16 minute read

Dossier Cardiologie

M A G U Z A

ZORGMAGAZINE VAN HET UZA

Advertisement

Dossier

CARDIOLOGIE

December 2021 #124

Innovatie voor hartzorg

Via telemonitoring volgen we van meer en meer patiënten het hartritme op. Hoe verloopt dat? Welke nieuwe technieken passen we toe om ritmestoornissen aan te pakken?

Wat leert de wisselwerking tussen cardiologische inzichten en die uit andere specialismen?

En welke hartproblemen lossen interventiecardiologen intussen allemaal zonder chirurgie op?

www.maguza.be UZAnieuws UniversitairZiekenhuisAntwerpen uza_stories

Erwin ‘Sinds mijn ablatie heb ik weer een perfect normale hartslag.’

Prof. dr. Hein Heidbuchel, diensthoofd cardiologie

Prof. dr. Marc Claeys, adjunct-diensthoofd cardiologie

Dr. Hielko Miljoen, cardioloog

UZA-cardioloog dichtbij

Het UZA behandelt patiënten uit de brede Antwerpse regio en daarbuiten. Om hen indien mogelijk in hun eigen buurt te kunnen opvolgen, organiseert de dienst cardiologie ook raadplegingen van UZA-cardiologen buiten het UZA. Dat kan bijvoorbeeld in een ander ziekenhuis of in een huisartsenpraktijk zijn. Intussen zijn er satellietraadplegingen in onder meer Geel, Sint-Niklaas, Willebroek, Brecht, Zoersel en Berchem. Alle locaties en informatie over hoe je daar een afspraak kan maken, zijn te vinden op de website uza.be/cardiologie. Als je in je eigen omgeving terecht kan, biedt het secretariaat die optie aan.

Digitaal oor volgt je hartslag

Telemonitoring is de toekomst. Met behulp van het OnePulse-systeem en een goed uitgebouwde Telemonitoring Unit brengt het UZA voortaan alle waarden van pacemakers en andere implantaten op een omvattend platform samen. ‘Ook metingen van patiënten met hun smartphone of smartwatch kunnen we daarin integreren’, zegt prof. dr. Hein Heidbuchel, diensthoofd cardiologie.

Cardiologen zijn altijd al voorlopers geweest op het vlak van telemonitoring. In de jaren tachtig stuurden patiënten gegevens van hun pacemaker via telefoon door. ‘Vandaag seint het internet al die data, ook van implanteerbare defibrillatoren (ICD) en ingeplante ritmerecorders, zonder tussenkomst van de patiënt door. Maar al die informatie is alleen nuttig als we er snel en gepast op kunnen reageren: dé uitdaging is het creëren van een goede workflow’, beklemtoont Heidbuchel.

In 2020 richtte de dienst cardiologie daarom een Telemonitoring Unit (TMU) op, een team van cardiologen, elektrofysiologen, (katheterisatie)verpleegkundigen en een ICT-specialist die samen nieuwe werkstromen uitwerken voor efficiënte telemonitoring.

Alle data op één platform ‘Tot voor kort raadpleegden we dagelijks systemen van verschillende producenten, wat tijdrovend en niet eenvormig was’, legt Heidbuchel uit. ‘Om dat overzichtelijker te maken, zijn we in zee gegaan met de Belgische startup LindaCare en hebben we hun platform samen verder ontwikkeld. Daarop komen alle waarden gestructureerd en gebruiksvriendelijk terecht. Afwijkende data springen meteen in het oog. In die zin vormt het de ruggengraat voor onze zelf ontwikkelde workflow. In het systeem wordt onder meer aangegeven welke medewerker de informatie heeft bekeken, met welke arts ze is besproken, welke actie – bijvoorbeeld een extra raadpleging – daaruit voortvloeit

en hoe dringend die is. Ook de informatie van raadplegingen brengen we nu in datzelfde systeem onder. Zo kunnen we onze patiënten nog beter opvolgen.’

Een achttal TMU-verpleegkundigen neemt de dagelijkse opvolging van de data op zich en verzorgt de contacten met patiënten en artsen. Patiënten die zich zorgen maken, kunnen hen altijd zelf opbellen. De TMU-medewerker gaat dan na of er zich iets afwijkends heeft voorgedaan en overlegt indien nodig met de arts.

‘Intussen volgen we met dit systeem ook patiënten van andere cardiologen en ziekenhuizen op. En later kunnen we eventueel dezelfde service leveren aan andere diensten, bijvoorbeeld voor het opvolgen vanop afstand van de longfunctie, de bloedsuikerspiegel of de werking van een mechanisch kunsthart. Zij kunnen onze methodes overnemen of de opvolging aan onze TMU uitbesteden’, zegt Heidbuchel.

En hij ziet nog meer mogelijkheden. ‘Nu al sturen patiënten metingen van hun smartphone of smartwatch door, zoals een onregelmatig hartritme of zelfs een ECG. Almaar meer patiënten gebruiken dat soort toepassingen. Als zorgverlener moet je daar een gestructureerd antwoord op bieden, zodat we onze patiënten kunnen opvolgen zonder dat ze onnodig naar het ziekenhuis moeten komen. Dat is de vernieuwing die we met onze TMU in de zorg willen brengen.’

Cruciaal tijdens pandemie Tijdens de voorbije pandemie bewees telemonitoring meer dan ooit zijn waarde. Het zorgde er mee voor dat de dienst relatief gemakkelijk kon overstappen op afstandsgeneeskunde. Heidbuchel: ‘De meeste patiënten met een pacemaker of ICD volgden we al vanop afstand op, wat we aanvulden met telefonische- of

‘Al die data zijn alleen nuttig als je er snel en gepast op kan reageren.’

‘Zo’n app zal nooit een gewone raadpleging vervangen, maar patiënten hoeven wel minder vaak naar het ziekenhuis te komen.’

videoraadplegingen. Bij patiënten bij wie er nog geen thuismonitoring was geïnstalleerd, lieten we een toestel aan huis bezorgen. Met de nodige begeleiding liep dat vlot.’

Dat alles bood echter nog geen alternatief voor routinecontroles met ECG of echocardiogram. Heidbuchel: ‘We wilden onze kwetsbare patiënten zo veel mogelijk uit het ziekenhuis houden, maar tegelijk geen belangrijke problemen missen. Vergeet niet dat tijdens de eerste coronagolf in sommige landen het aantal gevallen van plotse dood met 30 procent steeg: voornamelijk hartpatiënten die niet tijdig naar de raadpleging of de spoed wilden of konden gaan.’

De dienst ving dat hiaat deels op met de mobiele app FibriCheck, ook van Vlaamse bodem, waarmee patiënten de regelmaat van hun hartritme kunnen meten en doorsturen. ‘Op basis daarvan kunnen wij eventuele hartritmestoornissen opsporen en de patiënt indien nodig alsnog op controle laten komen. We hebben dat project succesvol en snel uitgerold met de steun van de Stad Antwerpen, die ons er een innovatieprijs voor heeft toegekend. Een aantal andere ziekenhuizen nam het systeem nadien over.’

Vandaag maakt de dienst nog steeds gebruik van die technologie. Veel patiënten ervaren het als een geruststelling. ‘Zo’n app zal nooit een gewone raadpleging vervangen, maar patiënten hoeven wel minder vaak naar het ziekenhuis te komen. In die zin heeft de pandemie ook positieve gevolgen gehad’, aldus Heidbuchel.

De kans op overlijden in het ziekenhuis na een acuut hartinfarct daalde de voorbije decennia van 10 naar minder dan 5 procent. Dat is grotendeels te danken aan de uitbouw van het STEMI-netwerk, een netwerk van ziekenhuizen die de juiste omkadering en expertise hebben om patienten snel te behandelen met een ballondilatatie of stent. Getroffen patiënten worden rechtstreeks naar een van die diensten verwezen.

‘De provincie Antwerpen telt vier STEMI-ziekenhuizen, waaronder het UZA’, zegt prof. dr. Marc Claeys, adjunct-diensthoofd cardiologie. Als oprichter van de STEMI-databank, die behandelingsgegevens van de betrokken centra verzamelt en analyseert, zet hij zich mee in voor kwaliteitsverbetering. Zo is het essentieel dat patiënten binnen het uur na aankomst in het ziekenhuis op de behandeltafel liggen: met elke gewonnen minuut wordt er immers hartspierweefsel gered.

‘Een specifieke groep zijn patiënten die na hun hartinfarct een cardiogene shock doormaken, wat betekent dat de pompfunctie bijna volledig stilvalt’, vervolgt Claeys. ‘Van hen overlijdt helaas nog altijd zo’n 40 procent. Sinds kort kunnen we die patiënten helpen met een IMPELLA-hartpomp: een minuscuul pompje dat we via een katheter tot in het hart brengen en dat de pompfunctie deels overneemt. Met die therapie kopen we tijd, in afwachting van spontaan herstel of eventueel een harttransplantatie. Zo hopen we de kansen van die patienten te verbeteren.’

Onderzoek: COVID-19 bij topsporters STEMI-netwerk zorgt voor minder overlijdens na hartinfarct

Met de COVIDEX-studie wil een team Vlaamse wetenschappers, onder leiding van UZA-cardioloog dr. Hielko Miljoen, de gevolgen van een COVID-19-besmetting op het hart onderzoeken, met name bij atleten.

Waarom? COVID-19 kan leiden tot aantasting van de hartspier. Voor personen die sporten is dat extra gevaarlijk: een van de oorzaken van plotse hartdood bij jonge sporters is immers een al dan niet eerder doorgemaakte ontsteking van de hartspier. Bij één studie naar plotse hartdood bij atleten werd dit bij 5 tot 8 procent vastgesteld.

Doel? Met de studie wil het onderzoeksteam bij een grote groep atleten nagaan hoe zij COVID-19 hebben doorgemaakt, bij hoeveel van hen er sprake is van aantasting van de hartspier en in welke mate dat aanleiding geeft tot hartritmestoornissen op langere termijn.

Meedoen? Sport je al minstens vijf jaar vier uur of meer per week en heb je een positieve COVID-19-test afgelegd, dan kan je je aanmelden via www.covidex.be.

Multidisciplinaire aanpak het hart voorbij

Cardiologen kijken niet alleen naar het hart van hun patiënt. Om een volledig beeld te krijgen en waar nodig behandelingen op elkaar af te stemmen, werken ze nauw samen met collega’s van andere diensten. Vier cardiologen leggen uit waarom dat zo belangrijk is.

1Prof. dr. An Van Berendoncks 3 Opvolging van aangeboren hartafwijking ‘Kinderen met een aangeboren hartafwijking bereiken steeds vaker de volwassen leeftijd. Om hun levensverwachting nog te verbeteren is levenslange gespecialiseerde opvolging noodzakelijk. De kindercardioloog en cardioloog bereiden de patiënt samen voor op de overgang naar de volwassenenraadpleging. Op volwassen leeftijd zijn er specifieke aandachtspunten. Zo is er onder meer een gespecialiseerd zwangerschapshartteam met nauwe samenwerking tussen gynaecologen, anesthesisten en cardiologen om optimale zorg en ondersteuning te bieden aan zwangere vrouwen met een hartafwijking.’

2

Prof. dr. Johan Saenen

Speuren naar erfelijke oorzaak redt levens ‘Als een jong persoon plots overlijdt aan een hartprobleem, ligt er vaak een erfelijke oorzaak aan de basis. Door die te achterhalen kunnen we de patiënt beter beschermen en ook andere familieleden met een hoog risico opsporen. Dat kan levens redden. We zien die patiënten samen met de geneticus en genetisch counselor op onze raadpleging cardiogenetica. Met die aanpak zijn we pioniers in Vlaanderen. Bij onze zoektocht naar het verantwoordelijke gen analyseren we steeds vaker het volledige genoom met behulp van whole genome sequencing. Omdat de diagnose een grote impact kan hebben op het leven van de patiënt en zijn familie, besteden we veel aandacht aan ondersteuning en begeleiding.’

4

Dr. Constantijn Franssen

Waakzaam na kankerbehandeling ‘Sommige kankerbehandelingen kunnen schadelijk zijn voor het hart. Tot 25 procent van de borstkankerpatiënten die behandeld worden met chemotherapie, zou daar hartschade aan overhouden, al is die gelukkig vaak mild. Op de onco-cardiologische raadpleging volgen we die patiënten vanaf het begin op, zodat we eventuele problemen in een vroeg stadium kunnen aanpakken. De oncologen verwijzen geregeld ook andere kankerpatiënten met een verhoogd risico naar ons, onder wie patiënten met lymfeklierkanker.’

Prof. dr. Johan Bosmans

Hartproblemen bij oudere patiënten ‘Interventiecardiologen behandelen steeds vaker oudere patiënten met een hartklepprobleem. Op zeer hoge leeftijd houdt een klassieke openhartoperatie vaak te veel risico’s in. Een katheterbehandeling biedt dan een alternatief: we brengen de nieuwe hartklep via de lies tot bij het hart, een ingreep die we destijds als eersten in België uitvoerden. Daardoor kunnen we nu veel meer mensen, en vooral ook oudere patiënten, toch helpen en waardevolle jaren schenken. Sommige hoogbejaarde patiënten komen echter ook voor deze ingreep niet in aanmerking omdat ze te kwetsbaar zijn of meerdere aandoeningen hebben. Zo’n beslissing nemen we altijd in teamverband, in overleg met onder meer de patiënt, zijn familie, de cardiochirurg, de geriater en de huisarts.’

Erwin (64) had een hartritmestoornis

‘Ik dacht dat ik elk moment kon doodvallen’

Erwin was altijd sportief en kerngezond. Toen hij op 55-jarige leeftijd te horen kreeg dat hij aan hartritmestoornissen en het syndroom van Brugada leed, kwam dat als een donderslag bij heldere hemel. ‘Sinds mijn ablatie heb ik gelukkig weer een perfect normale hartslag.’

Erwin, intussen 64, hoorde voor het eerst over zijn hartprobleem tijdens een medische controle bij de arbeidsgeneesheer. ‘Ik zat klaar om een fietsproef te doen, maar mocht er opeens niet meer aan beginnen. Mijn ECG had uitgewezen dat er iets fout was met mijn hartritme’, vertelt Erwin. Hij werd verwezen naar prof. dr. Andrea Sarkozy, elektrofysioloog in het UZA, die op zoek ging naar de oorzaak van zijn probleem. Onderzoek wees uit dat Erwin aan het syndroom van Brugada lijdt. Dat is een erfelijke aandoening die gepaard kan gaan met verschillende hartritmestoornissen. Bij Erwin leidde het tot voorkamerfibrillatie.

De diagnose kwam hard binnen.

Nieuwe pacemaker bij te traag hartritme

Een andere veelvoorkomende hartritmestoornis is een te traag hartritme. Die patiënten helpen we traditioneel met een pacemaker. Van de patiënten bij wie de pacemaker vaak actief is, ontwikkelt echter 5 tot 40 procent met de jaren hartfalen als gevolg van die behandeling. ‘Dat komt doordat een klassieke pacemaker de hartspier op een asymmetrische manier doet samentrekken’, legt UZA-cardioloog dr. Wim Huybrechts uit. ‘In het UZA maken we daarom steeds vaker gebruik van een andere techniek.’ ‘In plaats van de pacemakerdraadjes met de hartspier te verbinden, koppelen we ze met het eigen geleidingssysteem van het hart. Dat heeft als effect dat het hart op een natuurlijke manier samentrekt. De techniek heet conduction system pacing, meer specifiek His-pacing. Wij passen vaak left bundle pacing toe, waarbij we de zenuwbundel activeren die de stroom over de linkerhartkamer verdeelt.’

De nieuwe techniek lijkt het risico op bijkomende hartproblemen sterk te verminderen, al moeten grote studies dat nog bevestigen. ‘Zeker bij patiënten die risico lopen op die bijkomende hartschade, implanteren we altijd het nieuwe type pacemaker. Daarnaast behandelen we met de techniek soms een verminderde pompfunctie. Ook die toepassing is veelbelovend’, aldus Huybrechts.

Sinds de ingreep is het hartritme van Erwin weer normaal, intussen al bijna tien jaar lang.

Prof. dr. Andrea Sarkozy, elektrofysioloog

Dr. Wim Huybrechts, cardioloog

‘Nooit had ik iets vreemds gemerkt. Ik ben altijd sportief geweest, heb zelfs jarenlang aan competitievoetbal gedaan. En nu bleek ik een aandoening te hebben die voor de rest van mijn leven was. Ik kreeg terstond het gevoel dat ik elk moment dood kon neervallen. Die eerste periode controleerde ik keer op keer mijn polsslag’, zegt Erwin.

‘Ik mag er niet aan denken hoe het anders met me was afgelopen.’

Medicatie en geruststellende woorden Gelukkig kon professor Sarkozy hem geruststellen: er waren verschillende behandelingsmogelijkheden. Erwin kreeg tijdelijk bloedverdunners voorgeschreven om het risico op bloedklonters te verminderen en hij zou daarnaast een elektrische schok krijgen toegediend om zijn hartritme te herstellen. ‘Dat klonk best beangstigend’, herinnert Erwin zich. ‘Maar uiteraard gebeurt zoiets onder narcose. Het leek in eerste instantie te helpen, maar de hartritmestoornissen kwamen na verloop van tijd terug. Zo ook na een tweede behandeling.’ Sarkozy stelde daarop een ablatie voor: daarbij worden kleine littekens in de hartspier gebrand die de verstorende elektrische activiteit onderbreken. Bij voorkamerfibrillatie gebeurt dat in de zone rondom de longaders. ‘De ingreep duurde naar verluidt lang, maar hij heeft wel goed geholpen. Sindsdien is mijn hartritme weer normaal, intussen al bijna tien jaar lang. Ik moet alleen nog jaarlijks op controle komen. Vooraf wordt dan telkens mijn hartritme 24 uur lang geregistreerd met een Holter.’ Als brugadapatiënt moet hij ook opletten met sommige medicatie. En bij koorts moet hij onmiddellijk contact opnemen met het ziekenhuis.

Nauwgezette opvolging Erwin prijst zich gelukkig dat zijn hartritmestoornis tijdig werd ontdekt en behandeld. ‘Ik mag er niet aan denken hoe het anders was afgelopen. Professor Sarkozy legde me uit dat zo’n hartritmestoornis belastend kan zijn voor het hart. Zonder behandeling zou mijn hartspier geleidelijk zijn uitgezet, als gevolg van een te snelle polsslag. Dat is niet gebeurd omdat we er op tijd bij waren. Natuurlijk speelt er wel eens door mijn hoofd, wat als het terugkomt? Maar ik weet dat ik nauwgezet word opgevolgd. En intussen doe ik geen gekke dingen (lacht).’

Ablatie: littekens doorbreken hartritmestoornis

Zowat een vierde van alle veertigplussers krijgt ooit te maken met voorkamerfibrillatie (VKF), de meest voorkomende vorm van hartritmestoornissen. Bij VKF is er in de voorkamers een snelle en onregelmatige elektrische activiteit, waardoor het bloed niet efficiënt naar de hartkamers wordt gepompt. Onbehandelde VKF is niet ongevaarlijk: het verhoogt het risico op een beroerte met vijf keer.

‘Als medicatie niet helpt en de patiënt symptomen of een verminderde pompfunctie heeft, gaan we meestal over tot ablatie’, zegt UZA-elektrofysiologe prof. dr. Andrea Sarkozy. ‘Bij die ingreep maken we kleine littekens in het hart om het elektrische traject van de ritmestoornis te onderbreken. Bij VKF doen we dat doorgaans rondom de longaders, omdat meestal daar de chaotische elektrische activiteit ontstaat.’

Ablatie gebeurt meestal onder narcose, via een katheterisatie. ‘Bij een klassieke ablatie branden we de littekens in het hartweefsel met behulp van radiofrequente energie. Bij milde vormen van VKF kan dat ook met bevriezing. Die ingreep is eenvoudiger.’ Patiënten kunnen de dag na de ablatie naar huis en zijn meestal snel weer op de been. ‘Het is fantastisch dat we een ernstig probleem met een al bij al kleine ingreep kunnen verhelpen’, vindt Sarkozy.

De kans op succes varieert van 50 tot 90 procent, afhankelijk van de ernst van de hartritmestoornis. Sarkozy: ‘Bij zowat een op de zes patiënten is een tweede ablatie nodig, waarbij we op zoek moeten gaan naar andere zones, buiten de longaders, die we kunnen behandelen.’

Interventiecardiologie Kleine ingrepen met grote impact

Dankzij nieuwe technologie lossen de interventiecardiologen van het UZA meer en meer hartproblemen zelfs zonder te snijden op. Het medische team slaagt erin om ook oudere hartpatiënten betere kansen en een hogere levenskwaliteit te bieden. Binnenkort implanteert het UZA als een van de eerste ziekenhuizen in Vlaanderen een sensor bij patiënten die het medisch team waarschuwt als de druk in het hart gevaarlijk oploopt.

Prof. dr. Vincent Segers, cardioloog

nterventiecardiologen maken gebruik van verschillende technieken om implantaten zonder chirurgie tot in het hart te brengen. Via technologie zoals katheterisatie schuiven ze pakweg een hartklep of stent, een buisje dat een ader van binnenuit open houdt, via de lies of pols tot in het hart. Dat is minder ingrijpend dan een klassieke operatie, waardoor ook oudere en kwetsbare patiënten voor de behandeling in aanmerking komen. Geluidsgolven in een ballon ‘Een ander mooi voorbeeld is een intervasculaire lithotripsie, waarbij we aderverkalking met geluidsgolven verwijderen’, zegt UZA-cardioloog prof. dr. Vincent Segers. ‘Die techniek is geschikt bij hardnekkige verkalking die je met een klassieke ballondilatatie moeilijk kan verwijderen. We plaatsen een piepklein ballonnetje met twee elektrodes, een zogenaamde Shockwave-ballon. Die elektrodes veroorzaken schokgolven die de verkalking vernietigen, waarna wij een stent inbrengen. Vergelijk het met het vergruizen van nierstenen, maar dan van binnenuit. Met die techniek, die we nu zo’n vier jaar gebruiken, helpen we patiënten die anders een openhartoperatie moeten ondergaan of zelfs volledig uit de boot vallen.’ Ventiel regelt bloedstroom Een bijkomende, erg vernieuwende therapie waarmee het UZA start, is de plaatsing van een Atrial Flow Regulator (AFR): een klein implantaat dat we tussen beide voorkamers inbrengen. Het is bedoeld voor patiënten met een verzwakte hartspier die ondanks een eerdere operatie of medicatie nog veel klachten hebben. Segers: ‘Velen zijn erg kortademig en kunnen weinig inspanningen aan. De AFR voert de verhoogde druk in hun linkervoorkamer via een ventiel af naar de rechtervoorkamer. Een kleine ingreep die een wereld van verschil kan maken. Sommige patiënten die voordien amper konden stappen, zijn naderhand weer goed te been.’

Sensor spoort drukverhoging op Bij patiënten die alsnog een verhoogde druk in het hart opbouwen, is het zaak dat vroegtijdig te ontdekken. ‘Doorgaans bouwt die druk zich al drie tot vier weken op voor patiënten klachten krijgen. Door vroeg in te grijpen, voorkom je dat ze vocht in de longen I ontwikkelen en opgenomen moeten worden’, zegt UZA-cardioloog Constantijn Franssen. Een nieuwe techniek waarmee net werd gestart, CardioMems, maakt die vroege detectie mogelijk. ‘We plaatsen een minuscule sensor in de longslagader die de druk in het hart meet. Die seint de geregistreerde data ’s nachts naar ons door, via afleesapparatuur die in een hoofdkussen is verwerkt. Vanaf een bepaalde waarde krijgen wij een alarm, zodat we de medicatie van de patiënt kunnen aanpassen en voorkomen dat het probleem escaleert.’ Het UZA is een van de eerste ziekenhuizen in Vlaanderen die met AFR en CardioMems starten. ‘In België worden geen van de drie behandelingen al terugbetaald. Dankzij het Innovatiefonds van het UZA en een extra financiele inspanning door de dienst cardiologie kunnen wij ze toch aanbieden. Of patiënten met zo’n behandeling ook langer leven, is nog niet bewezen. Wel staat al vast dat ze de levenskwaliteit sterk verhogen. En daar draait het ook om’, besluit Franssen.

This article is from: