3.3.4
3.3.5
3.3.4
3.3.5
Het fiscaal recht of belastingrecht is de juridische studie van de belastingen. Wij belichten hier zeer kort het begrip “belastingen” en enkele essentiële kenmerken.
Vroeger was de belangrijkste doelstelling voor het heffen van belastingen het dekken van overheidsuitgaven Tengevolge van de voortdurende en aanzienlijke stijging van de overheidsuitgaven en de daaruit volgende belastingdruk zijn de rol en de aard van de belastingen grondig veranderd: naast de oorspronkelijke butgettaire of financiële functie van de belastingheffing ontwikkelde zich een niet-budgettaire of regulerende functie: de belastingheffing is op die manier uitgegroeid tot een instrument dat door de overheid kan worden gehanteerd tot ondersteuning van haar algemeen beleid, tot verwezenlijking van haar sociale, culturele en economische politiek, ter bereiking van meer welvaart en meer welzijn.
Niemand kan ontkennen dat de belastingdruk in België hoog is. Niet alleen tegenover de ons omringende landen scoort België hoog, ook op wereldvlak zitten we haast in ‘pole position’. Alles draait daarbij rond de vraag: willen wij leven in een verzorgingsstaat? Hoe meer taken (onderwijs, sociale zorg, mobiliteit, communicatie,…) een gemeenschap aan de overheid opdraagt, hoe meer geld die overheid nodig heeft om haar verplichtingen tegenover de bevolking na te komen. Deze financiële behoeften dekt de overheid vooral d.m.v. fiscale inkomsten (belastingen). Daarnaast bestaan er ook niet-fiscale inkomsten om de belastingontvangsten aan te vullen.
Maar wat gebeurt er ons belastinggeld? Het antwoord op deze vraag krijg je via deze interactieve website: https://multimedia.tijd.be/begroting/ (september 2023)
Ongeveer de helft gaat naar sociale bescherming: pensioenen, gezondheidszorg, kinderbijslag, werkloosheid- en ziekteuitkeringen en andere vormen van sociale bescherming.
Ook naar onderwijs gaat veel geld Andere slokkop is de staat zelf: veel geld gaat naar de talrijke parlementen, het koningshuis, de kabinetten, …
Tenslotte kan de definitie van het Hof van Cassatie als basis dienen voor deze inleiding:
"Een belasting is een bijdrage opgelegd door de openbare instellingen voor de noodwendigheden van hun diensten van algemeen nut, aan de personen of instellingen die gevestigd zijn op het grondgebied van die instellingen of die er belangen in hebben, en wanneer die bijdrage door de staat wordt opgelegd, ze door de wetgever als belasting erkend wordt."
Volgende elementen moeten worden uitgelegd in deze definitie:
1.2.1 Bijdrage
Van de belastingplichtigen wordt in de regel gevraagd om de belastingschulden te voldoen door de betaling van een som geld. In bepaalde gevallen (o.a. voor de betaling van erfbelasting) kan de belasting ook betaald worden door afstand te doen van kunstwerken, waarvan de internationale faam door de Minister van Financiën erkend wordt of die tot het roerend cultureel erfgoed horen.
1.2.2 Opgelegd
De term "opgelegd" duidt op het verplichtende karakter van de bijdrage. Indien de bijdrage niet betaald wordt, is vervolging mogelijk. Bovendien is het aan de inners van de belastingen niet toegestaan om kortingen of kwijtscheldingen te verlenen.
1.2.3 Door de openbare instellingen
Belastingen kunnen enkel door de openbare overheden geheven worden en dit op verschillende niveaus.
EUROPA:
Het Europees Parlement is bevoegd om een eigen belastingwetgeving (richtlijnen: bv. inzake BTW, sparen, invoerrechten,…) uit te vaardigen. De belastingadministraties van de onderscheiden lidstaten worden ingeschakeld om die belasting te innen.
DE FEDERALE OVERHEID:
De federale belastingen worden gestemd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het feit dat de federale overheid de meeste belastingen int, wil nog niet zeggen dat ze voor haar bestemd zijn. Grote delen ervan worden doorgespeeld aan hogere (E.U.: bv. douanerechten) en vooral aan lagere overheden (zie hieronder).
DE REGIONALE OVERHEDEN (gewesten en gemeenschappen):
De opbrengsten van volgende belastingen zijn toegewezen aan de gewesten en worden de "gewestelijke belastingen" genoemd:
1 Fiscaal recht of belastingrecht
• De meeste registratiebelastingen
• De erfbelasting
• De onroerende voorheffing
• De verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling (BIV) en de kilometerheffing
• Belasting op leegstand en verkrotting
• Planbatenheffing
• Energieheffing
• Belasting op spelen en weddenschappen; belasting op automatische ontspanningstoestellen
De meeste van deze belastingen maken het voorwerp uit van een doorstorting door de federale overheid, andere worden door de regionale overheid voor eigen rekening geïnd.
Daarnaast krijgen ze belangrijke delen van de federale belastingen:
• De gemeenschappen krijgen een stuk van de personenbelasting en van de BTW (dit laatste voor de financiering van het onderwijs). In die zin spreekt men over gedeelde belastingen (de belasting wordt "gedeeld" tussen de federale overheid en de gemeenschappen);
• De gewesten krijgen ook een deel van de federaal geïnde personenbelasting. Omdat zij terzake verhogingen (opcentiemen) kunnen vestigen of kortingen kunnen toestaan, spreekt men hier over samengevoegde belastingen.
Ingevolge de zesde staatshervorming krijgen de gewesten meer fiscale autonomie. De nieuwe regeling trad in werking sinds 1 juli 2014. Meer daarover later.
DE LAGERE OVERHEDEN:
De provincies, de agglomeraties en de gemeenten zijn zowel bevoegd om:
• Aanvullende belastingen te heffen op de belastingen, geheven door de hogere overheden, via de regeling van opcentiemen (op de personenbelasting, op de onroerende voorheffing);
• Eigen belastingen (taksen) te vestigen op materies, die nog niet door een hogere overheid belast zijn. (bv. belasting op huisvuil, op paarden, op het slachten van dieren, verblijfsbelastingen,….)
1.2.4 Voor de noodwendigheden van hun diensten van algemeen nut
Terwijl belastingen bestemd zijn om de algemene uitgaven van de overheid te dekken, worden retributies steeds gekenmerkt door een individueel aanwijsbaar voordeel. Een retributie is in wezen
een heffing die enkel bestemd is om een dienst, waar men vrijwillig om gevraagd heeft, te vergoeden.
Voorbeelden van retributies: plaatsgeld op markten, parkeergelden op de openbare weg, weeg-, meet- en peilgelden, sluisrechten en opslagrechten, rechten bij de verstrekking van uittreksels van akten, rechten bij het verlenen van getuigschriften,…
Naast retributies bestaan er ook nog verhaalbelastingen: het zijn heffingen n.a.v. openbare werken (aanleggen van wegen, voetpaden, rioleringen,…) waarbij de overheid (gemeente) de kosten verhaalt op de "aangelanden".
1.2.5 Aanduiding als belasting
Soms kan de vraag gesteld worden of bepaalde sociale zekerheidsbijdragen geen verdoken belastingen zijn. De fiscale wetgeving is evenwel enkel van toepassing op de teksten, die door de wetgever zelf als belastingen aangeduid worden.
1. Openbare orde
Het wordt algemeen aanvaard dat de fiscale wetgeving van openbare orde is, want de verplichting van de burgers een deel van hun bezit af te staan voor het algemeen nut is essentieel voor de goede werking van de staat. Als gevolg daarvan kan de belastingplichtige met de administratie geen akkoorden afsluiten, strijdig met de fiscale wetgeving (men kan wel akkoorden afsluiten met de fiscus die niet strijdig zijn met de fiscale wetgeving; dat zijn rulings).
2. Legaliteitsbeginsel
Geen belasting zonder wet! Door dit grondwettelijk principe zal alles wat niet uitdrukkelijk belastbaar gesteld wordt, belastingvrij zijn.
Het vaststellen van een belastbare handeling en het bepalen van de omvang van de betreffende belasting kan alleen maar gebeuren door een Europese richtlijn, een federale wet, een Vlaams (Brussels, Waals) decreet, een besluit van de provincie- , agglomeratie- of gemeenteraad.
3. Eenjarigheidsbeginsel
Over belastingen moet jaarlijks gestemd worden. De regels zijn maar voor één jaar van kracht. Van jaar tot jaar worden de belastingen in globo herstemd. Dan pas krijgt de uitvoerende macht de bevoegdheid om belastingen te heffen op basis van de bestaande wetgeving.
4. Gelijkheidsbeginsel
Iedereen die zich in dezelfde situatie bevindt, moet op dezelfde wijze behandeld worden. Deze regel geldt ook in fiscale aangelegenheden.
5. Territorialiteitsbeginsel
Elke staat (elk gewest, provincie of gemeente) bezit binnen zijn grenzen een onbeperkte macht op fiscaal vlak; een keer buiten de grenzen vervalt die macht integraal. Wanneer een buitenlander een inkomen in België verwerft, zal zowel de buitenlandse staat haar rijksinwoner als de Belgische staat het inkomen willen belasten. Bevoegdheidsverdeling is aan de orde. Dat gebeurt onder meer via dubbelbelastingverdragen die België met tal van landen heeft afgesloten.
De belastingcyclus omvat vier fasen, te weten:
Dit is het ontstaan van de belastingschuld Vooraleer in België een belasting wordt geheven, moet de wetgever nochtans twee maal optreden De eerste maal moet de wetgever een belasting invoeren; de tweede maal bestaat in een (jaarlijkse) machtiging door de wetgever om de belastingwet toe te passen.
2.2 Vaststelling van de belastbare grondslag (basis, materie)
Dit is de “zetting” van de belasting (bestaan van die grondslag, eventueel de raming ervan en de controle daarop).
2.3
Dit is:
• bepaling van het verschuldigd bedrag;
• vaststelling van de eisbaarheid ervan;
• vaststelling van de identiteit van de belastingplichtige;
• eventueel opmaken van een uitvoerbare titel voor de invordering van de belastingschuld.
Fasen 2 en 3 vormen samen de vestiging van de belasting. Fasen 2, 3 en 4 worden bij sommige belastingen door dezelfde persoon verricht, bij andere door verschillende personen.
Het is de opdracht van de Staat te voorzien in de gemeenschappelijke behoeften. Daartoe zijn er belangrijke inkomsten nodig die met de grootste nauwgezetheid moeten worden geïnd en beheerd. Die taak werd toevertrouwd aan de FOD Financiën (http://financien.belgium.be/nl/).
De uitvoering van de fiscale wetgeving is in handen van de Minister van Financiën, ondersteund door een FOD. Deze FOD is verder samengesteld uit verschillende administraties en ondersteunende diensten. Met zowat 23.000 personeelsleden is de FOD Financiën het grootste federale departement.
De FOD Financiën beheert de middelen die onze maatschappij laten draaien. De FOD Financiën zal de belastingen, rechten en taksen op een correcte manier proberen te innen. Zij staan ook in voor de correcte verdeling van deze middelen om projecten te realiseren die iedereen ten goede komen: infrastructuur, sociale voorzieningen, onderwijs, enz….
De grootste opdracht van de FOD Financiën is van fiscale aard.
De fiscale opdracht bestaat in het innen van het leeuwenaandeel van de inkomsten van de overheid.
De inkomsten van de overheid zijn:
1. fiscale ontvangsten (belastingen en taksen)
2. parafiscale ontvangsten (RSZ)
3. niet-fiscale ontvangsten
4. inkomsten uit het openbaar domein (verhuur voor jacht en visvangst)
5. inkomsten van overheidsbedrijven (bv. NMBS)
De fiscale ontvangsten vertegenwoordigen meer dan 90% van de overheidsinkomsten. Zij worden geïnd door de verschillende administraties.
Een kort overzicht van die verschillende administraties binnen de structuur van de FOD Financiën (http://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/ ).
• Administratie van de fiscaliteit
• Administratie van de inning en de invordering
• Administratie van de bijzondere belastinginspectie (BBI)
• Administratie van de douane en accijnzen
• Administratie van de patrimoniumdocumentatie
• Administratie van de thesaurie (schatkist)
• Administratie van de beleidsondersteuning en -expertise
3.1.2.1 Algemene administratie van de Fiscaliteit
Hier garandeert men een correcte en gelijkwaardige berekening van de belastingen en voorheffingen die particulieren, KMO’s en grote ondernemingen verschuldigd zijn.
Voor welke belastingen en voorheffingen staan zij in?
• De inkomstenbelastingen (natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen en niet inwoners)
• De BTW
• De voorheffingen:
o Roerende voorheffing
o Bedrijfsvoorheffing
• De speciale taksen:
o Taks op de spelen en de weddenschappen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
o Taks op de automatische ontspanningstoestellen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3.1.2.2 Algemene administratie van de inning en de invordering
De algemene administratie van de inning en de invordering heeft 4 kernopdrachten binnen de FOD
Financiën:
1. De financiering van de Staat
2. Een snelle inning van belastingen en een optimale invordering van schulden
3. De teruggave aan burgers en ondernemingen
4. De toekenning van ontvangsten aan de Europese unie, de Federale overheid en de andere overheden
3.1.2.3 Bijzondere belastinginspectie
De algemene administratie van de Bijzondere Belastinginspectie wordt belast met de gestructureerde strijd tegen de fraude wat betreft alle belastingen waarvan de vestiging, de inning en de invordering zijn toevertrouwd aan de Federale Overheidsdienst Financiën. Ze gaan de strijd aan tegen de georganiseerde belastingfraude, dit betekent grote fraudezaken die gepaard gaan met gestructureerde, economische en financiële criminaliteit.
Passend in een algemeen gecoördineerd kader, doet zij niets af aan de specifieke bevoegdheden van de andere algemene administraties inzake de strijd tegen de fraude.
3.1.2.4 Douane en accijnzen
De algemene administratie van de douane en accijnzen is verantwoordelijk voor:
• de uitvoering van de federale, internationale en supranationale wetgeving inzake douane en accijnzen
• de uitvoering van de federale en gewestelijke wetgeving betreffende de ‘slijterijen van gegiste dranken’
• de uitvoering van de wetgeving inzake ecotaksen
• de uitvoering van de bepalingen van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW), betreffende de invoer en de uitvoer van goederen
• een reeks tussenkomsten zoals de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten
3.1.2.5 Patrimoniumdocumentatie
De benaming is een weloverwogen weerspiegeling van de belangrijkste activiteit, met name de organisatie van een omvangrijke documentatie van het patrimonium, een patrimonium dat onroerende goederen en roerende goederen bevat zoals bijvoorbeeld meubilair, voertuigen, juwelen en andere voorwerpen én ook geld.
Zij zijn belast met het innen van de hypotheek-, de registratie- en successierechten, het verkopen van de goederen van de Staat, de onteigening ten algemenen nutte, het vaststellen van het kadastraal inkomen.
Deze administratie bestaat zelf uit verschillende administraties zoals de administratie ‘Opmetingen en waarderingen’, de administratie ‘Rechtszekerheid’, de administratie ‘Patrimoniumdiensten’, de administratie ‘Informatieverzameling en uitwisseling’.
3.1.2.6 Thesaurie
De drie voornaamste opdrachten van de administratie van de thesaurie (de Schatkist) zijn:
• de centralisatie en de boekhoudkundige verwerking van de ontvangsten en de uitgaven van de federale Staat
• het beheer van de staatsschuld
• de vereffening van de wedden en de pensioenen van de personeelsleden van de meeste administraties van de Staat
De thesaurie is eveneens bevoegd om de hieronder beschreven opdrachten uit te voeren:
• de studie en de opvolging van monetaire en financiële aangelegenheden, dit zowel op internationaal en Europees vlak als op binnenlands vlak
• de uitgifte en het slaan van munten
• het toezicht op en de controle over de instellingen van openbaar nut en het beheer van de financiële participaties van de Staat in bepaalde instellingen
3.1.2.7 Algemene administratie van de beleidsondersteuning en -expertise
De Algemene Administratie voor Beleidsexpertise en -ondersteuning wordt belast met :
• het opstellen, de coördinatie, de implementatie en de opvolging van de wetgeving in de materies die tot de bevoegdheid behoren van de FOD Financiën;
• de realisatie van studies inzake de impact van beleidsopties en de analyse van de resultaten van het gevoerde beleid;
• de coördinatie van de Internationale relaties van de FOD en het afsluiten en beheren van de zetelakkoorden op vlak van fiscaliteit;
• het verschaffen van nadere gegevens aan buitenlandse investeerders met betrekking tot de Belgische fiscale wetgeving;
• het beheer en ter beschikking stellen van alle relevante informatie en van de informatiebronnen.
Inleiding fiscaliteit – Personenbelasting (deel 1)
3.1.3
Hierna volgt een overzicht van de voornaamste belastingen in ons land.
Het betreft de belastingen die geheven worden n.a.v. de verwerving van een inkomen. In die zin spreekt men dus ook over de inkomstenbelastingen. De directe belastingen kunnen verder ingedeeld worden in:
• Personenbelasting: belast de inwoners van het Rijk op hun inkomsten van onroerende goederen, inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten. Deze inkomsten worden hoofdzakelijk geïnd bij wijze van voorheffingen en voorafbetalingen.
• Vennootschapsbelasting: belast de vennootschappen - die rechtspersoonlijkheid hebben, hun maatschappelijke zetel in België hebben en activiteiten uitoefenen van winstgevende aard - op hun winsten (zelfs reserves of dividenden).
• Rechtspersonenbelasting: belast rechtspersonen - met rechtspersoonlijkheid, die geen verrichtingen van winstgevende aard uitoefenen (bv. V.Z.W.’s, intercommunales) - op hun inkomsten uit roerende en onroerende goederen. Het is een belasting op de inkomsten van andere Belgische rechtspersonen dan vennootschappen.
• Belasting der niet-rijksinwoners: belast niet-rijksinwoners en buitenlandse vennootschappen op hun inkomsten verworven in België (bv. de woonst van een buitenlander).
N.B. er bestaan overeenkomsten om dubbele belasting te voorkomen.
Daarnaast bestaan er de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen:
• de verkeersbelasting
• de belasting op de in verkeerstelling (B.I.V.)
• de kilometerheffing
• belasting op de spelen en weddenschappen: loterijen, duivenwedstrijden, casino’s, weddenschappen op de paardenrennen,.... maar niet de Nationale Loterij (bijzondere reglementering).
• belasting op de automatische ontspanningstoestellen: geplaatst in voor het publiek toegankelijke plaatsen (flipperkasten, biljarten, juke-boxen,...).
Terzake is het heel wat moeilijker om met een definitie uit te pakken. Algemeen zou men hier kunnen stellen dat het belastingen betreft die verschuldigd zijn n.a.v. een materiële of juridische handeling.
Als indirecte belastingen kunnen aangemerkt worden:
• BTW
• De douanerechten
• De accijnzen
• Registratiebelasting
• Erfbelasting
• Het recht op geschriften (voormalige zegelrechten)
• Diverse rechten en taksen (de voormalige met zegel gelijkgestelde taksen)
De niet-fiscale inkomsten bestaan uit een brede waaier van mogelijke inkomsten. Ze staan los van de verplichte heffingen. Ze zijn hoofdzakelijk afkomstig uit het aandeel van de staat in de jaarlijkse winsten van de Nationale Bank, de opbrengst van de aandelen die de staat in sommige bedrijven heeft, de opbrengst van onroerende goederen (huuropbrengsten), de verkoop van goederen en diensten (drukwerken en publicaties,…), de ontvangst van opgelegde boetes, de retributies,… .
Belang van de fiscale opdracht
Het totale bedrag van de fiscale ontvangsten en niet-fiscale ontvangsten tijdens het begrotingsjaar 2020: niet-fiscale ontvangsten: 5.475 miljoen euro en fiscale ontvangsten: 105.204 miljoen euro.
Het aandeel van de voornaamste belastingsoorten in de totale ontvangsten (jaar 2022):
1. directe belastingen: 53,5%
2. BTW, diverse rechten en taksen: 27,2%
3. accijnzen: 7,7%
4. registratiebelastingen: 2,0%
5. douanerechten: 2,1%
6. successierechten en fiscale regularisatie: 1,0%
7. niet-fiscale ontvangsten: 4,9%
8. diversen: 1,7%
3.2.1
De personenbelasting is verschuldigd door de rijksinwoners; daarmee worden bedoeld de natuurlijke personen die in België hun woonplaats of de zetel van hun fortuin hebben gevestigd.
De vestiging van de woonplaats of van de zetel van het fortuin in België wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Evenwel worden natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven, behoudens tegenbewijs, geacht hun woonplaats of de zetel van hun fortuin in België te hebben gevestigd.
Voor de gehuwden of wettelijk samenwonenden die op fiscaal vlak als één entiteit worden aangemerkt, wordt de “belastingwoonplaats” bepaald door de plaats waar het gezin is gevestigd.
Hoe gaat men in de personenbelasting te werk, m.a.w. waarop wordt men belast en hoe worden die belastingen berekend: zie schema cursus Personenbelasting 2023-2024.
Dit schema is een soort leidraad, maar is verre van gedetailleerd en volledig.
Het is essentieel te begrijpen dat er in de PB in verschillende stappen wordt gewerkt:
1. Het bepalen van het (netto) belastbaar inkomen
2. Het berekenen van de verschuldigde personenbelasting op het (netto) belastbaar inkomen
3. De afrekening (via het aanslagbiljet)
Eerst en vooral is het belangrijk te weten dat er twee categorieën belastingplichtigen bestaan:
• alleenstaanden (= individuele aanslag)
• gehuwde belastingplichtigen of wettelijk samenwonenden (= gemeenschappelijke aanslag)
Opmerkingen:
• alleenstaanden vullen steeds de linkerkolom in van de aangifte (= belastingbrief)
• gehuwden of wettelijk samenwonenden vullen als volgt de aangifte in: de oudste de linkerkolom en de jongste de rechterkolom
• Voor gehuwden/wettelijk samenwonenden is de situatie als volgt: alle inkomsten worden apart belast (= decumul). Dit betekent dus dat gehuwden/wettelijk samenwonenden elk hun eigen inkomsten (beroepsinkomsten, roerende inkomsten, onroerende inkomsten en diverse inkomsten) hebben.
Op dit principe van decumul bestaan ook afwijkingen:
• indien één van hen weinig of geen eigen beroepsinkomsten heeft, wordt hem of haar een deel van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot toegekend; dit deel wordt dan als een eigen beroepsinkomen behandeld (huwelijksquotiënt).
• Voor de verdeling van bepaalde inkomsten (voornamelijk onroerende inkomsten) zal men zich baseren op het vermogensrecht en/of het huwelijksstelsel.
Beide belastbare grondslagen worden los van elkaar belast.
Bij de berekening van de personenbelasting wordt het netto (gezamenlijk) belastbaar inkomen onderworpen aan de belasting. Er zijn 4 aanslagvoeten (procenten) die per inkomstenschijf van toepassing zijn. Bij fiscaal gehuwden/wettelijk samenwonenden worden de procenten afzonderlijk op elke belastbare grondslag toegepast.
Procent Inkomstenschijf in euro (niet geïndexeerd !)
25% 0 – 8.120
40% 8.120 – 13.940
45% 13.940 – 24.800
50% boven 24.800
Naast de gezamenlijk belastbare inkomsten kunnen er ook bepaalde afzonderlijk belastbare inkomsten zijn die afzonderlijk worden berekend tegen bijzondere aanslagvoeten (percentages), om de strenge gevolgen te vermijden die de strikte toepassing van de progressiviteit van de belasting zou meebrengen voor personen die sommige inkomsten met een eerder uitzonderlijk karakter verkrijgen. Die afzonderlijke berekening van de belasting is evenwel slechts van toepassing indien het gezamenlijk belasten niet voordeliger voor de belastingplichtige uitvalt. Later daarover meer.
Iedereen heeft ook recht op een belastingvrije som. Dit is een deel van het inkomen dat niet belast wordt. Let op de specifieke berekeningswijze (zie oefeningen).
We beginnen met een aantal zeer eenvoudige oefeningen om de principes in de PB duidelijk te maken.
1. Gegeven: een alleenstaande heeft volgende netto-inkomsten: beroepsinkomsten: 40.000 euro en onroerende inkomsten: 10.000 euro.
Gevraagd: bereken de te betalen personenbelasting voor het inkomstenjaar 2023aanslagjaar 2024, rekening houdend met een gemeentebelasting van 7%.
2. Gegeven: een gehuwd echtpaar heeft volgende netto-inkomsten: beroepsinkomsten man: 30.000 euro, beroepsinkomsten vrouw: 35.000 euro. Er zijn geen andere inkomsten.
Gevraagd: bereken de te betalen personenbelasting voor het inkomstenjaar 2023aanslagjaar 2024, rekening houdend met een gemeentebelasting van 7,5%.
3. Idem 2, maar het echtpaar heeft drie kinderen ten laste.
4. Gegeven: een gehuwd echtpaar, zonder kinderen, heeft volgende netto-inkomsten: beroepsinkomsten man: 30.000 euro, beroepsinkomsten vrouw: geen. Onroerende inkomsten vrouw: 10.000 euro.
Gevraagd: bereken de te betalen personenbelasting voor het inkomstenjaar 2023aanslagjaar 2024, rekening houdend met een gemeentebelasting van 6%
Aan de vennootschapsbelasting zijn de binnenlandse vennootschappen onderworpen.
Onder vennootschap wordt verstaan enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die, regelmatig is opgericht, rechtspersoonlijkheid bezit en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard.
Onder binnenlandse vennootschappen wordt verstaan de vennootschappen die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en niet van de vennootschapsbelasting zijn uitgesloten.
Bij de vennootschapsbelasting komt het erop neer de belastbare winst te bepalen.
Er wordt steeds uitgegaan van de boekhoudkundige winst om de fiscale winst te bepalen.
De totale winst bestaat uit:
• de gereserveerde winst (aangroei van de reserves)
• de verworpen uitgaven
• het bedrag van de uitgekeerde dividenden.
Bepaalde winsten worden vrijgesteld. Maar er zijn ook bepaalde lasten die fiscaal niet aftrekbaar zijn (verworpen uitgaven). De fiscaal aanvaarde afschrijvingen komen niet noodzakelijk overeen met de boekhoudkundige afschrijvingen, enz…..
Die correcties en aftrekken die van de boekhoudkundige winst naar de fiscale nettowinst leiden, vinden plaats in een bepaalde volgorde.
Het tarief van de vennootschapsbelasting is sinds 2020 vastgesteld op 25%, zonder crisisbelasting zoals dat in het verleden het geval was.
Voor KMO’s is het tarief 20%, eveneens zonder crisisbijdrage. KMO’s zijn bedrijven met minder dan 50 werknemers, een omzet < 9 miljoen euro en balanstotaal < 4,5 miljoen euro.
De jaarlijkse verkeersbelasting is een gewestelijke belasting op motorvoertuigen die personen en goederen over de weg vervoeren. Alle nuttige informatie omtrent de verkeersbelasting kan je terugvinden op http://belastingen.vlaanderen.be/verkeersbelastingen
De berekening is uiteindelijk vrij ingewikkeld; vandaar dat er een simulator bestaat (zie https://belastingen.fenb.be/ui/public/vkb/simulatie )
De belasting op inverkeerstelling (BIV), ook soms inschrijvingstaks genoemd, is een éénmalige belasting die iedere eigenaar van een nieuw of tweedehands voertuig moet betalen vanaf de ingebruikname van het voertuig op de openbare weg in België. In het Vlaamse gewest wordt de BIV geïnd door de Vlaamse Belastingdienst.
De belastingschuld inzake de BIV ontstaat "automatisch" wanneer een voertuig, luchtvaartuig of vaartuig ingeschreven wordt of ingeschreven zou moeten zijn bij respectievelijk de DIV, het Bestuur van de Luchtvaart of het Bestuur van het Zeewezen en de Binnenvaart.
De BIV is van toepassing op:
• personenauto's, auto's voor dubbel gebruik, minibussen en motorfietsen ingeschreven in België;
• alle luchtvaartuigen die in België worden gebruikt en zijn ingeschreven;
• jachten en pleziervaartuigen langer dan 7,5 m. waarvoor een vlaggenbrief door de FOD Mobiliteit werd afgeleverd of waarvoor een dergelijk kentekenbewijs had moeten afgeleverd zijn (vaststelling van gebruik op Belgische wateren).
Ook hier kan je de simulator gebruiken voor het berekenen van de BIV.
Deze belasting betaalt u voor personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen die zijn uitgerust met een LPG-installatie. De motor wordt dan gedeeltelijk of tijdelijk aangedreven met LPG of andere vloeibare koolwaterstofgassen.
Ter vervanging van de LPG-accijns, die tot 30 juni 1983 aan de pomp werd verrekend, werd een aanvullende verkeersbelasting ingesteld met ingang van 1 juli 1987
Het Vlaams Parlement heeft op 3 juli 2015 het decreet goedgekeurd dat de kilometerheffing voor vrachtwagens regelt. Hiermee verdwijnt het eurovignet.
Alle goederenvervoer van meer dan 3,5 ton moet vanaf 1 april 2016 kilometerheffing betalen. Elke vrachtwagen die zich op de Belgische wegen bevindt, moet dan over een werkende On Board Unit (OBU) beschikken. Deze registreert via GPS-technologie de gereden kilometers.
De tarieven kan u raadplegen via deze link: https://www.viapass.be/downloads/tarieven/
3.3.1
BTW staat voor Belasting over de Toegevoegde Waarde en is een belasting die geheel door de verbruiker wordt gedragen, doch die geleidelijk wordt geheven, telkens als er zich een nieuwe transactie voordoet.
Een BTW-belastingplichtige mag van de BTW die hij zijn klanten aanrekent (en die hij verschuldigd is), de BTW aftrekken die hij betaalde aan zijn leveranciers, dienstverrichters of die hij verschuldigd is bij intracommunautaire verwervingen of bij de invoer.
Eénieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig in het BTWwetboek bedoelde goederen levert of diensten verstrekt, is van rechtswege BTW-belastingplichtige. Daarbij is het overigens zonder belang of de bedoelde werkzaamheid met of zonder winstoogmerk of hoofdzakelijk of aanvullend wordt verricht.
3.3.2 Handelingen onderworpen aan de BTW
- de leveringen van goederen en de diensten die door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, zijn aan de belasting onderworpen wanneer ze in België plaatsvinden
- de invoer van goederen, door wie ook, is eveneens aan de belasting onderworpen wanneer de invoer in België plaatsvindt.
- de intracommunautaire verwervingen van goederen en intracommunautaire diensten worden, wanneer ze in België geschieden, eveneens aan de belasting onderworpen, wanneer ze onder bezwarende titel plaatsvinden en mits een aantal voorwaarden.
3.3.3 BTW-tarieven
De BTW-tarieven zijn momenteel vastgesteld op 1%, 6%, 12% en 21% (het normale tarief).
Het BTW-percentage wordt toegepast op de zogenaamde maatstaf van heffing, dit is het bedrag waarop de BTW wordt berekend.
3.3.4
De BTW-wetgeving kent grosso modo twee soorten vrijstellingen, meer bepaald:
• de vrijstellingen die verband houden internationale handel: uitvoer, intracommunautaire leveringen,…
• de vrijstellingen die berusten op sociale en culturele redenen: vrijgestelde beroepen, vrijstellingen van sociale, culturele en diverse aard.
De eerste soort zijn de vrijstellingen waarbij diegene die de handeling verricht de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige behoudt en de BTW in aftrek kan brengen.
Bij de tweede soort vrijstellingen gaat het om échte vrijstellingen. Behoudens een paar uitzonderingen is er van BTW-plicht geen sprake en bijgevolg vervallen alle rechten en plichten m.b.t. die BTW-plicht.
3.3.5 Voornaamste verplichtingen van de BTW-belastingplichtige
• Aangiften m.b.t. de economische activiteit: dit is de aangifte van aanvang van werkzaamheid, van wijziging van de werkzaamheid en van stopzetting van de activiteiten (de zogenaamde aangiften 604 A, B en C)
• De BTW-aangifte: per maand of per kwartaal
• Het uitreiken van facturen, behoudens een aantal uitzonderingen
• De boekhouding en het dagboek van ontvangsten. De voornaamste te houden boeken zijn het boek voor de inkomende facturen, het boek voor de uitgaande facturen en het dagboek van ontvangsten (voor handelingen waarvoor geen factuur werd uitgereikt).
• De jaarlijkse listing: de jaarlijkse opgave van de afnemers-belastingplichtigen
• De IC-listing: de opgave van de intracommunautaire handelingen (leveringen en diensten)
Rekening houdend met het feit dat de toepassing van de normale BTW-regeling voor kleine ondernemingen moeilijkheden zou kunnen teweegbrengen, werden enkele bijzondere regelingen voorzien:
• de forfaitaire regeling: het omzetcijfer wordt op een forfaitaire manier bepaald
• de vrijgestelde kleine ondernemingen (jaaromzet < 25.000 EUR)
• de bijzondere landbouwregeling
• de margeregeling
• toevallige BTW-belastingplichtigen bij
o de toevallige verkoop van nieuwe gebouwen en vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten op dergelijke gebouwen
o de toevallige intracommunautaire levering van nieuwe voertuigen
3.4.1
Het kadastraal inkomen vertegenwoordigt het gemiddeld normaal netto-inkomen van een jaar.
Dat inkomen ligt aan de basis van:
1. de berekening van de onroerende voorheffing
2. het bepalen van het inkomen uit onroerende goederen in de PB
De onroerende voorheffing wordt vastgesteld in de vorm van een procentuele aanslag op het geïndexeerde K.I., die verschilt naargelang van het gewest, de provincie en de gemeente.
Het in aanmerking te nemen K.I. wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Haar opbrengst gaat hoofzakelijk naar de lokale besturen (provincie, gemeente en gewest).
Wie op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van de belastbare goederen is, is belastingplichtige. Eventueel kan onder bepaalde voorwaarden vermindering van de O.V. worden bekomen.
Meer info over de onroerende voorheffing vind je op http://belastingen.vlaanderen.be/onroerendevoorheffing
De erfbelasting is een belasting op erfenissen. De erfbelasting is een verzamelnaam voor twee belastingen:
• het successierecht: is verschuldigd bij het overlijden van een persoon die zijn fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest heeft.
• het recht van overgang bij overlijden: is verschuldigd bij het overlijden van een persoon die zijn fiscale woonplaats niet in het Vlaams Gewest heeft, maar wel in Vlaanderen gelegen onroerende goederen bezat.
In de meeste gevallen wordt met erfbelasting de successierechten bedoeld.
Toch eerst even dit:
• Het erfrecht geeft antwoord op de vraag: “wie krijgt wat?”. Het erfrecht is federale materie.
Voor alle Belgen hetzelfde dus. Dat is niet zo voor de belasting die je op je erfenis betaalt: dat is gewestelijke materie.
Vanaf 1 september 2018 zijn de hervormingen van het erfrecht in voege getreden
Doet men niets, dan zal de erfenis volgens wettelijke regels worden verdeeld onder de
erfgenamen. Die regels wijzigen niet. Het nieuwe erfrecht is vooral goed nieuws voor wie zijn erfenis wél wil plannen, want er is meer bewegingsvrijheid om te bepalen wie wat krijgt (dus meer keuzevrijheid naar wie je je erfenis laat gaan, zonder dat de reserve van de kinderen helemaal verdwijnt: dat wordt vastgeklikt op de helft van de erfenis).
Een andere kwestie is de erfbelasting (Vlaanderen) of de successierechten (Wallonië en Brussel). Ook die werden hervormd. De wijzigingen zijn opgebouwd rond twee krachtlijnen:
• een meer gematigde erfbelasting door lagere tarieven voor verkrijgingen buiten de rechte lijn en door de invoering van nieuwe vrijstellingen;
• ondersteuning bij het nieuwe federale erfrecht.
Eerst en vooral benadrukken dat men de erfenis kan:
1. aanvaarden
2. verwerpen
3. aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving:
Ook het huwelijksstelsel speelt een grote rol bij erfenissen.
1. Het wettelijk stelsel: hierbij zijn er drie vermogens: het eigen vermogen van de man, het eigen vermogen van de vrouw en het gemeenschappelijk vermogen. Het eigen vermogen van de overleden echtgenoot valt volledig in de nalatenschap. Hetzelfde geldt voor de helft van het gemeenschappelijk vermogen. De andere helft is eigendom van de overlevende echtgenoot; deze helft valt niet in de nalatenschap en er moeten dus ook geen successierechten op worden betaald.
2. Algehele gemeenschap: bij deze keuze is er slechts één vermogen: de gemeenschap. Alle goederen van de echtgenoten maken deel uit van de gemeenschap. De helft van dit gemeenschappelijk vermogen valt bij een overlijden in de nalatenschap, de andere helft niet.
3. Scheiding van goederen: hierbij is er alleen het eigen vermogen van de man en het eigen vermogen van de vrouw. Bij een overlijden valt uiteraard alleen het eigen vermogen van de overledene in de nalatenschap.
4. Vanaf 1 september 2018 is er een vierde stelsel bijgekomen: scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten.
In beginsel zijn alle door de overledene nagelaten roerende of onroerende goederen, ongeacht het land waar zij gelegen zijn aan het successierecht onderworpen. Daarnaast kunnen ook goederen die niet behoren tot de nalatenschap van de overledene aan het successierecht onderworpen zijn
ingevolge een uitdrukkelijke bepaling van het Wetboek (bv. de roerende goederen door de erflater binnen drie jaar voor zijn overlijden geschonken, indien de schenking niet aan het registratierecht van schenkingen onderworpen werd).
In de regel geldt dat de goederen moeten worden aangegeven voor hun verkoopwaarde op de dag van het overlijden. De schatting wordt gemaakt door de erfgenamen, zonder daarbij een beroep te doen op de ontvanger.
De erfgenamen hebben echter ook de mogelijkheid om op eigen kosten de verkoopwaarde van de goederen door één of drie deskundigen te laten schatten. De schatting bindt dan zowel de Administratie als de erfgenaam.
Er is passief die aftrekbaar is, namelijk: de bij het overlijden bestaande schulden van de overledene en de begrafeniskosten, d.w.z. alle redelijke uitgaven die verband houden met de begrafenis.
De erfgenamen zijn verplicht een aangifte van nalatenschap in te dienen. In de mate van het mogelijke verwittigt de ontvanger hen daarvan in de loop van de derde maand na het overlijden. Voor het opmaken van de aangifte moeten de erfgenamen een formulier gebruiken dat in de kantoren der Registratie verkocht wordt. Meestal wordt een beroep gedaan op een bevoegd persoon (bv. notaris) voor het opmaken van de aangifte.
De aangifte moet door de erfgenamen ingediend worden bij het kantoor der Registratie in het gebied waar de overledene zijn laatste woonplaats had.
De termijn voor het indienen van de aangifte van nalatenschap is vier maanden, te rekenen vanaf de dag van het overlijden, wanneer dit in België heeft plaatsgehad, vijf maanden wanneer het in een ander land van Europa en zes maanden wanneer het buiten Europa heeft plaatsgehad.
De erfbelasting wordt berekend aan de hand van de aangifte van de nalatenschap en wordt per erfgenaam berekend op hetgeen hij netto uit de nalatenschap verkrijgt, volgens een tarief dat opklimt per schijf van zijn verkrijging, en verschilt naargelang van de graad van verwantschap tussen hem en de overledene.
Er zijn tariefverschillen tussen de gewesten.
Voorbeeld (Vlaamse Gewest): tarieven in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden:
• 0 – 50.000 euro: 3%
• 50.000 – 250.000 euro: 9%
• 250.000 euro: 27%
Er zijn ook vrijstellingen ten gunste van de erfgenamen in rechte lijn en van de langstlevende echtgenoot, tussen samenwonenden, tussen broers en zussen en tussen alle andere personen.
Meer info over de erfbelasting vind je op http://belastingen.vlaanderen.be/erfbelasting
Registratie is het afschrijven, ontleden of vermelden van een akte of van een geschrift door de ontvanger van de registratie in een daartoe bestemd register.
Het registratierecht is een belasting die door de Staat ten bate van de Staat of de Gewesten geheven wordt. Het wordt door de ontvanger der Registratie geïnd ter gelegenheid van de registratie van akten of geschriften in een register. Die belasting maakt het voorwerp uit van de eerste titel van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.
Er bestaan verschillende akten; enkele voorbeelden:
• authentieke akte: door een bevoegd ambtenaar opgemaakte akte.
• notariële akte: een authentieke akte waarbij de notaris als bevoegd ambtenaar optreedt.
• minuut: het originele exemplaar van de authentieke akte, die de notaris bewaart
• onderhandse akte: geschrift, opgemaakt tussen partijen onderling zonder tussenkomst van een bevoegd ambtenaar.
• basisakte: als men een appartement koopt, wordt men de enige eigenaar van een bepaald gedeelte van het gebouw, en de mede-eigenaar van het gedeelte dat toebehoort aan alle medeeigenaars. Het leven 'in gemeenschap' heeft de beperking van enige vrijheden tot gevolg. De rechten van eenieder staan beschreven in de basisakte en in het reglement van mede-eigendom; tesamen vormen ze de statuten van het gebouw.
De basisakte omvat de beschrijving van het appartementsgebouw, de verdeling van de aandelen in de grond en de gemeenschappelijke delen van een gebouw; en de bijgevoegde plannen van de architect en het lastenkohier.
Niet alle akten of geschriften moeten worden geregistreerd.
Buiten het rechtstreekse doel van de registratie, met name het innen van een belasting, levert de formaliteit van registratie velerlei nut op. Zo krijgt een onderhandse akte (dit is een akte opgemaakt zonder tussenkomst van een notaris) door de registratie een vaste datum die aan éénieder tegenstelbaar (het feit dat een bepaald feit of document kan worden ingeroepen tegenover een bepaalde partij of zelfs tegenover derden) is.
Het bewijs dat een akte of een geschrift werd geregistreerd, is vervat in de vermelding die op de akte of het geschrift werd aangebracht, naar een bij ministerieel besluit bepaalde formule. Die formule behelst: het kantoor, de datum van registratie, de verwijzing naar het register, het aantal bladen en kantvermeldingen van de akte, alsmede de geïnde bedragen.
Er zijn heel wat akten waarvoor registratieverplichting bestaat. Ook voor sommige overeenkomsten die niet bij geschrift zijn vastgelegd, alsmede voor sommige feiten, bestaat de verplichting een verklaring ter registratie aan te bieden. Overigens staat het de belanghebbenden vrij een akte of een geschrift waarvoor geen registratieverplichting bestaat, toch ter registratie aan te bieden.
Er bestaan verschillende soorten registratierechten:
➢ Indeling op basis van de heffing:
• de evenredige rechten: procent van de maatstaf van heffing, de heffingsbasis. Bv. de verkoop van onroerende goederen.
• de specifieke vaste rechten: vaste som waarvan het bedrag verschilt volgens de aard van de overeenkomsten. Bv. naturalisatie , vergunning tot verandering van voornaam of naam.
• het algemeen vast recht: onveranderlijke som, ongeacht de waarden waarop de akte betrekking heeft. Het algemeen vast recht wordt geheven op alle akten die niet expliciet in het Wetboek der Registratie- Hypotheek- en Griffierechten vermeld staan als onderworpen aan een evenredig of specifiek vast recht. Bv. huwelijkscontracten, testamenten, sommige huurcontracten,…
De evenredige rechten en de specifieke vaste rechten mogen enkel worden geheven op akten en rechtshandelingen die expliciet in het Wetboek zijn vermeld. Het algemeen vast recht (50 euro) wordt op alle andere akten geheven. Het evenredig recht dat op een akte verschuldigd is, kan niet minder bedragen dan het algemeen vast recht van 50 euro.
➢ Indeling op basis van de handeling:
• Verkooprechten
• Schenkbelastingen
• Verdelingsrechten
• Hypotheekrechten (zie verder)
3.4.4
Een hypotheek geeft een schuldeiser recht op een onroerend goed van wie hem iets schuldig is, als waarborg dat de schuld (meestal een lening of krediet) wordt terugbetaald zoals overeengekomen. De hypotheek geeft de schuldeiser voorrang boven andere schuldeisers, en wordt ingeschreven op het hypotheekkantoor.
De hypotheekrechten worden geheven door de bewaarders der hypotheken op de inschrijving van hypotheken en voorrechten op onroerende goederen.
Griffierechten worden geheven door de griffiers van rechtbanken en hoven op bepaalde door hen verrichte formaliteiten en door hen uitgereikte stukken zoals ter-rolbrengen van geschilzaken, uitreiken van uitgiften van vonnissen en arresten, legaliseren en opzoeken van sommige akten, inschrijven in het handels- en ambachtsregister,.....
Het recht op geschriften is een belasting op bepaalde akten en geschriften die verplicht gezegeld moeten worden.
Voorbeelden: zegelrecht op o.a. uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand, akten i.v.m. de nationaliteit, getuigschriften van identiteit, nationaliteit, domicilie of verblijf, akten van notarissen en gerechtsdeurwaarders,… (de voormalige zegelrechten).
De diverse rechten en taksen worden bepaald en geregeld in het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen en de uitvoeringsbesluiten in kwestie.
Voorbeelden: de taks op beursverrichtingen, de jaarlijkse taks op verzekeringscontracten, de taks op het langetermijnsparen, de jaarlijkse taks op winstdeelnemingen,…. (de voormalige met zegelrechten gelijkgestelde taksen).
Meer informatie over allerlei vormen van registratiebelastingen vind je op http://belastingen.vlaanderen.be/registratiebelasting