bachelor toegepaste criminologie - cimonografie

Page 1

Criminografie

Evelien De Pauw

Studiegebied sociaal-agogisch werk

Regulier onderwijs: 1BaMV Campus Kortrijk

- 1 -

The term criminology refers to all scholarly, scientific and professional knowledge concerning (1) the explanation, (2) prevention, (3) control and (4) treatment of crime and delinquency, offenders and victims, (5) including the measurement and (6) detection of crime, (7) legislation and (8) the practise of criminal law, and law enforcement, judicial, and correctional systems.

Definitie van Criminologie volgens de European Society of Criminology

Deze cursus werd hoofdzakelijk samengesteld door Hannelore Verzele. Oprechte dank voor alle inspanningen.

- 2 -

1 Inleiding

Om veiligheids- en criminaliteitssituaties te kunnen verklaren, bestuderen, vergelijken en hiervoor verschillende oplossings- en preventiestrategieën aan te reiken, om politioneel toezicht te organiseren, om de ophelderingsgraad te verbeteren, … is er nood aan meetinstrumenten en indicatoren die de problemen kunnen schetsen. Er is dus nood aan een instrument dat toelaat criminaliteit, onveiligheid en de maatschappelijke reactie hierop in kaart te brengen.

In het vak criminografie wordt stilgestaan bij criminografische basisinformatie. We schenken hierbij aandacht aan officiële criminaliteitsstatistieken zoals de politionele statistieken en gerechtelijke statistieken zoals parketstatistieken, veroordelings-statistieken en strafuitvoeringsstatistieken. Ook worden technieken rond zelfrapportage behandeld, denken we aan zelfrapportage door (potentiële) plegers van delicten en slachtofferenquêtes (i.c. de veiligheidsmonitor). Tot slot hebben we aandacht voor indicatoren die de context van de buurt schetst.

Zowel de sterkten, de zwaktes, de mogelijkheden en bedreigingen van deze criminografische instrumenten komen in dit vak aan bod. Immers, niet alleen voor de criminologische theorievorming maar ook voor de ontwikkeling van beleid op het gebied van politie, justitie en criminaliteitspreventie is een goed inzicht in de omvang en de aard van de gepleegde criminaliteit en in kenmerken van de plegers van delicten en de slachtoffers een eerste voorwaarde. Een probleem daarbij is dus de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens. Wie regelmatig de krant leest zal weten dat de gegevens die met enige regelmaat worden gepresenteerd niet altijd ondubbelzinnig lijken bij te dragen tot een beter inzicht in de criminaliteit.

- 5 -

2 Problemen bij Criminaliteitsevaluatie

2.1 ‘De’ criminaliteit bestaat niet

In de media wordt vaak bericht dat ‘de’ criminaliteit is gedaald of gestegen. Echter, voorzichtigheid bij dergelijke uitspraken is geboden. Er bestaan immers verschillende valkuilen. Het is daarom belangrijk enkele nuances aan te brengen bij het hanteren en interpreteren van dergelijke statistieken.

2.2 Verwijzen naar officiële cijfers

Wanneer gepraat wordt over ‘de’ criminaliteit wordt veelal verwezen naar de officiële statistieken betreffende de geregistreerde criminaliteit. Er wordt m.a.w. vaak verwezen naar die criminaliteit waar de politie kennis van neemt én registreert. Zo hanteerden de vroegere gemeentepolitie, Rijkswacht en gerechtelijke politie drie verschillende registratie-instrumenten. Zonder voldoende en grondige kennis van de registratiepraktijk en het registratieinstrument is een goede interpretatie van deze criminaliteitscijfers echter onmogelijk. 

De officiële criminaliteitscijfers werden in de Sovjetunie (voor de liberalisering van Gorbatsjov) op zeer bizarre wijze samengesteld. Een strafbaar feit werd immers maar geregistreerd als de dader bekend was. Indien de dader niet bekend was, weigerde de politie vaak de aangifte te aanvaarden. De verklaring hiervoor kan gezocht worden in het feit dat het percentage opsporingen als belangrijkste criterium gold bij het evalueren van het politiewerk.

2.3 Internationale vergelijkingen

De meeste West-Europese landen produceren steeds meer (straf)wetgeving. Het gevolg hiervan is dat het steeds meer strafbaar stellen van bepaald gedrag zich uiteraard ook weerspiegelt in de criminaliteitscijfers.

- 6 -

Tegelijkertijd is het zo dat bepaalde gedragingen in één land niet zomaar strafbaar zijn in een andere staat. Een oppervlakkige internationale vergelijking staat dan ook een grondige interpretatie in de weg.

2.4 Vergelijkingen in de tijd

Wanneer een onderzoek zich uitstrekt over langere periodes, blijkt heel duidelijk dat sommige vormen van criminaliteit sterk toenemen en anderen daarentegen sterk dalen. Sommige gedragingen worden immers uit de strafwet gehaald of andere krijgen dan net weer een strafbaar karakter.

Verkrachting binnen het huwelijk is pas strafbaar vanaf 1990. Het is dan ook mogelijk dat het aantal verkrachtingen sedert dan gestegen is. Ook hier blijft voorzichtigheid geboden zolang gedetailleerd cijfermateriaal niet voor handen is.

- 7 -

3 Selectie in de strafrechtsbedeling

Het strafrechtsysteem kan beschouwd worden als een omgekeerde trechter. In de diverse lagen van de strafrechtsbedeling treden er selectiemechanismen op, waardoor criminaliteit steeds verder gefilterd wordt.

Dit proces wordt ook omschreven als een funneling process, een trechter (funnel) die wijd is aan de bovenkant, maar naar beneden toe steeds smaller wordt.

- 8 -

3.1 Reëel gepleegde criminaliteit

De eerste en breedste laag (bovenaan) bevat alle reëel gepleegde criminaliteit. Het grootste deel van deze criminaliteit is niet gekend omdat niet iedereen aangifte doet van een misdrijf wanneer hij/zij slachtoffer is. Voor sommige misdrijven is er niet onmiddellijk een direct slachtoffer, bijvoorbeeld in geval van milieumisdrijven. Er bestaat m.a.w. een relatief groot ‘dark number’ (ongekende criminaliteit).

Verschillende redenen spelen een rol of een slachtoffer al dan niet aangifte zal doen van de feiten. Cruciaal hierbij zijn de ernst van de feiten en de grootte van de schade. Hoe groter de ernst en hoe groter de schade, des te groter de kans dat het slachtoffer aangifte zal doen van de feiten.

Daarnaast spelen ook volgende elementen een rol:

Heel wat misdrijven zijn niet gekend omdat er geen direct slachtoffer is. Dit is vaak het geval bij milieudelicten of economische delicten omdat daar geen direct slachtoffer is. Hoewel de samenleving de prijs betaalt voor dergelijke misdrijven, voelt niemand zich een direct slachtoffer. Er zijn ook heel wat misdrijven zonder rechtstreeks slachtoffer die niet via klacht (aangifte van het misdrijf door de benadeelde zelf) of aangifte (kennisgeving van een strafbaar feit door een persoon die kennis heeft van een misdrijf) aan het licht worden gebracht, e.g. nucleair materiaal, wapenhandel, gestolen kunstschatten… Echter, ook het besturen onder invloed is eigenlijk een misdrijf, doch indien hiervan geen vaststelling wordt gedaan of indien er geen slachtoffer valt, zal ook deze vorm van criminaliteit niet gekend zijn. Soms weet het slachtoffer niet eens dat een misdrijf heeft plaats gevonden, bijvoorbeeld wanneer iemand die zijn portefeuille kwijt is, denkt dat hij die ergens heeft laten liggen, terwijl in werkelijkheid slachtoffer is geworden van zakkenrollers. Het individueel mijdingsgedrag van het slachtoffer is hierbij eveneens heel belangrijk. Mogelijkerwijs is een slachtoffer van oordeel dat de politie niets te maken heeft met de gebeurde feiten, waardoor er geen aangifte zal gebeuren. Het is ook mogelijk dat het slachtoffer te bang is voor eventuele pijnlijke ervaringen (verhoor van de politie, confrontatie met de dader, verschijnen voor

- 9 -

een rechtbank…) waardoor hij/zij de feiten niet zal aangeven. Een andere mogelijke verklaring voor individueel mijdingsgedrag kan liggen in het feit dat het slachtoffer gechanteerd wordt of dat door aangifte zou blijken dat het slachtoffer zelf betrokken is bij strafbare feiten (vb. drugdealer die het slachtoffer is van diefstal met geweld).

De relatie tussen dader-slachtoffer is van doorslaggevend belang bij het al dan niet aangeven van bepaalde feiten. Algemeen kan gesteld worden dat de grootte van de afstand tussen beiden recht evenredig is met de bereidheid tot aangifte. Hoe hechter de relatie, hoe beter beide partijen mekaar kennen, hoe kleiner de kans dat het slachtoffer de feiten zal melden bij de politie. Hoe groter de afstand tussen dader en slachtoffer (e.g. het slachtoffer kent de dader helemaal niet), hoe groter de kans dat het slachtoffer de feiten als een delict zal beschouwen en dan ook aangifte zal doen van de feiten.

Belangrijke bedenking is dat wanneer slachtoffer en dader mekaar kennen, de feiten misschien onderling geregeld kunnen worden waardoor een aangifte dan ook overbodig wordt. Bovendien is het niet onmogelijk dat een slachtoffer zelf op zoek gaat naar vergelding, dat het slachtoffer zelf het recht in eigen handen neemt (e.g. een winkelier die slachtoffer is geweest van winkeldiefstal zal het product veel duurder aanrekenen aan een betrapte dief).

Het aangiftegedrag van slachtoffers wordt ook bepaald door de angst voor weerwraak of vergelding van de dader of van het milieu van de dader. Zo geldt bijvoorbeeld ‘l’omertà’ bij de Siciliaanse maffia (zwijgplicht).

De kans tot opsporing zal eveneens een rol spelen bij het al dan niet aangeven van bepaalde feiten. De kans dat de dader zal kunnen opgespoord worden zal grotendeels bepalen of het slachtoffer aangifte zal doen bij de politie of niet. Wanneer het gaat om kleine vernielingen of kleine diefstallen, zal het slachtoffer minder geneigd zijn hiervan aangifte te doen aangezien de veronderstelling leeft dat de dader toch niet zal gevat worden.

Andere delicten daarentegen zullen veel sneller aangegeven worden, bijvoorbeeld wanneer de dader gekend is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een

- 10 -

winkeldiefstal, aangezien deze feiten vastgesteld worden als meteen ook de dader bekend is.

Belangrijk : Onderzoek heeft intussen duidelijk aangetoond dat meer personen slachtoffer zijn van kleine vernietigingen en kleine diefstallen dan van zware criminele feiten, terwijl de aangiften van deze kleine criminaliteit net het laagst ligt.

Tot slot spelen ook economische redenen mee wanneer het slachtoffer al dan niet aangifte zal doen van bepaalde feiten. De mate waarin slachtoffers de mogelijkheid zien om schadevergoeding te vorderen zal in grote mate bepalend zijn voor het al dan niet aangeven van een strafbaar feit.

Vaak is het zo dat slachtoffers aangifte moeten doen van feiten alvorens ze kunnen genieten van een uitbetaling via hun verzekeringspolis. Indien het slachtoffer daarentegen zonder aangifte een uitbetaling kan genieten van de verzekering, zal hij (naar alle waarschijnlijkheid) geen aangifte doen van de feiten. Niet enkel natuurlijke personen zijn slachtoffer van misdrijven, ook rechtspersonen kunnen het slachtoffer zijn.

Uit onderzoek blijkt dat bedrijven maar aangifte zullen doen van strafbare feiten wanneer het om ernstige feiten gaat. Elementen als de goede relaties met het personeel, klanten, zakenpartners en een goede reputatie zorgen ervoor dat een rechtspersoon pas naar aanleiding van ernstige feiten aangifte zal doen. Tot slot heeft onderzoek ook uitgewezen dat het aangiftegedrag gedeeltelijk bepaald wordt door de sociale klasse van het slachtoffer. Leden van meer begoede milieus zullen bepaalde feiten sneller als een delict definiëren en dus ook sneller een aangifte doen dan leden van een lagere sociale klasse.

Uit het voorgaande kunnen we besluiten dat de hoeveelheid strafbare feiten veel groter is dan hetgeen gekend is bij de politie. Hoe groot het ‘dark number’ of de ‘verborgen criminaliteit’ is valt nooit volledig te achterhalen, maar we dienen er alvast van uit te gaan dat de totale reëel gepleegde criminaliteit groter is dan de criminaliteit gekend door de politie.

- 11 -

Wie meer wil weten over deze verborgen criminaliteit, zal dus zelf die gegevens moeten verzamelen. Dit kan op verschillende manieren, maar wanneer men vooral op zoek is naar kwantitatieve informatie, is onderzoek onder de bevolking met vragen over het aantal keren dat men slachtoffer is geworden van een misdrijf (slachtofferenquêtes) of dat men zelf wel eens een misdrijf heeft gepleegd (self report studies) het meest gebruikelijk.

Self report studies, of zelfrapportageonderzoeken, geven in de eerste plaats informatie over de plegers van misdrijven. Daarbij wordt aan de geënquêteerden de vraag voorgelegd of ze zich in een bepaalde periode wel eens schuldig hebben gemaakt aan bepaalde vormen van crimineel gedrag, of de politie op de hoogte is van de betreffende misdrijven of overtredingen, en of er, als dit al het geval is, een PV van is opgemaakt. Self report studies worden vooral verricht om te weten te komen wie de plegers van delicten zijn en om inzicht te krijgen in de relatie tussen categorieën daders & delicten.

Bij onderzoek naar slachtofferschap wordt aan de geënquêteerden gevraagd of zij in een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar voorafgaand aan de enquête, het slachtoffer zijn geworden van één of meer nader omschreven delicten.

Meestal wordt ook gevraagd of zij, als dit zo is, daarvan de politie in kennis hebben gesteld. Slachtofferonderzoeken hebben verschillende verdiensten. Behalve dat ze inzicht verschaffen in de omvang van bepaalde vormen van nietgeregistreerde criminaliteit, leveren ze ook informatie op over de slachtoffers. Zo is intussen duidelijk geworden dat slachtofferschap niet gelijk over de bevolking is verdeeld, dat er m.a.w. bepaalde risicogroepen bestaan. Ook blijken de risico’s naar tijd en plaats te verschillen. In het algemeen hebben deze onderzoeken bijgedragen tot een grotere aandacht voor slachtoffers van misdrijven.

Onderzoeken onder de bevolking naar mogelijk daderschap die er juist op zijn gericht de omvang van delinquentie in kaart te brengen, zijn er betrekkelijk weinig. Dergelijke onderzoeken worden niet regelmatig verricht, en bovendien verschaffen ze slechts gegevens over enkele vormen van veelvoorkomende criminaliteit. Over alle overige vormen van criminaliteit, zoals weinig voorkomende maar ernstige delicten, zeggen ze niets.

- 12 -

Overigens kan het soms heel verhelderend zijn statistieken uit een geheel andere bron te raadplegen voor aanvullende informatie. Voor de aantallen door geweldsmisdrijven om het leven gekomen mensen bijvoorbeeld heeft men weinig aan slachtofferenquêtes. Uiteraard krijgen we door de gepleegde criminaliteit in kwantitatieve termen uit te drukken in de eerste plaats een beeld van het algemene criminaliteitsniveau. 1

3.2 Criminaliteit gekend door de politie

De tweede laag omhelst alle criminaliteit gekend door de politie. De totaliteit van de officieel gekende gerapporteerde criminaliteit op politieniveau bevat de meeste informatie. Dit niveau betreft de instroom van informatie in het strafrechtsbedelingssysteem.

De input bij de politiediensten kan in twee grote categorieën worden ingedeeld. Enerzijds krijgt de politie kennis van feiten door klacht of aangifte van slachtoffers, klagers of getuigen van delicten. Dit is het reactief politieoptreden. Een klacht is de aangifte van het misdrijf door de benadeelde zelf. Degene die de klacht neerlegt wordt als benadeelde beschouwd en krijgt hierdoor een aantal rechten. Een klacht brengt de strafvordering niet automatisch op gang, deze kan steeds geseponeerd worden (cf. infra). In enkele uitzonderlijke gevallen is de instelling van strafvordering door het OM afhankelijk van een voorafgaande klacht van het slachtoffer, e.g. bij laster en eerroof. De aangifte door particulieren is de kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van een misdrijf. Wanneer men getuige is geweest van bepaalde misdrijven (e.g. aanslag op iemands leven) dan ben je als getuige tot aangifte verplicht.

Het proactief politieoptreden bestaat erin dat feiten bij de politiediensten terecht komen doordat ambtenaren of openbare officieren verplicht zijn een

1 Kester en Junger-Tas (1994) schatten op basis van een vergelijking van bij de politie bekend geworden delicten met gegevens uit slachtofferenquêtes onder de Nederlandse bevolking dat de geregistreerde criminaliteit in 1980 16% van het totaal uitmaakte. In 1992 was dat 24%. Dit betekent dat in 1992 van het totale aantal gepleegde misdrijven er naar verhouding meer bij de politie bekend waren dan in 1980, en dat dus minder criminaliteit verborgen is gebleven in 1992. In 2009 zou ongeveer 19,5% van geschatte totale omvang op geregistreerd zijn.

- 13 -

misdrijf te melden. Deze ambtelijke aangifte verplicht elke ambtenaar misdaden of wanbedrijven te melden aan de Procureur des Konings wanneer hij hiermee in aanraking komt in de uitoefening van zijn ambt. Politiediensten doen ook aan proactieve recherche, dit betekent dat ze niet wachten op een klacht of aangifte, doch zelf op zoek gaan naar mogelijke criminaliteit en ordeverstoringen. Dit betreft het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichting m.b.t. misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht zijn gebracht.

Figuur: Input bij de politie

Bron: VAN ALTERT, K., ENHUS, E., PONSAERS, P., Naar een meet- en opvolgingssysteem voor instroom en selectie in de strafrechtelijke keten, Reeks Dienst voor Strafrechtelijk Beleid, nr. 4, Politeia, Brussel, 2003, 304p.

Openbare officier of ambtenaar

Feit (openbare orde, criminaliteit, verkeer)

Grijze zone

Geen strafbaar feit/ overtreding

Strafbaar feit / overtreding/

Criminaliteit gekend door de politie

Voorzichtigheid is echter geboden aangezien niet alle misdrijven die ter kennis komen van de politie worden neergeschreven in een proces-verbaal. Dit brengt ons meteen in de derde laag: criminaliteit geverbaliseerd door de politie. Artikel 29 Sv laat de politiediensten niet toe te beslissen of zij vastgestelde misdrijven al dan niet doorgeven aan het parket. 2 Elke ambtenaar van de politie moet misdaden of wanbedrijven melden aan de

2 Art. 29 Sv stelt dat ‘Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.

- 14 -
Klacht Aangifte Klacht Ambtshalve vaststelling
Benadeelde Slachtoffer Getuige politie
reactief proactief
Proactieve
recherche

Procureur des Konings wanneer hij hiermee in aanraking komt bij de uitoefening van zijn ambt. Dit gaat zowel over zelf vastgestelde misdrijven als deze die hen door de benadeelde of door een derde ter kennis zijn gebracht.

In de praktijk gebeurt dit echter wel (het politiesepot), al dan niet met goedkeuring van de parketten. In dit geval spreken we van de discretionaire macht van de politie: in praktijk beslist zij toch om in bepaalde gevallen geen proces-verbaal op te stellen. 3 We spreken dan ook van het grijze getal of grey number: het verschil tussen de door de politie gekende en geverbaliseerde criminaliteit.

Ook hier spelen verschillende elementen een rol in het opstellen van processenverbaal als het gaat om strafbare feiten.

De registratiebereidheid van de politie hangt ondermeer af van de ernst van het feit. Ernstige feiten (e.g. verkrachting, ernstige vernielingen) zullen veel sneller geverbaliseerd worden dan kleine feiten (e.g. kleine vernielingen, beledigingen).

In andere gevallen zal de politie proberen te bemiddelen (bijvoorbeeld bij een familieruzie) in de hoop tot een onderlinge regeling te komen en zodoende geen proces-verbaal te moeten opstellen.

Net zoals bij de aangiftebereidheid van slachtoffers speelt ook de opsporings- en vervolgingskans een rol bij de registratiebereidheid van de politiediensten. Indien het gaat om relatief minder ernstige feiten en de politie heeft de indruk dat de kans klein is om de dader te vinden, dan zal zij geneigd zijn om in dergelijke gevallen geen processen-verbaal op te stellen.

De politiediensten zullen ook rekening houden met de zaken die op het parket zonder gevolg geklasseerd worden (sepot). De politie is er zich van bewust dat het parket slechts bepaalde zaken vervolgt, en brengt het vervolgingsbeleid in rekening bij de beslissing tot registratie in een proces-verbaal. Ook de zware

3 DE NAUW, A., ‘De beoordelingsruimte van de politie in de opsporing en het strafprocesrecht’, R.W., 1990-1991, p.71 – VERSTRAETEN, R., ‘handboek strafvordering’, Antwerpen, Maklu, 1994, p. 43 – DE RUYVER, B., VAN DAELE, L., VANDER BEKEN, T., Toepassing van de alternatieve afdoening, Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de KBS, 1998, pp. 7-9.

- 15 -

administratieve last die gepaard gaat met het verbaliseren van kleine criminaliteit waarvan de kans tot opheldering relatief klein is kan aanleiding geven tot het niet opnemen ervan in een proces-verbaal.

Tot slot speelt ook de persoon van de dader en de klager een rol bij de registratiebereidheid van de politiediensten. Verbale vaardigheid van de klager en spreken met kennis van zaken blijkt een rol te spelen in het al dan niet opstellen van processen-verbaal. Voor wat betreft de dader, speelt de idee dat de politie heeft van de dader een rol. Een eventuele criminele voorgeschiedenis van de dader, het geslacht, de nationaliteit , de leeftijd… kunnen de beslissing tot registratie beïnvloeden.

Niet enkel het politiesepot speelt een rol in de criminaliteitscijfers van de politie, ook de organisatie van de politie zelf is hierbij van tel. Onderstaande elementen tonen aan in hoeverre cijfers een reële weergave zijn van criminaliteit.

De wet bepaalt dat de procureur des Konings, in het kader van het opsporingsbeleid dat is uitgestippeld door het College van procureurs-generaal en van de minister van Justitie, beslist welke misdrijven prioritair zijn in zijn arrondissement. Hierdoor kan de politie haar verbaliseringsbeleid afstemmen op het beleid van de procureur des Konings en op het federale beleid. Er kunnen in het kader van de prioriteiten bepaalde acties gepland worden in probleemgebieden (e.g. anti-drugscampagne, campagne rond verkeersveiligheid…). Logischerwijs zal de politie dan meer misdrijven op het spoor komen. Beleidsbepalingen kunnen dus hun weerslag vinden in politionele statistieken.

Ook de zichtbaarheid van misdrijven speelt een rol. Bepaalde misdrijven zijn makkelijker te ontdekken dan andere. Vaak is het zo dat patrouille en het houden van toezicht gericht zijn op het ontdekken van ‘zichtbare misdrijven’ (vandalisme, aanranding, …) door een oogje in het zeil te houden bij bijvoorbeeld jongeren, in specifieke wijken… Andere vormen van criminaliteit zijn daarentegen veel moeilijker op te sporen omwille van het feit dat ze niet onmiddellijk zichtbaar zijn (e.g. witteboordencriminaliteit). Zichtbaarheid van criminaliteit weerspiegelt zich ook in statistieken.

- 16 -

Tot slot is de (on)bekendheid van een dader belangrijk. Sommige misdrijven komen pas uit wanneer de dader ervan gekend is (e.g. een groot deel van verkeersmisdrijven). Het ontdekken van een strafbaar feit valt dan samen met het ophelderen ervan. Deze zaken kunnen dan op een zeer korte termijn afgehandeld worden én hebben een goed politioneel resultaat. Het is dan ook zo dat in vele gevallen de meeste aandacht van korpsen naar zulke misdrijven gaat, veeleer dan naar het opsporen van misdrijven waarvan de dader niet gekend is. Ook dit zal zich weerspiegelen in de verschillende soorten cijfermateriaal.

Eens een feit binnengekomen bij de politie, kan de politie verschillende wijzen van afhandeling hanteren. De politiediensten kunnen ervoor opteren om het feit niet af te handelen (negeren) of om het feit administratief af te handelen wanneer het gaat om een feit dat niet als strafbaar wordt gekwalificeerd of indien het om een overtreding gaat. Wanneer het gaat om een strafbaar feit of een overtreding, kunnen de politiediensten kiezen voor een gewoon PV of een VPV (vereenvoudigd PV). De politie filtert dus a.h.w. de feiten die worden doorgestuurd voor afhandeling binnen het klassieke strafrechtelijke parcours.

De feiten die zich in de grijze zone bevinden (cf. figuur hieronder) en de beslissingen die hieromtrent genomen worden zijn belangrijk. Immers, indien bovenstaande selectiemechanismen niet van toepassing zijn op een feit, dient alsnog de vraag gesteld te worden of het feit een strafrechtelijke afhandeling vraagt.

De politie beschikt over vijf mogelijke afhandelingsmodaliteiten:

- 17 -

Geen strafbaar feit/ overtreding

Geen afhandeling Administratieve afhandeling

Feit (openbare orde, criminaliteit, verkeer)

Grijze zone

Openbare officier of ambtenaar

Wanneer een feit binnenkomt bij de politie, dient het geclassificeerd te worden als niet-crimineel of crimineel feit. Op basis van deze classificatie krijgen feiten een andere afhandeling. Feiten geclassificeerd als niet-crimineel, kunnen worden genegeerd (geen afhandeling) of kunnen administratief afgehandeld worden.

Criminaliteit geverbaliseerd door de politiediensten

Wanneer het feit geclassificeerd wordt als een strafbaar feit, dan kan de politie kiezen uit een gewoon proces-verbaal, een autonome opsporing (APO, vroeger APA genoemd) door de politiediensten of een voorlopig proces-verbaal (VPV).

Proces-Verbaal

In klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen wordt alle nuttige informatie opgenomen i.v.m. het misdrijf dat de verbalisant heeft verzameld. Zij worden officieel opgesteld in de vorm van een proces-verbaal met oog op het overmaken ervan aan het parket. Het eerste PV van waaruit een onderzoek start, wordt een ‘aanvankelijk PV’ genoemd. Alle daaropvolgende PV’s (e.g. onderzoeksdaden) worden ‘navolgende processen-verbaal’ genoemd. In een

- 18 -
politie Klacht Aangifte Klacht Ambtshalve vaststelling
Benadeelde Slachtoffer Getuige
vpv gewoon pv APA reactief proactief
Strafbaar
feit / overtreding/ Proces-verbaal
Proactieve recherche

aanvankelijk PV wordt de identiteit van persoon die aangifte doet/klacht neerlegt opgenomen, adres, personalia, de datum van de feiten, de datum van opmaak, PV-nummer en beschrijving van de feiten.

Niet onbelangrijk de wijze waarop wordt geregistreerd, deze kan per korps verschillend zijn. Dat betreft in de eerste plaats de vraag hoe bepaalde delicten worden ingedeeld. Dat de keuze niet altijd zo eenvoudig is, blijkt wel als we naar het delict ‘straatroof’ kijken. Dit kan als diefstal met geweld, eenvoudige diefstal, mishandeling en wellicht nog anders geregistreerd worden. We hebben dus niet enkel te maken met onderrapportage (indien niet geverbaliseerd) doch ook met de kans op misrapportage. Bij de interpretatie van politiecijfers, en vooral bij vergelijkingen van steden of politiezones, is het goed zich te realiseren dat factoren die niet direct verband houden met de gepleegde criminaliteit (aangiftebereidheid, registratiebereidheid & opsporingsbeleid) het niveau van de geregistreerde criminaliteit voor een deel bepalen.

Hier navolgend is een voorbeeld van een PV ingevoegd.

- 19 -
- 20 -
- 21 -
- 22 -
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.