7.9 Intracommunautair goederenvervoer, daarmee samenhangende diensten en tussenpersonen voor deze diensten
7.9.1
7.9.2
7.9.3 Tussenpersonen bij IC-goederenvervoer of tussenpersonen bij diensten m.b.t.
10.2.1 De oorspronkelijke aftrek is groter of kleiner dan die welke de belastingplichtige mocht toepassen
10.2.2 Ontvangst van een verbeterend stuk
10.2.3 Wijziging in de factoren die aan de berekening van de gedane aftrek ten grondslag liggen
10.2.4 Verlies van ieder recht op
10.2.5 Het verschil tussen het voorlopig en definitief verhoudingsgetal voor een gemengde belastingplichtige
10.3.2
1 INLEIDING
1.1 BEGRIP
BTW is de afkorting van BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
Het stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde trad in België in werking op 1 januari 1971.
De BTW-wetgeving behoort tot het fiscaal recht, met name tot het gedeelte van de indirecte belastingen, waarvan ze het belangrijkste deel uitmaakt.
Indirecte belastingen worden geheven op transacties, terwijl de directe belastingen worden berekend op basis van de inkomsten van personen of bedrijven zoals de personen- en vennootschapsbelasting.
1.2 WERKINGSMECHANISME VAN DE B.T.W.
Voorbeeld: een klant koopt bij zijn fietsenhandelaar een mountainbike van 1.000 euro, exclusief 21% BTW.
Toeleveringsbedrijven (T)
overdrachtprijs: 300
Fietsenfabrikant Thompson (F)
overdrachtprijs: 700
Fietsenhandelaar (H)
overdrachtprijs: 1.000
Klant (K)
Toegevoegde waarde BTW op de aankoop BTW op de verkoop Te betalen aan de fiscus
* 21% = 63 63
* 21% = 63
* 21% = 147
= 210 TOTAAL :210
T, F en H zijn de BTW-BELASTINGPLICHTIGEN (dit begrip komt later aan bod) die er moeten voor zorgen dat de belasting (de BTW) bij de overheid (de fiscus) terecht komt.
Hoe gaat dit in zijn werk?
Het toeleveringsbedrijf verkoopt voor 300 + 21% BTW aan haar klant (F). Het toeleveringsbedrijf
ontvangt dus van haar klant 363 euro, namelijk 300 + 63 BTW. Die BTW mag het toeleveringsbedrijf niet behouden, maar moet zij betalen aan de overheid: dit noemt men VERSCHULDIGDE BTW of te betalen BTW.
F koopt voor 300 + 63 euro aan goederen bij het toeleveringsbedrijf. Die 63 euro BTW betaalt F dus aan zijn leverancier of verkoper (T), maar F kan die 63 euro terugkrijgen van de overheid: dit noemt men
AFTREKBARE BTW of terug te vorderen BTW.
Daarnaast verkoopt F ook aan H voor 700 + 147 euro. Die 147 BTW op de verkopen ontvangt F van H, maar mag F niet behouden (147 euro verschuldigde BTW).
Enerzijds kan F dus 63 in aftrek brengen, maar anderzijds is F 147 verschuldigd: F moet dus 147-63 = 84 betalen aan de overheid. Vandaar spreekt men van Belasting over de TOEGEVOEGDE Waarde omdat F dus 84 (= 21% op de toegevoegde waarde: 400) moet betalen aan de overheid, de fiscus dus.
Analoge redenering voor H: enerzijds 147 euro aftrekbare BTW op zijn aankopen, anderzijds 210 euro verschuldigde BTW op zijn verkopen: dus 210-147 = 63 te betalen aan de overheid (= 21% op de toegevoegde waarde: 300).
De klant (K) uiteindelijk betaalt voor zijn fiets 1.000 + 21% BTW = 1210 euro. Die 210 euro BTW kan de klant (eindverbruiker) niet in aftrek brengen omdat hij geen BTW-belastingplichtige is: men noemt de eindverbruiker de BELASTINGDRAGER
Die 210 euro die de klant moet "dragen", komt bij de overheid terecht via de BTW-belastingplichtigen. Immers, de overheid wacht niet tot de dag waarop de fiets zijn eindbestemming krijgt om de belasting te innen. De inning gebeurt evenwel in elke fase van de productie en distributie op basis van de aldaar gerealiseerde toegevoegde waarde (gefractioneerde betalingen).
De betrokken handelaars zijn de belastingbetalers of BTW-belastingplichtigen en NIET de belastingdragers. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de handelaars, van de BTW die zij van hun klanten ontvangen, de BTW die zij zelf aan hun leveranciers betaald hebben (de voorbelasting genoemd) mogen aftrekken, om zo alleen het saldo te moeten doorstorten. Ze vervullen een zeer belangrijke rol in de werking van het systeem en worden verder als BTW-belastingplichtigen aangeduid.
De enige persoon in de kringloop die geen gebruik kan maken van de aftrekregeling is de eindverbruiker: hij kan de druk van de BTW niet meer doorschuiven: hij is de belastingdrager. Daardoor krijgt het belastingstelsel als typisch kenmerk mee dat het een VERBRUIKSBELASTING is.
Zo kunnen we aan de BTW volgende omschrijving meegeven:
HET IS EEN VERBRUIKSBELASTING DIE IN ALLE FASEN VAN DE PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE WORDT
GEHEVEN DOOR DE BELASTINGPLICHTIGEN, DIE ZE DOOR MIDDEL VAN GEFRACTIONEERDE BETALINGEN VOLDOEN.
1.3 KENMERKEN
1. De BTW is een NEUTRALE BELASTING, want het aantal fasen in het productie- en distributieproces heeft geen invloed op het bedrag van de BTW op voorwaarde evenwel dat ze (goederen en diensten) voor dezelfde prijs worden verkocht).
2. De BTW is een DOORZICHTIGE BELASTING, want ze moet steeds op de prijs exclusief BTW worden berekend. Dit is de prijs waarin de in vorige stadia geheven BTW niet is begrepen, zodat de BTW die in een bepaald stadium over de prijs wordt berekend, het totale bedrag van de BTW vertegenwoordigt die op het goed drukt tot en inclusief het betrokken stadium.
3. De BTW is GEEN KOSTPRIJSELEMENT. Doordat de BTW aftrekbaar is, maakt de BTW die aan een BTW-belastingplichtige is gefactureerd geen deel uit van zijn kostprijs.
4. De BTW is een OVERDRACHTSBELASTING (verbruiksbelasting). De overdracht (het verbruik) van goederen en diensten vormt de basis voor het heffen van de belasting.
5. De BTW is een EUROPESE BELASTING: enkel op het gebied van de tarieven hebben de lidstaten nog enige vrijheid, die bovendien van langsom kleiner wordt.
1.4 BTW-DENKPATROON
Voorbeeld:
• Een groothandelaar uit Antwerpen verkoopt sportartikelen aan een kleinhandelaar uit Mechelen.
• Een particulier verkoopt zijn auto aan een autohandelaar
• Een fabrikant uit Brussel verkoopt en levert goederen aan een handelaar uit Bern (Zwitserland).
• Een aannemer uit Terneuzen (Nederland) bouwt een brug in Brugge.
• Een restaurantuitbater uit Oostende verkoopt een moto.
• Een industrieel uit Genk herstelt een machine in Nederland.
Op welke handeling is de Belgische BTW verschuldigd? We zullen een goede kans hebben om tot een juist antwoord te komen als we het BTW-probleem op volgende wijze stap voor stap analyseren.
1. Wordt de handeling door een BTW-belastingplichtige verricht? Indien neen: geen BTW verschuldigd; indien ja: ga naar 2.
2. Stelt de BTW-belastingplichtige een belastbare handeling? Indien neen: geen BTW verschuldigd; indien ja: ga naar 3.
3. Vindt de belastbare handeling in België plaats? Indien neen: geen Belgische BTW verschuldigd; indien ja: ga naar 4.
4. Kan één of andere vrijstelling ingeroepen worden ? Indien ja: geen BTW verschuldigd; indien neen: Belgische BTW verschuldigd!
5. Wie is schuldenaar van de BTW: normaliter de persoon die de belastbare handeling stelt (de leverancier, dienstverrichter, verwerver of invoerder) OF in bepaalde gevallen de klant (medecontractant).
Waarschijnlijk begrijp je bepaalde vragen/antwoorden nog niet. Geen erg, de uitleg volgt later.
2 DE BTW-BELASTINGPLICHTIGE
2.1 DEFINITIE
Artikel 4 §1 van het BTW-wetboek (W.BTW) geeft volgende definitie van een BTW-belastingplichtige:
Art.4 §1: "Belastingplichtige is eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in dit Wetboek zijn omschreven, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend."
De definitie omvat VIER ESSENTIËLE KENMERKEN:
• de belastingplichtige is een persoon ("éénieder");
• de persoon oefent een economische activiteit uit;
• die activiteit wordt geregeld uitgeoefend;
• die activiteit wordt zelfstandig uitgeoefend.
Of bovendien dergelijke handelingen hoofdzakelijk of aanvullend gesteld worden al dan niet met de bedoeling winsten te maken is van minder of geen belang.
Zodra aan de essentiële vereisten van art.4 W.BTW voldaan is, wordt de hoedanigheid van BTWbelastingplichtige automatisch verkregen, ongeacht bepaalde formaliteiten zijn nagekomen (toekenning ondernemingsnummer, vestigingsvergunning,...). Alhoewel men dus van rechtswege belastingplichtige wordt, moet men in de praktijk eerst bepaalde formaliteiten vervullen om bij de BTW-administratie als belastingplichtige te worden ingeschreven.
2.2 KENMERKEN
1. EENIEDER kan aangemerkt worden als belastingplichtige: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon (NV, BV,...), verenigingen (een tijdelijke vereniging,...).
2. Het begrip ECONOMISCHE ACTIVITEIT omvat alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar, dienstverrichter, landbouwer, beoefenaar van een vrij beroep,...
Voorbeeld: een tapijtenfabrikant, een slager, een accountant en een geneesheer zijn allen BTWbelastingplichtigen.
Opgelet echter: daarbij is het niet noodzakelijk dat die BTW-belastingplichtigen hun handelingen effectief aan de BTW onderwerpen. Zo zullen zowel de tapijtenfabrikant die uitsluitend buitenlandse markten bevoorraadt (vrijstelling omwille van uitvoer of vrijgestelde intracommunautaire leveringen) als
de geneesheer (vrijstelling wegens art.44 W.BTW) geen BTW aanrekenen. Welke de belastbare handelingen zijn of niet zijn komt later aan bod (hoofdstuk 3).
3. De economische activiteit moet GEREGELD worden uitgeoefend. Deze geregeldheid veronderstelt een regelmaat, een herhaling van de gestelde handelingen. Het feit dat er een min of meer lange termijn gelegen is tussen de handelingen doet geen afbreuk aan de vereiste regelmatigheid.
Het geregeld voorkomen van de handelingen is niet duidelijk afgebakend. Het uitmaken of een handeling een onderdeel is van een geregelde werkzaamheid of een toevallig karakter heeft, is een feitenkwestie.
Voorbeelden:
Een jaarlijks bal, de organisatie van een jaarbeurs, de jaarlijkse inrichting van een culturele of sportieve manifestatie vertonen de kenmerken van een geregelde werkzaamheid; Wanneer een amateur-schilder een schilderij verkoopt, maakt dat van hem nog geen BTWbelastingplichtige. Vanaf het ogenblik dat hij er meerdere verkoopt en zeker wanneer hij deelneemt aan tentoonstellingen valt de verkoop onder de BTW.
Men mag uit het voorgaande niet besluiten dat iemand slechts BTW-belastingplichtige is voor de handelingen die hij regelmatig stelt. Zo is de toevallige verkoop van een bedrijfsmiddel eveneens aan de BTW onderworpen indien het een handeling is die kadert in een geregelde en zelfstandige beroepsactiviteit.
4. De werkzaamheid dient op ZELFSTANDIGE WIJZE te worden uitgeoefend. Dit sluit elke band van ondergeschiktheid uit.
Voorbeeld: de bezoldigde of loontrekkende personen zoals arbeiders, handelsvertegenwoordigers, bedienden of thuiswerkers die hun werkzaamheid uitoefenen krachtens een arbeidsovereenkomst zijn geen BTW-belastingplichtigen.
NIET ESSENTIËLE KENMERKEN
1. Werkzaamheid met of zonder winstoogmerk: de werkzaamheid dient niet noodzakelijk te worden uitgeoefend met het doel winst te maken. Een V.Z.W. bijvoorbeeld dient beschouwd te worden als BTW-belastingplichtige alhoewel hun doel afwijkt van dat van een handelaar.
2. Hoofdzakelijk of aanvullend: de werkzaamheid mag als hoofdberoep of als bijberoep worden uitgeoefend.
3. De plaats waar de economische activiteit uitgeoefend wordt: of deze economische activiteit in België, dan wel in een andere lidstaat uitgeoefend wordt, is niet relevant voor de eventuele aanmerking als belastingplichtige.
2.3 BEGIN EN EINDE BELASTINGPLICHT
Men kan stellen dat iemand van rechtswege de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige verwerft: al wie ondubbelzinnig heeft laten weten dat men handelingen gaat stellen die in het BTW-wetboek zijn bedoeld. Deze wil komt bv. tot uiting door het openen van een inrichting waarin herhaaldelijk goederen zullen worden verkocht, door de oprichting van een vennootschap, door een handelszaak over te nemen,… .
Net zoals de belastingplicht in principe van rechtswege ontstaat, komt er ook van rechtswege een einde aan. Dat zal niet alleen voorkomen als de belastbare werkzaamheid definitief wordt stopgezet, doch eveneens als men niet meer beantwoordt aan de definitie van belastingplichtige (bv. men treedt niet meer op als zelfstandige).
Het faillissement betekent niet het verlies van de belastingplicht. De liquidatieverrichtingen gesteld door de curator worden geacht deze te zijn van de gefailleerde zelf. Als regel geldt dat de identificatie voor de BTW zal doorgehaald worden zodra vaststaat dat er geen handelingen meer zullen verricht worden, waarvoor men schuldenaar van de BTW wordt.
2.4 INDELING
Wat hierna volgt is een eerste en beknopte opsomming van de verschillende soorten BTWbelastingplichtigen. Een uitgebreider bespreking volgt later.
1. Vooreerst hebben we de gewone BTW-belastingplichtigen, die gehouden zijn tot het indienen van periodieke BTW-aangiften: hiertoe behoren de GEWONE EN FORFAITAIR BTWBELASTINGPLICHTIGEN: kenmerkend voor deze groep is dat zij de BTW op hun input (aankopen) in aftrek kunnen brengen en op hun output verschuldigd zijn: het saldo (verschuldigde min aftrekbare BTW) wordt via de periodieke BTW-aangifte aan/van de fiscus overgedragen/teruggevorderd.
Is de aftrekbare BTW groter dan de verschuldigde BTW voor een bepaalde periode (de periode is ofwel een maand ofwel een kwartaal afhankelijk van het feit of de BTW-belastingplichtige per maand of per kwartaal een BTW-aangifte indient) dan is de BTW-belastingplichtige schuldeiser tegenover de overheid en bezit hij een BELASTINGKREDIET tegenover de overheid.
Is de verschuldigde BTW groter dan de aftrekbare, dan is de BTW-belastingplichtige schuldenaar tegenover de overheid.
2. DE BIJZONDERE LANDBOUWERS: deze landbouwers vallen onder een specifieke regeling (de bijzondere of forfaitaire landbouwregeling: bespreking zie later). Het zijn BTW-belastingplichtigen die geen periodieke BTW-aangiften indienen en die bijgevolg geen BTW in aftrek kunnen brengen en er geen verschuldigd zijn.
3. DE VRIJGESTELDE KLEINE ONDERNEMER (jaaromzet < 25000 euro): deze BTW-belastingplichtigen hebben ervoor gekozen geen periodieke aangiften in te dienen. Ze rekenen voor hun leveringen en diensten geen BTW aan en verliezen het aftrekrecht.
4. DE VRIJGESTELDE BTW-BELASTINGPLICHTIGE: in artikel 44 van het W.BTW staan heel wat handelingen opgesomd waarvoor men VRIJGESTELD is. Dit houdt concreet in dat men WEL BTWbelastingplichtige is voor die handelingen, maar dat men geen BTW-formaliteiten, op enkele uitzonderingen na, moet vervullen.
Dit betekent o.a. dat indien de uitgeoefende activiteit wordt vermeld in art.44 W.BTW, de bewuste handelingen niet aan de BTW zullen onderworpen worden. Parallel daarmee gaat het aftrekrecht van de BTW-belastingplichtige verloren.
Art.44 W.BTW is opgesplitst in drie paragrafen:
1. De eerste paragraaf somt de niet aan de BTW onderworpen beroepen op;
2. De tweede paragraaf somt de handelingen op die vrijgesteld zijn om sociale en culturele redenen; paragraaf twee bis behandelt de vrijgestelde diensten door zelfstandige groeperingen;
3. De derde paragraaf tenslotte somt de andere diverse vrijstellingen op. Een beperkte opsomming van de belangrijkste vrijstellingen volgt hierna.
Art.44 §1: de BTW-vrijstelling voor diensten inzake medische verzorging werd met ingang van 1 januari 2022 hervormd. Sindsdien voorziet art 44 §1 vrijstelling voor de diensten inzake medische verzorging door zowel de beoefenaars van een gereglementeerd medisch of paramedisch beroep, als door andere beroepsbeoefenaars die op basis van een diploma kunnen aantonen dat ze voldoende gekwalificeerd zijn (onderworpen aan een voorafgaande kennisgeving aan en beoordeling door de fiscus).
Anderzijds heeft de nieuwe reglementering sinds 1 januari 2022 deze vrijstelling beperkt tot enkel de handelingen inzake medische verzorging die een therapeutisch doel hebben.
In art.44 §2 staan de handelingen opgesomd die vrijgesteld zijn om sociale of culturele redenen. Dit houdt ondermeer een vrijstelling in van de diensten verstrekt, in het kader van de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid, door o.a.:
-ziekenhuizen
-diensten en leveringen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk
-personen die aan gezinshulp doen
-exploitanten van sportinrichtingen onder de vorm van VZW’s
-het onderwijs (erkende onderwijsinrichtingen): deze vrijstelling beoogt het schools of universitair onderwijs, de beroepsopleiding of -herscholing, en de lessen die particulier door (zelfstandige) leerkrachten worden geveven.
-diensten van culturele aard: deze vrijstelling beoogt de diensten verstrekt door o.a.
o bibliotheken en leeszalen;
o diensten van voordrachtgevers, acteurs, orkestleiders, muzikanten, (circus)artiesten, DJ’s, conferenciers, mannequins, ... voor de uitvoering van toneelwerken, muziekstukken, films, voorstellingen,...verleend aan de organisatoren van de voorstelling, aan uitgevers, makers van films, enz...;
o diensten van personen die deelnemen aan sportwedstrijden zoals beroepstennissers,voetballers;
o de organisatie van culturele evenementen door erkende instellingen, enz... .
In art. 44 §2bis worden de voorwaarden opgesomd opdat diensten verricht aan hun leden door zelfstandige groeperingen van personen zouden kunnen worden vrijgesteld. Daar wordt in deze cursus niet verder op ingegaan.
In art. 44 §3 tenslotte staan nog een aantal diverse vrijstellingen van uiteenlopende aard zoals onroerende handelingen, de handelingen van verzekering, de financiële handelingen,....
5. DE GEMENGDE BTW-BELASTINGPLICHTIGE: een gemengde BTW-belastingplichtige is een persoon die geregeld twee soorten werkzaamheden uitoefent: indien hij handelingen verricht die beoogd worden door het W.BTW, maar waarvan sommige vrijgesteld zijn, is hij een gemengde BTWbelastingplichtige. Dit betekent dat hij voor de ene werkzaamheid aftrekrecht bezit en voor de andere niet.
Voorbeelden:
-de banken en kredietinstellingen die belastbare handelingen (verhuur van safes, vermogensbeheer,...) en vrijgestelde handelingen (betalings- of kredietverrichtingen,...) stellen.
-een persoon is tandarts (vrijgesteld volgens art. 44 W.BTW) en maakt tandprothesen (belastbare dienst volgens art. 18 W.BTW).
Noot: een gedeeltelijk belastingplichtige: een persoon die wel twee soorten werkzaamheden heeft, doch waarvan slechts één in het BTW-wetboek aangeduid wordt (bv. een loontrekkende met zelfstandig bijberoep).
6. DE BUITENLANDSE BTW-BELASTINGPLICHTIGE: de toekenning van de hoedanigheid van belastingplichtige is niet afhankelijk van een vestigingsplaats of een exploitatiezetel in België. Art.4 W.BTW stelt dergelijke voorwaarde niet. Om als belastingplichtige voor de toepassing van de Belgische BTW-wetgeving beschouwd te worden, moet hij:
-in het buitenland de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige verworven hebben;
-in België één of meer handelingen verricht hebben die aan de BTW zijn onderworpen overeenkomstig het Belgisch recht.
7. DE TOEVALLIGE BTW-BELASTINGPLICHTIGE: alhoewel de handeling voor hem geen geregelde economische activiteit uitmaakt, zal die toch onder de BTW ressorteren omdat hij het zo wil of omdat er gewoonweg geen alternatief is.
Voorbeeld: bij toevallig verkopen van een nieuw gebouw KAN men kiezen voor het statuut van BTWbelastingplichtige; bij het toevallig verkopen van een nieuw voertuig in een andere lidstaat wordt men AUTOMATISCH BTW-belastingplichtige. De bespreking van deze materie volgt later.
8. DE NIET-BELASTINGPLICHTE RECHTSPERSONEN
De Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en openbare instellingen zijn in de regel niet BTW-plichtig voor de handelingen die zij als overheid verrichten. Op deze algemene regel bestaan 2 uitzonderingen. Een overheidsinstelling zal wel de hoedanigheid van BTW-belastingplichtige hebben als:
1. een aanmerking als niet-belastingplichtige tot concurrentievervalsing van enige betekenis zou leiden (met de privé) (bv. een stedelijk zwembad)
2. zij handelingen stelt die opgenomen zijn in de lijst van artikel 6 W.BTW, waarbij men sowieso als belasting-plichtige wordt aangemerkt, tenzij de handelingen van onbeduidende omvang zouden zijn. (bv. telecommunicatie-diensten; levering van water, gas en elektriciteit; de commerciële werkzaamheden van radio- en televisie-organisaties; goederen- en personenvervoer,…). Op die manier zijn bv. volgende organisaties wel BTW-plichtig: Brussels Airlines, de NMBS, de Lijn, Proximus, de intercommunales, de VRT,… .
Samengevat: de openbare instellingen die niet onderworpen zijn aan de BTW behoren tot de categorie
NIET-BELASTINGPLICHTIGE RECHTSPERSONEN.
3 DE BELASTBARE HANDELINGEN
De belastbare handelingen worden in de artikelen 2, 3 en 3 bis van het W.BTW aangeduid.
Art.2: "De leveringen van goederen en de diensten die door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, zijn aan de belasting onderworpen wanneer ze in België plaatsvinden. …. "
Art.3: "De invoer van goederen, door wie ook, is eveneens aan de belasting onderworpen wanneer de invoer in België plaatsvindt."
Art.3 bis: "De intracommunautaire verwervingen van goederen, omschreven in artikel 25 bis, worden, wanneer zij in België geschieden, eveneens aan de belasting onderworpen, wanneer ze onder bezwarende titel plaatsvinden onder de in artikel 25 ter gestelde voorwaarden."
In dit hoofdstuk komen de twee belastbare handelingen vermeld in art.2 W.BTW aan bod, met name:
1. Leveringen van goederen
2. Het verrichten van diensten
De invoer (art.3 W.BTW) is eveneens een belastbare handeling en wordt behandeld in hoofdstuk 8.
De intracommunautaire verwervingen (art.3 bis W.BTW) en de ganse problematiek i.v.m. de intracommunautaire handel wordt behandeld in hoofdstuk 7.
3.1 LEVERINGEN VAN GOEDEREN
3.1.1 Algemene voorwaarden van opeisbaarheid
Het opeisbaar worden van de Belgische BTW door een levering van een goed veronderstelt in principe het gelijktijdig vervuld zijn van volgende voorwaarden. Het moet gaan om:
1. een goed
2. dat geleverd wordt
3. onder bezwarende titel
4. in België
5. door een belastingplichtige die als zodanig handelt
Hierna volgt de bespreking van die algemene voorwaarden.
3.1.1.1 Goederen
Art.9 W.BTW preciseert wat onder goederen moet worden verstaan:
Art.9: "Voor toepassing van dit Wetboek wordt onder goederen verstaan, de lichamelijke goederen. Als lichamelijke goederen worden beschouwd:
1) elektriciteit, gas, warmte en koude;
2) de andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht die aan de rechthebbende de bevoegdheid verschaffen om een onroerend goed te gebruiken;....."
Om het voorwerp van een BTW-heffing uit te maken, moet de levering betrekking hebben op lichamelijke goederen. Dit kunnen zowel roerende als onroerende goederen zijn.
Roerende goederen zijn verplaatsbare goederen MET inbegrip van gas, elektriciteit, warmte en koude, maar ZONDER de onlichamelijke roerende goederen. Onlichamelijke roerende goederen zijn rechten op goederen (bv. recht op terugbetaling van een geleende geldsom) en effecten aan toonder.
De onroerende goederen zijn de van nature onverplaatsbare goederen (gronden, gebouwen,...), MET inbegrip van
• de onroerende goederen door bestemming;
• de onlichamelijke onroerende goederen, zijnde de zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht, die aan hun titularis eenzelfde gebruiksrecht als een eigenaar toekennen. Het betreft hier het vruchtgebruik, recht van erfpacht, het recht van opstal; rechten die aan de titularis van het recht een economisch gebruiksrecht verlenen. Indien men nu dergelijke rechten overdraagt, wordt het economisch gebruiksrecht van de goederen overgedragen en doet men alsof de goederen zelf worden overgedragen.
De eigendomsoverdracht en de vestiging of overdracht van zakelijke rechten op onroerende goederen wordt evenwel in de meeste gevallen van BTW vrijgesteld wegens art.44 W.BTW.
Met betrekking tot de onroerende lichamelijke goederen worden in feite enkel de nieuwe gebouwen beoogd. Voor de toepassing van de BTW is een gebouw nieuw tot 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming. Na deze termijn verliest het gebouw voor de toepassing van de BTW definitief zijn karakter van "nieuw" gebouw.
3.1.1.2
Levering
Art.10 W.BTW bepaalt wat er onder een levering moet worden verstaan.
Art.10 §1: "Als een levering van een goed wordt beschouwd de overdracht of de overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Er wordt ONDER
MEER het feit bedoeld waarbij een goed ter beschikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld ingevolge een contract tot overdracht of aanwijzing."
Strikt genomen is de overdracht van de juridische eigendom dus niet vereist zolang de medecontractant maar kan beschikken over het goed alsof hij ook juridisch de eigenaar was. Met andere woorden: de levering wordt de macht om als een eigenaar over een lichamelijk goed te beschikken, zelfs zonder juridische eigendomsoverdracht van het goed.
Verder wordt in art.10 §1 bepaald dat onder meer bedoeld wordt: een CONTRACT TOT OVERDRACHT OF AANWIJZING.
De overdracht kan volgende vormen aannemen:
1. De koop-verkoop: de eigendom van een goed wordt aan een andere persoon overgedragen tegen een prijs die in geld betaalbaar is.
Let hierbij op de bijzondere modaliteiten waarin een verkoop kan plaatsvinden:
verkoop onder ontbindende voorwaarde: een dergelijke verkoop gaat teniet bij het zich voordoen van een toekomstige en onzekere gebeurtenis. Een dergelijke verkoop is volmaakt van bij het afsluiten ervan en is in beginsel belastbaar bij de levering. Indien de toekomstige en onzekere gebeurtenis zich voordoet, wordt de verkoop met terugwerkende kracht vernietigd. In deze situatie is de geheven BTW onder bepaalde voorwaarden voor teruggave vatbaar.
verkoop onder opschortende voorwaarde: de verkoop onder opschortende voorwaarde is een verkoop die slechts tot stand komt zo zich een toekomstige en onzekere gebeurtenis voordoet. Een dergelijk contract is slechts belastbaar bij de vervulling van de voorwaarde, dit voor zover de levering plaatsvindt. Voorbeelden hiervan zijn de verkoop op proef, de consignatieverkoop, de verkoop onder voorwaarde van de verkrijging van een financiering,...
De verkoop op afbetaling: bij dergelijke verkopen zijn de partijen overeengekomen de eigendomsoverdracht uit te stellen tot bij de laatste betaling. De verkoop op afbetaling is van bij de levering belastbaar zonder de eigenlijke eigendomsoverdracht af te wachten. Men mag dit niet verwarren met een verhuur met optie tot aankoop, ook wel leasing genoemd.
2. De ruil: in geval van ruil zal de BTW op elke overdracht verschuldigd zijn; dus behelst dit twee wederzijdse overdrachten die ieder afzonderlijk worden belast.
3. De inbreng in een vennootschap van een goed is een belastbaar contract van overdracht (uitzondering: art. 11 W.BTW: zie later).
Met aanwijzing wordt het volgende bedoeld: een contract tot aanwijzing moet gezien worden als een handeling die gesteld wordt om uit onverdeeldheid te treden.
In hetgeen hierna volgt komt het volgende aan bod:
1. Uitbreiding van het begrip levering: in het W.BTW worden een aantal handelingen bepaald die als levering moeten beschouwd worden, daar ze soms niet onder de algemene definitie van art.10 §1 ressorteren.
2. Beperking van het begrip levering: alhoewel ze onder de algemene definitie van art.10 §1 ressorteren, worden bepaalde handelingen niet als een levering aanzien.
3.1.1.2.1 Uitbreiding van het begrip levering
Art.10 §2: "Worden eveneens als leveringen in de zin van §1 beschouwd:
de eigendomsoverdracht van een goed ingevolge een vordering door of namens de overheid en, meer algemeen, ingevolge een wet, een decreet, een ordonnantie, een besluit of een administratieve verordening;
Art.10 §2 W.BTW noemt men OVERHEIDSBESLAG. Ondanks het feit dat er geen sprake kan zijn van een contract, moet de handeling toch als een levering gezien worden.
Voorbeeld: een beroepsoprichter ondergaat de opeising van een nieuw gebouw (b.v. door onteigening).
In hoofde van de beroepsoprichter is over de door de overheid toegekende vergoeding BTW verschuldigd.
Art.10 §3: "De afgifte van een goed als verbruiklening en de teruggaaf ingevolge een zodanige lening wordt ook als een levering in de zin van §1, onder bezwarende titel, beschouwd.”
De VERBRUIKLENING is een overeenkomst met betrekking tot goederen die bij het eerste gebruik verbruikt worden. De uitlener geeft ze aan de lener, die gelijkaardige goederen, evenveel en van dezelfde kwaliteit, moet teruggeven. In werkelijkheid wordt de lener eigenaar van de goederen op het
tijdstip waarop hij deze ontvangt. Zoals reeds gesteld, moet de lener bij het einde van de verbruiklening gelijkaardige goederen teruggeven. In hoofde van de partij die de hoedanigheid van belastingplichtige heeft, maakt dergelijke overeenkomst de BTW verschuldigd, zowel bij de overhandiging door de uitlener als bij de teruggaaf door de lener.
Voorbeeld: teneinde zijn confrater B te helpen overhandigt restauranthouder A hem 50 flessen wijn, waarbij B later evenveel flessen van dezelfde kwaliteit moet teruggeven. Men onderkent twee belastbare leveringen: de eerste bij de overhandiging van A aan B: de BTW is verschuldigd in hoofde van A; de tweede bij de teruggave van B aan A: de BTW is verschuldigd in hoofde van B.
Art.12 W.BTW vermeldt ook nog een aantal zaken die met een levering worden gelijkgesteld. Het zijn de onttrekking en de ingebruikneming.
Art.12 §1 1 : "Het door een belastingplichtige aan zijn bedrijf onttrekken van een roerend goed voor zijn privé-doeleinden of voor de privé-doeleinden van zijn personeel en, meer algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit, wanneer voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan."
Door het aftrekmechanisme zijn deze goederen geheel of gedeeltelijk belastingschoon. De goederen die de betrokkene onttrekt komen in het eindverbruik en moeten dus aan de belasting worden onderworpen. Daarom wordt de onttrekking met een levering gelijkgesteld, waardoor de BTW verschuldigd wordt.
Ontleding van de verschillende elementen:
• onttrekking: de handeling die erin bestaat, los van ieder contract onder bezwarende titel, een goed te nemen;
• door een belastingplichtige: de handeling moet gesteld worden door een belastingplichtige;
• van een roerend goed: alle roerende goederen worden beoogd (handelsgoederen, bedrijfsmiddelen,...); daarentegen vallen dienstverrichtingen, gebouwen en andere onroerende goederen niet onder de toepassing van deze bepaling;
• aan zijn bedrijf: het doel is goederen aan de BTW te onderwerpen die voor het privé-verbruik worden bestemd, daar waar zij, in beginsel, dankzij de aftrekregeling, vrij van BTW zijn.
Het is verder vereist dat goederen MET TOEPASSING van de BTW werden aangekocht en dat zij voor de economische activiteit van de belastingplichtige werden bestemd. Hierdoor was de belastingplichtige in de mogelijkheid de BTW geheel of gedeeltelijk in aftrek te brengen.
Art.12 §1 2 : "Het door een belastingplichtige aan zijn bedrijf onttrekken van een goed om het om niet te verstrekken, wanneer voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan; de onttrekkingen verricht voor het verstrekken van handelsmonsters of handelsgeschenken van geringe waarde worden evenwel niet bedoeld;..."
De overdracht om niet van een goed is aan de BTW onderworpen. Drie overdrachten om niet worden niet belast:
a. handelsmonsters en handelsgeschenken van geringe waarde (< 50 euro)
b. voedseloverschotten geschonken aan voedselbanken, overheden en erkende instellingen
c. schenken van andere levensnoodzakelijke goederen dan voedingsmiddelen
Art. 12 §1 3 : "De ingebruikneming door een belastingplichtige, als bedrijfsmiddel, van een goed dat hij anders dan als bedrijfsmiddel heeft opgericht, heeft laten oprichten, heeft vervaardigd, heeft laten vervaardigen, heeft verkregen of.... wanneer voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan."
Een belastingplichtige heeft recht op aftrek van de voorbelasting die de aankoop of vervaardiging van koopwaar bezwaart. Van zodra de koopwaar, dankzij de bestemmingswijziging, een bedrijfsmiddel wordt, is de BTW verschuldigd. IN DE MATE WAARIN HET BEDRIJFSMIDDEL GEBRUIKT WORDT VOOR DE
ECONOMISCHE ACTIVITEIT DIE AAN DE BTW ONDERWORPEN IS, IS DEZE BTW AFTREKBAAR. In vele gevallen komt het voorgaande neer op een nuloperatie vermits de belastingplichtige enerzijds de BTW verschuldigd is (wegens de ingebruikneming), maar anderzijds de BTW ook in aftrek kan brengen.
Waarom dan deze nuloperatie? Alhoewel het gaat om een nuloperatie wordt door de verwerking, koopwaar ondergebracht bij de bedrijfsmiddelen, waardoor het goed onderworpen wordt aan de vijf- of vijftienjarige herziening die eigen is aan de bedrijfsmiddelen. Inderdaad, de aftrek van BTW geheven van een bedrijfsmiddel is niet als definitief te beschouwen, die is onderworpen aan een toezicht over een periode van vijf of vijftien jaar.
Art.12 §1 4 : "De ingebruikneming door een belastingplichtige, anders dan als bedrijfsmiddel, van een door hem vervaardigd roerend goed, voor het verrichten van handelingen waarvoor geen volledige aanspraak op aftrek van de belasting bestaat, wanneer voor de bestanddelen van dat goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan."
Deze bepaling bevat drie essentiële kenmerken:
-de vervaardiging (met uitsluiting van de gewone aankoop);
-het gebruik van het zelf vervaardigd goed anders dan als bedrijfsmiddel (bij gebruik als bedrijfsmiddel:
art.12 §1 3);
-het gebruik voor handelingen die geheel of gedeeltelijk aftrek van de BTW uitsluiten.
Art.12 §1 5 : "Het onder zich hebben van een goed door een belastingplichtige of zijn rechthebbenden ingeval hij de uitoefening van zijn economische acitiviteit beëindigt, wanneer voor dat goed of de bestanddelen ervan recht op volledige ofgedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;..."
Art. 12 §1 5 heeft tot doel de BTW verschuldigd te maken wanneer een BTW-belastingplichtige zijn activiteit beëindigt en hij nog goederen belastingschoon in zijn bezit heeft. Voorbeeld: naar aanleiding van de stopzetting van zijn handelszaak, behoudt de handelaar een deel van de niet verkochte stocks.
Art.11 W.BTW mag echter niet uit het oog worden verloren (zie later).
Art.12 §2 en art.12 bis zijn ook met leveringen gelijkgestelde handelingen en komen later aan bod.
Boekhoudkundige verwerking: de belastingplichtige moet, op basis van een interne factuur, een inschrijving doen in het verkoopboek (boek van de uitgaande facturen). Hierbij zullen de onttrokken goederen tegen kostprijs of aanschaffingsprijs gewaardeerd worden, rekening houdend met de staat waarin het goed zich bevindt op het tijdstip van de onttrekking.
De op de interne factuur vermelde BTW is een verschuldigde BTW, die tot doel heeft de eerder uitgeoefende aftrek van de voorbelasting te neutraliseren. Als de onttrokken goederen als bedrijfsmiddel in dienst genomen worden (art.12 §1 3 en 4°), moet er ook een inschrijving in het boek van de inkomende facturen gedaan worden. Betreffende BTW is dan eveneens aftrekbaar.
3.1.1.2.2 Beperking van het begrip levering
Art.11: "Als levering wordt NIET beschouwd de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling, onder bezwarende titel of om niet, bij wege van inbreng in een vennootschap of anderszins, wanneer de overnemer een belastingplichtige is die de belasting, indien ze ingevolge de overdracht zou verschuldigd zijn, geheel of gedeeltelijk zou kunnen aftrekken. In dat geval wordt de overnemer geacht de persoon van de overdrager voort te zetten."
Begrippen:
Een algemeenheid van goederen: in beginsel moest de overdracht slaan op alle goederen die deel uitmaken van het handelsfonds (zowel de activa als de passiva). Art. 11 W.BTW is echter ook mogelijk als de overgever sommige activa behoudt: zolang als dat het de overnemer maar niet stoort in de uitbouw van zijn economische activiteit. Gekeken moet worden naar de aanwezigheid van essentiële bestanddelen, die een autonome bedrijfsvoering bij de overnemer moeten mogelijk maken.
Een bedrijfsafdeling: men spreekt van overdracht van bedrijfsafdeling als dit betrekking heeft op het geheel van de goederen die in een afdeling van een onderneming geïnvesteerd werden, waarbij verder vereist is dat deze afdeling technisch gesproken een onafhankelijk geheel vormt dat zelfstandig kan werken.
Deze wettelijke bepaling brengt twee belangrijke gevolgen met zich mee:
1. de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling valt buiten de werkingssfeer van de BTW.
2. de overnemer wordt, krachtens de wettelijke fictie, geacht de persoon van de overdrager voort te zetten, hij treedt in diens rechten en plichten. Men gaat er als het ware van uit dat er voor de toepassing van de BTW niets gebeurd is, de overnemer wordt vereenzelvigd met de overdrager, het is alsof er geen overdracht heeft plaatsgevonden.
Ter verrechtvaardiging van het feit dat geen BTW werd aangerekend moet er een ‘stuk’ worden uitgereikt. Ook de BTW-aangifte moet worden ingevuld: de overdrager vult rooster 00 in; de overnemer de roosters 81, 82 of 83.
3.1.1.3 Onder bezwarende titel
Het kenmerk "bezwarende titel" houdt in dat iedere medecontractant (klant) gehouden is tot een tegenprestatie. De aard van deze tegenprestatie (som geld, uitvoering van een werk, overdracht van een ander goed,...) is zonder enig belang. Voorbeeld: een verkoopcontract met betrekking tot een T.V.toestel. De verkoper moet de eigendom van het toestel overdragen (dit is zijn prestatie) en de koper moet de prijs betalen (dit is zijn tegenprestatie).
In de regel zijn overdrachten OM NIET, zoals schenkingen, niet aan de BTW onderworpen. Stippen we evenwel aan dat sommige handelingen om niet met belastbare leveringen worden gelijkgesteld (zie
3.1.1.2.1: uitbreiding van het begrip levering).
3.1.1.4 Plaats van de levering: België
De levering van een goed is slechts belastbaar met Belgische BTW indien ze IN BELGIE plaatsvindt (art.2 W.BTW). De plaats van de levering wordt behandeld in art.14(bis) W.BTW: zie schema hieronder.
Criterium
Geen vervoer is overeengekomen
Vervoer door/voor rekening van de leverancier of afnemer
Vervoer van goederen van buiten EU naar lidstaat met invoer door de leverancier
Montage, installatie door/voor rekening van leverancier
Levering gas/elektriciteit aan:
• belastingplichtige wederverkoper
• iemand anders
Levering tijdens intracommunautair passagiersvervoer
Plaats van de levering
Plaats waar het goed ter beschikking wordt gesteld
Plaats van aanvang goederentransport
Plaats van invoer
Plaats waar montage of installatie plaatsvindt
• vestigingsplaats wederverkoper
• plaats waar verbruik plaatsvindt
Plaats aanvang passagiersvervoer
Het weze opgemerkt dat er nog andere regels bestaan bij invoer en intracommunautaire handelingen, waarop hier niet verder wordt ingegaan.
3.1.1.5 Een belastingplichtige die als zodanig handelt
De laatste voorwaarde waaraan moet voldaan zijn opdat een levering zou belastbaar zijn, is dat de handeling moet gesteld worden door een belastingplichtige die als zodanig handelt.
Wie BTW-belastingplichtige is werd behandeld in hoofdstuk 2; verder nog melden dat die BTWbelastingplichtige moet handelen in het kader van zijn economische activiteit. Dit betekent dat wanneer een bakker bijvoorbeeld een T.V.-toestel verkoopt, men niet kan spreken van een belastbare handeling, daar hij niet handelt in het kader van zijn economische activiteit.
3.1.2 Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid van de BTW
Het bepalen van het tijdstip van de levering (= belastbaar feit) is van groot belang omdat het tijdstip van de levering bepaalt wanneer de BTW opeisbaar is. De opeisbaarheid van de BTW is op haar beurt bepalend voor:
• het toepasselijk BTW-tarief of BTW-stelsel, indien het tarief of stelsel wijzigt
• het tijdstip waarop de BTW moet voldaan worden
• de termijn waarbinnen een factuur moet uitgereikt worden
• het tijdstip waarop het recht op aftrek ontstaat
• de verjaringstermijn van de fiscus om de BTW te vorderen
OP WELK TIJDSTIP vindt nu de levering van een goed plaats? Het tijdstip van de levering wordt behandeld in art.16 W.BTW.
Schematisch:
Criterium
Geen vervoer is overeengekomen
Koper is reeds vooraf in bezit
Verkoper blijft achteraf in bezit
Vervoer door/voor rekening van de leverancier
Installatie van goederen door of voor rekening van de leverancier
Doorlopende leveringen met opeenvolgende afrekeningen, andere dan huurkoop of koop op afbetaling
Doorlopende vrijgestelde IC-leveringen over meer dan één kalendermaand
Levering nieuwe gebouwen
Tijdstip
Ogenblik van de beschikkingstelling
Tijdstip waarop het contract uitwerking heeft
Ogenblik van de aankomst van de goederen
Tijdstip waarop de werkzaamheden voltooid zijn
Tijdstip waarop een periode afsluit, waarop een afrekening of betaling betrekking heeft
Uiterlijk einde van elke maand tot de leveringen worden beëindigd
Uiterlijk bij het verstrijken van de BTW-termijn
DE BTW WORDT IN PRINCIPE OPEISBAAR OP HET TIJDSTIP VAN DE LEVERING, met name op het ogenblik waarop de verkrijger van het goed kan beschikken als eigenaar.
Er zijn echter een aantal afwijkingen:
• Voor leveringen van goederen wordt de BTW opeisbaar over het gefactureerde bedrag op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt, ongeacht of de uitreiking van de factuur plaatsvindt vóór of na het tijdstip waarop de levering wordt verricht. Deze bepaling geldt ook voor voorschotfacturen.
• De BTW wordt in elk geval opeisbaar op de 15e dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden wanneer geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum.
• Wanneer de prijs of een deel ervan wordt ontvangen vooraleer de factuur is uitgereikt en voordat de levering heeft plaatsgevonden, dan wordt de BTW evenwel opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen.
• Voor leveringen van (roerende) goederen door belastingplichtigen aan particulieren (niet-BTWbelastingplichtigen), waarbij geen factuur moet worden uitgereikt (bv. leveringen door kleinhandelaars) wordt de BTW opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen.
• Voor verkopen van roerende goederen aan publiekrechtelijke lichamen: de BTW wordt pas opeisbaar op het tijdstip waarop de betaling of een deel ervan wordt ontvangen.
• Voor intracommunautaire leveringen: zie later.
3.1.3 Samenvatting:
LEVERING VAN GOEDEREN
1. Is er Belgische BTW verschuldigd?
De Belgische BTW wordt opeisbaar (verschuldigd) als: -een BTW-belastingplichtige die als zodanig handelt -goederen -levert -onder bezwarende titel -in België
2. Wanneer is de BTW verschuldigd?
Tijdstip van opeisbaarheid van de BTW: -algemene regel: op tijdstip van de levering -opgelet: afwijkingen
3. Wie is de BTW verschuldigd (= wie is schuldenaar van de BTW)?
Dat is doorgaans diegene die de belastbare handeling (= levering) verricht, de leverancier dus. In bepaalde gevallen wordt daarvan afgeweken en is de medecontractant verantwoordelijk voor het voldoen van de BTW. Voorlopig wordt daar niet op ingegaan.
3.2 VERRICHTEN VAN DIENSTEN
3.2.1
Inleiding
Opdat de Belgische BTW zou verschuldigd zijn ter zake van een dienstverrichting moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:
1) de dienstverrichter moet een BTW-belastingplichtige zijn die als zodanig handelt
2) de dienst, verricht onder bezwarende titel, moet plaatsvinden in België
Wat verstaat het Wetboek onder "dienst". Dit wordt bepaalt in
Art.18 §1: "Als een dienst wordt beschouwd, elke handeling die geen levering van een goed is in de zin van dit Wetboek. ...".
Dit betekent dus dat alles wat geen levering is, als een dienst moet beschouwd worden. Om te voorkomen dat verzekeringsactiviteiten, kansspelen,... effectief met BTW belast worden, worden deze activiteiten opgenomen in de vrijgestelde handelingen van art.44 W.BTW. Het zal bijgevolg gaan om handelingen die in beginsel binnen het toepassingsgebied van de BTW vallen, maar die een vrijgestelde activiteit uitmaken, wat betekent dat er dus geen BTW verschuldigd is.
3.2.2 Diensten
3.2.2.1 Art. 18 §1
Art.18 §1 W.BTW somt een aantal handelingen op die in ieder geval als diensten moeten worden beschouwd. Het spreekt vanzelf dat het hier niet om een exhaustieve opsomming gaat.
In hetgeen nu volgt overlopen we de handelingen die in art.18 §1 staan opgesomd, en die zeker als diensten moeten worden beschouwd.
Als een dienst wordt onder meer beschouwd, de uitvoering van een contract dat tot voorwerp heeft: 1. Een materieel of intellectueel werk waaronder ook het maakloonwerk. Met materieel of intellectueel werk wordt o.a. bedoeld:
-het onderhouden, het herstellen, het reinigen en de omvorming van roerende goederen en meer algemeen: ieder werk dat aan een roerend goed wordt verricht;
-werk in onroerende staat (WIOS): het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het
meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt;
-intellectuele werkzaamheden van architecten, ingenieurs, scheikundigen, landmeter-schatters van onroerende goederen, boekhouders, accountants, fiscale raadgevers,...;
-werkzaamheden van reclame via dagbladen, radio, televisie, films, tijdschriften, affiches, folders,...;
-vervoer van goederen en personen;
-de diensten van persoonsverzorging, verricht door kappers, manicures, schoonheidsspecialisten, pedicures, voedingsspecialisten,...;
Onder maakloonwerk wordt verstaan, het vervaardigen of samenstellen van een roerend goed door een opdrachtnemer door middel van materialen en voorwerpen die daartoe door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn verstrekt, ongeacht of de opdrachtnemer al dan niet een deel van de gebruikte materialen heeft verstrekt.
2. De terbeschikkingstelling van personeel: bedoeld wordt de situatie waarbij iemand zijn werklieden tijdelijk, tegen vergoeding, ter beschikking stelt van iemand anders (zijn klant), om onder diens gezag, leiding of toezicht, werkzaamheden van materiële of intellectuele aard te verrichten.
3. De lastgeving: onder lastgeving moet worden verstaan het contract waarbij iemand (de lastgever) een andere persoon (de lasthebber) belast met het verrichten van een rechtshandeling in naam en voor rekening van de lastgever. Het speelt geen enkele rol of de rechtshandeling waarbij de lasthebber tussenkomt al dan niet aan de BTW is onderworpen.
4. Het genot van een ander dan in art.9 W.BTW, tweede lid, bedoeld goed: wordt hiermee bedoeld: de verhuur van lichamelijke roerende goederen, alsmede de overdracht van of het verlenen van rechten op het genot van die goederen.
5. De overdracht van een cliënteel of het verlenen van rechten op een cliënteel alsook de verbintenis een beroepswerkzaamheid niet uit te oefenen. Wanneer de overdracht van de cliënteel plaatsvindt in het kader van een overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling, mag het bestaan van art.11 W.BTW niet uit het oog verloren worden.
6. De overdracht van of het verlenen van rechten op een verkoop- of inkoopmonopolie alsook de overdracht van of het verlenen van al dan niet exclusieve rechten op het recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen;
Er is sprake van een inkoopmonopolie, wanneer in een overeenkomst door een persoon (de klant) de verbintenis wordt aangegaan om zich uitsluitend te bevoorraden bij een andere persoon (de leverancier). Indien diegene die de verbintenis aangaat om uitsluitend bij een andere welbepaalde persoon te kopen een vergoeding ontvangt, is deze aan de BTW onderworpen.
Wanneer een persoon (de leverancier) de alleenverkoop van zijn producten toekent aan een andere persoon (de klant) heeft men een verkoopmonopolie. Indien de leverancier een vergoeding ontvangt voor zijn verbintenis om alleen te leveren aan een bepaalde verdeler, is deze vergoeding aan de BTW onderworpen.
De overdracht van of het verlenen van al dan niet exclusieve rechten op het recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen: essentieel kunnen er zich drie verschillende situaties voordoen:
-het recht om een handelsinrichting of andere inrichting te exploiteren;
-het recht om een beroepswerkzaamheid uit te oefenen binnen een handelscomplex of een andere inrichting;
-het recht om een beroepswerkzaamheid uit te oefenen gedurende het verloop van “een feest”.
7. De overdracht van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een auteursrecht, een industrietekening, een industriemodel of andere soortgelijke rechten, of het verlenen van licenties inzake deze rechten: de wet kent voor een welbepaalde duur exclusieve rechten toe aan de kunstenaar (over zijn werk), aan de uitvinder (over zijn uitvinding),... Deze rechten worden gewoonlijk intellectuele rechten genoemd. De titularissen van dergelijke rechten kunnen er voordeel uithalen, ofwel door de eigendom van die intellectuele rechten over te dragen (overdracht) ofwel door het tijdelijk genot van die intellectuele rechten te verlenen (verlenen van licenties).
Dergelijke handelingen zijn in de regel aan de BTW onderworpen.
8. De terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen: onder rijtuigen wordt verstaan: ieder voertuig voor personen- of goederenvervoer langs de weg, alsmede aanhangwagens daarvoor, te weten: personenauto's, vrachtwagens, autobussen, kampeerwagens, motorrijwielen, fietsen,.... Evenwel zijn er een aantal vrijgestelde verhuringen:
• de verhuring van een garage die verbonden is aan een andere vrijgestelde onroerende verhuur
• de parkeermeters of -automaten langs de openbare weg
• kleine ondernemers met een jaaromzet onder 25.000 euro
9. De terbeschikkingstelling van ruimten die voor meer dan 50% gebruikt wordt voor het opslaan van goederen, op voorwaarde dat die ruimten niet voor meer dan 10% worden aangewend als verkoopsruimte: bedoeld wordt hier de handeling waarbij een persoon, die over bergruimte beschikt, deze tegen vergoeding ter beschikking stelt van een andere persoon om er goederen op te slaan, met of zonder de verplichting de goederen te bewaken; voorbeelden hiervan zijn entrepots, magazijnen, loodsen, silo’s, tanks, koelkamers,...
Ook hier zijn er een aantal vrijstellingen:
• onroerende verhuur: er is sprake van onroerende verhuur van zodra de ruimte die niet als opslagplaats ( → verkoopruimte) wordt gebruikt, groter is dan 10%
• de verhuur die verbonden is aan een andere vrijgestelde onroerende verhuur
• kleine ondernemers met een jaaromzet onder 25.000 euro
10. Het verschaffen van gemeubelde logies alsook de terbeschikkingstelling van plaats om te kamperen.
Hierbij mogen de bijzondere gevallen niet uit het oog worden verloren zoals o.a.: studentenkamers, de verhuur van gemeubileerde huizen, appartementen of kamers, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, erkende bejaardentehuizen, kinderkribbes, erkende jeugdbeschermingstehuizen, internaten.
11. Het verschaffen van spijs en drank in restaurants en cafés en, meer algemeen, in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse: er is sprake van een verschaffing voor verbruik ter plaatse als de spijzen en dranken worden opgediend in een daarvoor ingerichte plaats of zelfs wanneer de voorwerpen die voor het verbruik ter plaatse nodig zijn (borden, bestek, glazen,…) aan de verbruikers worden verschaft.
Als de spijzen en dranken door de klant worden meegenomen, spreekt men over een levering i.p.v. over een dienst. Naargelang het een dienst is, dan wel een levering zijn er andere BTW-percentages van toepassing (bij bv. frituren en traiteurs).
Ook hier aandacht voor de bijzondere gevallen zoals: drankautomaten, traiteurs, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, internaten,....
12. De toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak, alsmede de toekenning van het recht er gebruik van te maken: als inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak kunnen onder meer worden aangemerkt: sportstadions, bioscopen, golfterreinen, wielerbanen, amusements- en dierenparken, theaterzalen, musea, zwembaden,....
De toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak, alsmede de toekenning van het recht gebruik ervan te maken zijn van de BTW vrijgesteld in de volgende gevallen:
-wanneer ze worden verleend door de exploitant van een sportinrichting aan personen die er aan sport doen, wanneer die exploitanten en inrichtingen instellingen zijn die geen winstoogmerk hebben en zij de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan;
-wanneer ze aan de bezoekers worden verleend door de exploitanten van musea, monumenten, planten- en dierentuinen, wanneer die exploitanten instellingen zijn die geen winstoogmerk hebben en zij de ontvangsten uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan;
-wanneer ze verleend worden door erkende organisatoren van toneel-, ballet-, of filmvoorstellingen,....mits de inkomsten dienen tot dekking van de kosten.
13. De bank- en financiële verrichtingen: alhoewel de meeste bankverrichtingen vrijgesteld zijn op basis van art. 44, worden er ingevolge art. 18 §1, 13 een aantal belastbaar. Dat is o.a. het geval voor de verhuring van safes, de invordering van schuldvorderingen, vermogensbeheer, leveringen van goud (1%), juridisch-, bedrijfseconomisch- en fiscaal advies,...
14. De verrichtingen van radio- en televisiedistributiebedrijven en van telecommunicatiebedrijven: onder verrichtingen inzake telecommunicatie moet worden verstaan de diensten inzake telefonie, telegrafie en telex, daarin begrepen de verhuur van de apparaten die noodzakelijk zijn voor het overbrengen en het ontvangen van berichten; met verrichtingen inzake radiodistributie en teledistributie worden de diensten bedoeld die worden verleend door de bedrijven die zorgen voor het overbrengen naar de woningen van radio- of televisieuitzendingen door middel van kabels.
15. De toekenning van het recht van toegang tot verkeerswegen en tot erbij behorende kunstwerken, alsmede de toekenning van het recht gebruik ervan te maken: bedoeld wordt hier om de eventueel gevraagde vergoedingen voor het gebruik van autosnelwegen, bruggen, tunnels,... te onderwerpen aan de BTW.
16. Langs elektronische weg verrichtte diensten (e-commerce)
Voorbeelden: on-line levering van software en updates, downloaden van muziek, films,... ; webhosting; bepaalde vormen van afstandsonderwijs, on-line veiling (eBay,…).
Opgelet: een aankoop van een goed via internet, gevolgd door een fysische levering is een levering en geen dienst: bv. de levering van een papieren krant is aan het nultarief onderworpen , terwijl de elektronische versie onderworpen is aan 21%.
3.2.2.2 Uitbreiding van het begrip diensten
Net zoals voor de leveringen van goederen, stelt het Wetboek een aantal situaties gelijk met diensten:
Art.18 §2: "Wordt eveneens als een dienst beschouwd de uitvoering van een in §1 bedoelde handeling (zie 3.2.2.1) ingevolge een vordering door of namens de overheid en, meer algemeen, ingevolge een wet, decreet, een ordonnantie, een besluit of een administratieve verordening."
De BTW is verschuldigd wanneer een dergelijke handeling wordt verricht door een BTWbelastingplichtige. Dergelijke handelingen berusten niet op een contract, doch worden door de wetgever op een uitdrukkelijke wijze als belastbaar aangeduid.
Voorbeelden: een gerechtelijke expertise, autokeuring door de automobielinspectie, diensten van bedrijfsrevisoren, diensten van beëdigde tolken met een gerechtelijke opdracht;...
Art.19 §1 "Met een dienst verricht onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld, het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed ander dan dat bedoeld in art. 45 §1 quinquies, voor privé-doeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit.... “
Art. 19 §2: "Met een dienst verricht onder bezwarende titel wordt eveneens gelijkgesteld, de uitvoering door een belastingplichtige van een werk in onroerende staat:
1° voor de doeleinden van zijn economische activiteit, wanneer, ingeval dergelijk werk wordt verricht door een andere belastingplichtige, hij geen volledig recht op aftrek van de belasting zou hebben
2° om niet, voor zijn privédoeleinden of deze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit
In afwijking van het eerste lid 1°, wordt het werk dat bestaat in de oprichting van een gebouw door een in art. 12 §2 bedoelde belastingplichtige, alsook het herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk niet gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel”.
De behandeling van artikel 19 komt in deze cursus niet aan bod.
3.2.2.3 Beperking van het begrip diensten
Art.18 §3 W.BTW vermeldt dat op de diensten begrepen in de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling (art.11 W.BTW) geen BTW verschuldigd is.
De vrijgestelde inbreng van een algemeenheid van goederen veronderstelt inzake diensten dat op zijn minst het cliënteel wordt overgedragen (art.18 §1 5 W.BTW). Dergelijke inbreng wordt bij wijze van art.18 §3 W.BTW expliciet vrijgesteld, door ze als een niet-belastbare dienst aan te merken.
3.2.3
Plaats van de dienst: België
Een dienst is slechts aan de BTW onderworpen wanneer hij in België plaatsvindt. Sedert 01/01/2010 is er een nieuwe regeling van toepassing voor het bepalen van de plaats van de dienst.
Basisregels:
• B2B: lidstaat waar de afnemer van de dienst gevestigd is (art. 21 W.BTW)
• B2C: lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd (art. 21 bis W.BTW)
Er zijn echter heel wat afwijkende regels: zie schema’s.
B2B: Business to Business
Om te kunnen spreken over een situatie B2B moet de ontvanger van de dienst een belastingplichtige zijn. Onder de noemer van belastingplichtige valt:
• De gewone (forfaitaire) belastingplichtige met aftrekrecht
• De kleine ondernemer (jaaromzet < 25.000 euro)
• De vrijgestelde BTW-belastingplichtige
• De bijzondere (forfaitaire) landbouwer
• De niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is
• De gemengde en gedeeltelijk belastingplichtige
• Elke andere BTW-belastingplichtige die een andere bijzondere regeling geniet
Voorbeelden:
• Een Franse onderneming promoot in België haar producten via reclamespots op de Vlaamse commerciële TV: plaats dienst = vestigingsplaats afnemer = Frankrijk
• Een Belgisch modehuis sluit een contract af met een Tunesisch confectieatelier voor de productie van een bepaalde collectie: plaats dienst = vestigingsplaats afnemer = België
Er zijn ook afwijkende localisatiecriteria. Onder andere voor:
1. Diensten m.b.t. onroerende goederen
2. Personenvervoer
3. Verlenen van toegangsrecht tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten
4. Restaurant- en cateringdiensten
5. Restaurant- en cateringdiensten op een schip, vliegtuig of trein
6. Kortlopende verhuring van vervoermiddelen
B2C: Business to Consumer
Als de afnemer van de dienst geen belastingplichtige is, dan gelden andere regels en afwijkingen
Voorbeelden (oefeningen)
• Een Nederlands architect tekent een plan van een huis dat in Brasschaat (België) ten behoeve van de familie Kuypers (Nederlanders) zal gebouwd worden
• Een autoverhuringsbedrijf uit Brussel verhuurt een kampeerwagen voor een periode van 2 maanden aan een Amerikaan voor gebruik in de E.U.
• Verhuring van een personenwagen voor een periode van 5 dagen aan een Amerikaan door een verhuringsbedrijf vanaf de luchthaven van Zaventem.
• Een Frans studiebureau doet een doorlichting van de NMBS
• Een Nederlands transporteur vervoert goederen van Oostende naar Mechelen ten behoeve van een Belgische BVBA.
• Een Belgisch particulier verzendt een antieke kast naar Frankrijk voor restauratie
• Een Nederlands bedrijf (opdrachtgever) sluit met een Belgische dienstverrichter een contract af inzake afvalvernietiging
• Cateringdiensten op een vlucht van SN Airlines van Lissabon naar Brussel
• Via internet krijgt een Belgische particulier toegang tot een film aangereikt door een Nederlands bedrijf
• Een notariskantoor uit Luik least een wagen van een Luxemburgse leasingmaatschappij
3.2.4
Belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid van de BTW
Het belastbaar feit voor diensten vindt normaal plaats op het tijdstip waarop de dienst voltooid is: dit is het geval wanneer de dienstverrichter de verplichtingen is nagekomen die hem door de overeenkomst waren opgelegd; dit is in de praktijk dikwijls het tijdstip waarop het werk contractueel moest zijn beëindigd.
Bij WIOS (ten behoeve van de overheid) vindt het belastbaar feit plaats op het ogenblik waarop de werken (voorlopig) opgeleverd worden. Indien de oplevering niet uitdrukkelijk gebeurt, neemt men aan dat deze plaatsvindt op het einde van de 3e maand na de beëindiging van de werken.
Bij doorlopende diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, wordt de dienst als voltooid beschouwd bij het verstrijken van elke periode waarop de afrekening of betaling betrekking heeft.
Diensten waarvoor de belasting door de afnemer verschuldigd is ingevolge het intracommunautair karakter (B2B) en die doorlopend verricht worden gedurende een periode langer dan één jaar en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode, worden geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de verrichting doorloopt.
DE BTW WORDT IN PRINCIPE OPEISBAAR OP HET TIJDSTIP VAN HET BELASTBAAR FEIT (DE DIENST).
Er zijn echter een aantal afwijkingen:
• Voor de diensten wordt de BTW opeisbaar over het gefactureerde bedrag op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt, ongeacht of de uitreiking van de factuur plaatsvindt vóór of na het tijdstip waarop de dienst wordt verricht. Deze bepaling geldt ook voor voorschotfacturen.
• De BTW wordt in elk geval opeisbaar op de 15e dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden wanneer geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum.
• Wanneer de prijs of een deel ervan wordt ontvangen vooraleer de factuur is uitgereikt en vóór het tijdstip waarop de dienst wordt verricht, wordt de BTW evenwel opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen.
• Voor diensten door belastingplichtigen aan particulieren (niet-BTW-belastingplichtigen), waarbij geen factuur moet worden uitgereikt wordt de BTW opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen.
• Als de afnemer van de dienst een publiekrechtelijke instelling is als bedoeld in art. 6 W.BTW, dan wordt de BTW pas opeisbaar bij ontvangst van de betaling.
• Voor intracommunautaire diensten: ook hier wordt de BTW opeisbaar zodra de dienst verricht is. Indien evenwel vóór datum van uitvoering van de dienst er reeds een betaling plaatsvindt, wordt de BTW over dat bedrag onmiddellijk opeisbaar. Het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt, is hier van geen belang.
3.2.5 Samenvatting: VERRICHTEN VAN DIENSTEN
1. Is er Belgische BTW verschuldigd?
De Belgische BTW wordt opeisbaar (= verschuldigd) als:
-een BTW-belastingplichtige die als zodanig handelt -diensten verricht -onder bezwarende titel -in België
2. Wanneer is de BTW verschuldigd?
Tijdstip van opeisbaarheid van de BTW: -algemene regel: als de dienst verricht (voltooid) is -opgelet: afwijkingen
3. Wie is de BTW verschuldigd (= wie is schuldenaar van de BTW)?
Dat is doorgaans diegene die de belastbare handeling (= dienstverrichting) verricht, de dienstverrichter dus. In bepaalde gevallen wordt daarvan afgeweken en is de medecontractant verantwoordelijk voor het voldoen van de BTW. Dat is bijvoorbeeld het geval voor bepaalde WIOS en voor B2B-situaties waarbij de algemene regel (art. 21 §2 W.BTW) van toepassing is en waarbij de klant en dienstverrichter in verschillende lidstaten zijn gevestigd.
3.3 ONROERENDE GOEDEREN
3.3.1
Inleiding
De onroerende goederen vallen meestal buiten het toepassingsgebied van de BTW; dit wordt bewerkstelligd door art.44 W.BTW.
Art.44 §3 W.BTW bepaalt dat o.a. volgende handelingen zijn vrijgesteld:
1. DE LEVERING VAN UIT HUN AARD ONROERENDE GOEDEREN.
Op dit principe bestaan echter een uitzondering, te weten: DE LEVERING VAN EEN GEBOUW, wanneer ze wordt verricht uiterlijk op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming, door:
1. EEN BEROEPSOPRICHTER: beroepsoprichters zijn natuurlijke of rechtspersonen wiens geregelde werkzaamheid erin bestaat gebouwen op te richten of te laten oprichten of met voldoening van de belasting te verkrijgen om ze, voor, tijdens of na de oprichting, onder bezwarende titel geheel of ten dele te vervreemden.
2. EEN BELASTINGPLICHTIGE DIE GEEN BEROEPSOPRICHTER IS, maar een gebouw, dat hij heeft opgericht, heeft laten oprichten of met voldoening van de belasting heeft verkregen, UITDRUKKELIJK wil vervreemden met BTW.
3. EENIEDER die een gebouw, dat hij heeft opgericht, heeft laten oprichten of met voldoening van de belasting heeft verkregen, UITDRUKKELIJK wil vervreemden met BTW.
2. DE VESTIGINGEN, OVERDRACHTEN EN WEDEROVERDRACHTEN VAN ZAKELIJKE RECHTEN OP UIT HUN AARD ONROERENDE GOEDEREN.
Op dit principe bestaat een uitzondering, te weten: de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van dergelijke zakelijke rechten op gebouwen wanneer ze worden verricht uiterlijk op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming door 1, 2 en 3 zoals in punt 1.
3.3.2 Aard van het onroerend goed en BTW-termijn
In beginsel gebeurt de levering van uit hun aard onroerende goederen en de vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten op onroerende goederen dus zonder BTW, behalve wanneer het gaat om NIEUWE gebouwen (+ grond).
Wanneer is een gebouw nieuw? Opdat de overdracht van een gebouw onder de BTW-regeling zou kunnen vallen, dient te overdracht te gebeuren:
• vóór de oprichting (op plan)
• tijdens de oprichting
• uiterlijk 31/12 van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikname of de eerste inbezitneming
Wanneer een nieuw gebouw verkocht wordt met toepassing van de BTW, moet dan de gehele overdracht met inbegrip van de grond aan de BTW onderworpen worden? Antwoord: ja, als de volgende drie voorwaarden cumulatief vervuld zijn: het gebouw moet verkocht worden onder het BTW-stelsel, zowel de grond als het gebouw moeten door dezelfde persoon worden verkocht en de grond moet gelijktijdig met het gebouw overgedragen worden!
3.3.3 Hoedanigheid van de verkoper
Opdat de levering van een goed zou belastbaar zijn moet ze in de regel gedaan worden door een belastingplichtige.
Ten aanzien van de vervreemding van gebouwen bestaan er twee groepen belastingplichtigen, te weten: a. BEROEPSBOUWERS (= beroepsoprichters)
Zodra iemand geregeld en zelfstandig gebouwen opricht, laat oprichten of met voldoening van de belasting heeft verkregen met de bedoeling ze terug te verkopen, wordt ELK door of voor hem opgericht gebouw of gekocht gebouw geacht te zijn opgericht of gekocht om verkocht te worden. Dat betekent dat de vervreemding van dergelijke gebouwen automatisch aan de BTW wordt onderworpen indien de vervreemding binnen de gestelde termijn plaatsvindt. De BTW die de beroepsoprichter zelf aan zijn leveranciers heeft betaald mag hij
ONMIDDELLIJK EN VOLLEDIG AFTREKKEN in de BTW-aangifte die betrekking heeft op het tijdvak waarin deze goederen en diensten hem werden geleverd of verstrekt!
Heeft een beroepsoprichter van gebouwen een gebouw bij het verstrijken van de BTW-termijn niet onder bezwarende titel vervreemd, is er het onweerlegbaar wettelijk vermoeden dat hij het voor eigen behoeften onttrokken heeft. Hierdoor wordt de BTW verschuldigd op de aankoopprijs of kostprijs (art. 12 §2 W.BTW).
Opmerking: wanneer een beroepsoprichter een nieuw gebouw in gebruik neemt als bedrijfsmiddel dan treedt art. 12 §1 3° in werking: dan wordt de BTW enerzijds verschuldigd wegens het feit dat de handeling gelijkgesteld wordt met een levering, maar anderzijds opnieuw aftrekbaar wegens de ingebruikname als bedrijfsmiddel.
b.
TOEVALLIGE BELASTINGPLICHTIGEN
De mogelijkheid bestaat te opteren voor de belastingplicht bij de vervreemding van een nieuw gebouw, (de vestiging, de overdracht of de wederoverdracht van een zakelijk recht op een nieuw gebouw). Onder de toevallige belastingplichtigen worden dus gerekend: de belastingplichtigen die geen beroepsoprichters zijn en alle andere personen (o.a. particulieren) die toevallig een gebouw hebben opgericht, laten oprichten of hebben verkregen met voldoening van de belasting.
De vraag is nu waarom iemand zal kiezen om als toevallige belastingplichtige behandeld te worden: de reden ligt voor de hand: omdat hij dan de BTW die hij betaald heeft bij de aankoop van materialen en voor de dienstverrichtingen mag in aftrek brengen. LET WEL: dergelijke personen verkrijgen pas de hoedanigheid van belastingplichtige (ten aanzien van die handeling!!) op het tijdstip van vervreemding van het gebouw en alleen ten aanzien van het vervreemde deel ervan. De vervreemding "met BTW" heeft het voordeel dat de vervreemder de BTW-voorbelasting die hij zelf heeft betaald kan recupereren wat een lagere verkoopprijs mogelijk moet maken.
Neem bijvoorbeeld iemand die een gebouw heeft gebouwd voor 200.000 euro plus 42.000 BTW (21%).
Stel dat dit gebouw tegen kostprijs verkocht wordt met toepassing van het registratierecht (dus de verkoper kiest NIET om als belastingplichtige behandeld te worden). Het prijskaartje voor de koper is dan 242.000 plus 12% registratierechten, dat wordt 271.040 (het tarief is 3% i.p.v. 12% voor de aankoop van de enige en eigen gezinswoning)
Stel dat de verkoop MET BTW gebeurt (dus de verkoper kiest WEL om als belastingplichtige behandeld te worden). De verkoper kan dan zijn "input-BTW" (42.000) recupereren. Het prijskaartje voor de koper oogt nu vriendelijker met slechts 200.000 plus 21% BTW of 242.000. Of een verschil van 29.040 euro.
De op de vervreemding verschuldigde BTW moet op een afzonderlijke aangifte worden opgenomen.
Exemplaren van die aangifte zijn op het BTW-controlekantoor te verkrijgen. Van deze verschuldigde
BTW mag, zowel de belasting betaald bij het oprichten van het gebouw, als de belasting betaald voor handelingen die in direct verband staan met de overdracht worden afgetrokken.
De toevallige belastingplichtigen moeten zelf opteren voor het BTW-stelsel. Van de bedoeling om de vervreemding te doen met betaling van de BTW moet worden kennis gegeven aan de overheid (controlekantoor) en de medecontractant (koper).
3.3.4 Gevolgen van de niet-vervreemding binnen de BTW-termijn
De gevolgen zijn verschillend naargelang het gaat om een beroepsoprichter of om een toevallige of vrijwillige belastingplichtige.
a. Beroepsoprichters: dergelijke belastingplichtigen worden geacht het niet vervreemde gebouw aan zichzelf te hebben geleverd op het tijdstip waarop die termijn verstrijkt.
Die nieuwe gebouwen die de hier bedoelde belastinplichtige heeft opgericht, heeft laten oprichten of heeft verkregen met voldoening van de belasting bevinden zich belastingschoon in zijn handen daar hij alle BTW die hij zelf heeft moeten betalen aan zijn leveranciers, heeft mogen in aftrek brengen.
Overeenkomstig art.45 mag de belastingplichtige de voorbelasting maar in aftrek brengen indien hij de desbetreffende goederen en diensten gebruikt voor het verrichten van aan de BTW onderhevige handelingen. Daar het gebouw niet binnen de gestelde termijn vervreemd is, kan de latere vervreemding niet meer belast worden met BTW.
De aftrek van de BTW blijkt achteraf ten onrechte te hebben plaatsgevonden;
Dat geval is geregeld door art.12 §2 van het W.BTW.: op het moment dat de BTW-termijn verstrijkt wordt dit beschouwd als een ONTTREKKING, die gelijkgesteld wordt met een levering onder bezwarende titel, en maakt de BTW verschuldigd.
Voorbeeld: stel dat een beroepsoprichter een gebouw laat oprichten in 2013 met als eerste ingebruikname 2014: gevolg einde BTW-termijn: einde 2016. Als op 31 december 2016 dat gebouw nog niet is vervreemd wordt dit als een onttrekking beschouwd en wordt de BTW verschuldigd. Stel dat hij het gebouw verkoopt in 2017: gevolg: eind 2016 is hij BTW verschuldigd en kan niks in aftrek brengen en de verkoop in 2017 gaat gepaard met het aanrekenen van registratierechten en NIET met BTW.
b. Toevallige belastingplichtige: er is een verschil tussen:
• een BTW-belastingplichtige met recht op aftrek (die geen beroepsoprichter is!) (b.1) en
• de anderen (b.2)
b.1 Een BTW-belastingplichtige (die geen beroepsoprichter is), mag bij de oprichting of aankoop van een nieuw gebouw, de BTW in aftrek brengen volgens het beroepsgebruik van dat gebouw (als bedrijfsmiddel). Verstrijkt de termijn, dan is er geen BTW verschuldigd wegens een onttrekking omdat er van een onttrekking geen sprake is. Er is slechts van een onttrekking sprake als dat gebouw voor privé-doeleinden zou worden gebruikt (bij gebruik voor privé-
doeleinden zou de oorspronkelijk in aftrek gebrachte BTW eventueel moeten worden herzien, doch daarop wordt hier niet verder ingegaan).
b.2 Voor de anderen (BTW-belastingplichtigen zonder aftrekrecht en de niet-BTWbelastingplichtigen) wordt de hoedanigheid van belastingplichtige (wat het vervreemden van nieuwe gebouwen betreft) pas verkregen op het tijdstip van de vervreemding en uitsluitend ten aanzien van het vervreemde goed. Zo ontstaat het recht op aftrek van de voorbelasting maar op het tijdstip van de vervreemding.
De niet vervreemde gebouwen bevinden zich bijgevolg in hun bezit bezwaard met BTW. Er is bijgevolg geen reden om bij het verstrijken van de termijn waarbinnen die gebouwen met betaling van de BTW kunnen worden verkocht, verschuldigde BTW aan te rekenen. Ook hier is er bij het verstrijken van de termijn geen sprake van een onttrekking omdat er nooit ten onrechte BTW werd in aftrek gebracht (voor die gebouwen).
3.3.5 Onroerende verhuur
Art.44 §3 2° W.BTW bepaalt dat het verhuren van onroerende goederen niet aan de BTW is onderworpen.
Nochtans mogen we enkele uitzonderingen niet uit het oog verliezen, zoals:
a) De volgende diensten:
• De terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen;
• De terbeschikkingstelling van ruimten die voor meer dan 50% gebruikt worden voor het opslaan van goederen, op voorwaarde dat die ruimten niet voor meer dan 10% worden aangewend als verkoopsruimte;
• het verschaffen van gemeubelde logies alsook de terbeschikkingstelling van plaats om te kamperen;
• de terbeschikkingstelling van onroerende goederen bij de exploitatie van havens;
• de terbeschikkingstelling van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;
• de terbeschikkingstelling voor andere doeleinden dan bewoning, van uit hun aard onroerende goederen voor een periode van niet meer dan 6 maanden (opgelet: er zijn uitzonderingen).
b) De onroerende financieringshuur (leasing) van gebouwen mits een aantal voorwaarden zijn vervuld.
c) De verhuur van safeloketten
d) De optionele BTW-verhuur (= keuzestelsel): zie verder
Conform artikel 44 §3 van het wetboek BTW is de verhuur van onroerend goed vrijgesteld van BTW. Een aantal specifieke uitzonderingen, die verhuurders verplicht om in een aantal situaties toch BTW aan te rekenen, blijven ook na 1 januari 2019 behouden (zie hierboven: art. 44 §3 2° a), b), c) en d) )
Maar sinds 1 januari 2019 zijn er enkele wijzigingen. Er zijn twee nieuwe stelsels van toepassing inzake btw op onroerende verhuur: een verplicht stelsel en een keuzestelsel
VERPLICHT STELSEL (zie hierboven: art. 44 §3 2° a) 6e puntje W.BTW)
Het verplichte stelsel waarbij voortaan steeds BTW dient aangerekend te worden, is van toepassing op korte termijnverhuur. Het betreft de verhuur voor een periode van maximaal 6 maanden en dit zowel voor gronden als voor gebouwen. Bijvoorbeeld de verhuur van een feestzaal, een conferentiezaal, seminariezalen, pop-up store…
In onderstaande uitzonderingsgevallen blijft de vrijstelling evenwel behouden en is er dus geen btw verschuldigd (tenzij optie voor BTW-heffing; zie keuzestelsel):
• verhuur van onroerende goederen die bestemd zijn voor private bewoning zoals privéwoningen, vakantiewoningen,…
• verhuur aan een natuurlijke persoon die het onroerend goed niet gebruikt voor een economische activiteit;
• verhuur aan organisaties zonder winstoogmerk zoals vzw’s;
• verhuur aan organisaties die het onroerend goed voor sociaal-cultureel vrijgestelde activiteiten gebruiken zoals scholen, musea,… (art. 44 §2 W.BTW).
In een B2B-relatie, dus tussen btw-belastingplichtigen, kan voor nieuwe huurcontracten afgesloten vanaf 1 januari 2019 geopteerd worden voor de toepassing van het keuzestelsel en bijgevolg de verhuur toch aan de BTW onderwerpen worden. De nieuwe regeling heeft als gevolg dat de verhuurder de btw geheven op de oprichting van het gebouw of het gedeelte ervan onmiddellijk in aftrek kan nemen.
Onderstaande drie voorwaarden dienen voldaan te zijn:
1. (Ver)nieuwbouw
Het betreft de verhuur van zogenaamde nieuwe gebouwen: op de eigenlijke werken mag vóór 1 oktober 2018 nooit btw opeisbaar geworden zijn. Er mogen met andere worden nog geen eigenlijke bouwwerkzaamheden uitgevoerd en gefactureerd geweest zijn vóór 1 oktober 2018. Er mogen wel facturen opgemaakt zijn inzake geleverde intellectuele diensten zoals erelonen van de architect, landmeter, …. Eveneens mogen er al afbraakwerken of werken met betrekking tot de grond uitgevoerd zijn vóór 1 oktober 2018. Ook grondige verbouwingswerken sinds 1 oktober 2018, waarbij het gebouw na de werken als nieuw wordt aangemerkt, komen in aanmerking.
2. De huurder is een btw-belastingplichtige
Het keuzestelsel geldt enkel in een B2B situatie, dus niet voor particulieren. De huurder moet het gehuurde gebouw exclusief gebruiken voor zijn economische activiteit en de hoedanigheid van (vrijgestelde) btw-plichtige hebben.
3. Contractueel vastleggen
Zowel de huurder als de verhuurder dienen de optie inzake verhuur met toepassing van btw uitdrukkelijk op te nemen in de huurovereenkomst. Eenmaal gekozen geldt de optie voor de gehele duur van de huurovereenkomst.
SPECIALE REGELING VOOR OPSLAGRUIMTES
Vanaf 1 januari 2019 geldt er een bijzondere regeling voor de logistieke sector inzake de verhuur van opslagruimtes:
• In een B2C relatie: steeds verhuur met btw, de wettelijke uitzondering blijft behouden;
• In een B2B relatie: met btw indien u kiest voor de nieuwe regels, zoniet zonder btw en dit voor zowel alle bestaande als nieuwe opslagruimtes.
Vanaf 1 januari 2019 is de verhuur van opslagruimtes onderworpen aan btw indien ten minste 50% van de ruimte gebruikt wordt voor het opslaan van goederen. Het gedeelte dat niet wordt gebruikt voor opslagdoeleinden als winkel, commerciële ruimte, mag niet meer dan 10% bedragen.