VIVES - brugopleiding verpleegkunde - verpleegkundige methodiek 2

Page 1


Verpleegkundigemethodiek2

docent SofieBeelprez,HeleenDeruytere, WinniePille,WendyVerheyen

studiegebied gezondheidszorg

bachelor in de verpleegkunde

3.2.1

5.1

5.1.1

5.5

5.6

2.5

2.5.1

3.3.5

3.3.7

onderzoeken die voor bepaalde patiëntengroepen en/of ingrepen aanbevolen zijn (Vlayen,

5

5.1

5.2

5.2.1

6.6

6.6.1

7.3.2

7.3.3

7.3.4

7.4 Acuut compartimentsyndroom 88

7.5 Vervanging van gewrichten (artroplastiek) 88

7.5.1 Verpleegkundige aandachtspunten bij zorgontvangers met een heupprothese 90

7.5.2 Verpleegkundige aandachtspunten bij zorgontvangers met een knieprothese 92

7.6 Evaluatievragen 93

8 Bibliografie............................................................................................94

Verpleegkundige methodiek 2: Wondzorg: V5X146

docent Wendy Verheyen

studiegebied gezondheidszorg bachelor in de verpleegkunde campus Roeselare academiejaar

2.4.1

3.4.1

3.4.2

5.2.4

7.4.1

8.2.1

Verpleegkundigemethodiek

chronischepijn:theorie

docent HeleenDeruytere

studiegebied gezondheidszorg

bachelor in het verpleegkunde campus Roeselare academiejaar

docent SofieBeelprez

studiegebied gezondheidszorg

bachelor in de verpleegkunde campus Roeselare academiejaar

2.3.4 Procedure (Leah Cramp, 2015) (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010)

2.3.4.1

2.3.4.2

2.3.4.3

2.3.4.4

2.4

2.4.1

2.4.1.1

2.4.1.2

2.4.1.3

2.4.1.4

2.4.1.5

2.4.1.6

2.4.1.7

2.4.2

3.5.3

3.6 Het verwijderen van een verblijfskatheter

3.6.1

3.6.2

3.7

3.8 Verpleegkundige zorgen bij een zorgontvanger met een verblijfskatheter

3.8.1

3.8.1.1 Gesloten systeem behouden

3.8.1.2

3.8.1.3

3.8.1.4 De urine-uitlaat van het urineopvangrecipiënt mag de grond niet raken.

3.8.1.5 Het urineopvangrecipiënt nooit hoger brengen dan het blaasniveau van de zorgontvanger...........................................................................................................43

3.8.2

3.9.1.1

3.9.1.2

3.9.2

3.9.3

3.9.4 Bij mannen: drukwonden, abces, fistulisatie ter hoogte van penisscrotale

3.9.5

verwikkelingen: bijbalontsteking (epididymitis) en prostaatontsteking (prostatitis)

3.9.6

4.6.3

4.6.4

4.6.5

4.7.2

4.7.3

4.7.4

5.2.4

5.2.4.1

8.4.2

8.4.2.1

8.4.2.2 Postoperatieve zorg

8.4.2.3 Verzorging van een incontinent urostoma/het vervangen van het opvangsysteem 73

8.5 Verzorging van een continent urostoma

8.6 Terugbetaling

8.7 Verpleegproblemen...........................................................................................

8.8 Mogelijke verwikkelingen..................................................................................

9.1.1

9.1.2 Mevrouw Simons: urinestaal voor bacteriologisch onderzoek via eenmalige katheterisatie ....................................................................................................

9.1.3 Meneer Simons: urinestaal voor bacteriologisch onderzoek via eenmalige

9.1.4 Mevrouw Vergauwe: bepalen van residu via eenmalige katheterisatie ........... 84

9.1.5 Meneer Lootens: eenmalige katheterisatie bij vermoeden van retentie 85

9.1.6 Meneer Almey: urinestaal voor bacteriologisch onderzoek via een aanwezige verblijfsonde 85

9.1.7 Meneer Vergauwe: verwijderen van een verblijfsonde 86

9.1.8 Meneer Boterman: plaatsen van een verblijfsonde 86

9.1.9 Mevrouw Dachon: vervangen suprapubische sonde 86

9.1.10Meneer Kuipers: vervangen urostomazakje 87

Verpleegkundige zorg aan de urologische patiënt

LEERDOELEN

Na het bestuderen:

Kan je de verschillende organen van het urinewegstelsel benoemen

Weet je wat normale en afwijkende zaken zijn bij een urineonderzoek

Ken je de indicaties voor een éénmalige sondage

Weet je wat een bladderscan is en wat indicaties en contra-indicaties zijn om deze te gebruiken

Ken je de voor- en nadelen van een bladderscan

Kan je een bladderscan uitvoeren in de praktijk

Weet je welk materiaal je nodig hebt om een éénmalige sondage uit te voeren

Kan je een éénmalige sondage op een correcte manier uitvoeren

Ken je de aandachtspunten bij het uitvoeren van een éénmalige sondage en ben je in staat deze toe te passen in de praktijk

Ken je de indicaties voor het plaatsen van een verblijfsonde

Weet je welk materiaal je nodig hebt om een verblijfsonde te plaatsen en dit aangepast aan de indicatie

Kan je een verblijfsondage op een correcte manier uitvoeren

Ken je de aandachtspunten bij het uitvoeren van een verblijfsondage en ben je in staat deze toe te passen in de praktijk

Kan je verpleegkundige aandachtspunten bij een zorgontvanger met een verblijfsonde benoemen

Ken je de belangrijkste complicaties bij een verblijfsonde en weet je hoe je deze moet voorkomen/aanpakken

Weet je wat een suprapubische sonde is

Ken je de indicaties voor suprapubische sondage

Weet je wat de voor-en nadelen van suprapubische sondage zijn

Ken je de procedure voor verzorging en vervanging van de suprapubische sonde en kan je deze uitvoeren

Ken je de problemen en aandachtspunten bij het vervangen en de aanwezigheid van een suprapubische sonde

Ken je de verschillende manieren van steriele staalafname

Kan je een definitie van blaaspunctie geven

Kan je de staalafname via verblijfsonde en éénmalige sondage uitvoeren

Weet je het verschil tussen gewone staalafname via mictie en steriele staalafname via spontane mictie

Weet je welke spoeling in het thuismilieu en/of ziekenhuismilieu mag toegepast worden

Kan je de verpleegkundige aandachtspunten bij continue en onderbroken blaasspoeling weergeven

Weet je wat het verschil is tussen blaasinstillatie en blaasspoeling

Kan je de factoren met invloed op urineweginfectie duiden en verklaren

Verpleegkundige

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verpleegkundige zorg voor de urologische patiënt. Een aantal vaardigheden, waaronder de éénmalige katheterisatie, verblijfsondage, suprapubische katheterisatie, het nemen van steriele stalen, de blaasinstillatie en de blaasspoeling, worden hier nader bekeken.

Figuur 1: anatomie van het urinewegstelsel bij man en vrouw (Newman, 2011)

1 Urineonderzoek

1.1 Macroscopisch onderzoek

Bij de urinelozing observeren we macroscopisch de hoeveelheid (diurese), de frequentie en de bijzonderheden.

Bij de urine wordt de kleur, de geur en de helderheid geobserveerd.

1.1.1

Diurese

De gemiddelde urineproductie of urinedebiet (de diurese) per 24 u bij een volwassene is 1200 tot 1500 ml. (Liedtke, Lubberink, & Verkerk, 2016)

De diurese is afhankelijk van:

• hoeveelheid vochtinname

• hoeveelheid vochtuitscheiding langs andere wegen bv. braken, diarree, transpiratie

• geneesmiddelen (diuretica, opiumderivaten)

• aandoeningen (hartaandoening, nierproblemen)

Er zijn de volgende mogelijke afwijkingen van de urineproductie (Liedtke, Lubberink, & Verkerk, 2016):

• polyurie – verhoogde urineproductie (meer dan 2 liter per 24 uur bij een volwassene);

• oligurie – verminderde urineproductie (minder dan 400-500 ml per 24 uur bij een volwassene);

• anurie – onvermogen van de nieren om urine te vormen (de urineproductie is minder dan 100 ml per 24 uur);

• nycturie – urineproductie is ‘s nachts groter dan overdag

1.1.2 Frequentie

De normale frequentie van de urinelozing (= mictie) bij een volwassene is 4 tot 6 x per dag. Er is ongeveer 200 à 300 cc urine per lozing. Door onderdrukking van de aandrang kan de urinelozing worden uitgesteld maar na verzameling van ongeveer 400 à 500 ml urine in de blaas zal dit niet meer (goed) lukken. (Duell, Martin, & Smith, 2011)

1.1.3 Bijzonderheden

Bij het urineren kunnen de volgende problemen geobserveerd worden:

• Moeilijk kunnen urineren (dysurie)

• Niet kunnen uitplassen (urineretentie – een onvolledige blaaslediging na een urinelozing. De urine die achterblijft in de blaas wordt residu genoemd) (Sesink & Kerstens, 2013)

• Pijn, branderig gevoel bij het urineren

• Slappe straal, nadruppelen

• Problemen met de continentie (incontinentie)

• Onwillekeurige urinelozing, bedplassen (enuresis)

1.1.4 Kleur van de urine

Normaal heeft urine een lichtgele (strogeel, citroengeel) kleur. De kleur is afhankelijk van de concentratie. Geconcentreerde urine ziet er donkerder uit (vb. urine ‘s ochtends). De kleur kan door de voeding (vb. rode bieten) of medicatie (vb. chemotherapie met een rode of blauwe kleur) beïnvloed zijn.

De mogelijke afwijkingen van de kleur van de urine:

• donkerbruine urine: bij een hoog gehalte van bilirubine (galkleurstof);

• lichtgekleurde urine: als de concentratie van de urine laag is bij een hoge urineproductie;

• roodbruin, vleesnatkleur: bloed in de urine (hematurie).

De aanwezigheid van bloed in urine (hematurie) kan micro- of macrohematurie zijn.

1.1.5 Helderheid van de urine

Net geloosde urine is helder zonder zichtbare bestanddelen. Na lang bewaren van de urine kan een lichte troebeling ontstaan.

De urine kan troebel worden door een urineweginfectie of door vaginale afscheiding of sperma. (Liedtke, Lubberink, & Verkerk, 2016)

1.1.6 Geur van de urine

De urine is bijna geurvrij, maar urine die een bepaalde tijd op kamertemperatuur blijft staan ruikt naar ammoniak.

De mogelijke afwijkingen:

• Sterke ammoniakgeur: bij een blaasontsteking

• Zoete geur: bij ontregelde diabetes mellitus waarbij glucose in de urine terechtkomt (= glucosurie)

1.2

Microscopisch onderzoek

Voor het opsporen van:

1.2.1 Rode bloedcellen

Een aanwezigheid van 3 tot 5 RBC/veld wordt als pathologisch beschouwd.

1.2.2 Witte bloedcellen

Men spreekt van pyurie als er meer dan 5 tot 10 WBC/veld worden gevonden. Normaal zijn er enkele WBC aanwezig.

1.2.3 Cilinders

Dit zijn afstotingsproducten van de urinekanaaltjes. Aanwezigheid duidt dikwijls op nieraantasting.

1.2.4 Bacteriën

In meer dan 80% van de gevallen wijst de aanwezigheid op een urinebesmetting.

1.2.5 Epitheelcellen

Deze kunnen afkomstig zijn uit de urinaire tractus of de vagina.

Veel vagina-epitheelcellen wijst op bijbesmetting door een slecht gecollecteerd staal.

Renale epitheelcellen kunnen in een verhoogd aantal voorkomen bij aantasting van niertubuli. Bijgevolg kan men vanuit de soort de pathologie gaan vaststellen.

1.2.6 Kristallen vb. urinezuurkristallen

Zijn van belang voor het opsporen van steenvorming en voor de follow-up van specifieke metabole stoornissen vb. cystinurie (een erfelijke stofwisselingsziekte).

1.3 Chemisch onderzoek door middel van strookje of tablet

De werking van dergelijk onderzoek is gebaseerd op kleurverandering en levert vrijwel onmiddellijk resultaat op. Het wordt gebruikt ter controle van de aanwezigheid van bvb. eiwit, glucose, bloed en ketonen in de urine of ter bepaling van de pH. Voor pHbepaling wordt steeds een vers staal genomen. De normale pH van urine varieert tussen 4,5 en 8 (gemiddelde pH = 6). Na de maaltijd of na braken wordt de urine alkalisch. Voorbeelden van dergelijke testen zijn de Acetest (met tabletten) of Albustix (met teststrookjes).

1.4

Bacteriologisch onderzoek

Voor het nagaan of er al dan niet sprake is van een urineweginfectie kan een bacteriologisch onderzoek op urine worden uitgevoerd Een urinestaal voor bacteriologisch onderzoek is slechts representatief als:

• de techniek aseptisch is;

• de urine voldoende geconcentreerd is;

• het transport van het staal naar het labo binnen een redelijke tijd (1 uur) gebeurt. De urine is op zichzelf een goede cultuurbodem (broedmedium) zonder antibacteriële eigenschappen en de urinaire pathogenen zijn snelle groeiers die zelfs op kamertemperatuur hun aantal verdubbelen op een half uur tijd. Het is dus van het allergrootste belang dat de urine binnen redelijke tijd op het labo toekomt. Bij aankomst in het labo wordt de urine bewaard in de koelkast tot juist voor de enting;

• stalen voor bacteriologisch onderzoek vóór antibioticatoediening opgenomen worden. Indien reeds antibiotica genomen werden, moet dit steeds vermeld worden op het aanvraagformulier;

• vermeden wordt dat antiseptica bij het staal urine toegevoegd worden (recipiënt, instilleergel)

Figuur 2: Acetest
Figuur 3: Albustix

De verschillende methodes om een urinestaal voor bacteriologisch onderzoek te verkrijgen komen verder aan bod.

- Verpleegkundige methodiek 2

2 Eenmalige sondage

2.1 Omschrijving

Dit is het inbrengen van een steriele katheter langs de urethra tot in de blaas. Op die manier kan urine afvloeien. De sonde wordt onmiddellijk na het afvloeien van de urine verwijderd.

2.2 Indicaties

• Opnemen van een staal urine

- steriel voor bacteriologisch onderzoek (zie verder);

- niet steriel voor routine urineonderzoek bvb. bij kinderen, geriatrische zorgontvangers, …

• Intermittente sondage = op geregeld tijdstip sonderen van de zorgontvanger

Dit is individueel bepaald en aangepast aan de vochtinname en de vermoedelijke urineproductie van de zorgontvanger. Het principe is sonderen telkens de blaas vol is. Een te volle blaas betekent verlies aan elasticiteit van de spierwand. De contractibiliteit van de blaas wordt volledig gestoord, waardoor de zorgontvanger in de toekomst moeilijker spontaan zal kunnen urineren.

• Bepaalde behandelingen en onderzoeken:

- blaasspoeling;

- blaasinstillatie;

- nierfunctieproeven (wanneer de zorgontvanger op het aangegeven tijdstip niet kan urineren);

- retrograde cystografie.

• Ter behandeling van urineretentie: de urine wordt door de nieren uitgescheiden, bereikt de blaas, maar kan niet of slechts gedeeltelijk geloosd worden (urine wordt weerhouden in de blaas: residu).

- Mogelijke oorzaken:

▪ anesthesie: veroorzaakt tijdelijke paralyse van de blaasspieren (blaasatonie);

▪ prostaathypertrofie;

▪ het liggend moeten urineren;

▪ aanwezigheid van een abdominale wonde die het spannen van de buikspieren bemoeilijkt;

▪ psychisch: nervositas, onrust zoals ‘het zal niet lukken met de bedpan of met het urinaal’, aanwezigheid van personen;

▪ angst voor de pijn na bepaalde ingrepen

▪ tumor

- Symptomen:

▪ uitgezette blaas -> opgezet abdomen;

▪ pijn in de onderbuik;

▪ onrust;

▪ zweten.

- Oplossingen: zoveel mogelijk spontane mictie begunstigen door fysische en psychische middelen

▪ Stap 1:

o de zorgontvanger mag niet ongeduldig worden door onze haast en de zorgontvanger eventjes alleen laten;

o handen van zorgontvanger in koud water;

o intiem toilet met koud water;

o water van het kraantje laten lopen (geluid bevordert de mictie);

o in zittende houding brengen, benen afhangend.

o een ijszak op de onderbuik leggen…

▪ Stap 2:

o eventueel medicamenteus: inspuiting toedienen, op medisch advies, die de blaastonus verhoogt en de contractie bevordert vb. Muscaran® SC. (ook in comprimé). Nooit diuretica toedienen!;

o eventueel bladderscan

▪ Stap 3:

o medisch-verpleegkundig: éénmalige blaaskatheterisatie als laatste oplossing.

• Bepaling van het blaasresidu (residuele urine)

Dit is het bepalen van de resterende urine in de blaas na de mictie. Om het residu te kunnen bepalen, gaat men onmiddellijk na de mictie katheteriseren. De hoeveelheid gekatheteriseerde urine bepaalt de hoeveelheid van het residu. Het normale residu ligt tussen 1 en 6 ml. Pathologisch is meer dan 50 ml. Stagnatie van urine verhoogt de kans op infectie.

In de praktijk kan het blaasresidu ook aan de hand van een bladderscan worden bepaald. Dit geniet tegenwoordig de voorkeur omdat op die manier het veelvuldig katheteriseren (en mogelijke ongemakken of complicaties) wordt vermeden.

2.3 De bladderscan

Een bladderscan is een toestel waarmee een blaasechografie wordt uitgevoerd. Door de sensor met ultrageluidsgolven op de blaas te richten, wordt de blaasinhoud gemeten op een niet-invasieve manier (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010) (Leerasiri & Puttanapitak, 2017). Bij bepaalde klachten/aandoeningen is het van belang om de blaasinhoud te meten zonder dat er gekatheteriseerd moet worden (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010).

Figuur 4: verschillende types van bladderscan (Newman, 2011) (www.verathon.com, sd)

2.3.1 Indicaties

• Meten van de blaasinhoud;

• Blaasinhoud controleren voor en na mictie;

• Residu meten na spontane mictie (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010).

2.3.2 Contra-indicaties

• Open wonden thv de onderbuik. De ultrasone gel die gebruikt wordt, kan een voedingsbodem zijn voor bacteriën

• Zwangerschap. Door de aanwezigheid van vruchtwater is het onduidelijk of de bladderscan de urine of het vruchtwater meet.

• Aanwezigheid van pleisters en/of verbanden en/of hechtingen ter hoogte van de onderbuik. De ultrageluidsgoven worden tegengehouden door dit materiaal, waardoor de meting moeilijk of niet lukt.

• Ascitesvocht. Door de aanwezigheid van ascitesvocht is het onduidelijk of de bladderscan de urine of het ascitesvocht1 meet.

• Blaastumoren, blaascysten, ovariumcysten (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010)

2.3.3 Voor- en nadelen

2.3.3.1Voordelen

• Het gebruik van de bladderscan is een niet-invasieve manier om de blaasinhoud te meten bij zorgontvangers (in tegenstelling tot blaaskatheterisatie). Dit maakt het comfortabeler bij zorgontvangers met aandoeningen aan de urethra (vb. mannen met prostaatkanker of benigne prostaathypertrofie) (Leah Cramp, 2015)

• Het gebruik van de bladderscan voorkomt onnodig katheteriseren en vermijdt urineweginfecties gerelateerd aan katheterisatie (Joelsson-Alm, 2012)

• Het verbetert de efficiëntie van professionals in de gezondheidszorg door kosten te drukken en tijd te besparen (Dudley, 2012)

2.3.3.2Nadelen

• De bladderscan heeft een foutenmarge van 15%, waardoor de meting 15% kan afwijken van de werkelijke blaasinhoud (Dudley, 2012).

• Hoge kostprijs (tussen 3000 euro en 12000 euro)

1 Ascites is een pathologische ophoping van vocht in de intraperitoneale ruimte (Janssen, Drenth, & Hoek, 2009)

2.3.4 Procedure (Leah Cramp, 2015) (Spaans, Machielse, & Weststrate, 2010)

2.3.4.1Benodigdheden

• Bladderscan

• Ultrasone gel

• Alcohol 70%

• Kompressen 10cm x 10cm

• Eventueel handdoek

2.3.4.2Voorbereiding

• Bladderscan aanzetten

• Geslacht van de zorgontvanger bevestigen op bladderscan

• Zorgontvanger positioneren op de rug

2.3.4.3Uitvoering

• Breng voldoende ultrasone gel aan ter hoogte van midden onderbuik (3cm boven schaambeen).

• Zet de echokop midden op de buik op de aangebrachte gel (3cm boven schaambeen).

• Druk de scanknop in en houd deze ingedrukt tot het apparaat een signaal geeft. Op de display moet de inhoud van de blaas in het midden van de display komen te staan. Wanneer de echokop de blaasinhoud heeft kunnen bepalen, wordt dit weergegeven op het scherm van de bladderscan door een afbeelding van de blaas te tonen en het gemeten residu.

2.3.4.4Nazorg

• Reinig de buik van de zorgontvanger met de handdoek en laat zorgontvanger terug de gewenste positie aannemen.

• Reinig de echokop met kompressen en alcohol 70%.

• Rapporteer het resultaat van de meting in het verpleegkundig dossier.

2.4 Uitvoering van de eenmalige sondage

2.4.1 Verzamelen van het nodige materiaal

2.4.1.1Blaaskatheters of blaassonden

• zijn flexibele buisjes met een afgeronde top met laterale openingen. Deze katheters worden gebruikt om een open verbinding tussen de blaas en buitenwereld te vormen;

• maataanduiding: elke katheter draagt een nummer dat verwijst naar de buitendiameter. De gebruikte maataanduiding wordt uitgedrukt in Ch (CharrièreFranse maat) of Fr (French - Engelse maat). Bij beide systemen is nummer 1 gelijk aan 1/3 mm buitendiameter. Elk daaropvolgend nummer stijgt met 1/3 mm; voor het opzoeken van de buitendiameter moet men dus enkel het nummer van de blaaskatheter delen door 3 vb. Ch of Fr 18 is 6 mm buitendiameter; de kleur van het aanzetstuk van de ballon is universeel, bvb. groen = Ch 14, wit = Ch 12

• Bij de maatkeuze van de katheter moet men rekening houden met:

o de leeftijd van de zorgontvanger;

o de reden van blaaskatheterisatie.

• soorten katheters voor eenmalige blaaskatheterisatie: halfvaste katheters uit synthetisch materieel:

o deze kunnen een lengte hebben van ± 15 cm (vrouw) of ± 40 cm (man);

o de Nelaton katheter: gebruikt bij man en vrouw;

Figuur 5: nelatonsonde

o (de Tiemann katheter):

▪ wordt niet vaak meer gebruikt wegens gevaar voor kwetsuren (enkel bij ‘moeilijke’ sondages)

▪ wordt uitsluitend gebruikt bij de man;

▪ de top is volgegoten en licht gebogen;

▪ het uiteinde van de katheter is voorzien van een merkteken dat correspondeert met de buigingsrichting van de top.

Figuur 6: Tiemann katheter

2.4.1.2Het glijmiddel (lubricans)

• Vereisten: het moet

- steriel zijn

- individueel gebruikt worden

- steeds gebruikt worden bij mannelijke en vrouwelijke zorgontvangers.

• Afleveringsvorm:

- in steriel verpakte wegwerpspuit vb. Instillagel: bevat een snel werkend lokaal anestheticum, een antisepticum en glijmiddel;

- in tubevorm vb. Xylocaïne-gel 2 %: bevat een snel werkend lokaal anestheticum, is een glijmiddel en wordt samen met een steriele inspuitconus afgeleverd;

- in peel-pack vb. KY-gel: bevat een antisepticum en een glijmiddel.

2.4.1.3Katheterisatieset

Opdracht

Ga in je materiaalpakket na wat de inhoud is van de katheterisatieset. Noteer dit hieronder:

2.4.1.4Reinigingsmiddel

Tot voor kort was het gangbaar dat de meatus en omliggende zones voor de eenmalige katheterisatie ontsmet werden met Hibidil®. Meer recente richtlijnen stellen echter dat een grondige reiniging met steriel water de meest aangewezen methode is om infecties te voorkomen.

2.4.1.5Recipiënt om urinestaal op te vangen

Afhankelijk van het soort staal, moet je een ander soort recipiënt nemen. Bij een steriel staal zal je uiteraard een steriel recipiënt moeten nemen. Voor het nemen van een urinesediment volstaat een huishoudelijk schoon recipiënt.

2.4.1.6Nierbekken of propere urinaal indien katheterisatie bij de man of een bedpan bij de vrouw

2.4.1.7Maatbeker

Zowel bij urineresidu als bij urineretentie kan dit gebruikt worden om de hoeveelheid urine te meten.

2.4.2 Vaardigheid

• Duidelijke info verstrekken, aangepast aan het begripsniveau van de zorgontvanger

• Zorgontvanger geruststellen door zelfzekere en begrijpende houding

• Bij steriele urineopname zorgen dat er voldoende urine in de blaas is, de zorgontvanger zo nodig laten drinken wanneer hij niet nuchter hoeft te blijven

• Een intiem toilet toedienen!!! Dit is onontbeerlijk ter preventie van urineweginfecties. De katheterisatie kan uitgevoerd worden in combinatie met een bedbad

• Handhygiëne ter preventie van kruisinfectie

• Zorgen voor privacy

• Naargelang de indicatie:

- bij residubepaling: zorgontvanger vooraf laten urineren

- bij retentie:

o fysische en psychotherapeutische middelen aanwenden

o (eventueel op voorschrift van de arts: Muscaran®)

o pas dan éénmalig katheteriseren

• Materiaal logisch rangschikken: rechtshandigen nemen plaats aan het rechtervoeteneinde van de zorgontvanger, linkshandigen nemen plaats aan het linkervoeteneinde van de zorgontvanger

• De vrouw op de bedpan plaatsen, bij de man het nierbekken of urinaal tussen de benen plaatsen: verhoogt de stuit en verbetert het zicht op de genitaliën + opvang van de urine

• Handen ontsmetten

• Het groot steriel veld openen en aanvullen met katheter en glijmiddel

• Indien je werkt met een steriel pincet: pincet niet aanraken maar laten vallen in het steriel veld

• Materiaal steriel houden!

• Kompressen in godet bevochtigen met aqua

• Zorgontvanger een comfortabele houding geven door bvb. de meeste kussens weg te nemen

• Bij opname van steriel staal het recipiënt voorbereiden: dop of deksel verwijderen en steriel houden

• Controleren of alles klaarligt

• Pas nu de steriele handschoenen aantrekken:

Techniek voor het aantrekken van steriele handschoenen

Figuur 7: techniek voor het aantrekken van steriele handschoenen

• Indien er materiaal in het steriel veld moet voorbereid worden kan dit nu gebeuren:

o glijmiddel voorbereiden

o glijmiddel op kathetertip doen

• Godet in steriel veld plaatsen, binnenkant vastnemen

• Compressen losmaken

• Handschoenen steriel houden

o Reinigen van genitaliën met steriel pincet - Pas op: vanaf dan heb je maar één handschoen meer die steriel is!

2.4.2.1Werkwijze bij de vrouw: vulvatoilet

• Zorgontvanger gynaecologische houding laten aannemen op de bedpan

• Genitaal toilet: de zone van meatus tot over de grote schaamlippen wordt gereinigd met steriel water om kiemen en secreties te verwijderen. De volgorde hieronder is richtinggevend, in sommige procedures wordt deze omgekeerd uitgevoerd. Het belangrijkste blijft een goed intiem toilet voordien en een genitaal toilet met steriel water net voor het plaatsen van de katheter.

o Duim en wijsvinger bovenaan tussen de grote en de kleine schaamlippen plaatsen:

▪ met 1° kompres: binnenzijde verste grote schaamlip reinigen van boven naar beneden in één beweging

▪ met 2° kompres: binnenzijde dichtste grote schaamlip reinigen van boven naar beneden in één beweging

o Duim en wijsvinger iets dieper plaatsen tot de kleine schaamlippen opengesperd zijn:

▪ met 3° kompres: binnenzijde verste kleine schaamlip reinigen van boven naar beneden in één beweging

▪ met 4° kompres: binnenzijde dichtste kleine schaamlip reinigen van boven naar beneden in één beweging

o Duim en wijsvinger diep tussen de kleine schaamlippen plaatsen en deze openspreiden met een opwaartse beweging zodat de meatus duidelijk zichtbaar wordt:

▪ met 5° kompres: meatus goed aanstippen

• De laatste fixatie moet behouden blijven tot de katheter in de blaas steekt!

• Leg het steriel pincet in de lege godet (pas op: zorg ervoor dat je je ‘steriele hand’ niet desteriliseert)

• Katheter vastnemen in de hand, zorgen dat het gedeelte dat wordt ingebracht steriel blijft, alsook het uiteinde waaruit de urine vloeit. Wanneer je je sonde afknikt, heb je meer controle over de straal urine! Maak de knik naar onderen zodat de straal naar beneden loopt wanneer je de knik lost.

• Katheter invoeren

• Zodra urine afvloeit: katheter overnemen met de fixerende hand

• Indien een steriel staal urine moet genomen worden:

o katheter afknikken

o steriel recipiënt nemen

o middenstroomurine opvangen

o zodra voldoende urine: katheter afknikken en onmiddellijk verwijderen

o zorgontvanger zelf laten uitplassen

• Bij retentie en residubepaling:

o blaas volledig laten leeglopen. In de praktijk zal wellicht nog regelmatig gezegd worden dat er niet meer dan 1000 ml per keer mag worden afgevloeid omwille van het risico op shock. Nieuwe, internationaal aanvaarde richtlijnen spreken dit tegen. Alles mag dus ineens worden afgevloeid, afklemmen van de sonde tussenin is niet meer nodig (Nyman, Schwenk, & Silverstein, 1997) (Bristoll, et al., 1989)

o daarna de katheter geknikt verwijderen

• Vulva en bilnaad afdrogen met groot kompres

• Handschoenen uittrekken

• Indien steriele urine-opname: recipiënt onmiddellijk sluiten

2.4.2.2Werkwijze bij de man: penistoilet

• Met duim en wijsvinger de voorhuid achteruitschuiven, nooit forceren!

• Met de volledige hand de penis vastnemen (duim en wijsvinger achter de eikel fixeren) en verticaal houden.

• De voorhuid moet achteruit geschoven blijven tijdens het reinigen en invoeren van de katheter.

• Genitaal toilet: de zone van meatus tot over de rand slijmvlies-huid wordt gereinigd met steriel water om kiemen en secreties te verwijderen. De volgorde hieronder is richtinggevend, in sommige procedures wordt deze omgekeerd

uitgevoerd. Het belangrijkste blijft een goed intiem toilet voordien en een genitaal toilet met steriel water net voor het plaatsen van de katheter.

o met 1° en 2° kompres: circulair reinigen ter hoogte van de basis van de eikel (corona)

o met 3° en 4° kompres: circulair reinigen ter hoogte van de eikel zelf

o met het 5° kompres: de meatus reinigen

• De penis verticaal blijven houden.

• Leg het steriel pincet in de lege godet (pas op: zorg ervoor dat je je ‘steriele hand’ niet desteriliseert!)

• Een kleine hoeveelheid glijmiddel op de meatus spuiten (comfort voor de zorgontvanger).

• Aanzetstuk van de glijmiddelverpakking in de meatus brengen.

• Het glijmiddel traag inspuiten (20cc) en enkele ogenblikken laten inwerken.

• Na het inspuiten de penis licht dichtdrukken om uitvloei van het glijmiddel te voorkomen

• De penis loodrecht blijven houden en de katheter invoeren.

• Na 15 à 20 cm invoeren, de penis horizontaal brengen, katheter verder doorschuiven tot urine afvloeit (je bevindt je aan de penisscrotale hoek).

• Bij weerstand nooit forceren!

• Katheter overnemen in fixerende hand.

• Eventueel staal opnemen (middenstroom of midstream).

• Zodra voldoende urine bekomen werd, de katheter knikken en onmiddellijk verwijderen, zorgontvanger verder laten uitplassen.

• Bij retentie of residubepaling: de blaas volledig laten leeglopen en pas dan de katheter verwijderen

• Voorhuid terugschuiven om paraphimosis te voorkomen!

• Overtollig glijmiddel wegnemen en eventueel opslorpende onderlaag voorzien.

• Handschoenen uittrekken.

• Nazorg

o Zorgontvanger zo snel mogelijk van de bedpan halen in kader van comfort.

o Steriel veld wegnemen, nierbekken, urinaal of bedpan verwijderen.

o Zo nodig genitaliën droogdeppen.

o Beloproepsysteem en nachttafel in bereik van de zorgontvanger plaatsen

o Goede houding aan de zorgontvanger geven.

o Zorgontvanger aansporen tot voldoende vochtinname, indien geen tegenindicaties.

o Gebruikt materiaal opruimen

o Handhygiëne

o Verpleegdossier invullen.

o Stalen tekenen (naam zorgontvanger, kamer, bed, datum en eventueel uur) en samen met laboformulier zo snel mogelijk naar het labo brengen.

o Bij residubepaling en retentie: de gemeten hoeveelheid in dossier noteren.

2.4.3 Stappenplan

Voorbereiding

Uitvoering

Te ondernemen acties

Gegevens verzamelen

Intiem toilet toedienen

Handhygiëne correct uitvoeren (handen wassen en/of ontsmetten)

Materiaal verzamelen:

• blaassondageset: steriel veld, pincet, steriele handschoenen, glijmiddel, steriele deppers

• nierbekken

• steriel water of fysiologische oplossing

• katheter

• afvalzakje (of nierbekken)

• sterk alcoholische ontsmettingsstof

• doekjes voor schoonmaken werkoppervlak (en evt. reinigen genitaalstreek nadien)

• bedbescherming

• urinaal of nierbekken (♂)

• bedpan (♀)

• afdekmolton

• bij staalname: steriel laborecipiënt

De juiste katheter wordt gebruikt (♀ of ♂)

Informatie aan de zorgontvanger geven Ontsmetten van werkoppervlak

Aandachtspunten (algemeen en casusspecifiek)

Goede organisatie materiaal en werkoppervlak:

- werkvlak voldoende ruim gemaakt

- student staat aan de juiste kant van het bed (cfr. links- of rechtshandig)

- alles dicht bij de hand tijdens uitvoering zorg

Aandacht geven aan rughygiëne en lichaamshouding

Steriel veld correct openleggen - er worden geen fouten gemaakt bij het manipuleren van het steriel veld

Alle materiaal op een steriele manier klaarleggen en manipuleren:

- katheter correct klaarleggen zonder steriliteitsfout

- deppers reeds bevochtigen met steriel water of fysiologische oplossing

- bij staalname: deksel laborecipiënt losschroeven

Bedhoogte aanpassen

Bedbescherming op de juiste plaats aanbrengen

Bedpan (♀) of urinaal (♂) plaatsen

Goede houding geven aan zorgontvanger: gynecologische houding (♀) of ruglig met gespreide benen (♂)

Steriele handschoenen correct (steriel) aantrekken

Instilleergel op katheter doen

Genitaal toilet:

♂ met instrument: voorhuid goed naar achter trekken, beginnen met reinigen meatus en cirkelvormig omlaag gaan

♀ spreiding labia en genitaal toilet met instrument: beginnen met reinigen meatus van boven naar onder, daarna kleine labia

Meatus vrijhouden: penis niet loslaten/spreiding labia blijven behouden

Katheter correct inbrengen bij ♂ met aandacht voor penisscrotale hoek + geen weerstand overwinnen

Urine laten afvloeien in bedpan, urinaal of nierbekken

Bij staalname ➔ urine in recipiënt laten lopen

Aandacht voor:

- beginurine laten afvloeien

- middenstroomurine opnemen

- rest van urine laten afvloeien

Katheter verwijderen met aandacht voor afknikken of dichtdrukken van de katheter

Bij ♂ voorhuid terug over eikel brengen

Eenmalige sondage

Bij ♀ bedpan verwijderen

Reinigen genitaalstreek

Bij staalname: laborecipiënt dichtdraaien

Handschoenen uitdoen en verwijderen

Handen ontsmetten

Zorgontvanger terug goed installeren

Bedhoogte terug aanpassen

Afvalcircuits worden gerespecteerd

Handhygiëne (correct) uitgevoerd

Nazorg

Algemeen

Bij staalname geïdentificeerd laborecipiënt zo snel mogelijk naar labo

Aftekenen in dossier

Rapportage

Uitvoering volgens de basisprincipes

Casusspecifieke aandachtspunten

Uitleg aan de zorgontvanger met aangepast taalgebruik

Motivatie met professioneel taalgebruik

2.4.4 Eenmalige blaaskatheterisatie met Lofric Origo katheter / no-touch katheter

2.4.4.1Materiaal

• Lofric Origo katheter Ch 16 (man)/ Ch 14 (vrouw)

• Bedbescherming

• Steriel water + kompressen of intiem toilet met vers washandje en verse handdoek

• Niet-steriele handschoenen

• Nierbekken en/of potje urinecultuur

2.4.4.2Techniek bij de man (Depont, 2014)

• Voer een intiem toilet uit en/of reinig de meatus met steriel water + kompressen

• Breng bedbescherming aan

• Handontsmetting

• Knijp in de verpakking zodat de zoutoplossing de katheter activeert

• Gebruik de plakstrip aan de achterzijde om, indien nodig, de verpakking op te hangen.

• Trek het label naar beneden om te openen

• Doe de niet-steriele handschoenen aan

• Haal de katheter met de niet-dominante hand, ter hoogte van de oranje conus uit de verpakking

• Met de dominante hand schuif je de witte grip naar onderen toe tot halfweg de kathetertop

• Katheteriseer de zorgontvanger. Schuif zo nodig door met de witte grip. Van zodra afvloei urine, de katheter een 2-tal cm doorschuiven.

• Indien geen urine meer, de katheter een paar cm terugtrekken. Meestal komt er dan nog urine mee.

• Maak een knik in de katheter en haal hem er voorzichtig uit.

• Nazorg:

• Verwijder de bedbescherming en de bedpan

• Verwijder je handschoenen

• Was/ontsmet de handen

• Breng de zorgontvanger terug in een comfortabele positie

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.