Federale parlement
2
FEDERALE OVERHEID
Dat België evolueerde van een unitaire naar een federale staat, had ook gevolgen voor de terminologie. Zo spreekt men niet langer over het “nationale” niveau maar wel over het “federale” niveau.
2.1 De wetgevende macht
2.1.1 Samenstelling
De federale wetgevende macht bestaat uit het federale parlement (Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat) en de Koning.
Kamer en Senaat zijn verkozen instellingen; de Koning niet. Waar men het in het kader van de wetgevende macht heeft over de Koning, bedoelt men in werkelijkheid meestal de regering. De Koning is immers onbekwaam om alleen te handelen. Zijn handelingen moeten steeds “gedekt” worden door minstens één minister. Dit wil zeggen dat een minister de verantwoordelijkheid moet nemen voor de handelingen van de Koning. i
http://www.dekamer.be en http://www.senate.be
2.1.1.1 Kamer van volksvertegenwoordigers
De Kamer bestaat uit 150 leden, die volksvertegenwoordigers worden genoemd. Zij worden rechtstreeks door de bevolking gekozen voor een periode van in principe 5 jaar. Sinds 2014 valt de verkiezing van het federale parlement samen met die van het Europees Parlement. In geval van voortijdige ontbinding van het federale parlement (cf. infra), zal de legislatuur van het daarop nieuw verkozen parlement slechts lopen tot aan de eerstvolgende verkiezing van het Europees Parlement.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
De verkiezing gebeurt per kieskring. De kieskring is een geografische afbakening waarin een aantal kandidaten te verkiezen zijn. Hoe groter het bevolkingsaantal van een kieskring, hoe meer kandidaten er te verkiezen zijn, of hoe meer zetels er te verdelen zijn. In Limburg zijn dat er bijvoorbeeld 12 terwijl het in Antwerpen om 24 zetels gaat. Het bevolkingscijfer van elke kieskring wordt om de 10 jaar door middel van een volkstelling bepaald. Per kieskring geldt er een kiesdrempel van 5%. Dit betekent dat een partij minstens 5% van de stemmen moet halen om in aanmerking te komen voor de zetelverdeling.
De kieskringen vallen in principe samen met de provinciale indeling. Uitzondering hierop vormde de provincie Vlaams-Brabant die uit 2 kieskringen bestond: Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven.

De kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde zorgde lange tijd voor politieke spanningen. Deze kieskring omvatte immers niet alleen een stuk van het Nederlandse taalgebied (Halle-Vilvoorde) maar ook het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Dit betekende dat het theoretisch mogelijk was dat inwoners uit het Nederlandse taalgebied een stem uitbrachten voor een Franstalige politicus uit Brussel. Vooral de talrijke Franstaligen die in de Vlaamse rand rond Brussel wonen, maakten van deze mogelijkheid gebruik en belemmerden daarmee volgens vele Vlamingen hun integratie in de Vlaamse samenleving.
Na een zeer woelige politieke periode en de langste formatieperiode ooit (541 dagen!) geraakte de kieskring BHV gesplitst. Brussel-Hoofdstad werd een
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
aparte kieskring en Halle-Vilvoorde werd samengevoegd bij Leuven en werd de kieskring Vlaams-Brabant. Wel voorziet artikel 63, §4 Gw. nog steeds de keuze voor de inwoners van de 6 randgemeenten om op een Brusselse lijst dan wel de lijst van de kieskring Vlaams-Brabant te stemmen.


De volksvertegenwoordigers worden na hun verkiezing ingedeeld in twee taalgroepen. Wie verkozen werd in een kieskring uit het Nederlandse taalgebied behoort tot de Nederlandse taalgroep. Wie verkozen werd in een kieskring uit het Franse of Duitse taalgebied, behoort tot de Franse taalgroep. De parlementsleden die verkozen werden in de kieskring Brussel-Hoofdstad, behoren tot de ene of de andere taalgroep, naargelang ze de eed afleggen in het Nederlands dan wel in het Frans. Vooraleer in functie te treden, moeten alle Kamerleden immers de volgende eed afleggen: “Ik zweer de Grondwet na te leven” – “Je jure d’observer la Constitution” – “Ich Schwöre, die Verfassung zu beachten”.
De indeling in taalgroepen is onder meer van belang voor:
(a) het aannemen van wetten met een bijzondere meerderheid,
(b) het toepassen van de alarmbelprocedure en
(c) het vragen van advies aan de Raad van State.
De Kamerleden die tot een zelfde politieke partij behoren, vormen in de Kamer politieke fracties. De leden van de fracties vergaderen geregeld en proberen een gemeenschappelijk politiek standpunt en gedragslijn te bepalen. De door de fractieleden verkozen fractieleider treedt daarbij op als zegsman en licht het fractiestandpunt toe in de plenaire vergadering. De fracties duiden in hun midden ook de kandidaten aan voor vertegenwoordiging in de verschillende
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
commissies. Een fractie krijgt financiële middelen van de Kamer om haar werking te verzekeren. Het Reglement van de Kamer bepaalt dat om erkend te worden, een fractie minstens 5 leden moet tellen.
2.1.1.2 Senaat
De samenstelling en werking van de Senaat heeft door het federaliseringsproces verschillende ingrijpende wijzigingen ondergaan. Waar de Senaat oorspronkelijk een echte en gelijkwaardige tweede kamer was (voorbehouden weliswaar aan de parlementsleden van enige leeftijd), vervult zij vandaag een heel andere rol.
Tot 2014 bestond de Senaat uit vier verschillende soorten senatoren:
• 40 senatoren (25N + 15F) die rechtstreeks verkozen werden op dezelfde dag als de leden van de Kamer en voor een zelfde termijn;
• 21 gemeenschapssenatoren (10N+10F+1D) die door de parlementen van de Gemeenschappen werden aangeduid;
• 10 gecoöpteerde senatoren (6N+4F) die aangewezen werden door de rechtstreeks verkozen en de gemeenschapssenatoren;
• De kinderen van de koning (of als er geen kinderen zijn, de broers en zussen) waren senator van rechtswege op voorwaarde dat ze 18 jaar oud waren en de eed hadden afgelegd in de Senaat. Zij waren stemgerechtigd vanaf de leeftijd van 21 jaar, maar maakten daarvan in principe geen gebruik. Ten gevolge van de traditie van terughoudendheid van het koninklijk huis woonden zij zelfs uiterst zelden een zitting van de Senaat bij. Ze werden evenmin meegerekend voor het bepalen van het aanwezigheidsquorum.
Vandaag is de Senaat een niet-permanent orgaan samengesteld uit:
• 50 onrechtstreeks verkozen senatoren (29 N, 20 F en 1 D), die de parlementen van de deelstaten zullen vertegenwoordigen (= deelstaatsenatoren):
o 29 senatoren uit het Vlaams Parlement of de Nederlandse taalgroep van het Brussels hoofdstedelijk parlement (ten minste één van hen dient zijn woonplaats te hebben in het tweetalig
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
gebied Brussel-Hoofdstad). Deze senatoren behoren tot de Nederlandse taalgroep van de Senaat.
o 10 senatoren uit het parlement van de Franse Gemeenschap die tot de Franse taalgroep van de Senaat behoren (ook hier is een minimale vertegenwoordiging vanuit Brussel voorzien).
o 8 senatoren uit het parlement van het Waalse gewest die tot de Franse taalgroep van de Senaat behoren
o 2 senatoren uit de Franse taalgroep van het Brussels hoofdstedelijk parlement die tot de Franse taalgroep van de Senaat behoren;
o 1 senator uit het parlement van de Duitstalige Gemeenschap die niet wordt ingedeeld in een taalgroep.
De deelstaatsenatoren hebben dus een dubbelmandaat : ze zetelen zowel in de Senaat als in een deelstaatparlement.
De zetelverdeling voor de deelstaatsenatoren gebeurt op grond van de uitslag van de verkiezingen van de gemeenschappen en de gewesten op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat door de wet werd uitgewerkt.
• 10 gecoöpteerde senatoren (6 N, 4 F):
o 6 senatoren aangewezen door de zonet vermelde 29 Nederlandstalige senatoren. Zij behoren tot de Nederlandse taalgroep.
o 4 senatoren aangewezen door de zonet vermelde 20 Franstalige senatoren. Zij behoren tot de Franse taalgroep.
Voortaan bepaalt de Grondwet ook dat niet meer dan twee derde van de senatoren van hetzelfde geslacht mag zijn.
Net als de Kamerleden worden ook de senatoren ingedeeld in fracties en taalgroepen. Ook de senaatsfracties worden financieel ondersteund.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Volstrekte meerderheid
2.1.1.3 Legislatuur
De legislatuur of zittingsperiode is de termijn waarvoor de wetgevende kamers in principe verkozen zijn. Tot 2014 bedroeg deze legislatuur voor Kamer en Senaat in principe 4 jaar. De Kamer kon evenwel vroegtijdig ontbonden worden en de ontbinding van de Kamer leidde toen automatisch ook tot de ontbinding van de Senaat.
Sinds 2014 duurt de legislatuur van de Kamer in principe 5 jaar. Maar nog steeds is het geen legislatuurparlement. De Kamer kan immers al voor het verstrijken van die 5 jaar ontbonden worden:
a. ontbinding van rechtswege: bij de publicatie van een verklaring tot herziening van de Grondwet (cf. supra);
b. ontbinding door de Koning:
wanneer de regering vrijwillig ontslag neemt en de Kamer met volstrekte meerderheid van haar leden met haar eigen ontbinding instemt;
wanneer de Kamer met volstrekte meerderheid van haar leden een niet-constructieve motie van wantrouwen goedkeurt of een motie van vertrouwen afkeurt (cf. infra).
Wanneer de Kamer wordt ontbonden, moeten binnen de veertig dagen vervroegde verkiezingen georganiseerd worden. Binnen de twee maanden (of drie maanden in geval van een herzieningsverklaring) dient de nieuwe Kamer bijeengeroepen te worden in een buitengewone zitting. In geval van vervroegde ontbinding zal de nieuwe federale zittingsperiode uiterlijk duren tot de dag van de eerstvolgende verkiezing van het Europees Parlement die op deze ontbinding volgt. Op die manier kunnen de federale en Europese verkiezingen blijven samenvallen
De Senaat is geen permanent orgaan meer en zal in principe jaarlijks acht gewone vergaderingen houden, behalve wanneer de voorzitter vaststelt dat er geen punten zijn op de agenda. Bijkomende uitzonderlijke vergaderingen zijn eveneens mogelijk.
Omwille van de nieuwe samenstelling en omwille van de regeling betreffende het samenvallen van de verkiezingen (waarbij de deelstaatparlementen ervoor
Evenredige vertegenwoordiging
kunnen kiezen om op een ander tijdstip dan de federale verkiezingen hun verkiezing te organiseren), is het mogelijk dat de Senaat telkens gedeeltelijk zal worden vernieuwd na federale of deelstaatverkiezingen. Het mandaat van de deelstaatsenatoren eindigt immers na de algehele vernieuwing van het parlement dat hen heeft aangewezen; dat van de gecoöpteerde senatoren eindigt na de algehele vernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers
2.1.1.4 Verkiezingen
Men maakt een onderscheid tussen het actief en passief kiesrecht.
Het actief kiesrecht is het recht om bij verkiezingen voor kandidaten te stemmen. De Kieswet bepaalt dat alle Belgische mannen en vrouwen vanaf de leeftijd van 18 jaar stemgerechtigd zijn (= algemeen enkelvoudig stemrecht). De stemming is geheim. In België bestaat bovendien stemplicht
Dit houdt niet in dat men verplicht is een stem uit te brengen, maar wel dat men verplicht is naar het stemlokaal te komen. Sinds 2002 kunnen ook Belgen die in het buitenland verblijven, stemmen bij de federale verkiezingen.
Het passief kiesrecht is het recht om zich bij verkiezingen zelf als kandidaat verkiesbaar te stellen. Om verkozen te kunnen worden, moet men Belg zijn, in België wonen, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten en de volle leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
De verkiezingen gebeuren volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging, dit betekent dat de zetels worden toegekend over de verschillende partijen, in verhouding tot het aantal behaalde stemmen. In een meerderheidsstelsel gaan alle zetels naar de partij die in een kieskring de meeste stemmen heeft behaald.
Gelijke vertegenwoordiging
Zoals gezegd bepaalt de Grondwet dat de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in het parlement bevorderd moet worden. Daarom moeten op de kieslijsten evenveel vrouwen als mannen worden voorgedragen. Ook mogen noch de eerste twee kandidaten, noch de eerste twee opvolgers van hetzelfde geslacht zijn.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Onverenigbaarheden
2.1.1.5 Parlementair statuut
De functie van parlementair is onverenigbaar met een aantal andere politieke functies. Deze onverenigbaarheden zijn wettelijk of grondwettelijk bepaald:
• men kan niet tegelijk lid zijn van de Kamer en de Senaat;
• een parlementslid dat wordt benoemd tot minister of staatssecretaris wordt voor de duur van zijn ambt als parlementslid vervangen;
• men kan niet tegelijk lid zijn van de Kamer of Senaat én van een deelstaatparlement (de deelstaatsenatoren vormen hierop een duidelijke uitzondering!);
• een parlementair mandaat is onverenigbaar met een provinciaal mandaat.
Immuniteit
Opheffing
Om de vrije uitoefening van het parlementair mandaat te waarborgen en in het belang van de goede werking van de wetgevende macht, genieten de parlementsleden of parlementairen twee immuniteiten die hen moeten beschermen tegen onrechtmatige vervolging door de rechterlijke macht.
De parlementaire onverantwoordelijkheid houdt in dat een parlementslid nooit vervolgd kan worden voor een mening of een stem die hij in de uitoefening van zijn functie in het parlement heeft geuit. Een parlementslid kan dus nooit vervolgd worden voor wat hij in het parlement heeft gezegd. Deze immuniteit geldt zowel op strafrechtelijk als op burgerrechtelijk vlak en zowel tijdens als na het parlementair mandaat.
De parlementaire onschendbaarheid heeft enkel betrekking op misdrijven en geldt dus enkel op strafrechtelijk vlak. Ze houdt in dat een parlementslid tijdens de zitting van het parlement slechts kan aangehouden worden of voor de strafrechter gebracht kan worden, na het voorafgaand verlof (= toestemming) van de betrokken kamer. Het verlenen van die toestemming noemt men de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid. De toestemming van de kamer is niet nodig bij betrapping op heterdaad. De parlementaire onschendbaarheid verhindert niet dat een strafrechtelijk onderzoek gevoerd wordt; het stellen van onderzoeksdaden zal wel geschorst worden als een twee derdemeerderheid van de betrokken kamer op vraag van
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
het parlementslid daartoe beslist. De parlementaire onschendbaarheid is bovendien tijdelijk. Na afloop van de parlementaire zittingen kan het parlementslid opnieuw aangehouden worden. Onschendbaarheid betekent dus niet straffeloosheid.
2.1.2 Bevoegdheid
Het federaal parlement heeft, zoals alle parlementen, twee belangrijke bevoegdheden: een normerende en een controlerende.
2.1.2.1 Een normerende bevoegheid
a. Het maken van wetten en het wijzigen van de grondwet
De belangrijkste taak van de wetgevende macht is uiteraard het maken van algemene rechtsregels of wetten. Zoals eerder vermeld, is ook het wijzigen van de grondwet een belangrijke taak van de federale wetgevende macht, die dan als grondwetgever optreedt.
Voor de grondwetsherziening van 1993 hadden Kamer en Senaat dezelfde wetgevende bevoegdheid: elke wet moest door beide wetgevende kamers worden goedgekeurd. Sinds 1993 kreeg de Kamer wat de wetgevende bevoegdheid betreft duidelijk een overwicht, terwijl de Senaat veeleer evolueerde tot een ontmoetingsplaats voor de verschillende deelstaten. De zesde staatshervorming (2014) heeft deze tendens versterkt.
Wat de wetgevende bevoegdheid van Kamer en Senaat betreft, kunnen we drie situaties onderscheiden:
a) Alleen de Kamer is bevoegd: unicameralisme (art. 74 Gw.)
De wetgevende bevoegdheid wordt enkel door de Kamer en de Koning uitgeoefend; er is geen tussenkomst van de Senaat. Dat is sinds de verkiezingen van 2014 de algemene regel. Om te vermijden dat de Kamer overhaast te werk zou gaan, is wel voorzien in een procedure van tweede
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
lezing. Dit betekent dat, op vraag van een volksvertegenwoordiger of minister, de artikelsgewijze bespreking en stemming over een ontwerp of voorstel geheel of gedeeltelijk wordt overgedaan. De tweede lezing heeft plaats nadat over een wetsontwerp of -voorstel artikelsgewijze beraadslaagd en gestemd is en voordat de eindstemming in de commissie of de stemming over het geheel in de plenaire vergadering heeft plaatsgevonden.
b) Kamer en Senaat zijn gezamenlijk bevoegd: het verplicht bicameralisme (art. 77 Gw.)
In een aantal gevallen moeten wetten worden goedgekeurd door Kamer én Senaat. Deze aangelegenheden worden opgesomd in artikel 77 van de Grondwet. Het is ook in deze aangelegenheden dat de Senaat zijn initiatiefrecht behoudt.
Het gaat onder meer om:
• het herzien, coördineren en in herziening verklaren van de Grondwet (cf. supra);
• de aangelegenheden die krachtens de Grondwet door beide wetgevende kamers dienen te worden geregeld; (bv. bepalingen over de monarchie)
• de bijzondere meerderheidswetten;
• de wetten over de instellingen van de Duitstalige Gemeenschap en de financiering ervan;
• de wetten over de financiering van de politieke partijen en de controle op de verkiezingsuitgaven;
• de wetten over de organisatie van de Senaat en het statuut van senator;
Een bijzondere meerderheidswet kan dit lijstje nog verder aanvullen.
c) De Senaat kan participeren: facultatief bicameralisme (art. 78 Gw.)
Voor andere door de Grondwet voorziene materies, geldt dat een tussenkomst van de Senaat in het wetgevend proces mogelijk is, maar dat de Kamer de
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
uiteindelijke beslissing neemt. De Senaat mag maar moet dus niet participeren (cf. infra) bij volgende materies:
• de wetten ter uitvoering van bijzondere meerderheidswetten;
• de wetten bedoeld in de artikelen 5, 39, 115, 117, 118, 121, 123, 127 tot 129, 131, 135 tot 137, 141 tot 143, 163, 165, 166, 167, §1, derde lid, 169, 170, §2, tweede lid, §3, tweede en derde lid, en §4, tweede lid, 175 en 177, evenals de wetten ter uitvoering hiervan, met uitzondering van de wetgeving met betrekking tot de organisatie van de geautomatiseerde stemming;
• de wetten aangenomen overeenkomstig artikel 169 om de naleving van internationale of supranationale verplichtingen te verzekeren;
• de wetten op de Raad van State en op de federale administratieve rechtscolleges.
Een bijzondere meerderheidswet kan bovenstaand lijstje nog verder aanvullen.
Elk wetsvoorstel of wetsontwerp vermeldt of het een aangelegenheid regelt bedoeld in artikel 74, 77 of 78 van de Grondwet.
Ook de Koning maakt deel uit van de federale wetgevende macht. Als tak van de wetgevende macht heeft hij volgende bevoegdheden:
→ Hij heeft een initiatiefrecht: dit wil zeggen hij kan een wet ter goedkeuring aan het parlement voorleggen. In de praktijk gaat het uiteraard om initiatieven die uitgaan van de regering en die door de Koning ondertekend worden. Voor die ondertekening gaat het om voorontwerpen; na die ondertekening spreekt men van wetsontwerpen
→ Hij heeft een amenderingsrecht: dit wil zeggen hij kan voorstellen tot wijziging indienen op wetsvoorstellen en -ontwerpen die in het parlement behandeld worden. In de praktijk gaat het om wijzigingsvoorstellen vanuit de regering die alleen door de bevoegde minister ondertekend worden.
→ Hij is verantwoordelijk voor de bekrachtiging: wanneer een wet is goedgekeurd door het parlement, moet deze bekrachtigd worden door de
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Koning. De bekrachtiging houdt in dat de Koning zich akkoord verklaart met de door het parlement aangenomen wet. Omdat de Koning onverantwoordelijk en onbekwaam is, wordt de bekrachtiging medeondertekend door een minister. Sinds Koning Boudewijn in 1990 uit gewetensbezwaar weigerde de zgn. “abortuswet” te bekrachtigen (= de zgn. “mini-koningskwestie”), bestaat discussie over de vraag of de Koning kan weigeren een wet te bekrachtigen.
b. Het goedkeuren van internationale verdragen
Zoals gesteld in de inleiding zijn steeds meer rechtsnormen afkomstig van internationale organisaties en verdragen. Deze verdragen moeten wel eerst goedgekeurd worden door de Belgische wetgevende macht, vooraleer ze in België juridische betekenis kunnen krijgen.
Het totstandkomen van een verdrag verloopt langs volgende fasen:
• Vertegenwoordigers van regeringen van verschillende landen onderhandelen over de inhoud.
• Wanneer men het eens is over de inhoud, wordt het verdrag namens de Koning ondertekend. Men spreekt ook over het “sluiten” van een verdrag.
• Het gesloten verdrag wordt door de regering aan het parlement voorgelegd en door het parlement goedgekeurd via een goedkeuringswet of instemmingswet.
• De Koning bevestigt de definitieve goedkeuring van het verdrag, d.i. de ratificatie.
• Daarna wordt het verdrag bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
2.1.2.2 Een controlerende bevoegdheid
a. Het controleren van de regering
Het parlement controleert de uitvoerende macht. De regering is immers verantwoording verschuldigd aan het parlement. Deze politieke controle, de zgn. government making power, komt sinds 1993 uitsluitend toe aan de Kamer.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Parlementaire
vraag
De Kamer beschikt over de volgende middelen om die controle uit te oefenen:
→ Het vragen- en interpellatierecht: De volksvertegenwoordigers kunnen aan een minister vragen om uitleg te komen geven over het door hem gevoerde beleid. Bij een mondelinge of schriftelijke vraag gaat het om een louter informatief verzoek. Ook de senatoren hebben nog het recht om schriftelijke vragen te stellen over materies waarvoor zij bevoegd zijn.
Bij een interpellatie wordt de verantwoordelijkheid van de minister ter discussie gesteld naar aanleiding van een actuele kwestie. Het parlementslid geeft dan kritiek die de minister moet zien te weerleggen Na een interpellatie volgt meestal een parlementair debat. Er kan ook een motie van ver- of wantrouwen ingediend worden.
Het interpellatierecht wordt niet uitdrukkelijk in de grondwet vermeld. Het vloeit voort uit het grondwettelijk beginsel van de ministeriële verantwoordelijkheid tegenover de Kamer (art. 101 Gw.)
Aantal interpellaties:

Bron: www.dekamer.be (parlementaire infosteekkaart 11.02: Kamer van volksvertegenwoordigers: interpellaties)
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022


Bron: www.dekamer.be (parlementaire infosteekkaart 13.01: Kamer van volksvertegenwoordigers: De Kamer in cijfers)
→ De vertrouwensstemming: Als sommige parlementsleden niet akkoord gaan met het beleid van de regering, dan kunnen zij, na een regeringsverklaring of na een interpellatie, een motie van wantrouwen indienen. Als deze motie wordt goedgekeurd, dan is duidelijk dat een regering geen steun meer krijgt van het parlement. Ze zal dan nog moeilijk kunnen verder regeren en in de meeste gevallen ook haar ontslag indienen. Gaat het om een “constructieve” motie van wantrouwen dan is de regering zelfs verplicht haar ontslag in te dienen.
Het initiatief voor een vertrouwensstemming kan ook uitgaan van de regering zelf: zij legt dan een motie van vertrouwen voor aan het parlement. Wanneer de regering geen vertrouwen meer geniet van het parlement en dit parlement
Wetsvoorstel
binnen de drie dagen een nieuwe premier voorstelt, dan is de zittende regering eveneens verplicht haar ontslag in te dienen.
Deze moties moeten steeds worden goedgekeurd met een volstrekte meerderheid van de leden van de Kamer
→ Goedkeuring van de begroting: De begroting is een raming van de te verwachten staatsinkomsten en -uitgaven voor het komende jaar. Het parlement moet deze begroting jaarlijks goedkeuren. Doet zij dit niet, dan kan de regering de geplande inkomsten niet innen en evenmin de geplande uitgaven doen. De regering kan dan gewoonweg geen beleid voeren bij gebrek aan middelen. Het al dan niet goedkeuren van de begroting is bijgevolg een belangrijk machts- en controlemiddel in handen van het parlement.
b. Instellen van onderzoekscommissies
De Kamer beschikt over een recht van onderzoek. Zij is bevoegd om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten om bepaalde problemen in de maatschappij te onderzoeken, en oplossingen voor te stellen of tekortkomingen aan te wijzen. Deze commissies kunnen deskundigen aanstellen en getuigen ondervragen, maar kunnen geen mensen beschuldigen of veroordelen.
2.1.3 Werkwijze
Het maken van wetten is ongetwijfeld de belangrijkste bevoegdheid van het parlement. Maar hoe komt zo’n wet nu tot stand?
2.1.3.1 Het wetgevend proces
Het maken van een wet begint met een initiatief. Elk parlementslid kan het initiatief nemen om een wet tot stand te brengen. Sinds 2014 kunnen senatoren echter enkel nog een initiatief nemen over verplicht bicamerale aangelegenheden. Het wetgevend initiatief dat van één of meer parlementsleden uitgaat, heet wetsvoorstel of voorstel van wet. Vooraleer het
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Wetsontwerp
parlement een wetsvoorstel ten gronde kan behandelen, moet zij het eerst in overweging nemen Dit wil zeggen dat het parlement zich formeel bereid moet verklaren om over een bepaald wetsvoorstel te discussiëren. In bijna alle gevallen is deze inoverwegingneming een loutere formaliteit. Toch gebeurde het in het verleden dat wetsvoorstellen niet in overweging werden genomen, bv. voorstellen over amnestie voor collaborateurs in WO II.
Zoals gezegd komt het initiatiefrecht ook toe aan de regering. De ontwerptekst wordt dan besproken en goedgekeurd door de ministerraad (= voorontwerp van wet). Daarna wordt de tekst ter ondertekening voorgelegd aan de Koning en vervolgens doorgestuurd naar de Kamer. De door de Koning ondertekende tekst noemt men een wetsontwerp of ontwerp van wet. Voorontwerpen van wet moeten altijd aan de Raad van State worden voorgelegd voor advies; wetsvoorstellen in principe niet.
Amendement
De wetsontwerpen en in overweging genomen wetsvoorstellen worden vervolgens behandeld en besproken door het parlement. Dit gebeurt niet onmiddellijk door het voltallige parlement. In een eerste fase worden de ontwerpen en voorstellen besproken in de parlementaire commissies. Dit zijn vergadergroepen met een beperkt aantal parlementsleden dat zich in een bepaald onderwerp specialiseert. De leden van die commissie kunnen daar wijzigingen of amendementen voorstellen. Over de voorgestelde amendementen, over de verschillende artikelen en daarna, over de gehele tekst wordt in de commissie ook gestemd.

Bron: www.dekamer.be (parlementaire infosteekkaart 13.01: Kamer van volksvertegenwoordigers: De Kamer in cijfers)
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Pendelbeweging
De tekst gaat vervolgens naar de plenaire vergadering van het parlement. Dit is de vergadering waar álle parlementsleden zitting hebben. Ook daar kunnen amendementen worden ingediend en zal de tekst besproken en gestemd worden. Deze bespreking en stemming zijn in principe openbaar. Met deze stemming is het parlementair werk in de eerste kamer afgelopen. Wanneer het gaat om een aangelegenheid waarvoor de Kamer exclusief bevoegd is, moeten nu alleen nog de bekrachtiging, afkondiging en bekendmaking volgen. Is de Kamer niet exclusief bevoegd, dan zijn er twee mogelijkheden:
1. Als het gaat om een verplicht bicamerale aangelegenheid, dan zal de tekst die goedgekeurd werd door de ene kamer (en daardoor voortaan wetsontwerp heet), nog goedgekeurd moeten worden door de andere kamer. De tekst zal dus naar die andere kamer worden doorgestuurd. In die kamer vindt eenzelfde behandeling plaats, dus amendementen en stemming in commissie en plenaire vergadering. Wanneer de uiteindelijk goedgekeurde tekst in deze tweede kamer afwijkt van de tekst die werd goedgekeurd in de eerste kamer, dan zal het wetsontwerp teruggestuurd worden naar die eerste kamer. Dit heen-en-weer sturen tussen de twee kamers gaat net zo lang door tot beide kamers het over eenzelfde tekst eens zijn.
Evocatierecht
2. Gaat het om een aangelegenheid waarvoor het bicameralisme slechts facultatief is, dan beschikt de Senaat over een zgn. evocatierecht. Dit betekent dat wanneer een wettekst werd goedgekeurd door de Kamer en ontvangen werd door de Senaat, de Senaat 15 dagen de tijd heeft om die wettekst naar zich toe te trekken en te onderzoeken. De meerderheid van de leden met ten minste een derde van de leden van elke taalgroep moet daarom verzoeken. Als het evocatierecht wordt uitgeoefend heeft de Senaat 30 dagen de tijd om zich over het wetsontwerp uit te spreken. De Senaat kan dan amendementen voorstellen. De geamendeerde tekst gaat dan opnieuw naar de Kamer die zich definitief over de tekst uitspreekt
Wetten moeten in principe in een kamer worden goedgekeurd met een gewone meerderheid van stemmen. Daarvan is sprake wanneer:
a. de meerderheid van de leden aanwezig zijn;
b. de meerderheid van de uitgebrachte stemmen, ja-stemmen zijn.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Bijzondere wetten
Voor sommige wetten volstaat een gewone meerderheid niet. Wetten die de verhoudingen tussen de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten bepalen, vereisen een bijzondere of communautaire meerderheid. De Grondwet bepaalt wanneer een dergelijke meerderheid vereist is. Men noemt deze wetten dan ook bijzondere of communautaire wetten. In de hiërarchie der rechtsnormen staan deze bijzondere wetten boven de gewone wetten maar onder de Grondwet.
Van een bijzondere meerderheid is sprake wanneer (art. 4 Gw.):
a) de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is;
b) de meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep jastemmen zijn;
c) twee derde van de totale uitgebrachte stemmen, ja-stemmen zijn.
Wanneer een tekst is goedgekeurd door het parlement, wordt hij ter bekrachtiging voorgelegd aan de Koning. De bekrachtiging is het akkoord van de Koning, als lid van de wetgevende macht, met de door het parlement aangenomen tekst.
Na de bekrachtiging volgt de afkondiging. De afkondiging is het bevel tot tenuitvoerlegging. De afkondiging geschiedt eveneens door de Koning, maar nu in zijn hoedanigheid als lid van de uitvoerende macht. In de praktijk vallen bekrachtiging en afkondiging samen:
Filip, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben (of de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft) aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:
< eigenlijke wettekst >
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Na de afkondiging volgt de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, de Nederlandse en de Franse tekst naast elkaar. Ook dit is een taak van de Koning als lid van de uitvoerende macht.
Tenzij de wet zelf uitdrukkelijk een andere datum van inwerkingtreding bevat, is de wet bindend vanaf de 10e dag na de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het Belgisch Staatsblad is het officieel publicatieblad, waarin dagelijks nieuwe wetten, decreten, ordonnanties en de belangrijkste uitvoeringsbesluiten bekend gemaakt worden. Het verschijnt sinds 2003 alleen nog in elektronische vorm.
i http://www.juridat.be of http://staatsblad.be
2.1.3.2 De alarmbelprocedure
Behalve wanneer de Grondwet een bijzondere meerderheid voorschrijft, is het theoretisch mogelijk dat een wetontwerp of -voorstel wordt goedgekeurd, Nederlandstaligen tegen Franstaligen of andersom. Om te vermijden dat de ene taalgemeenschap op die manier de belangen van de andere taalgemeenschap zou schenden, heeft men in de Grondwet de alarmbelprocedure voorzien als een beschermingsmechanisme.
Deze procedure kan in gang gezet worden door drie vierde van de leden van een taalgroep wanneer deze van mening is dat een wetsontwerp of -voorstel “de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang” kan brengen (art. 54 Gw.). De parlementaire bespreking van het voorstel of ontwerp wordt dan opgeschort en de door de taalgroep ingediende motie wordt verwezen naar de Ministerraad. Deze dient dan binnen de 30 dagen een gemotiveerd advies uit te brengen of een wijziging in de wettekst voor te stellen. Vervolgens spreekt de betrokken kamer zich daarover uit en komt er een einde aan de schorsing.
De alarmbelprocedure kan niet toegepast worden op begrotingswetten en bijzondere meerderheidswetten. Ook kan de procedure geen twee keer ingeroepen worden tegen eenzelfde ontwerp of voorstel.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
2.2
De uitvoerende macht
2.2.1 Samenstelling
De uitvoerende macht berust bij de Koning en zijn regering. De regering bestaat uit ministers en staatssecretarissen die door de Koning benoemd en ontslagen worden. De Koning kan maximaal 15 federale ministers benoemen. Voor het aantal staatssecretarissen bestaat geen beperking. De eerste minister eventueel uitgezonderd, dienen er evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers te zijn. Sinds 2002 bepaalt de Grondwet ook dat de regering zowel vrouwelijke als mannelijke leden dient te bevatten. Een regering van uitsluitend mannen is dus niet meer mogelijk.
Elke minister zal een welbepaald beleidsterrein toegewezen krijgen. Voor het uitvoeren van zijn opdracht beschikt de minister over een aantal ambtenaren, een zgn. federale overheidsdienst (FOD) – vroeger “ministerie” genoemd, en over een aantal persoonlijke en zelfgekozen medewerkers, het ministerieel secretariaat. Elke minister is verantwoordelijk voor de goede werking van zijn/haar overheidsdienst. Ambtenaren worden niet door de ministers persoonlijk gekozen maar gerecruteerd via examens. Ze hebben een eigen statuut dat afwijkt van dat van werknemers in de privésector. De ambtenaren vormen samen de administratie De administratie bereidt het overheidsbeleid voor en voert het ook uit
Ook staatssecretarissen krijgen een welomschreven bevoegdheid, maar worden toegevoegd aan een minister. Dit heeft tot gevolg dat hij in sommige gevallen eerst de instemming zal moeten krijgen van die minister voor zijn optreden.
Ministers en staatssecretarissen worden dus niet verkozen door de bevolking, maar benoemd door de Koning. Toch kan de bevolking – via haar volksvertegenwoordigers – controle uitoefenen op de regering. De regering is immers verantwoording verschuldigd aan het parlement, meer bepaald aan de Kamer. In de praktijk zijn bijna alle ministers en staatssecretarissen parlementsleden. Zolang ze deel uitmaken van de regering, worden ze in het parlement vervangen. Worden ze als regeringslid ontslaan, dan kunnen ze terugvallen op hun parlementair mandaat.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Kabinet
Kernkabinet
Alle ministers samen vormen de ministerraad, ook wel kabinet(sraad) genoemd. Hier worden de belangrijkste beleidsbeslissingen genomen. De ministerraad staat onder leiding van de eerste minister of premier. Hij coördineert het regeringsbeleid en neemt de algemene verantwoordelijkheid voor het beleid op zich. De premier is ook de verbindingsman tussen de regering en de Koning. Ministers en staatssecretarissen samen vormen de regeringsraad
Daarnaast bestaat ook nog het kernkabinet: dit bestaat uit de eerste minister en de vice-eerste ministers. Doorgaans krijgt elke regeringspartij één vicepremier. Deze vice-premiers dienen de premier te vervangen wanneer deze verhinderd is. Het kernkabinet is daarnaast ook het orgaan waar belangrijke politieke knelpunten in kleine (en informele) kring een eerste bespreking krijgen. De Standaard, 2 mei 2006 Belgische minister verdient meer dan meeste collega's
Een Belgisch minister verdient beduidend meer dan zijn collega's in vergelijkbare kleine landen - zelfs meer dan zijn Franse collega. Maar dat is maar goed een kwart van wat topmanagers verdienen in de particuliere sector.
Een federale Belgische minister verdient 194.000 euro per jaar bruto. Dat is evenveel als een Brits topminister en 10 procent minder dan de Duitse collega's. De Franse en Deense collega's verdienen een vijfde minder (rond 160.000 euro), de Nederlandse een derde minder (126.000).
Dat blijkt uit een vergelijkende studie van de Hay Group, een internationale groep die bedrijven en overheden adviseert over hun personeels- en beloningsbeleid.
Het gaat om het bruto jaarinkomen in cash. De voordelen in natura, de pensioentoezeggingen en de forfaitaire en andere onkostenvergoedingen zijn niet meegerekend. Het is de tweede keer dat Hay dit onderzoekt (DS 3 juni 2005).
Hay vergelijkt dit keer enkel de lonen van de topministers: die met de zwaarste departementen zoals Financiën. België en enkele andere landen betalen echter alle ministers gelijk. De Belgische ministers die ,,zwaarder wegen'' - de vice-premiersworden niet beter betaald, maar krijgen wel een groter kabinet.
Duitsland betaalt in absolute cijfers het best: 10 procent meer dan België en het Verenigd Koninkrijk. Wat verder komen Ierland, Frankrijk en Denemarken, en Griekenland (goed 20 procent minder dan België). Nederland betaalt ruim een derde minder dan zijn zuiderburen, Noorwegen betaalt zijn ministers maar iets meer dan de helft van België. De nieuwe EU-landen uit Centraal-Europa betalen maar een kwart tot een zesde van België.
Het gaat om bruto lonen. De Belgische en Scandinavische ministers kunnen aanhalen dat de fiscale druk bij hen hoger is dan elders en dat ze netto dus wat minder overhouden.
Die opmerking geldt niet voor de tweede berekening waarin ministers vergeleken worden met topmanagers met functies van
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
een gelijk gewicht in de particuliere sector in hun land. Die toont dat politici veel minder verdienen dan topmanagers in de particuliere sector. De cijfers variëren 5 tot 45 procent maar liggen overwegend tussen amper 10 en 20 procent. Verdienen ministers te weinig of topmanagers te veel? Noorwegen, Denemarken en Ierland en België scoren hoger dan gemiddeld. België haalt 25 à 30 procent, Denemarken zelfs 40-45 procent.
Als de twee berekeningen gecombineerd worden, staat België aan de top.
In de meeste landen, behalve in België en Nederland, verdient de eerste minister meer tot flink meer (10 tot 30 procent) dan de topministers. In België krijgt de premier enkel een hogere onkostenvergoeding, die niet verrekend is door Hay. Daardoor komt premier Guy Verhofstadt (194.000) op de vijfde plaats, na Tony Blair (VK, 268.000), Angela Merkel (Duitsland, 261.000), Bertie Ahern (Ierland, 252.000), Dominique De Villepin (Frankrijk, 240.000).
Van onze redacteur Guy Tegenbos
Een orgaan dat wat in onbruik is geraakt, is de kroonraad. Hiertoe behoren de Koning, de ministers en de zgn. ministers van Staat. “Minister van Staat” is een eretitel die toegekend wordt aan personen die zich in het openbare leven verdienstelijk hebben gemaakt. Het gaat meestal om parlementsleden met een lange staat van dienst. De kroonraad wordt in zeer uitzonderlijke omstandigheden bijeengeroepen door de Koning als een soort adviesorgaan.
De Standaard, 31 januari 2006
Vande Lanotte mag in politiek pantheon
Johan Vande Lanotte werd gisteren door de koning tot minister van Staat benoemd.
Minister van Staat is een eretitel die wordt toegekend aan personaliteiten die zich in het openbare leven bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt.
Doorgaans gaat het om politici, maar bij het laatste rondje benoemingen in 2004 viel ook Etienne Davignon in de prijzen. Een jaar eerder viel de eer ook Luc Coene te beurt, de gewezen kabinetschef van premier Guy Verhofstadt (VLD). Dat ontlokte kamervoorzitter Herman De Croo (VLD) de uitspraak: ,,laat mij zeggen dat de uitreiking vandaag nogal genereus gebeurt''.
Met de ministers van Staat gaat het stilaan zoals met de gewone ministers in ons land,
ze zijn bijna niet meer te tellen. In 2002 werden er tien benoemd en in 2004 zes. Dit jaar is SP.A-voorzitter Vande Lanotte de enige. Met de benoeming is hij de 51ste politicus die vandaag tot het pantheon van de Belgische staatslui toetreedt.
Het is een eretitel die alleen protocollair van belang is. Ministers van Staat hebben recht op een zekere voorrang bij de organisatie van officiële plechtigheden en mogen rondrijden met een A-nummerplaat. Maar een vergoeding zit er niet in.
Onder het voorzitterschap van de koning vormen ze samen met de regering de Kroonraad, een adviesorgaan van de koning. Tot nu heeft de raad maar vijfmaal vergaderd.
Dat gebeurde een eerste keer in 1870, bij het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog. De laatste keer in 1960 bij de onafhankelijkheid van Congo. Geen enkele
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Minderheidsregering
levende minister van Staat heeft al een bijeenkomst van de Kroonraad meegemaakt.
De benoeming gebeurt door de koning op voordracht van de eerste minister. De voorwaarden voor de eretitel liggen echter niet vast. Doorgaans gaat het om partijvoorzitters en ministers met een lange staat van dienst. Johan Vande Lanotte was bijvoorbeeld tien jaar minister en vicepremier voor hij voorzitter van de SP.A werd.
De regeringsvorming
De aanstelling van Jaak Gabriëls (VLD) leek enkele jaren geleden eerder een troostprijs voor de vernederende manier waarop de VLD hem uit de Vlaamse regering had gezet.
Bij de SP.A mogen naast Vande Lanotte onder meer Willy Claes, Louis Tobback, Freddy Willockx en Steve Stevaert zich minister van Staat noemen.
Volgens de Grondwet is het de Koning die de ministers en staatssecretarissen benoemt. In de praktijk is het echter zo dat de Koning de personen zal benoemen die hem door de premier worden voorgesteld. Slechts uitzonderlijk zal de Koning een kandidaat weigeren. De premier volgt op zijn beurt de voorstellen die gedaan worden door de partijvoorzitters.
De Koning dient uiteraard wel eerst een premier te kiezen, maar ook daar is zijn keuze niet onbeperkt. De Koning zal immers streven naar een regering die het vertrouwen kan krijgen van het parlement. Men zal dus in de regering vertegenwoordigers willen van partijen die in het parlement een meerderheid, een coalitie kunnen vormen. Theoretisch gezien is dit nochtans niet vereist. Er zijn in het verleden ook al effectief minderheidsregeringen geweest. In de praktijk is een dergelijke situatie moeilijk houdbaar. Het is immers weinig waarschijnlijk dat het parlement de wetsontwerpen gaat goedkeuren van een regering die ze geen vertrouwen schenkt. Over het algemeen zal dus wel degelijk rekening worden gehouden met de verkiezingsuitslag en de verhoudingen in het parlement. Concreet is het meestal zo dat de premier afkomstig is van de politieke partij die in het parlement de grootste fractie vormt.
De regeringsvorming verloopt meestal als volgt:
Na de verkiezingen houdt de Koning een uitgebreide informatieronde: hij ontbiedt een aantal sleutelfiguren uit de politieke, de sociaal-economische en
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
de financiële wereld naar het paleis en laat zich door hen adviseren over de verkiezingsuitslag en mogelijke regeringscoalities. Tot deze personen behoren bijna steeds de voorzitters van Kamer en Senaat, de vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties, de voorzitters van de belangrijkste politieke partijen en de gouverneur van de Nationale Bank.
Op basis van deze gesprekken duidt de Koning vervolgens een informateur aan. Deze krijgt de opdracht om met de verschillende politieke partijen te gaan praten en af te tasten welke coalities mogelijk zouden kunnen zijn.
Deze studieronde van de informateur wordt soms overgeslaan. De Koning duidt dan onmiddellijk een formateur aan. Deze roept de partijen die het makkelijkst een coalitie kunnen vormen bijeen en tracht met hen een regeerakkoord op te stellen. In het regeerakkoord proberen de verschillende partijen overeenstemming te vinden over de beleidsdoelstellingen die ze in de komende legislatuur willen realiseren.
Wanneer deze onderhandelingen slagen, brengt de formateur daarvan verslag uit aan de Koning. De Koning benoemt vervolgens de regering. De regering legt de eed af in handen van de Koning. De formateur wordt dan meestal de nieuwe eerste minister.
vrijdag 29 april 2016 | De Standaard
Philippe De Backer legt maandag al de eed af als staatssecretaris

Na het ontslag van Vlaams minister van Energie Annemie Turtelboom vindt er een ware postenwissel plaats bij Open VLD.
Bart Tommelein wordt de nieuwe Vlaams minister van Energie, europarlementslid
Philippe De Backer zal zijn taken als federaal staatssecretaris overnemen.
Maandag zal De Backer al de eed afleggen. “Op maandag 2 mei 2016 ontvangt Zijne Majesteit de Koning dhr.
Philippe De Backer voor zijn eedaflegging als Federale Staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid”, klinkt het in een officieel persbericht van koning Filip. De audiëntie vindt plaats om 11u30 in het Koninklijk Paleis te Brussel.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Investituurstemming
Eedaflegging
Vervolgens legt de premier namens de regering een regeringsverklaring af in het parlement. Hij licht daarbij de grote lijnen van het regeerakkoord toe. Na de discussie over de regeringsverklaring wordt door de Kamer gestemd over het vertrouwen in de nieuwe regering.
i Samenstelling federale regering:
https://www.belgium.be/nl/over_belgie/overheid/federale_overheid/federale_re gering/samenstelling_regering
2.2.1.1 De Koning
De Koning is het staatshoofd van ons land en wordt aangewezen door erfopvolging. Hij oefent zijn functie pas uit na het afleggen van de grondwettelijke eed in het parlement.

Bron: www.dekamer.be (21 juli 2013 - Eedaflegging van Z.M. Koning Filip voor de Verenigde Kamers in het Federaal Parlement)
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Contraseign
Zijn statuut kenmerkt zich door drie beginselen:
1. onschendbaarheid
De Koning is net als de parlementsleden onschendbaar. Hij kan nooit voor een rechtbank gedagvaard worden of door een rechtbank veroordeeld worden. Zijn onschendbaarheid geldt zowel op burgerrechtelijk als op strafrechtelijk vlak. Wel wordt aanvaard dat de onschendbaarheid enkel geldt voor zijn persoon, niet voor zijn vermogen. Het inleiden van een burgerlijke vordering op het vermogen van de Koning is dus mogelijk, maar gelet op de persoonlijke onschendbaarheid van de Koning, zal men daartoe de administrateur van de civiele lijst moeten dagvaarden.
2. onverantwoordelijkheid
De Koning is geen verantwoording verschuldigd ten aanzien van het parlement. Het zijn de ministers die de politieke verantwoordelijkheid dragen voor de handelingen en uitspraken van de Koning en daarvoor door de Kamer op het matje geroepen kunnen worden.
3. onbekwaamheid
De Koning is onbekwaam om alleen te handelen. Dit betekent concreet dat elke akte die van de Koning uitgaat, medeondertekend moet worden door één of meerdere ministers om uitwerking te kunnen krijgen. Dit is een gevolg van de politieke onverantwoordelijkheid van de Koning. Men zegt dat zijn daden steeds “gedekt”, d.i. gesteund moeten worden door een minister.
De Standaard, 2 februari 2006
Koning schrijft speech zelf
Er bestaat wat verwarring over de ,,politieke dekking'' die de regering moet geven aan de toespraken van koning Albert. Zeker wanneer sommige politici van de oppositie insinueren dat premier Verhofstadt de koninklijke speech heeft geschreven.
Zo gaat het dus niet. De koning schrijft de toespraak zelf - of laat dat doen door zijn
kabinetschef, Jacques van Ypersele de Strihou.
Daarna bespreekt de koning de toespraak met de premier tijdens een van hun vele ontmoetingen. Verhofstadt zelf kan dan enkele veranderingen suggereren, maar daarover wordt absoluut niet gecommuniceerd. Niemand weet dus
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
officieel welke opmerkingen Verhofstadt bij deze speech heeft gemaakt.
De andere leden van de paarse regering hebben de speech niet vooraf gezien.
Het fiat dat premier Verhofstadt aan de speech geeft, heet een ,,marginale'' dekking te zijn. Anders gezegd: met deze speech bleef koning Albert mooi binnen de marges. Het afwijzen van separatisme
verdedigt de premier samen met zijn regering.
Wat de koning met ,,omfloerst separatisme'' bedoelde, blijft dan weer een raadsel. Naar verluidt zou hij daar niet de Vlaamse aspiraties op een nieuwe staatshervorming mee bedoelen.
Afhankelijk van hoe het onze politici uitkomt, interpreteren ze het woord ,,omfloerst'' maximaal of minimaal.
De Koning beschikt over een eigen kabinet, dit is een groep private medewerkers en raadgevers. Zij hebben geen officiële functie of bevoegdheid.
De Koning beschikt ook over financiële autonomie. Op die manier wordt gewaarborgd dat hij zijn koninklijke functie in alle onafhankelijkheid kan uitoefenen. Bij de aanvang van zijn ambtsperiode wordt de omvang van de jaarlijkse koninklijke begroting bij wet bepaald. Men spreekt van de civiele lijst. Deze wordt beheerd door een administrateur.
Bv. De civiele lijst van Koning Filip werd vastgelegd door een wet van 27 november 2013 (BS 30 december 2013), kort na zijn eedaflegging. Er werd een jaarlijks bedrag van 11 554 000 euro voorzien, dat geïndexeerd en driejaarlijks geherwaardeerd wordt.
Ook de andere leden van de koninklijke familie kunnen bij wet dotaties verkrijgen. Zo ontvangen ook prinses Astrid en prins Laurent een jaarlijkse dotatie.
Knack, 13 november 2013
Voor het eerst weten we hoeveel de monarchie echt kost: 38.742.000 euro per jaar
Ewald Pironet
Terwijl koning Albert II om meer inkomsten bedelde, werd de ontwerpbegroting 2014 gepubliceerd. Voor de eerste keer in de geschiedenis van België kan aan de hand daarvan de totale kostprijs van onze monarchie voor de schatkist worden berekend.
Dat gepensioneerden het tegenwoordig niet makkelijk hebben, werd vorige week nog maar eens duidelijk. Koning Albert II liet toen weten dat hij niet kan rondkomen met de dotatie van 931.000 euro die hij vanaf 2014 jaarlijks zal ontvangen. Er werd discreet gevraagd aan de premier en de vicepremiers of de staat toch nog een deel van zijn uitgaven kon overnemen, zoals de verwarmingskosten van het residentiekasteel Belvédère. Alle gepensioneerden zullen bevestigen dat de
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Lopende zaken
stookoliefactuur voor hen een rib uit het lijf is. Premier Elio Di Rupo (PS) liet al snel weten dat de regering niet van plan is om 'direct of indirect' iets aan de bestaande dotaties te veranderen.
Terwijl koning Albert II om meer inkomsten bedelde, werd de ontwerpbegroting 2014 gepubliceerd. Voor de eerste keer in de geschiedenis van België kan aan de hand daarvan de totale kostprijs van onze monarchie voor de schatkist worden
berekend. Koning Filip ontvangt 11.651.000 euro, zodat hij 'in volledige morele en materiële onafhankelijkheid gestalte kan geven aan de koninklijke functie'. De dotaties aan de leden van de koninklijke familie waren al bekend: koning Albert krijgt vanaf 2014 jaarlijks 931.000 euro, koningin Fabiola 466.000 euro, prinses Astrid 323.000 euro en prins
Laurent 310.000 euro. Dat is alles samen 13.681.000 euro per jaar aan dotaties voor onze royals
De Koning vormt heden ten dage al lang niet meer het zwaartepunt van de politieke macht. Zijn persoonlijke macht is eerder beperkt. Toch kan de Koning een grote morele invloed uitoefenen en heeft hij het recht “de regering te waarschuwen, aan te moedigen en geraadpleegd te worden”.
2.2.1.2 De ministers en staatssecretarissen
De regering wordt door de Koning benoemd en geeft ontslag na elke parlementsverkiezing. Ze kan echter ook vroeger opstappen of tot ontslag gedwongen worden door de Kamer. De ontslagnemende of démissionaire regering mag enkel nog de lopende zaken afhandelen tot wanneer een nieuwe regering gevormd is. Ze kan in die periode dus niet al haar bevoegdheden uitoefenen. Ze mag alleen de maatregelen nemen die dringend en noodzakelijk zijn om de continuïteit in het bestuur van het land te waarborgen. Politiek ingrijpende maatregelen, die niet dringend zijn, mag de regering dus niet meer nemen.
Immuniteiten
Ministers en staatssecretarissen beschikken net als de parlementsleden over een aantal immuniteiten. De ministeriële onverantwoordelijkheid houdt in dat men niet vervolgd kan worden naar aanleiding van een mening die een minister of staatssecretaris in de uitoefening van zijn ambt heeft uitgebracht. Deze immuniteit geldt zowel op strafrechtelijk als op burgerrechtelijk vlak en zowel tijdens als na het ministerieel mandaat. De ministeriële onschendbaarheid geldt alleen voor strafrechtelijke feiten. Hier geldt, sinds 1998, dat de Kamer van volksvertegenwoordigers
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
toestemming moet geven voor de dagvaarding en aanhouding van een minister. Bovendien zullen ministers berecht moeten worden door het Hof van Beroep. De onschendbaarheid verhindert doorgaans niet dat onderzoeksdaden gesteld worden.
2.2.2 Bevoegdheden
De uitvoerende macht beschikt alleen over toegewezen bevoegdheden (art. 105 Gw ), dit wil zeggen bevoegdheden die door de grondwetgever of wetgever uitdrukkelijk aan de uitvoerende macht zijn toegekend. Dit betekent dat eigenlijk voor elk besluit van de uitvoerende macht een wet of grondwetsartikel moet kunnen aangeduid worden, waaruit de bevoegdheid van de uitvoerende macht blijkt.
De belangrijkste bevoegdheid die de Grondwet aan de uitvoerende macht heeft toegewezen, is de bevoegdheid om de wetten uit te voeren (art. 108 Gw ). Het uitvoeren van wetten betekent het aanvullen van wetten met concrete regels, waardoor die wetten in de praktijk kunnen toegepast worden. De wetgever kan immers in een wet niet alles tot in de details voorzien. Daarom beperkt de wetgever zich tot de grote lijnen, tot een algemene regeling. De uitvoerende macht mag die algemene lijnen concretiseren door middel van uitvoeringsbesluiten. De uitvoerende macht dient daarbij wel steeds de wetten en de grondwet te respecteren. Ze mag de wetten niet wijzigen.
dinsdag 25 september 2007 | Bron: belga Belgische staat veroordeeld voor uitblijven praktijktests
BRUSSEL - De Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft de Belgische staat veroordeeld omdat zij de praktijktests die voorzien waren in de discriminatiewet niet in een Koninlijk Besluit heeft gegoten.
Een Gentenaar van Marokkaanse origine had de staat gedagvaard omdat hij niet kon bewijzen dat hij uit racistische overwegingen de toegang was geweigerd tot een discotheek.
De 27-jarige Sarrokh mocht eind 2003 twee keer niet binnen in een Gentse dancing, terwijl er voor zijn autochtone vriendin geen probleem was. Hij diende ook een klacht in bij de politie en schreef een brief aan het Gentse stadsbestuur, maar moest drie jaar later via zijn advocaat vernemen dat de klachten geseponeerd waren. De man contacteerde het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding om de discriminatie te laten vaststellen, maar daar zei men hem dat die vaststelling niet kon gebeuren omdat er nog geen uitvoeringsbesluit was waarin die praktijktests precies werden omschreven.
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Sarrokh dagvaardde daarop federaal eerste minister Guy Verhofstadt en minister van Maatschappelijke integratie Christian Dupont. De Brusselse rechtbank van eerste aanleg heeft hem nu gelijk gegeven. De rechter baseert zich daarvoor onder meer op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat in zijn artikel 13 voorziet dat iedereen die in zijn rechten is geschonden, recht heeft om een rechtsmiddel te laten gelden voor een nationale instantie. 'Door vier jaar lang na te laten de uitvoeringsmaatregelen te treffen die een rechtszoekende een dergelijk rechtsmiddel zouden verschaffen, is de Belgische staat op een foutieve wijze
nalatig geweest', zo staat in het vonnis te lezen.
De rechtbank kende Sarrokh een symbolische schadevergoeding van 1 euro toe, maar de man en zijn advocaat zijn vooral blij met het precedent dat de uitspraak schept. 'De rechter heeft vastgesteld dat ook de regering niet boven de wet staat en dat zij verplicht is haar eigen wetten uit te voeren', zegt meester Lhalali. 'Door de wet in mei 2007 te wijzigen en de praktijktest af te voeren, heeft men geprobeerd ons het gras voor de voeten weg te maaien maar justitie heeft ons toch gelijk gegeven.'
Daarnaast is het de taak van de uitvoerende macht om het overheidsbeleid uit te stippelen in het land. De regering ontfermt zich als het ware over het dagelijks bestuur van het land. Zij kan dan ook het initiatief nemen om bepaalde wetten tot stand te brengen via het indienen in het parlement van wetsontwerpen. Daarnaast beschikt de regering onder meer ook over volgende bevoegdheden: het opstellen van de begroting, het voeren van een buitenlands beleid, het bevel over het leger, de organisatie van de openbare diensten (de administratie)
2.2.3 Werkwijze
Collegialiteit en delegatie
Consensusregel
In de regering geldt het beginsel van het collegiaal bestuur. Dit wil zeggen dat de beslissingen in principe door de hele regering genomen worden. Toch zijn er materies waarover een individuele minister alleen mag beslissen; ook kan de regering stukken van haar bevoegdheid delegeren aan één of meer ministers.
De besluitvorming binnen de regering geschiedt volgens een gewoonterechtelijke regel bij consensus. Dit wil zeggen dat door overleg gestreefd wordt naar een beslissing waarin alle ministers zich kunnen vinden. Er wordt dus niet gestemd. Dit heeft tot gevolg dat een regeringsbeslissing steeds gedragen wordt door de gehele regeringsploeg. Een minister die het met zijn collega’s niet eens is, heeft dus twee opties: ofwel verlaat hij de
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Uitvoeringsbesluiten
regering, ofwel laat hij zijn kritiek varen en verdedigt hij mee de regeringsbeslissing.
De regering voert wetten uit door middel van uitvoeringsbesluiten. Besluiten die ondertekend worden door één of meer ministers én door de Koning, zijn koninklijke besluiten (KB’s); besluiten die niet medeondertekend worden door de Koning zijn ministeriële besluiten (MB’s).
Soms voorziet de wet dat KB’s besproken en goedgekeurd moeten worden in de ministerraad. In de andere gevallen kan een minister alleen een KB maken met betrekking tot de materies waarvoor hij bevoegd is. Wanneer het echter over een hot politiek item gaat of wanneer de minister zich expliciet geruggesteund wil weten door zijn collega’s, zal hij ook in die gevallen soms de goedkeuring vragen van de ministerraad.
Koninklijke besluiten worden vooral genomen ter uitvoering van wetten. Ook andere zaken moeten bij KB geregeld worden: het verlenen van genade, het bepalen van de wisselkoers, het vaststellen van de staat van oorlog, het organiseren van openbare diensten en het bepalen van het statuut van de ambtenaren.
KB’s kunnen zowel een algemene draagwijdte als een specifiek karakter hebben. Reglementaire koninklijke besluiten zijn KB’s die van toepassing zijn op iedereen in een bepaalde situatie; ze formuleren dus een rechtsregel die een algemeen karakter heeft. Het zijn eigenlijk wetten in de materiële, maar niet in de formele zin van het woord. Men spreekt ook wel van verordeningen.
Koninklijke besluiten die in een concreet geval (bepaalde za(a)k(en), bepaalde perso(o)n(en)) een rechtsregel toepassen, noemt men beschikkingen. Reglementaire KB’s moeten voluit in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden; bij beschikkende KB’s volstaat een uittreksel of een betekening ervan aan de betrokkenen Reglementaire KB’s moeten ook ter advies voorgelegd worden aan de Raad van State.
Bij ministeriële besluiten is er geen tussenkomst van de Koning. Omdat de Grondwet bepaalt dat de uitvoerende macht berust bij de Koning, zullen MB’s alleen onder strikte voorwaarden kunnen uitgevaardigd worden:
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
Rondzendbrieven
• de minister moet daartoe gemachtigd worden in een KB of een wet;
• in een MB mogen alleen bijkomstige en aanvullende materies geregeld worden.
Een minister kan ook rondzendbrieven uitvaardigen. Zij willen de draagwijdte van wetgeving en reglementering toelichten en zijn enkel verbindend voor de overheidsdiensten, de administratie tot wie ze zijn gericht.
We hebben gezien dat KB’s in principe geen wetten kunnen (mogen) wijzigen. Hierop bestaat evenwel een uitzondering. In crisissituaties gebeurt het wel eens dat de regering aan het parlement zgn. “volmachten” vraagt. Wanneer het parlement dit toestaat, verkrijgt de regering met het oog op een welbepaald doel gedurende een bepaalde periode en met betrekking tot een bepaalde materie de bevoegdheid om wetgevende maatregelen te nemen. De regering neemt dan dus de bevoegdheden van het parlement over. Dit gebeurt door middel van een zgn. “bijzondere machtenwet”. De volmachtenbesluiten of bijzondere machtenbesluiten die de regering op basis daarvan uitvaardigt, kunnen wel wetten wijzigen. Men spreekt ook wel van “genummerde KB’s” omdat men deze besluiten nummert. Omdat volmachten weinig democratisch zijn en strijdig met het principe van de scheiding der machten, worden vele volmachtenbesluiten achteraf door het parlement bekrachtigd met een gewone wet.
Wilmès krijgt haar volmachten De Standaard, 21/03/2020 door Wim Winckelmans
Een brede meerderheid van tien partijen stemt in met bijzondere machten voor de regering-Wilmès om de coronacrisis aan te pakken.
Premier Wilmès vergaderde vandaag met de voorzitters van PS, MR, Ecolo, CD&V, Open VLD, SP.A, Groen, CDH, Défi en NVA-fractieleider Peter De Roover om volmachten te krijgen in de strijd tegen het coronavirus. De regering-Wilmès krijgt volmachten voor een periode van drie maanden. Na evaluatie kunnen daar nog eens drie maanden bijkomen. Daarmee krijgt ze de macht om snel en per Koninklijk Besluit in te grijpen, zonder dat er eerst een omslachtige wetgevende procedure doorlopen moet worden.
Het Parlement zet zichzelf dus tijdelijk aan de kant, maar moet achteraf - binnen het jaar - alle genomen besluiten wel nog bekrachtigen. Intussen wordt er wel samengewerkt met de partijen die de volmachten steunen. Op zaterdagochtend vergaderen de partijvoorzitters, zondag is bedoeld voor overleg met de fractieleiders en maandag worden de Besluiten aan de Kamer meegedeeld vooraleer ze in het Belgisch Staatsblad verschijnen. Dat wordt bijzonder voor N-VA-fractieleider De Roover die op beide vergaderingen aanwezig is en zondag met zichzelf mag overleggen.
‘Sterke eenheid moet doordringen tot alle bevoegdheidsniveaus’
Wilmès belooft ook het overleg met de deelstaten te stroomlijnen. (…) Haar regering krijgt niet voor alles een volmacht. Die is beperkt tot ‘dringende bepalingen met betrekking tot de volksgezondheid, de openbare orde, sociale zaken en de
Grondwettelijk recht & rechten en vrijheden 2021-2022
bescherming van de economie en de mensen’, laat de eerste minister weten.
Op het vlak van gezondheid en openbare orde worden niet veel politieke angels verwacht. De aanpak van de coronacrisis, aangestuurd door experts en wetenschappers, staat niet ter discussie. Maar dat is helemaal anders voor de economische maatregelen en de vraag wie die moet betalen.
Koopkracht en sociale bescherming beschermd
Op vraag van de SP.A staat er een passage in de volmachtenwet dat er niet geraakt mag worden aan de koopkracht of de sociale bescherming. Maatregelen die verder gaan dan de gezondheidszorg en
de openbare orde, bijvoorbeeld economische herstelmaatregelen, moeten ook getoetst worden bij de Raad van State om te kijken of ze geen grondwettelijke of bevoegdheidsregels overschrijden.
Het wordt delicaat wanneer de vraag op tafel komt in hoeverre bedrijven in moeilijkheden gestut moeten worden. Ook bedrijven die vooraf al lage overlevingskansen hadden, dreigen zo in leven te worden gehouden.
Het voorstel van de volmachtenwet wordt maandag ingediend en in overweging genomen in een extra zitting van de Kamer. Een spoedadvies van de Raad van State volgt, in de hoop donderdag al te kunnen stemmen.