3 Motivatietoestand en subjectieve ervaring
Motivatie is het proces dat bepaalt welk gedrag optreedt en wanneer. Het gedrag is het resultaat van de interactie tussen tal van causale factoren, waarbij sommige sterker kunnen zijn dan andere.
Bijvoorbeeld een koe in de weide kan zich onder een boom begeven om zich te beschutten tegen de zon, na een bepaalde tijd beginnen grazen en vervolgens gaan liggen en herkauwen.
Misschien is de koe wel hongerig wanneer zij gaat schuilen, maar de zon blaakt te hard zodat de thermoregulatorische homeostase gaat primeren. Nadien is de gewenste lichaamstemperatuur bereikt, ofwel is het hongergevoel zodanig gestegen dat het dier toch gaat grazen. Uiteindelijk bepalen interne prikkels dat het herkauwen moet aanvatten. Stel dat daags ervoor die koe getergd werd door een hond. Daarom gaat zij bijzonder uitkijken naar potentiële gevaren, wat voor gevolg heeft dat het herkauwen ietwat uitgesteld wordt.
Al de gedragingen beschreven in het voorbeeld zijn het resultaat zowel van interne prikkels en normen (homeostatische regeling van de energiebalans, van de temperatuur, vluchtafstand) als van externe prikkels (warmtestralingen, schaduw, gras, af te leggen afstand, gepaste plaats om te liggen) of zelfs de herinnering ervan (de hond). Die herinnering zal ook de algemene waakzaamheid en de graad van excitatie doen stijgen. De drempelwaarde van prikkels kan dus beïnvloed worden door de formatio reticularis (zie hoofdstuk causaliteit). Voor sommige gedragingen zal nog een interne klok een rol spelen (bv. paringsseizoen).
Men spreekt in de literatuur nu meestal van een "motivatietoestand" ("motivational state") in plaats van motivatie om duidelijker te maken dat binnen een bepaalde tijdsspanne verschillende motivaties actief zijn (met hun gemeenschappelijke en eigen neurofysiologische mechanismen). Er kan uiteindelijk maar één gedrag uitgevoerd worden. Een organisme wordt op het ogenblik van de uitvoering van bijvoorbeeld eetgedrag, door méér motivaties beïnvloed dan alleen maar honger.
Dit alles impliceert dat het organisme een keuze maakt tussen verschillende, soms tegenstrijdige motivaties. Uiteindelijk kan maar één motorisch patroon uitgevoerd worden. Het organisme zou dus op ieder ogenblik het belangrijkste gedrag moeten kunnen uitkiezen voor de overleving. Het is een onderwerp van discussie tussen specialisten, in welke mate het belang op kort termijn in strijd kan zijn met het belang op lange termijn. Het is duidelijk dat wegvluchten voor een predator belangrijker is dan blijven eten. Minder duidelijk is bv. hoe het komt dat sommige dieren toch migreren terwijl zij veel kansen lopen te sterven tijdens die activiteit? Die keuze impliceert op haar beurt dat er een soort gemeenschappelijke “munt” moet bestaan om verschillende motivaties te kunnen vergelijken. Volgens Cabanac zouden dat juist de gevoelens of de subjectieve ervaring kunnen zijn. Of anders gezegd, de mate waarin iets meer of minder aangenaam of onaangenaam is voor een dier
Wat aangenaam en onaangenaam is, is niet alleen individueel verschillend (afhankelijk van smaakvoorkeuren vinden we bepaald voedsel aangenaam om te eten of niet), het hangt ook vaak af van interne en externe factoren. Zo zal bijvoorbeeld voor ons een warme douche aangenaam zijn in de winter, maar niet zo aangenaam aanvoelen op een hete zomerdag
Hoofdstuk 5 – Motivatie Ethologie 63
Welke dieren emoties kunnen ervaren en dus voelend zijn, is voer voor heel wat discussies onder wetenschappers. Op basis van vergelijkende studies rond neurale infrastructuur, cognitieve capaciteiten, fysiologische eigenschappen en gedragsmatige indicatoren, is de consensus momenteel dat alle gewervelde dieren en minstens enkele ongewervelden (inktvis en kreeft), voelend zijn.
Hoofdstuk 5 – Motivatie Ethologie 64
4 Doelgericht gedrag
Wanneer een dier een gedrag uitvoert om een specifiek doel te bekomen, dan spreken we van doelgericht gedrag. Het gedrag zal enkel uitgevoerd worden als er op dat moment een motivatie is om het doel te bekomen (het doel heeft waarde voor het dier), en als er een eerder geleerd verband is tussen het gedrag en het resultaat (het bekomen van het doel).
Hoewel tamelijk arbitrair, is het soms praktisch doelgericht gedrag als volgt in te delen.
• Appetitief gedrag: Het zoeken van het doel, bv. een prooi, een vijver met water, een partner. Vrij flexibel deel; tal van gedragingen kunnen hier ingeschakeld worden.
• Consummatorisch gedrag: De bevrediging zelf, zoals het doden en opeten van de prooi, drinken, baltsen en copulatie.
• Fase van verzadiging: na het bereiken van het doel.
De vraag is in welke mate bij een aantal soorten er een nood bestaat om appetitief gedrag als zodanig te vertonen. In gevangenschap krijgen meestal dieren bijvoorbeeld te eten zonder er iets te moeten voor doen. Op het vlak van de energetische balans is de homeostase bereikt, maar toch vertonen sommigen abnormaal gedrag (zie hoofdstuk stress en abnormaal gedrag) of gedragspatronen die op jacht- of foerageergedrag lijken alvorens de dieren het eten verorberen. In dergelijke gevallen verdwijnen deze gedragingen wanneer huisvesting en management een categorie appetitieve gedragingen toelaten. In andere gevallen zou het eerder gaan om in het algemeen een bepaald tijdspercentage “actief te blijven”, welke het gedrag ook is We komen hier nog op terug in Deel 3 (Dierenwelzijn) van de cursus.
Hoofdstuk 5 – Motivatie Ethologie 65
5 Meten van motivatie
5.1 Inleiding
Het meten van motivatie kan interessant zijn om verschillende redenen. Bijvoorbeeld hoe een dier kiest tussen verschillende gedragingen binnen de motivatietoestand en hoe die keuze verandert overheen de tijd (zoals bij leeftijdsgebonden variatie, of diurnale en seizoenale variatie). Ook de motivatie om te kiezen voor een bepaalde reproductieve partner of bepaalde resource kan gemeten worden. Een ander voorbeeld is dat motivatietesten gebruikt kunnen worden om te weten wat er belangrijk is voor dieren die we in gevangenschap houden. Dat laatste zal uitgebreider aan bod komen in Deel 3 wanneer we het over dierenwelzijn hebben.
5.2 Mate van het uitgevoerde gedrag
Hierbij gaat men een dier één of meerdere substraten geven en meten hoe vaak en/of hoe lang het gedrag dat ermee gepaard gaat, wordt vertoond. Men kan ook gaan kijken wat de latentietijd is (de duur vanaf het geven van het substraat totdat het dier het gedrag vertoont) of wat het verbruik van een bepaald substraat is. Een valkuil bij dit type onderzoek is wel dat de metingen sterk kunnen afhangen van de aanwezige stimuli (bijvoorbeeld: als er niet ad libitum voedsel wordt gegeven, dan is voedingsgedrag beperkt en zijn de observaties misschien vertekend).
5.3 Bereidheid om negatieve ervaringen te verdragen voor het doel
Dergelijke studies kunnen spontaan gedrag bestuderen (bijvoorbeeld het bitter maken van het water om te kijken hoe groot motivatie om te drinken is), maar soms kan er ook eerst een leerperiode aan vooraf gaan. Men geeft bijvoorbeeld een kip toegang tot een nestplaats dat ze kan bereiken door over een metalen rooster te wandelen. Eens men zeker is dat de kip dit gedrag uitvoert, gaat men lichte elektrische schokken van verschillende intensiteit geven via het rooster om te kijken of de kip nog naar de nestplaats gaat en vanaf welke schokintensiteit ze dit niet meer doet (op dat moment is de motivatie om de schokken te vermijden groter dan de motivatie om het nest te bereiken)
5.4 Bereidheid om te werken voor het doel
Hierbij werkt men met een onderzoeksopzet gelijk aan de principes van de Skinnerdoos (zie hoofdstuk leerprocessen). Men leert een dier eerst om een bepaalde taak uit te voeren in ruil voor een resource (vb. nestmateriaal). Daarna gaat men de prijs verhogen door het dier meerdere keren de taak te laten uitvoeren alvorens er toegang tot de resource is. Hoe vaker het dier blijft duwen, hoe belangrijker het doel moet zijn. Er wordt dan nagegaan wat de maximumprijs is die het dier bereid is te ‘betalen’.
Hoofdstuk 5 – Motivatie Ethologie 66
Bibliografie
Ben-Ami Bartal I, Decety J, Mason P. 2011. Empathy and pro-social behavior in rats. Science, 334(6061):1427-1430.
Blakemore C, Cooper GF. 1970. Development of the brain depends on the visual environment. Nature: 228:477-478.
Braastadt BO, Mcbride A, Newberry RC. 2022. The cat: Behaviour and Welfare. CABI, Wallingford, 209 pp.
Broom D. 1986. Indicators of poor welfare. British Veterinary Journal, 142:524-526.
Broom D, Johnson KG. 2019. Stress and animal welfare (2e ed.). Springer Nature Switzerland, Cham. 223 pp.
Chu B, Marwaha K, Sanvictores T, Ayers D. 2022. Physiology, Stress Reaction. National Library of Medicine. Physiology, Stress Reaction - StatPearls - NCBI Bookshelf (nih.gov)
Cooper RM, Zubek JP. 1958. Effects of enriched and restricted early environments on the learning ability of bright and dull rats. Canadian Journal of Psychology 12, 159-164.
Cooper JJ, Nicol CJ. 1994. Neighbour effects on the development of locomotor stereotypies in bank voles (Clethrionomys glareolus). Animal Behaviour, 47, 222-224.
D’Eath RB, Arnott G, Turner SP, Jensen T, Lahrmann HP, Busch ME, Niemi JK, Lawrence AB, Sandøe. 2014. Injurious tail biting in pigs: how can it be controlled in existing systems without tail docking? Animal: 8(9):1479-1497.
de Waal FBM, Leimgruber K, Greenberg AR. 2008. Giving is self-rewarding for monkeys. Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS), 105(36):13685-13689
Dias BG,n Ressler KJ. 2014. Parental olfactory experience influences behavior and neural structure in subsequent generations. Nature Neuroscience: 17(1):89-96.
Domjan M. 1998. The principles of learning and behavior (4e ed.) Thomson Brooks/Cole Publishing Co. Pacific Grove. 435pp.
Dugatkin LA. 2018. The silver fox domestication experiment. Evolution: Education and Outreach: 11, artikelnummer 16
Duncan IJH en Petherick JC. 1991. The implications of cognitive processes for animal welfare. Journal of animal Science, 69:5017-5022.
Epstein R, Kirschnit CE, Lanza RP, Rubin LC. 1984. ‘Insight’ in the pigeon: antecedents and determinants of an intelligent performance. Nature, 308:61-62.
FAWC. 1979. Press release 5 December 1979. Klik hier voor het persartikel. Laatst geraadpleegd op 7 september 2023.
Bibliografie Ethologie 167
FAWC. 1993. Second report on priorities for animal welfare research and development. FAWC, Surrey. 26 pp.
Francis DD, Dorio J, Plotsky PM, Meaney MJ. 2002. Environmental enrichment reverses the effects of maternal separation on stress reactivity. Journal of Neuroscience, 22(18)7840-7843.
Gelez H, Fabre-Nys C. 2004. The “male effect” in sheep and goats: a review of the respective roles of the two olfactory systems. Hormones and Behaviour, 46(3):257-271.
Grammer K, Fink B, Neave N. 2005. Human pheromones and sexual attraction. European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology, 118(2):135-142.
Jensen P, Toates FM. 1993. Who needs ‘behavioural needs’? Motivational aspects of the needs of animals. Applied Animal Behaviour Science, 37:37:161-181.
Leon M, Moltz H. 1972. The development of the pheromonal bond in the albino rat. Physiology and Behaviour, 8(4):683-686.
Liu D, Dioro J, Tannenbaum B, Francis D, Freedman A, Sharma S, Pearson D, Plotsky PM, Meaney MJ. 1997. Maternal care, hippocampal glucocorticoid receptors and hypothalamic-pituitary-adrenal responses to stress. Science, 277(5332):1659-1662.
Lorenz K. 1950. The comparative method in studying innate behavior patterns. Symposia of the Society for Experimental Biology, 47:221-254. 1950-InnateBehavior (klha.at)
Lu A, Feder JA, Snyder-Mackler N, Bergman TJ, Beehner JC. 2021 Male-mediated maturation in wild Geladas. Current Biology, 31(1):214-219.
Manning A, Dawkins M S 2012 An Introduction to Animal Behaviour. Cambridge University Press, Cambridge, 458 pp.
Marshall-Pescini S, Dale R, Quervel-Chaumette M, Range F. 2016. Critical issues in experimental studies of prosociality in non-human species. Animal Cognition, 19:679-705.
McBride G. 1964. A general theory of social organization and behaviour. University of Queensland Papers, 1(2): 110 pp.
McClearn GE. 1962. The inheritance of behavior. In: Psychology in the making, Postman LJ (ed ), Alfred A. Knopf, New York City, p 144-252.
Meaney MJ, Aitken D, Van Berkel C, Bhatnagar S, Sapolsky RM. 1988. Effect of neonatal handling on age-related impairments associated with the hippocampus. Science, 239(4841:766-768).
Meaney MJ, Diorio J, Francis D, Weaver S, Yau J, Chapman K, Seckl JR. 2000. Postnatal handling increases the expression of cAMPinducible transcription factors in the rat hippocampus: the effects of thyroid hormones and serotonin. Journal of Neuroscience, 20:3926–3935.
Mellor D. 2016. Moving beyond the “Five Freedoms” by Updating the “Five Provisions” and introducing Aligned “Animal Welfare Aims”. Animals, 6:ani6100059.
Mellor D, Beausoleil NJ, Littlewood KE, McLean AN, McGreevy PD, Jones B, Wilkins C. 2020. The 2020 Five Domains Model: Including Human-Animal Interactions in Assessments of Animal Welfare.
Bibliografie Ethologie 168
Monclus R, Rödel HG, Von Holst D, De Miguel J. 2005. Behavioural and physiological responses of naïve European rabbits to predator odour. Animal Behaviour: 70(4):753-761.
Mostafa T, El Khouly G, Hassan A. 2012. Pheromones in sex and reproduction: Do they have a role in humans? Journal of Advanced Research, 3(1):1-9.
Nelissen M. 1996. Lexicon van de gedragsbiologie. Galant, Leuven, 112 pp
Owczarczak-Garstecka SC en Burman OHP. 2016. Can sleep and resting behaviours be used as indicators of welfare in shelter dogs (Canis lupus familiaris)? PLoS One, 11(10): e0163620.
Purves WK, Orians GH, Heller HC, Sadava D. 1998. Live – The science of biology (5e ed.). Sinauer Associates, Massachussetts, 1243 pp
’t Hart M. 1978. De stekelbaars. Het spectrum, Utrecht, 112 pp
Rault JL. 2019 Be kind to others: Prosocial behaviours and their implications for animal welfare. Applied Animal Behaviour Science, 210:113-123.
Sankarganesh D, Kirkwood R, Nagnan-Le Meillour P, Angayarkanni J, Achiraman S, Archunan G. 2022. Pheromones, binding proteins, and olfactory systems in the pig (Sus scrofa): a review. Frontiers in Veterinary Science, 9: artikelnummer 989409.
Schleidt WM. 1974. How “fixed” is the fixed action pattern? Zeitschrift zur Tierpsychologie, 36:184211. Klik hier om naar de paper te gaan.
Silva Moreira P, Almeida PR, Leite-Almeida H, Sousa N, Costa P. 2016. Impact of chronic stress protocols in learning and momory in rodents: systematic review and meta-analysis. PLoS One, 11(9):e0163245.
Skolnick NJ, Ackerman SH, Hofer MA, Weiner H. 1980. Vertical transmission of acquired ulcer susceptibility in the rat. Science: 208(4448),1161-1163.
Sokolowski K en Corbin JG. 2012. Wired for behaviors: from development to function of innate limbic system circuitry. Frontiers in Molecular Neuroscience, 5:55
Stamp Dawkins M en Guilford T 1991. The corruption of honest signalling. Animal Behaviour, 41:865873.
Tinbergen N. 1951. The Study of Instinct. Oxford University Press, Londen, 228 pp
Tinbergen N. 1978. In ’t vrije veld. Het spectrum, Utrecht, 279 pp
Van Oortmerssen GA. 1981. Gedrag en erfelijkheid. In: Ethologie – De biologie van gedrag. Baerends GP (ed.), Centrum voor Landbouwpublikaties en Landbouwdocumentatie, Wageningen, p 115135.
Webster J. 1994. Assessment of animal welfare: The Five Freedoms. In: Animal Welfare: A Cool Eye Towards Eden; Blackwell Science, Oxford, UK, pp10-14.
Weiss JM. 1972. Psychological factors in stress and disease. Scientific American, 226(6):104-113.
Bibliografie Ethologie 169
Wiedenmayer C. 1997. Causation of the ontogenetic development of stereotypic digging in gerbils. Animal Behaviour, 53(3):461-470.
Wiepkema PR. 1987. Behavioural aspects of stress. In: Biology of Stress in farm Animals: An Integrative Approach. Wiepkema PR, van Adrichem PWM (eds.). Martinus Nijhoff, Dordrecht, pp. 113-133.
Wispé LG. 1972. Positive forms of social behavior: an overview. Journal of Social Issues, 28:1-19.
Zhang L, Hastings MH, Green EW, Tauber E, Sladek M, Webster SG, Kyriacou CP, Wilcockson DC. 2013. Dissociation of Circadian and Circatidal Timekeeping in the Marine Crustacean Eurydice pulchra. Current Biology, 23(19):1863-1873.
Bibliografie Ethologie 170
Aanbevolen literatuur
Hieronder volgen nog enkele publicaties die een overzicht geven van de verschillende aspecten van de ethologie of van aanverwante gedragswetenschappen.
Als inleiding tot de ethologie:
Jensen P. (Editor). 2017. The ethology of domestic animals (3rd edition). CABI Publishing, Oxfordshire, UK. ISBN 9781786391650.
Manning, A. and Dawkins, M. S. (2012): An Introduction to Animal Behaviour. Cambridge University Press, Cambridge. (6e uitgave) ISBN 0521165148
Nordell, S.E. and Valone, T.J. (2017): Animal Behaviour. Second International Edition. Oxford University Press, Oxford. ISBN: 978-0-19-027678-2.
Een mooi voorbeeld van de neuroethologie:
Sillar, K.T., Picton, L.D. and Heitler, W.J. (2016): The Neuroethology of Predation and Escape. WileyBlackwell, Hoboken, New Jersey. ISBN: 978-0-470-97224-3
Ethologie van de menselijke soort:
Campan, R. et Scapini, F. (2002): Ethologie. Approche Systémique du Comportement. De Boeck Université, Bruxelles. Chapitre 10: Ethologie Humaine (pp. 603-668) ISBN 2804137651
de Lannoy, J.-D. et Feyereisen, P. (1987): L'Ethologie Humaine. Presses Universitaires de France, Paris. (Que Sais-Je? No. 2339) ISBN 2130398456
Nelissen, M. (2000): De Bril van Darwin. Lannoo, Tielt. ISBN 902094116X
Ethologische visie van de psychiatrie:
Demaret, A. (1979): Ethologie et Psychiatrie. Mardaga, Bruxelles. ISBN 2870091133
Stevens, A. And Price, J. (2000): Evolutionary Psychiatry. Routledge, London. ISBN 0415219795
Panksepp, J. (Ed.) (2004): Textbook of Biological Psychiatry. Wiley, New York. ISBN 0471434787
Ethologische observatietechnieken:
Rees, P.A. (2015): Studying Captive Animals. Wiley Blackwell, Hoboken, New Jersey, ISBN 1118629361
Lehner, P.N. (2002): Handbook of Ethological Methods. Cambridge University Press, Cambridge.
ISBN 0521637503
Martin, P. and Bateson, P. (2021): Measuring Behaviour. 4th Edition, Cambridge University Press, Cambridge.
ISBN 9781108745727
Genetica en gedrag
Moleculaire en populatiegenetica:
Aanbevolen literatuur Ethologie 171
Anholt, R.R. and Mackay, T.F.C. (2010): Principles of Behavioral Genetics. Elsevier, Amsterdam.
ISBN 978 0 12 372575 2
Populatiegenetica:
Grandin, T. (Ed.)(2014): Genetics and Behavior of Domestic Animals. 2nd Edition, Academic Press, San Diego.
ISBN 9780123945860
Hahn, M.E. et al. (Eds) (1990): Developmental Behavior Genetics. Oxford University Press, New York & Oxford. ISBN 0195054466
Plomin, R., DeFries, J.C. and McClearn, G.E. (1980): Behavioral Genetics. A Primer. Freeman and Co., San Francisco. ISBN 0716728249
Leertheorieën en behavioristische visie van het gedrag:
Daffin L. 2021. Principles of learning and behavior. 2nd edition. Washington State University. Principles of Learning and Behavior – Principles of Learning and Behavior (wsu.edu) Het boek is gratis raadpleegbaar online en ook te downloaden als PDF via de link bovenaan de pagina
Domjan M. 2013. Principles of Learning and Behavior. 7th edition. Cengage Learning, Inc Publishing.
ISBN 1285088565
Pierce J.M. 2008. Animal Learning and Cogntion. 3rd Edition. Psychology Press. 432p. ISBN 1841696552
Schwartz, B., Wasserman, E.A. and Robbins S.J. (2002): Psychology of Learning and Behavior. Norton & Co, New York & London. (5e uitgave). ISBN 9780393975918
Stress, psychosomatiek, neurofysiologie, neurobiochemie:
Buckingham, J.C., Gillies, G.E. and Cowell, A.-M. (1997): Stress, Hormones and the Immune System. J. Wiley & Sons, Chichester.
Moberg, G.P. and Mench, J.A. (Eds)(2000): The Biology of Animal Stress. Basic Principles and Implications for Animal Welfare. CABI, Wallingford. ISBN 0851993591
Volgende auteurs presenteren daarenboven een heel mooie interdisciplinaire synthetische visie van de werking van hogere organismen. Het zijn oudere boeken maar niet verouderd.
Henry, J.P. and Stephens, P.M. (1977): Stress, Health, and the Social Environment. A Sociobiological Approach to Medicine. Springer Verlag, New York, Heidelberg, Berlin. ISBN 0387902937
Karli, P. (1987): L'Homme Agressif. Editions Odile Jacob, Paris. ISBN 202009553X
Laborit, H. (1986): L'Inhibition de l'Action. Biologie Comportementale et Physio-Pathologie. Masson, Paris. ISBN 2225806411
Aanbevolen literatuur Ethologie 172