VIVES - graduaat werkvoorbereiding hout - technisch houtonderzoek

Page 1


Technisch houtonderzoek

Docent ThiboVantuyckom

StudiegebiedTechnology

Graduaat in de Werkvoorbereiding Hout

Campus VIVESRoeselare

Legende van de gebruikte iconen

Legende

van de gebruikte iconen

Leerdoelen

Extra informatie

Voorbeeld

Website

Leerdoelen

DLR 1: De gegradueerde analyseert, in overleg met de leidinggevende, de werkopdracht, (werk)tekeningen, plannen en lastenboeken.

Gedragsindicator 1.1: De student analyseert de werkopdracht en stemt af met de klant. Gedragsindicator 1.3: De student maakt een materialenstaat (lastenboek) op.

DLR 2: De gegradueerde gebruikt de gepaste bevestigings- en afwerkingsmiddelen op basis van de technische eigenschappen (fysisch, chemisch, mechanisch en thermisch) van hout en zijn afgeleide producten.

Gedragsindicator 2.1: De student kent de eigenschappen van verschillende materialen en het gepast gebruik ervan.

DLR 11: De gegradueerde respecteert de beroepsgerelateerde normen en regelgeving inzake veiligheid, milieu, kwaliteit en welzijn. De gegradueerde evalueert het eigen handelen vanuit de principes van duurzaam.

Gedragsindicator 11.1: De student kent de beroepsgerelateerde normen en regelgeving inzake veiligheid, milieu, kwaliteit en welzijn en respecteert deze.

Gedragsindicator 11.2: De student kan de recente normen en regelgeving opzoeken en opvolgen.

5.2.1

5.2.2

5.9.1

6.2.4

6.3.3

Bibliografie

Bijlagen 143

Houtanatomie

1.1 Inleiding

Belangrijk is de keuze van de gebruikte materialen. Niet elke houtsoort kan voor elke toepassing gebruikt worden. Zo gebruikt men beuk beter niet buiten en kan men iroko het best niet gebruiken wanneer er geen verkleuring mag ontstaan.

Kennis van de gebruikte materialen is zeer belangrijk in de hedendaagse houtnijverheid. Het komt nogal te veel voor dat mensen kastanje verwerken in de plaats dan eik, iroko aanzien als afzelia, …

Belangrijk is het ook om op de hoogte te zijn van de huidige ho utprijzen zodat men na de realisatie niet voor verrassingen komt te staan.

Het is de bedoeling om in groepen de gebruikte houtsoorten, houtaanverwanten, op de campus te herkennen, te onderzoeken en na te gaan of er de juiste keuze naar toepassing gemaakt is. Hier kan men nagaan of het verstandig is alder te gebruiken om een trap te realiseren zonder afwerking?

Snel zal men leren dat alder een zachte houtsoort is en dus zonder degelijke afwerking niet geschikt is om te gebruiken als houtsoort waar veel slijtage mogelijk is (trappen, parket, tablet, …). De afwerkingsmogelijkheden bespreken we later in dit OPO.

Vooraleer we deze houtsoorten en aanverwanten onderwerpen aan enkele proeven is het belangrijk om enkele eigenschappen te herkennen.

Houtherkenning is een niet onbelangrijk gegeven in jullie opleiding.

Op aarde zijn er vele tienduizenden houtsoorten. Hoeveel precies is nog steeds niet gekend. Een ruwe schatting van de houtgewassen, dus struiken en heesters inbegrepen, brengt ons op ongeveer 100000.

Slechts een klein gedeelte hiervan, ca. 2000 soorten zijn botanisch beschreven, terwijl in de houthandel er slechts honderden gebruikt worden. Gezien het grote aantal bestaande soorten is de kans dus groot dat een import partij een of meer onbekende houtsoorten aanwezig zijn. Een identificatie (herkenning) kan dan noodzakelijk zijn en dat is geen eenvoudige zaak. De deskundige is dan ook vaak genoodzaakt te verklaren, het is vermoedelijk, …

Na het lezen van het bovenstaande kan men zich afvragen “Wat moet ik nu met die houtherkenning als een expert er al zoveel moeilijkheden mee heeft”? Gelukkig valt dit in de praktijk nogal mee omdat men met een beperkt aantal handelshoutsoorten werkt. Betrouwbaar is een houtmonster wetenschappelijk gezien, alleen wanneer het afkomstig is van een boom waarvan de botanische naam bepaald is. Een handelsmonster is betrouwbaar als na deskundige determinatie is vastgesteld welke houtsoort het precies is. Houtherkenning ’s instituten bezitten uitgebreide collecties van betrouwbare houtmonsters, waarmee een te onderzoeken monster kan worden vergeleken.

In dit OPO zullen we proberen voldoende oefening en kennis te v erschaffen om de voornaamste handelshoutsoorten te leren herkennen. Het zal je bovendien ook duidelijk worden dat de kennis van de bouw van het hout niet alleen voor houtherkenning, maar ook voor tal van andere zaken belangrijk is zoals; impregneerbaarheid, hechting van afwerkingsproducten, gedrag bij drogen, …

Vanwege het verschil in opbouw tussen loof- en naaldhout en de daaruit voortvloeiende verschillende werkwijze bij herkenning wordt in dit deel eerst het loofhout stap voor stap behandeld, daarna het naaldhout. En als laatste behandelen we ook nog afwerkingstechnieken, houtcomposieten en plaatmaterialen.

2 Botanische naamgeving

2.1 Wetenschappelijke of botanische naam

In elke taal of dialect heeft elke houtsoort zijn eigen naam, de zogenoemde volksnaam. Het feit is dat een boom soms een andere volksnaam heeft dan de naam van het ho ut dat deze boom levert.

Voor houtherkenning is het belangrijk dat iedereen over dezelfde boom of houtsoort spreekt.

Daarom gebruiken we de wetenschappelijke of botanische naam.

De zweed Carolus Linnaeus is de stichter van het binominale systeem van de nomenclatuur.

Linnaeus bedacht een eenvoudige numerieke classificatie op basis van de seksualiteit van de planten en gebruikte een consistent systeem van namen. Hij deelde de planten in steeds grotere groepen in, te beginnen bij het geslacht, daarna de familie, de orde, de klasse, de onderafdeling en de afdeling. Alle planten die hout leveren behoren tot de afdeling van zaadplanten of spermatopsita.

Zo kreeg elke boom een wetenschappelijke naam bestaande uit twee delen. Het eerste deel van de naam is de geslachtsnaam en het tweede deel van de naam is de soort. Hiernaast is er aan de wetenschappelijke naam een derde deel toegevoegd, namelijk de afkorting van de naam van de botanicus die de soort voor het eerst beschreven heeft. Op dit moment zijn de wetenschappelijke namen vastgelegd in de ICBN (Internationale Code voor Botanische Naamgeving). De wetenschappelijke naam bestaan dus uit drie delen: de geslachtsnaam, de soortaanduiding, en de naam van de auteur.

Voorbeelden:

EIK

FAGACEAE Quercus robur (ENGLISH OAK, PEDUNCULATE OAK)

Synonym: FAGACEAE Quercus pedunculata

De wetenschappelijke naam voor eik is Quercus sp. Maar we hebben meer dan 1 soort eikenhout, in het voorbeeld hierboven zien we amerikaans eikenhout of (ENGLISH OAK). Als we de benaming wat verder opdelen moeten we eigenlijk de volledige naam ophalen.

FAGALES FAGACEAE Quercus robur.

FAGALES = Orde

FAGACEAE = Familie

Quercus = Geslacht of Genus

Robur = Soort of Species

BEUK

FAGACEAE Fagus sylvatica L. (EUROPEAN BEECH)

De wetenschappelijke naam voor beuk is Fagus sp. Maar we hebben ook meer dan 1 soort beukenhout, in het voorbeeld hierboven zien we europees beukenhout of (EUROPEAN BEECH). Als we de benaming wat verder opdelen moeten we eigenlijk de volledige naam ophalen.

FAGALES FAGACEAE Fagus sylvatica L.

Plantae = Rijk, in dit geval (planten)

Embryophyta = Stam, in dit geval (landplanten)

Spermatopsida = Klasse, in dit geval (zaadplanten)

FAGALES = Orde

FAGACEAE = Familie

Quercus = Geslacht of Genus

Robur = Soort of Species

L. = Auteur, in dit geval de auteur Linnaeus

We kunnen ons natuurlijk ook een stuk meer verdiepen in de Taxonomische indeling van het hout. Maar in alle literatuur beperken we ons tot de Orde, Familie, geslacht en soort.

Nederlands Latijn Engels Belang

Rijk Regnum Kingdom Primair

Afdeling of stam Divisio of Phylum Division or Phylum Primair

Klasse Classis Class Primair

Orde Ordo Order Primair

Familie Familia Family Primair

Tak Tribus Tribe Secundair

Geslacht Genus Genus Primair

Sectie Sectio Section Secundair

Reeks Series Series Secundair

Soort Species Species Primair

Variëteit Verietas Variety Secundair

Vorm Forma Form Secundair

2.2 Taxonomische rang in biologische classificatie

De taxonomische rang is het niveau of de indeling van organismen. In deze rang hebben we verschillende niveau’s die we hieronder wat verdiepen.

Het leven is hierin de alomvattende benaming.

Het Domein of Imperium is hier dan ook de hoogte taxodermische rang in het leven en onderscheid 3 categorieën

Domein Bacteria

- Levende micro-organismen, en heeft geen celkern

Domein Archaea

- Eencellig micro-organisme

Domein Eukaryota (of Eucarya)

- Dit zijn organismen waarbij iedere cel een celkern heeft en hieronder plaatst de huidige biologsiche wetenschap het leven zoals we het kennen. Hieronder plaatsen we dus ook dieren, planten en schimmels. Mineralen behoren niet tot het leven en worden dus hier ook niet meegerekend.

2.2.1 Taxonomische rang: Het Rijk

1: Taxonomische indeling van de biologie (Rasbak, 2009)

In deze taxonomische rang vinden we dus onze planten (Plantae) terug en hierbij behoort natuurlijk ook onze houtsoorten verzameling.

2.2.2 Taxonomische rang: De Stam

In deze taxonomische rang vinden we het soort plant terug, men kan hier namelijk kiezen voor planten die geen differentiatie in stengelblad of wortel vertonen (Thallophyta) of landplanten (Embryophyta). Alle soorten in taxonomische groep “landplanten of Embryophyta” zijn complexe meercellige Eukaryoten met gespecialiseerde voortplantingsorganen. Met een beperkt aantal uitzonderingen verkrijgen ze hun energie uit de fotosynthese.

2.2.3 Taxonomische rang: De Klasse

In deze taxonomische rang delen we het soort organisme op in de manier waarop hij zich voortplant.

In de klasse: Spermatopsida (Zaadplanten) delen we alle planten op dei zich voortplanten door middel van zaden die ontstaan uit bevruchte zaadkoppen.

Figuur

2.2.4 Taxonomische rang: De Orde

De orde in de taxonomische rang kunnen we bijna altijd koppelen aan de familie. De Orde stroomt dan bijna ook direct door naar de familienaam en is hier ook van afgeleid.

2.2.5 Taxonomische rang: De Familie

In de biologie is een familie een van de belangrijkse taxonomische rangen, na soort en geslacht. Een familie bevat dan ook een of meer geslachten die elk een or meer soorten bevatten.

Één familie kan dus ook één soort bevatten zoals GINKGOCEAE met als enigte soort Japans notenhout of Ginkgo biloba.

2.2.6

Taxonomische rang: Het Geslacht

De wetenschappelijke naam van een soort bestaand altijd uit de geslachtsnaam, beginnend met een hoofdletter, met daaropvolgend de soortaanduiding, die altijd in kleine letters wordt geschreven.

Soorten binnen hetzelfde geslacht zijn nauwer aan elkaar verwant dan andere soorten uit een ander geslacht.

2.2.7

Taxonomische rang: De Soort

Een veelgebruikte definitie is dat een soort bestat uit alle individuen die zich onder natuurlijke omstandigheden (zonder menselijk ingrijken) onderling kunnen voortplanten, en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen. De individuen binnen een soort verto nen morfologische en genetische overeenkomsten, maar ook onderlinge verschillen (natuurlijke variatie), zoals kleurvarianten, verschillen in afmeting en variatie in gedrag.

In de houtherkenning merken we hier verschillen in één of meerdere eigenschappen van de houtsoorten.

3 Vlakken en richtingen

3.1 De oriëntatie van vlakken en richtingen

Als we het over de lengte, de breedte en dikte van een voorwerp hebben, dan weet iedereen wat we bedoelen. Dit geldt ook voor de begrippen bovenzijde, onderzijde, voorzijde en achterzijde. Als we een plank bekijken, dan is het duidelijk wat de lengte, de bree dte en de dikte van de plank is. Het hangt van de manier waarop we de plank vasthouden af wat de bovenzijde, de onderzijde, de voorzijde en de achterzijde is. Als de breedte en de dikte van een plank overal gelijk zijn, dan hebben we te maken met een balk. Maar wat is nu de breedte of de dikte van de balk? Omdat we er voor houtherkenning zeker van moeten zijn dat we over hetzelfde vlak of dezelfde richting spreken, gebruiken we volgende termen.

We onderscheiden drie richtingen:

• Axiale richting;

• Radiale richting;

• Tangentiale richting.

We onderscheiden hiernaast ook drie hoofdvlakken:

• Transversaal vlak;

• Radiaal vlak;

• Tangentiaal vlak.

Kops Straal Radiaal Straal Tangentiaal

Straal

Figuur 2: De oriëntatie van vlakken en richtingen bij massief hout. (Vantuyckom & Vanhecke, Houtonderzoek Deel I: Houtanatomie, 2023)

3.2 Richtingen

3.2.1

Axiale richting

We kunnen de stam van een boom zien als een cilinder. Een cilinder heeft een as en een straal. Het Latijnse woord voor as is axis. De lengterichting van een boom noemen we hierdoor de axiale richting.

3.2.2

Radiale richting

Als we de stam terug beschouwen als een cilinder en we bekijken de bovenkant van de cilinder, dan zien we de bovenkant als een cirkel. Elke lijn die vanaf de buitenkant van de cirkel naar het middelpunt van de cirkel loopt noemen we een straal of in het Latijn een radius. Daarom noemen we de richting van de buitenkant van de boom naar het middelpunt van de boom de radiale richting.

3.2.3 Tangentiale richting

We hebben bij de uitleg van de radiale richting de stam beschouwd als een cilinder, waarbij de stralen van de boom van de buitenkant van de boom naar het middelpunt van de boom lopen. Elke lijn die loodrecht op een straal staat, maar niet loodrecht door het middelpunt van de boom gaat, noemen we de tangens. Daarom noemen we de richting loodrecht op de radiale richting de tangentiale richting.

3.3 Vlakken

3.3.1 Transversaal vlak

Als we een snijvlak maken loodrecht op de lengteas of axiale richting, dan krijgen we het transversale vlak of kopse vlak. In de praktijk spreken we van kopshout. Dus wanneer we een boom dwars doorsnijden, zien we het transversale vlak of kopse vlak. Op het dwarse snijvlak kunnen we duidelijk verschillende zones onderscheiden.

Zo kunnen we een onderscheid maken tussen de schil, het spint, het kernhout en het hart. Daarnaast zien we lijnen die vanuit het hart naar de buitenzijde van de boom lopen. Deze lijnen noemen we de stralen. De buitenkant van de boom

Noemen we de buitenzijde en de hartkant noemen we de hartzijde.

3.3.2 Radiaal vlak

Eerder hebben we de boom vergeleken met een cilinder met een as en een straal. Het Latijnse woord voor straal is radius. Dus als we een axiaal snijvlak maken dat door het hart van de boom loopt, dan krijgen we het radiale vlak. Omdat bij dit snijvlak langs de stralen wordt gesneden, geeft dit bij bepaalde houtsoorten een bijzondere tekening. In de volksmond is dit de kwartiers zijde. In de praktijk spreken we meestal van kwartiershout.

3.3.3 Tangentiaal vlak

Als we een snijvlak maken loodrecht op het radiale vlak, dan krijgen we een tangentiaal vlak. In de praktijk noemen we dit het dosse vlak. In de praktijk noemen we iedere raaklijn aan de cirkel van de boom een tangentiaal vlak. Maar voor de houtherkenning is een zuiver tangentiaal snijvlak nodig. Dit krijgen we als we de boom schillen, zoals bij fineer. Bij het schillen snijden we constant Loodrecht op het radiale vlak.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.