit moment weinig behoefte aan is binnen de doelgroep. Daarnaast geven alumni aan dat ze zich zorgen maken of bij verandering de academische grondslag van de universitaire bachelor niet in gevaar komt. De vraag is dan of dat erg is: is het wenselijk dat elke wo-bachelor ernaar streeft een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te zijn? De basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs verdwijnt, de druk om zo snel mogelijk af te studeren wordt alsmaar groter. 12

Dutch pioneering in Liberal Arts, 19 januari 2012, ScienceGuide University Colleges: uitblinken mag. Nee moet!, 20 augustus 2014, Elsevier 14 Zie: http://www.uu.nl/university/college/EN/afterucu/Pages/Statistics.aspx 13

Blik op de toekomst| 2015

18


Vanuit deze invalshoek zou het voor studenten aangenaam zijn als er een keuzemoment na de bachelor gecreëerd wordt; ga ik de arbeidsmarkt op of ga ik doorstuderen? Momenteel is dit keuzemoment er niet omdat er volgens de alumni geen vraag is naar wo-bachelor afgestudeerden, dit wordt door VNO-NCW en MKB-Nederland in een brief aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beaamd15. Ondanks de wens vanuit de overheid om studenten zo snel mogelijk te laten afstuderen is de minister van OCW van mening dat het niet wenselijk is dat een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt. Ze beargumenteert dat Nederland juist meer masteropgeleiden nodig heeft en in het hbo reeds veel bachelors worden opgeleid. Desondanks denkt ze wel dat de wo-bachelor als tussenstap naar de arbeidsmarkt betekenis kan hebben16. Het ISO vindt dat het uiteindelijk mogelijk moet zijn voor wo-bachelor studenten om echt een keuze te maken om na het behalen van het diploma wel of niet de arbeidsmarkt op te gaan. Hiervoor dient de opzet van de huidige bachelor wel te worden aangepast. Doordat er te weinig praktijk ervaring in de bachelor is verwerkt, in bijvoorbeeld de vorm van een stage, is de keuze voor deze studenten nu niet aanwezig. Het ISO ziet echter ook het gevaar om deze mogelijkheden in de toch al korte driejarige bachelor te verwerken. Het lijkt onmogelijk om beide mogelijkheden, arbeidsmarkt of master, voldoende in de bachelor aan bod te laten komen. Daarom pleit het ISO voor meer differentiatie binnen het hoger onderwijs. Studenten moeten meer vrijheid krijgen om de laatste fase van de bachelor naar eigen inzicht in te vullen. Zo kunnen zij er voor kiezen om zich te richten op de arbeidsmarkt en een stage te volgen of het is mogelijk om je voor te bereiden op een academische master door een uitgebreide thesis te maken. Alleen door differentiatie is het mogelijk om in een kort traject van drie jaar beide doelgroepen te bedienen. Activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid Uit onze resultaten blijkt dat in het hbo de meeste aandacht is voor activiteiten en/of middelen ten behoeve van macrodoelmatigheid. Dit is niet verwonderlijk aangezien een hbo-bachelor een beroepsopleiding is en vanuit deze grondslag meer bezig is met de aansluiting met de beroepskolom vergeleken met de universitaire opleidingen die een academische grondslag hebben. Dit verschil zie je terug in de structuur van de opleidingen, hoewel je in het hbo verplicht stage moet lopen, kan je een bachelor- en masteropleiding op wo-niveau afronden zonder één keer stage te lopen. Het ISO vindt het goed om te zien dat bij de hbo-opleidingen uit dit onderzoek al plek in het curriculum is voor vrijwel alle activiteiten uit grafiek 3. Opleidingen moeten uiteraard wel kritisch blijven op de effectiviteit en juiste uitvoering van de activiteiten. Een algemene tendens bij de vergelijking van deze vraag is dat opleidingsdirecteuren aangeven meer activiteiten te ondernemen ten behoeve van macrodoelmatigheid dan alumni dat hebben ervaren. Dat is misschien deels te wijten aan eigen interpretatie, termen als ‘helpen’ en ‘begeleiden’ (bij het zoeken naar een stage) zijn subjectief. Ondanks deze interpretatiegevoeligheid moeten we deze algemene tendens wel serieus nemen. Opleidingen moeten kritisch naar zichzelf kijken of de activiteiten die zij zeggen te 15

Brief Wo-bachelor als zelfstandige arbeidskwalificatie, van VNO-NCW en MKB Nederland aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 16 Kamerstuk 31288 nr. 379 van vergaderjaar 2013-2014

Blik op de toekomst| 2015

19


ondernemen ook daadwerkelijk tot uitvoering worden gebracht en of deze in de praktijk wel voor een betere aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij zorgen voor de student. Eerder werden de voorbeelden van de stagebegeleiding en loopbaanoriëntatie bij de wobachelors al aangegeven, veel alumni herkenden niet dat deze activiteiten plaatsvonden. Daarentegen werd de aandacht voor algemene vaardigheden door vrijwel elke alumnus erkend. Het ISO ziet dit als een zeer positieve ontwikkeling. Enkel en alleen focussen op kennis is niet voldoende. Als afgestudeerde moet je bepaalde vaardigheden en competenties bezitten om aan de slag te gaan. Bij alle studies is meer aandacht voor vaardigheden gewenst omdat deze vaardigheden een brede basis bieden en zodoende de mogelijkheid bieden om in een andere sector aan de slag te gaan. Deze ontwikkeling past ook bij de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt. Vakoverstijgende opleidingen sluiten hierbij aan, dit hangt ook samen met de huidige ontwikkeling dat afgestudeerden steeds minder gaan werken in de sector van hun opleiding. Deze nadruk op vaardigheden sluit ook goed aan op een andere trend in de onderwijswereld; de 21st century skills. De wereld verandert in een razendsnel tempo, de vraag die Trilling en Fadel17 zichzelf stelden: moet het onderwijs niet mee veranderen? Het boek 21st Century Skills geeft aan dat er zeker verandering nodig is en bespreekt de drie belangrijkste categorieën in ‘skills’, namelijk; learning and innovations skills, digital literacy skills, and life and career skills. Net als het ISO dat doet voor het hoger onderwijs, hebben Trilling en Fadel hun blik op de toekomst gevestigd, met de nadruk bij de 21st century skills op de kennissamenleving en de opkomst van informatie- en communicatietechnologie (ICT). Vrijwel alle activiteiten ten behoeve van macrodoelmatigheid die als opties werden gegeven in de enquête sluiten op een bepaalde manier aan bij deze 21st century skills, neem bijvoorbeeld loopbaanoriëntatie en de begeleiding van studenten in de afrondingsfase van hun studie. Deze activiteiten sluiten goed aan bij ‘life and career skills’. Volgens het ISO is het belangrijk om deze trend in de gaten te houden en waar het effectief geïncorporeerd kan worden in het curriculum is het ISO voorstander. Voorlichting Een goede aansluiting tussen de opleiding en de arbeidsmarkt/maatschappij begint al bij de voorlichting voor aankomende deelnemers van de opleiding. Volgens het ISO moeten studenten voordat zij hun definitieve studiekeuze maken al de mogelijkheid hebben om meer te weten te komen over de baankansen. Daarbij is van essentieel belang dat bij de voorlichting een realistisch beeld wordt geschetst met het oog op de toekomst. Ook tijdens de studie moet de opleiding eerlijk zijn in de communicatie naar studenten over de arbeidsmarkt; dat levert een student op die beter voorbereid is op de start op de arbeidsmarkt na de opleiding. Het ISO zit hiermee op dezelfde lijn als het rapport van de Onderwijsraad uit 2012; één van de vier aanbevelingen van dit rapport luidt als volgt: Aanbeveling 2: verbeter studiekeuzeproces door vergroting inzicht deelnemers. Om deelnemers in staat te stellen om een afgewogen opleidingskeuze te maken, is het van belang dat zij zicht hebben op inhoud, arbeidsmarktrelevantie en kwaliteit van opleidingen. Op dit moment is dergelijke objectieve informatie nog onvoldoende beschikbaar en toegankelijk. Dit betekent dat de voorlichting aan aankomende deelnemers moet worden verbeterd. 17

21st Century Skills: Learning for Life in Our Times, September 2009, B. Trilling & C. Fadel.

Blik op de toekomst| 2015

20


Met de komst van de studiebijsluiter is er al een slag geslagen op het gebied van voorlichting. Deze bijsluiter geeft compact duidelijke cijfers met betrekking tot de opleiding weer 18. Dat is een positieve ontwikkeling, maar er is nog altijd ruimte voor verbetering. Een opleiding kan matige resultaten van de studiebijsluiter nog verbloemen met een voorlichting vol beloftes voor een glansrijke carrière, dat zou volgens het ISO zeer kwalijk zijn. De Onderwijsraad benoemde dit ook in het rapport: ‘de neiging bij instellingen kan bestaan om meer opleidingen in de lucht te houden dan vanuit maatschappelijk perspectief optimaal is’. Dit sluit aan bij de ervaringen van één van de alumni die wij hebben gesproken: hij wijt de oneerlijke voorlichting deels aan het feit dat de faculteit waaraan hij studeerde veel geeft om status, een groot aantal studenten verbonden aan de faculteit is een onderdeel van die status/prestige-drang. Dit geldt maar voor een klein deel van de opleidingen in Nederland, maar als een opleiding deze motieven hanteert dan kunnen we stellen dat het haar maatschappelijk taak, het dienen van de vraag van deelnemers, de arbeidsmarkt en de maatschappij, uit het oog is verloren. Om aan de vraag van (aankomende) deelnemers te voldoen is eerlijke voorlichting van goede kwaliteit essentieel. Hier zullen instellingen aan moeten werken door te reflecteren op zichzelf, ‘hebben wij goede voorlichting?’, mocht er geen verbetering plaatsvinden dan zal van bovenaf, bijvoorbeeld de Onderwijsinspectie, hierop moeten toezien en controles uitvoeren. Contact tussen opleiding en alumni Alumni blijken vaak een kennisbron die wordt onderbenut. De reden waarom wij voor dit onderzoek alumni hebben benaderd is dat hun kennis als ervaringsdeskundigen op het gebied van aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij, precies is waarom opleidingen meer contact moeten zoeken met deze groep. Het ISO kan uit het onderzoek concluderen dat opleidingen hier een kans laten liggen. Zo blijken alumni vaak maar minimaal te worden betrokken. Van achttien alumni die we voor dit onderzoek hebben gesproken gaven er drie aan dat ze bereid zijn meer voor de opleiding te betekenen. Alumni gaven zelf aan in de interviews dat zij een goed beeld hebben van waar verbeteringen op het gebied van macrodoelmatigheid mogelijk zijn maar een groot aantal heeft deze kennis nooit met de opleiding kunnen delen. Uit de interviews kwamen ook enkele voorbeelden naar boven waarbij alumni actief werden benaderd voor evaluaties/voorlichtingsactiviteiten en participatie in herzieningen van het curriculum. Het ISO vindt dit positief en vindt dat dit een standaard moet worden voor alle opleidingen. Contact tussen opleiding en werkveld Contact met het werkveld werd door beide partijen, de opleidingsdirecteuren en de alumni, als een belangrijk instrument ten behoeve van de macrodoelmatigheid gezien. Alle opleidingsdirecteuren achten contact met het werkveld effectief voor het verbeteren van de macrodoelmatigheid en geen enkele alumnus zag deze inmenging van het bedrijfsleven bij de opleiding als een negatieve ontwikkeling tijdens de studie. Vanuit het hoger onderwijsveld wordt vaak angstvallig gekeken naar de rol die bedrijven spelen in het onderwijs. De negatieve associatie bij deze samenwerking tussen hoger onderwijs & werkveld komt voort uit de zorg om de onafhankelijkheid van hoger onderwijsinstellingen. De autonomie van onderwijsinstellingen om zelf te beslissen waartoe de studenten worden 18

Zie: http://www.iso.nl/vraag_antwoord/studiebijsluiter/

Blik op de toekomst| 2015

21


opgeleid moet uiteraard niet worden aangetast. Het onderwijs moet de verantwoordelijkheid blijven dragen voor het opstellen en behalen van de einddoelen, het bedrijfsleven kan een rol spelen bij het vervullen hiervan. Natuurlijk moet er gewaakt worden voor de negatieve gevolgen van een intensievere samenwerking tussen het hoger onderwijs en het werkveld, maar dat elke alumnus contact met het werkveld als positief heeft ervaren geeft wel aan dat er vraag vanuit de studenten is naar dit contact. Het ISO vindt dat opleidingen in het hoger onderwijs, naast de behoeftes van de arbeidsmarkt en de maatschappij, eerst de behoeftes van de studenten moeten dienen. Daarom moeten opleidingen deze vraag vanuit studenten serieus nemen en indien er volgens studenten nog te weinig contact is hier verbetering in aanbrengen. De resultaten van het onderzoek van CHEPS19 in opdracht van de NVAO benadrukken ook de voordelen van het intensief uitwisselen van kennis tussen de opleidingen en het werkveld. Als gevolg van de sterke band tussen de opleiding en het beroepenveld blijken veel opleidingen het curriculum voortdurend aan te passen om de nieuwste trends en ontwikkelingen binnen de sector op te nemen. De opleidingen uit het onderzoek van CHEPS zijn tevreden met de bereikte werkgelegenheid van de afgestudeerden. CHEPS constateert in het onderzoeksrapport dat de ‘employability’ van de afgestudeerden wordt vergroot door meer contact tussen de opleiding en het professioneel werkveld. Contact met het werkveld vindt plaats via bijvoorbeeld adviesraden, leraren met professionele ervaring, regionale werkgevers. In ons onderzoek zijn deze vormen van contact door veel opleidingsdirecteuren genoemd. Hieruit kunnen we opmaken dat er dus al veel contact met het bedrijfsleven is op dit moment. Het ISO juicht deze samenwerking toe en hoopt dat opleidingen deze trend blijven voortzetten, mits er goed worden gekeken naar de eventuele gevaren voor de autonomie van de opleiding. Onderzoek macrodoelmatigheid bij opleidingen De discrepantie tussen de toetsing op macrodoelmatigheid die in de realiteit plaatsvindt en de toetsing die door opleidingsdirecteuren nodig wordt geacht is opvallend. Bij 14% van de geënquêteerde opleidingen heeft ooit onderzoek naar macrodoelmatigheid plaatsgevonden, hoewel 54% onderzoek naar macrodoelmatigheid nodig vindt. Waarom onderzoek naar macrodoelmatigheid zo weinig plaatsvindt, kan worden geweten aan de kosten en middelen die aan onderzoek verbonden zijn. Blijkbaar heeft het waarborgen van een macrodoelmatig onderwijsaanbod nu niet de hoogste prioriteit bij de opleidingen die wij hebben benaderd voor dit onderzoek. In een aantal gevallen is dit ook logisch; als elke student gemakkelijk een baan vindt na het afronden van de opleiding is minder aandacht voor macrodoelmatigheid vereist. Desalniettemin wilt het ISO opleidingen in het algemeen erop wijzen dat periodieke evaluaties en/of toetsing en daarnaast een kritische blik bij zelfreflectie essentieel zijn voor het waarborgen van een goede aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij. Uit het onderzoek blijkt dat er te weinig opleidingen zijn die zelf onderzoek zijn gaan doen naar de macrodoelmatigheid van de opleiding. Het ISO vindt dit onwenselijk in een tijd waarin de vraag van de arbeidsmarkt steeds sneller veranderd. Om studenten hier goed op voor te bereiden is het belangrijk dat de opleiding niet stilstaat en daarvoor is het nodig om de aansluiting met de arbeidsmarkt regelmatig onder de loep te nemen. Een periodieke 19

Onderzoek ‘Employability and Quality Assurance’ van Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) van de Universiteit Twente

Blik op de toekomst| 2015

22


macrodoelmatigheidstoets van het CDHO, die nu alleen nog maar wordt uitgevoerd bij de start van een nieuwe opleiding, is een mogelijkheid om aan deze behoefte te voldoen. Belangrijkste factor voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt Alumni hebben een sleutelrol in het definiĂŤren van de belangrijkste aspecten van een macrodoelmatig onderwijsaanbod. Zij zijn ervaringsdeskundigen en kunnen evalueren hoe goed de opleiding studenten voorbereid op de arbeidsmarkt. Natuurlijk is de situatie voor elke afgestudeerde in het hoger onderwijs weer anders en moeten opleidingen op opleidingspecifieke aspecten inspelen. Het belangrijkst is volgens alumni het besef bij de student (afgestudeerde) van je onderscheidende waarde met jouw specifieke diploma op zak; dat geldt voor iedere opleiding. Het creĂŤren van bewustzijn onder studenten van hun unieke kennis & vaardigheden als student van een specifieke opleiding is volgens alumni heel belangrijk om zich succesvol te kunnen profileren op de arbeidsmarkt, het ISO beaamt dit.

Blik op de toekomst| 2015

23


Aanbevelingen Samengevat kan het ISO concluderen dat er al veel wordt gedaan op het gebied van macrodoelmatigheid binnen het hoger onderwijs. Uiteindelijk geven twaalf van de achttien alumni aan dat de opleiding voldoende doet op het gebied van macrodoelmatigheid, een ruime voldoende. Alle opleidingsdirecteuren kunnen moeiteloos een lijst activiteiten opnoemen ter bevordering van de macrodoelmatigheid en daarnaast hebben vrijwel alle opleidingen contacten met het werkveld. In het onderzoek komen er ook echter genoeg verbeterpunten naar voren. Daarom doet het ISO de volgende aanbevelingen op het gebied van macrodoelmatigheid: -

-

-

-

-

-

De voorlichting over baankansen voor en tijdens de studie dient te worden uitgebreid en verbeterd. Ook in dit onderzoek hoort het ISO te vaak van alumni dat ze van te voren niet goed zijn geïnformeerd over de baankansen. Opleidingen dienen een realistisch beeld te geven om onrealistische verwachtingen te voorkomen. Differentiatie in universitaire bachelor om aansluiting op de arbeidsmarkt mogelijk te maken. Op dit moment biedt een wo-bachelor diploma nog weinig kansen op de arbeidsmarkt. Door meer vrijheid te geven aan studenten om bijvoorbeeld een stage te lopen tijdens de bachelor kan de aansluiting op de arbeidsmarkt worden verbeterd. Doordat het vrijwel onmogelijk is om wo-studenten in de bachelor zowel voor de arbeidsmarkt als een wetenschappelijke master voor te bereiden is differentiatie noodzakelijk. Benut alumni voor het verbeteren van de opleiding. Net afgestudeerde studenten zijn een ideale bron voor opleidingen om het curriculum te verbeteren. Ondanks dat dit bij sommige opleidingen al gebeurt, merkt het ISO dat hier kansen niet worden verzilverd. Alumni gaven aan dat ze bereid waren meer te doen voor hun oude opleiding. Opleidingen moeten regelmatig onderzoek doen op het gebied van macrodoelmatigheid. Op dit moment hoeft alleen een beginnende opleiding eenmalig een macrodoelmatigheidstoets van het CDHO te ondergaan. Daarna vindt er geen controle meer plaats. Met de steeds sneller veranderde arbeidsmarkt ziet het ISO hier een gevaar. Gelukkig zien opleidingen dit zelf ook aangezien maar vier van de 28 opleidingsdirecteuren hebben aangegeven dat onderzoek naar macrodoelmatigheid onnodig is. Van alle opleidingsdirecteuren geven er echter ook maar vier aan dat zo’n onderzoek wel eens heeft plaatsgevonden. Dit is volgens het ISO te weinig. De opleiding moet zorgen voor een groter bewustzijn bij studenten over welke vaardigheden en kennis zij beschikken door het volgen van de desbetreffende opleiding. Het is belangrijk dat afgestudeerden helder kunnen uitleggen aan potentiele werkgevers welke vaardigheden en kennis zijn na het volgen van de opleiding bezitten. Als het werk direct aansluit op de genoten opleiding is dit een minder grote noodzaak. In de snel veranderende arbeidsmarkt zal het echter steeds vaker voorkomen dat alumni zullen solliciteren in een sector die niet direct aansluit bij de gevolgde opleiding. Het is dan van groot belang dat de alumnus weet welke vaardigheden en kennis zijn opgedaan tijdens de studie en hoe hij/zij zichzelf hiermee kan profileren op de arbeidsmarkt. Studenten moeten tijdens de opleiding meer in contact komen met het werkveld en alumni. Het is irrelevant of dit door de opleiding zelf of door bijvoorbeeld de studievereniging wordt geregeld. Wel ziet het ISO het contact tussen het studentenleven en

Blik op de toekomst| 2015

24


het werkveld als essentieel om de aansluiting tussen de twee te bevorderen. Dat blijkt ook uit het onderzoek, de alumni gaven unaniem aan dat ze contact met het werkveld als een verrijking, of zelfs als een onmisbaar element van het curriculum zagen. Daarom pleit het ISO ervoor om dit contact nog verder te intensiveren en waar mogelijk studenten op een neutrale wijze kennis te laten maken met het werkveld en alumni.

Het hoger onderwijs heeft de taak om opleidingen aan te bieden die aansluiten bij de vraag van (aankomend) studenten, de (toekomstige) arbeidsmarkt en de maatschappij. De samenleving is continu aan verandering onderhevig, logischerwijs verandert de vraag van studenten, de arbeidsmarkt en de maatschappij daardoor ook. Het waarborgen van een macrodoelmatigheid onderwijsaanbod is dus geen doel dat behaald kan worden maar een doorlopend proces dat een constante focus vanuit de opleiding vergt. We zien dat dit studenten oplevert die weten waar hun kwaliteiten en onderscheidend vermogen ligt, die gemakkelijk doorstromen naar de arbeidsmarkt en een rol kunnen vervullen in onze maatschappij. Het ISO vraagt het hoger onderwijs om bij het onderwerp macrodoelmatigheid stil te staan, onze aanbevelingen mee te nemen en bovenal een blik op de toekomst te werpen om ook in de toekomst macrodoelmatig onderwijs te kunnen aanbieden.

Blik op de toekomst| 2015

25


Bijlage I: EnquĂŞte opleidingsdirecteuren

Blik op de toekomst| 2015

26


Blik op de toekomst| 2015

27


Blik op de toekomst| 2015

28


Blik op de toekomst| 2015

29


Blik op de toekomst| 2015

30


Blik op de toekomst| 2015

31


Blik op de toekomst| 2015

32


Bijlage II: Interviewprotocol alumni Interviewprotocol Macrodoelmatigheid-onderzoek Dit protocol is gemaakt voor de interviews die worden gehouden met de alumni die we benaderd hebben. De vragen zijn opgedeeld in katernen om dit bestand overzichtelijk te houden. Tijdens het interview kan uiteraard worden afgeweken van de indeling zoals hieronder staat. Als eerste is het van belang om macrodoelmatigheid helder te definiĂŤren. De definitie die wij in dit onderzoek hanteren is als volgt: een opleiding is macrodoelmatig als het curriculum aangepast wordt aan de huidige behoefte van de maatschappij en arbeidsmarkt.

Algemene vragen & eigen ervaring 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Welke opleiding(en) heeft u gevolgd? (checkvraag) Wanneer bent u afgestudeerd? Wat waren je verwachtingen van de opleiding? Hoe kijk je nu terug op deze verwachtingen? Was je goed voorgelicht? Zou u zeggen dat deze opleiding macrodoelmatig was (er was een goede aansluiting met de arbeidsmarkt/maatschappij)? Dus had je het idee dat je na de opleiding klaar was voor de arbeidsmarkt en een rol kon vervullen in de maatschappij? 7. Kunt u benoemen waarop u dat baseert? Waarom was de opleiding wel/niet macrodoelmatig?

Antwoorden opleidingsdirecteur bespreken 1. Hoe snel kwam u aan een baan na het volgen van deze opleiding? 2. Heeft u ook een idee hoe snel uw medestudenten aan een baan kwamen? 3. Was dit een baan op het niveau waar u voor was opgeleid? Was dit een baan in het domein/sector waartoe u was opgeleid? 4. Paste wat u had geleerd goed in de vacatureomschrijving van banen die aansluiten op uw opleiding? 5. De opleidingsdirecteur van nu stelt dat ‌.. procent aan de slag gaat binnen het domein/sector van de studie? Komt dat overeen met uw ervaringen? 6. Is de opleiding volgens u een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt? Waarom wel/niet? En moet hier verandering in komen? 7. De opleiding geeft aan de volgende activiteiten te ondernemen en/of middelen te gebruiken ten behoeve van macrodoelmatigheid, wilt u per activiteit/middel aangeven of u zich dit kan herinneren en hoe u dit heeft ervaren? 8. De opleiding geeft aan contact te onderhouden met de volgende actoren ten behoeve van macrodoelmatigheid, heeft u hier iets van gemerkt? 9. De opleidingsdirecteur is van mening dat er voldoende/onvoldoende aandacht wordt besteed aan macrodoelmatigheid binnen de opleiding? Bent u het daar mee eens (in de tijd dat u deze opleiding volgde?) 10. Heeft u zelf nog voorbeelden van hoe macrodoelmatigheid in de opleiding een rol speelt?

Blik op de toekomst| 2015

33


Belang macrodoelmatigheid van een opleiding U bent onze ervaringsdeskundige. Na het volgen van de opleiding bent u, wel of niet direct, de arbeidsmarkt op gegaan en heeft u kunnen ervaren of de opleiding goed aansluit met de maatschappij en arbeidsmarkt. 1. wat is volgens u de belangrijkste factor voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt? 2. Wat heeft u gemist in de opleiding voor een goede start op uw eerste werkplek? 3. (Voor als de alumni is gaan werken binnen de sector van de opleiding) Als u kijkt naar de competenties/kennis die binnen uw beroep gevraagd worden/vereist zijn, bent u daar goed toe opgeleid? 4. (Voor als de alumni is gaan werken buiten de sector van de opleiding) U bent gaan werken buiten de sector van de opleiding, heeft de opleiding u wel een brede basis aan vaardigheden/competenties gegeven? Of kan dit beter? 5. Hoe belangrijk acht u het dat er binnen een opleiding aandacht wordt besteed aan macrodoelmatigheid? Hoe heeft u dat ervaren? 6. Wij willen het begrip macrodoelmatigheid breder trekken dan dat een student goed wordt klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. Want daarnaast achten wij het van belang dat een student wordt klaargestoomd voor de maatschappij. Was er tijdens uw opleiding aandacht voor het grotere plaatje? Misschien zelfs voor maatschappelijke betrokkenheid in de opleiding? Werd u bewust gemaakt van uw rol binnen de maatschappij?

Blik op de toekomst| 2015

34


Blik op de toekomst| 2015

35


Auteurs Aart Claassens Rosa Litjens

Ontwerp Jasper Sonderen Over ISO Het Interstedelijk Studenten Overleg is de grootste landelijke studentenorganisatie en behartigt de belangen van studenten uit het hoger onderwijs. Bij het ISO zijn 35 (aspirant) lidorganisaties en zes convenantpartners aangesloten, die samen ruim 688.000 studenten vertegenwoordigen. Het ISO is vaste gesprekspartner van onder andere het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de politieke partijen en de koepels van universiteiten en hogescholen.

Blik op de toekomst| 2015

36


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.