Scania DC12 en DI12 industriemotoren met EMS S6PDE inspuitsystemen - PDF DOWNLOAD

BELANGRIJKE INFORMATIE

!

Wanneer werkzaamheden aan de motor worden uitgevoerd zoals het stellen van aandrijfriemen, het verversen van olie of het afstellen van de koppeling, dan is het belangrijk om de motor niet te starten. Gebeurt dit wel, dan kan de motor beschadigd raken en bestaat er

EEN AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL

Derhalve moet altijd het startsysteem geblokkeerd worden of een accukabel worden losgemaakt voordat er werkzaamheden aan de motor worden uitgevoerd.

Dit is vooral belangrijk als de motor op afstand of automatisch kan worden gestart.

Dit waarschuwingssymbool en de bijbehorende tekst wordt weergegeven naast de onderhoudspunten waarbij het risico van letsel vrij groot is.

Instructieboek DI12, DC12 EMS met S6/PDE Industriemotor opm_d12ind_nl-NL01

2 097 804

INBEDRIJFSTELLINGSRAPPORT - GARANTIE Wanneer het inbedrijfstellingsrapport ingevuld en naar Scania verstuurd is, heeft u 1 jaar garantie vanaf de datum van inbedrijfstelling.

Vul hieronder ook de bijzonderheden in, want dit is makkelijk wanneer u bijvoorbeeld contact met een werkplaats moet opnemen.

Motornummer Datum van inbedrijfstelling Naam en adres gebruiker

Handtekening Motortype Variant Motortype en uitvoering worden aangeduid op het motortypeplaatje

Voorwoord In dit Instructieboek wordt de werking en het onderhoud beschreven van Scania DC12 en DI12 industriemotoren met EMS S6/PDE-inspuitsystemen.

De motoren zijn direct ingespoten, vloeistofgekoelde, 4-takt, 6-cilinder dieselmotoren in lijn. Deze motoren beschikken over turbocompressors en inlaatluchtkoelers (zie pagina 14).

Algemene toepassingen zijn het gebruik als aandrijfeenheden in bouwmachines, generatoraggregaten, grondverzetmachines, spoorwegmachines, bosbouwmachines en irrigatiesystemen.

De motoren kunnen verschillende uitgangsvermogen- en toerentalinstellingen hebben.

De normale instelling van het uitgangsvermogen van de motor (prestatiecode) wordt aangeduid op het motortypeplaatje (zie pagina 14).

N.B.:

In het Instructieboek worden alleen standaard componenten beschreven. Zie de instructies van de producent met betrekking tot speciale uitrusting.

Om de beste waarde en levensduur van uw motor te verkrijgen, moet u diverse punten in acht nemen: - Lees vóór gebruik van de motor het instructieboek. Ondanks dat u mogelijk ervaring met Scania motoren heeft, kunt u nieuwe informatie in dit Instructiehandboek vinden.

- Volg de onderhoudsinstructies. Als het onderhoud volgens de instructies wordt uitgevoerd, wordt een goede werking en een langere levensduur verkregen.

- Lees met name de veiligheidsinformatie vanaf pagina 6.

- Leer uw motor kennen. zodat u weet wat hij kan en hoe hij werkt.

!

Belangrijk

In de garantieperiode mogen - Neem indien nodig contact op met een erkende Scania werkplaats. Een erkende Scania werkplaats beschikt over speciaal gereedschap, originele alleen originele Scania Scania onderdelen en getraind personeel met praktijkervaring op het onderdelen worden gebruikt bij gebied van Scania motoren. service- en

N.B.:

reparatiewerkzaamheden, want anders is de garantie niet meer geldig.

De informatie in deze handleiding was correct bij het ter perse gaan. Scania Gebruik altijd originele Scania onderdelen tijdens onderhoud en reparatie om de motor zo goed mogelijk te laten werken.

behoudt zich echter het recht voor om zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen te maken.

2

© Scania CV 2009

Inhoudsopgave Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Milieuverantwoordelijkheid ...........................4 Gecertificeerde motoren .................................5 Scania industrie- en scheepsmotorgarantie voor industriemotoren .............................................6 Veiligheidsinformatie ...................................10

Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Koelvoeistofpeil controleren ........................36 Koelvoeistof controleren ..............................37

Veiligheidsmaatregelen vóór het starten . . . . .11 Veiligheidsmaatregelen voor materiaalhantering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Veiligheidsmaatregelen voor zorg en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12

Inwendig reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41

Type-aanduidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 EMS-motorregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . 16 Storingsdiagnose met behulp van knippercodes voor de EMS-regeleenheid. . . . . . . . . . . . . . . .20 Overzicht van knippercodes voor de EMSregeleenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21 Storingsdiagnose met behulp van knippercodes voor de EMS-coördinator . . . . . . . . . . . . . . . .22 Overzicht van knippercodes voor de EMScoördinator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23

Starten en rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Eerste start ....................................................24 Controles vóór draaien .................................25 Motor starten ................................................25 Starten bij lage temperaturen . . . . . . . . . . . . .26

Draaien .........................................................26 Motortoerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26 Noodrijprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . .27 Oliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28

Motor stoppen ..............................................29 Controles na draaien .....................................29 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Motoren met weinig bedrijfsuren .................30 Onderhoudsschema ......................................31 Smeeroliesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Oliespecificatie .............................................32 Olie-analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32

Oliepeil controleren ......................................33 Oliepeil tijdens werking controleren . . . . . . . .33

Olie verversen ..............................................33 Maximale hellingshoeken in bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33

Oliefiltereenheid reinigen .............................34 Oliefilter vervangen .....................................36

Roestwerend middel controleren . . . . . . . . . . .39 Koelvloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . .39

Koelsysteem reinigen ...................................40 Luchtreiniger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Testmeting van vacuümindicator .................42 Groffilter luchtreiniger schoonmaken ..........42 Filterelement reinigen of vervangen .............42 Beschermfilter vervangen .............................43 Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Brandstofpeil controleren .............................44 Brandstoffilter vervangen .............................44 Elektrisch systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Elektrolytniveau in accu’s controleren .........46 Laadtoestand in accu’s controleren ..............46 Accu’s reinigen .............................................46 Accu vervangen ............................................47 Koelvoeistofpeilsensor controleren ..............47 Diversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Aandrijfriem controleren ..............................48 Op lekkages controleren en indien nodig verhelpen ......................................................49 Klepspeling controleren en afstellen ............50 Tuimelaars pompverstuiver controleren en afstellen ........................................................52 Klep gesloten carterventilatie vervangen (of reinigen) ..................................................56 Motor voorbereiden voor opslag. . . . . . . . . . 57 Conserverende brandstof . . . . . . . . . . . . . . . .57 Conserverende olie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58 Voorbereiding voor opslag . . . . . . . . . . . . . . .58 Accu’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59 Opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59 Uit opslag halen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59

Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Brandstof ......................................................62 Alfabetische index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Scania Assistance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65

© Scania CV 2009

3

Milieuverantwoordelijkheid Scania is altijd vooruitstrevend geweest als het gaat om het ontwikkelen en produceren van motoren die zo milieuvriendelijk mogelijk zijn.

Er is grote vooruitgang geboekt op het verminderen van schadelijke uitlaatgasemissies om aan de strikte, in bijna alle landen voorgeschreven milieunormen te voldoen.

Tegelijkertijd blijft een hoge kwaliteit op het gebied van prestatieniveau en zuinig gebruik behouden voor Scania industrie- en scheepsmotoren.

Om deze kwaliteit gedurende de gehele levensduur van de motor te behouden, is het van belang dat de bediener/eigenaar de instructies volgt over het draaien, het onderhoud en de keuze van brandstof en olie zoals aangegeven in het instructiehandboek.

Er kunnen andere pogingen ondernomen worden om ons milieu te beschermen, bijvoorbeeld door de persoon die de service en het onderhoud uitvoert ervoor te laten zorgen dat milieugevaarlijk afval (olie, brandstof, koelvloeistof, filters, accu’s, etc.) na service en reparaties behandeld en afgevoerd wordt in overeenstemming met de geldende milieunormen.

Een aantal pagina’s van dit Instructieboek bevat speciaal gemarkeerde tekst met instructies om te helpen bij het beschermen van het milieu tijdens bepaalde service- en onderhoudswerkzaamheden.

Zie voorbeeld

4

© Scania CV 2009

Help het milieu te beschermen!

Gebruik bij het ontluchten en vervangen van componenten een opvangbak om morsen te voorkomen.

Gecertificeerde motoren Emissiegecertificeerde motoren zijn goedgekeurd in overeenstemmning met een speciale certificeringsnorm. De gecertificeerde motoren die door Scania worden geleverd, voldoen aan de meest strikte emissienormen die gelden voor Europese (Eu) landen en niet-Europese (VS) landen.

Scania garandeert dat alle door Scania geleverde motoren van een bepaald type overeenkomen met de voor certificering goedgekeurde motor.

De motor wordt voorzien van een speciaal certificeringsplaatje waarop de certificeringsregels (normen) staan aangeduid waarvoor de motor is goedgekeurd. Zie pagina 14.

Het volgende is nodig, zodat de gecertificeerde motor na de inbedrijfsname voldoet aan de emissienormen: - Service en onderhoud dient uitgevoerd te worden overeenkomstig de instructies in dit handboek.

- Er mogen alleen originele Scania onderdelen worden gebruikt.

- Service van het inspuitsysteem moet door een erkende Scania werkplaats worden uitgevoerd.

- De motor mag niet worden aangepast met uitrusting die niet is goedgekeurd door Scania.

- Verzegelingen mogen alleen worden gebroken en instelgegevens mogen alleen worden gewijzigd na toestemming van Scania in Södertälje.

Aanpassingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegde monteurs.

- Aanpassingen betreffende de uitlaat- en inlaatsystemen moeten worden goedgekeurd door Scania.

In andere gevallen gelden de instructies in het handboek met betrekking tot draaien, zorg en onderhoud van de motor. De veiligheidsvoorschriften op de volgende vier pagina’s moeten eveneens in acht genomen worden.

BELANGRIJK! Als service en onderhoud niet worden uitgevoerd zoals

hierboven aangegeven, dan kan Scania niet garanderen dat de motor aan het gecertificeerde ontwerp voldoet en kan geen verantwoordelijkheid nemen voor eventuele schade.

© Scania CV 2009

5

Scania industrie- en scheepsmotorgarantie voor industriemotoren Garantie emissieregelsystemen BELANGRIJK! Geldt alleen voor motoren die in de VS worden gebruikt.

Inhoud Algemene garantiebepalingen ....................... 6 Garantieperiode ............................................. 7 Onderdelen gedekt door de Garantie ............. 7 Algemene garantiebeperkingen ..................... 8 Specifieke garantie-uitsluitingen ................... 9 Customer Support ........................................... 9

Garantieverklaring emissieregelsystemen Algemene garantiebepalingen De emissieregelsystemen van uw nieuwe Scania Industrial and Marine ("Scania") industriële dieselmotor zijn ontworpen, gebouwd en getest met behulp van originele onderdelen, en werden gecertificeerd als in overeenstemming met de federale emissiebeperkende voorschriften. Scania garandeert aan de oorspronkelijke eigenaar, en aan elke latere eigenaar van een nieuwe Scania industriële dieselmotor dat de motor:

1. Is ontworpen, gebouwd en uitgerust om op het moment van verkoop te

voldoen aan alle geldende voorschriften op grond van artikel 213 van de Clean Air Act 42 USC § 7547, en alle geldende voorschriften op grond van hoofdstuk 1 en 2, deel 5, divisie 26 van de Health and Safety Code, en;

2. Vrij is van gebreken in materiaal en vakmanschap, die ertoe zouden leiden tot een dergelijke motor niet voldoet aan de geldende voorschriften voor de garantieperiode.

6

© Scania CV 2009

Garantieperiode Deze garantie geldt voor een van de volgende perioden, afhankelijk van wat eerst komt: •

3.000 bedrijfsuren, of

•

Vijf jaar gebruik

De garantieperiode begint: •

"Op de datum dat de motor is afgeleverd aan de eerste koper," of

•

"Als de motor in bedrijf wordt gesteld voor demonstratiedoeleinden vóór de verkoop, op de datum waarop de motor voor het eerst in bedrijf is gesteld."

Onderdelen gedekt door de Garantie Het volgende is een lijst met onderdelen die beschouwd worden als onderdelen van de emissieregelsystemen voor Scania industriemotoren die gebouwd zijn om te voldoen aan de federale emissieregelgeving:

1. Brandstofinspuitsysteem 2. Luchtinlaatsysteem •

Inlaatspruitstuk

•

Turbocompressorsysteem

•

Inlaatluchtkoelersysteem

3. Uitlaatspruitstuk 4. Verbrandingskamer •

Zuiger

•

Cilinderkop

5. Componenten gebruikt in de hierboven vermelde systemen BELANGRIJK! Deze lijst bevat niet alle vervangbare

onderhoudsonderdelen. Emissiegerelateerde vervangbare onderdelen waarvoor gepland onderhoud nodig is, zijn door de garantie gedekt tot de eerste geplande vervanging. Zie Specifieke garantieuitsluitingen hieronder.

© Scania CV 2009

7

Algemene garantiebeperkingen Voor het behoud van de betrouwbaarheid van de uitlaatemissieregeling die oorspronkelijk in uw Scania industriële dieselmotor is ingebouwd, is het essentieel dat de motor wordt geïnstalleerd volgens Scania installatieinstructies en emissie-certificaten.

Daarnaast bent u verantwoordelijk voor de uitvoering van alle geplande onderhoud en noodzakelijke reparaties aan uw nieuwe Scania industriële dieselmotor. Scania kan een garantieclaim weigeren als het niet uitvoeren van onderhoud resulteerde in het defect raken van een door garantie gedekt onderdeel dat in de bovenstaande lijst Onderdelen gedekt door de Garantie wordt vermeld.

Facturen met betrekking tot het uitvoeren van regulier onderhoud moeten worden bewaard in het geval er vragen zijn over het onderhoud. De facturen moeten samen met de motor met de emissiegarantie aan elke volgende eigenaar van de motor worden doorgegeven.

De Garantie dekt de kosten van reparatie, het vervangen van onderdelen en het leveren van diensten m.b.t. gedekte componenten en systemen uitgevoerd door een geautoriseerde Scania distributeur of dealer met originele Scania onderdelen. U kunt ervoor kiezen om het onderhoud, vervanging of reparatie van deze componenten en systemen te laten uitgevoeren door een reparatiebedrijf of individuen zonder dat de Garantie ongeldig wordt.

Door het gebruik van andere vervangingsonderdelen dan die van Scania wordt de Garantie voor andere componenten ook niet ongeldig, tenzij dergelijke onderdelen tot beschadigingen aan garantieonderdelen leiden. De kosten van dergelijke diensten of onderdelen zijn echter niet door de Garantie gedekt.

WAARSCHUWING! Het gebruik van vervangende onderdelen die niet van gelijkwaardige kwaliteit zijn, kunnen de effectiviteit van emissieregelsystemen negatief beïnvloeden.

Daarom wordt aanbevolen dat alleen Scania reparatie- of vervangingsonderdelen worden gebruikt voor onderhoud, reparatie of vervanging van emissieregelsystemen. Als andere onderdelen dan Scania onderdelen worden gebruikt voor onderhoud, reparatie of vervanging, dan moet de eigenaar de zekerheid krijgen dat deze onderdelen worden gegarandeerd door de fabrikant als gelijkwaardig aan originele Scania onderdelen.

8

© Scania CV 2009

Specifieke garantie-uitsluitingen Deze garantie dekt geen:

1. Storingen in onderdelen door: incorrect gebruik, misbruik, onjuiste

aanpassingen, modificaties, wijzigingen, geknoei, ontkoppeling, onjuist of onvoldoende onderhoud of het gebruik van niet voor de motor aanbevolen brandstoffen, zoals beschreven in het Instructieboek.

2. Motorinstallatie, inclusief koelsysteem, inlaatsysteem en uitlaatsysteem, die niet is voltooid in overeenstemming met de Scania installatieinstructies en het emissiecertificaat voor dit motortype.

3. Schade als gevolg van ongevallen, natuurrampen of andere gebeurtenissen buiten de controle van Scania.

4. Vervanging van vervangbare onderhoudsitems, zoals filters, slangen, riemen, olie, thermostaat, het uitlaatsysteem en koelvloeistof, uitgevoerd met betrekking tot geplande onderhoudswerkzaamheden wanneer deze onderdelen zijn vervangen.

5. Vervangingsitems die geen originele Scania onderdelen zijn of niet door Scania zijn toegestaan.

6. Ongemak, verlies van gebruik van de motor of commercieel verlies.

7. Motor waarbij het feitelijke gebruik niet nauwkeurig kan worden bepaald.

8. Motor die buiten de Verenigde Staten in bedrijf wordt gesteld.

Customer Support In het geval dat u geen garantieservice ontvangt, waarop u volgens de Garantie recht heeft, of als u extra ondersteuning of informatie met betrekking tot de Garantie nodig heeft, neem dan contact met:

Scania USA, Inc Adres:

121 Interpark Blvd, suite 601, 78216, San Antonio, Texas

Postadres:

121 Interpark Blvd, suite 601, 78216, San Antonio, Texas

Telefoon:

+1 210 403 0007

Fax:

+1 210 403 0211

E-mail:

contact@scaniausainc.com

© Scania CV 2009

9

Veiligheidsinformatie Algemeen In dit Instructieboek is belangrijke veiligheidsinformatie opgenomen om zowel letsel als beschadiging van producten/andere eigendommen te voorkomen. Zie ook pagina 1.

De gemarkeerde tekst in de tekstvakken aan de rechterzijde van een aantal pagina’s is belangrijk voor de werking van de motor en om beschadiging van de motor te voorkomen. Als deze instructies niet worden gevolgd, kan de garantie komen te vervallen.

Zie voorbeeld Vergelijkbare tekst kan ook in de tekstkolom worden weergegeven en kan in dat geval worden aangeduid met N.B.: of Belangrijk!

!

Belangrijk Gebruik alleen originele Scania brandstoffilters.

!

De waarschuwingstekst in de tekstvakken aan de rechterzijde van een aantal WAARSCHUWING pagina’s die met een waarschuwingsdriehoek wordt aangeduid en begint met WAARSCHUWING is zeer belangrijk en waarschuwt u voor ernstige Blokkeer het startsysteem motorstoringen of een incorrecte bediening die tot letsel kunnen leiden. wanneer er aan de motor wordt Zie voorbeeld

Een lijst met de te volgen veiligheidsmaatregelen bij draaien en onderhoud van Scania motoren vindt u op de volgende drie pagina’s. Vergelijkbare tekst staat vaak bij de betreffende onderhoudspunten. Aan dergelijke tekst zijn verschillende maten van belang toegewezen in overeenstemming met de bovenstaande beschrijving.

Alle puntnen zijn gemarkeerd met !, om aan te geven hoe belangrijk het is om elk punt in dit hoofdstuk te lezen.

Uit veiligheidsoverwegingen is roken niet toegestaan:

10

•

In de buurt van de motor en in de motorruimte

•

Bij het tanken en in de buurt van het tankstation

•

Tijdens werkzaamheden aan het brandstofsysteem

•

In de buurt van brandbaar of explosief materiaal (brandstof, oliën, accu’s, chemicaliën enz.)

© Scania CV 2009

gewerkt.

Als de motor per ongeluk wordt gestart, dan bestaat een AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL.

Veiligheidsmaatregelen vóór het starten Dagelijks onderhoud Controleer de motor en de motorruimte visueel vóór het starten en nadat de motor heeft gedraaid.

Hierdoor kunt u eenvoudig lekkages van brandstof, olie of koelvloeistof, of andere afwijkingen vaststellen die mogelijk verholpen moeten worden.

Brandstof tanken Tijdens het tanken bestaat brand- en explosiegevaar.

De motor moet gestopt worden en roken is niet toegestaan.

Vul de tank niet te veel vanwege het expansierisico en zorg dat de vuldop correct gesloten wordt.

Gebruik alleen in de werkplaatsdocumentatie aanbevolen brandstof. Brandstof van een incorrecte kwaliteit kan een functiestoring of het stoppen van de motor tot gevolg hebben doordat de inspuitpomp en verstuivers hierdoor niet naar behoren werken.

Dit kan weer leiden tot schade aan de motor en mogelijk letsel.

Schadelijke gassen Start de motor alleen in een goed geventileerde ruimte. De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide en stikstofoxiden (beiden giftig).

Als de motor draait in een afgesloten ruimte moet er een effectief apparaat aanwezig zijn voor afzuiging van de uitlaatgassen en cartergassen.

Contactslot Als het bedieningspaneel niet is uitgerust met een sleutelbediende schakelaar, dan moet er een slot in de motorruimte aanwezig zijn om ongeoorloofd starten van de motor te voorkomen.

Er kan tevens een vergrendelbare hoofdschakelaar (aan/uit) of een accuhoofdschakelaar worden gebruikt.

Startspray Gebruik nooit startspray of dergelijke als starthulpmiddel. Dit kan leiden tot een explosie in het inlaatspruitstuk en mogelijk letsel.

Draaien De motor mag niet draaien in omgevingen met explosiegevaar, omdat alle elektrische of mechanische onderdelen vonken kunnen genereren.

Het naderen van een draaiende motor breng altijd een veiligheidsrisico met zich mee. Lichaamsdelen, kleren of gevallen gereedschappen kunnen klem raken in draaiende onderdelen zoals de ventilator en letsel veroorzaken.

Voor de persoonlijke veiligheid moeten alle draaiende onderdelen en hete oppervlakken zo veel mogelijk worden afgeschermd.

© Scania CV 2009

11

Veiligheidsmaatregelen voor materiaalhantering Brandstof en smeerolie Alle brandstoffen en smeermiddelen en een groot aantal chemicaliën zijn brandbaar. Volg altijd de instructies op de betreffende verpakking.

Alle werkzaamheden aan het brandstofsysteem moeten worden uitgevoerd bij een koude motor.

Brandstoflekkage en morsen op hete oppervlakken kan brand veroorzaken.

Sla doordrenkte doeken en andere brandbare materialen veilig op om spontane ontbranding te voorkomen.

Accu’s De accu’s bevatten knalgas en stoten dit uit (vooral tijdens het laden); dit gas is brandbaar en zeer explosief. Roken, open vuur of vonken in de buurt van de accu’s of de accuruimte is verboden.

Incorrect aansluiten van een accukabel of een verbindingskabel kan leiden tot een vonk, waardoor de accu kan exploderen.

Chemicaliën De meeste chemicaliën zoals glycol, roestwerende middelen, conserverende oliën, ontvettingsmiddelen, etc. zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Volg altijd de veiligheidsvoorschriften op de betreffende verpakking.

Sommige chemicaliën zoals conserverende olie zijn tevens brandbaar.

Sla chemicaliën en andere materialen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid op in goedgekeurde containers, markeer deze duidelijk en bewaar deze op een plek die ontoegankelijk is voor onbevoegden. Lever overgebleven of gebruikte chemicaliën altijd in bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

Veiligheidsmaatregelen voor zorg en onderhoud Motor stoppen Stop de motor altijd voordat er onderhoud en service wordt uitgevoerd, tenzij anders vermeld.

Voorkom ongewenst starten van de motor door de contactsleutel te verwijderen (indien van toepassing), de voeding te onderbreken met behulp van de hoofdschakelaar of accuhoofdschakelaar en deze te vergrendelen. Zet ook een waarschuwingsbord op een geschikte plek neer om aan te geven dat er werkzaamheden aan de motor worden uitgevoerd.

Werkzaamheden aan een draaiende motor brengen altijd een veiligheidsrisico met zich mee.

Lichaamsdelen, kleren of gevallen gereedschappen kunnen klem raken in draaiende onderdelen en letsel veroorzaken.

Hete oppervlakken en vloeistoffen Er is altijd kans op brandwonden bij een hete motor.

Zorg er daarom voor dat u niet in contact komt met de spruitstukken, de turbocompressor, het carter, hete koelvloeistof en olie in leidingen en slangen.

Motor omhoog takelen Bij het hijsen van de motor dienen alle drie de hijsogen van de motor gebruikt te worden.

Controleer eerst dat de hijsapparatuur in goede staat verkeert en over de juiste afmetingen beschikt om het gewicht te hijsen.

Door extra uitrusting op de motor kan het zwaartepunt veranderen. In dat geval is het mogelijk dat u extra hijsapparatuur nodig heeft om de motor correct te balanceren en veilig te hijsen.

Voer nooit werkzaamheden uit onder een opgehangen motor!

Accu’s De accu’s bevatten een zeer bijtend elektrolyt (zwavelzuur). Bescherm ogen, huid, en kleren tijdens het laden of hanteren van accu’s. Draag werkhandschoenen en een veiligheidsbril.

Als het zuur in contact komt met de huid, moet dit worden afgewassen met zeep en veel water. Als zuur in de ogen spat, moeten deze onmiddellijk worden gespoeld met grote hoeveelheden water.

Raadpleeg tevens een arts.

Voer gebruikte accu’s af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

12

© Scania CV 2009

Elektrisch systeem De motor moet worden gestopt en de voeding worden onderbroken met behulp van de hoofdschakelaar of accuhoofdschakelaar alvorens werkzaamheden uit te voeren aan het elektrische systeem.

Externe voedingen naar extra uitrusting op de motor moeten tevens worden ontkoppeld.

Elektrisch lassen Voordat er laswerkzaamheden in de buurt van en aan de motor worden uitgevoerd, dienen de accukabels en de kabels naar de dynamo verwijderd te worden. Verwijder ook de multistekker naar de regeleenheid.

Sluit de lasklem op de te lassen component en dicht bij het laspunt aan, maar nooit op de motor of op een zodanige wijze dat stroom naar een bevesting kan stromen.

Wanneer de laswerkzaamheden voltooid zijn, moeten de kabels naar de dynamo en de regeleenheid worden aangesloten voordat de accu’s worden aangesloten.

Smeersysteem Hete olie kan brandwonden en huidirritatie veroorzaken. Voorkom daarom contact tussen huid en hete olie.

Zorg dat er geen druk in het smeersysteem aanwezig is voordat er werkzaamheden hieraan worden uitgevoerd. Start de motor nooit en laat deze nooit draaien wanneer de olievuldop verwijderd is, want hierdoor kan er olie naar buiten spuiten.

Voer gebruikte olie af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

Koelsysteem Open de vuldop van het expansievat nooit als de motor heet is. Er kunnen hete koelvloeistof en stoom naar buiten spuiten en brandworden veroorzaken.

Als u een component van het koelsysteem moet openen of verwijderen als de motor heet is, open de dop dan zeer voorzichtig en langzaam om de druk van het systeem te laten afnemen voordat de dop verwijderd wordt. Draag handschoenen, want de koelvloeistof is nog steeds erg heet.

Voer gebruikte koelvloeistof af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

Brandstofsysteem Daag altijd handschoenen wanneer naar lekkages gezocht wordt of andere werkzaamheden aan het brandstofsysteem worden uitgevoerd. Draag ook een beschermbril tijdens het testen van verstuivers.

Ontsnappende brandstof onder een hoge druk kan het huidweefsel penetreren en ernstig letsel veroorzaken.

Gebruik alleen originele onderdelen in het brandstofsysteem en in elektrische systemen, want deze zijn ontworpen en geproduceerd voor een minimaal risico op brand en explosies.

Vóór het starten Breng alle verwijderde schikden aan voordat de motor weer wordt gestart. Controleer of u geen gereedschap of andere objecten op de motor heeft achtergelaten.

Start de motor nooit zonder dat het luchtfilter is aangebracht. Zonder aangebracht luchtfilter bestaat het risico dat voorwerpen in de compressorrotor worden gezogen of dat letsel ontstaat door contact met de rotor.

© Scania CV 2009

13

Type-aanduidingen Made by

De motortype-aanduiding geeft het motortype, de inhoud en de toepassingen aan in codevorm.

DI12 54A 6521399 kW 2200 kW

rpm. rpm.

308 664

De type-aanduiding en het motorserienummer worden gespecificeerd op een typeplaatje dat aan de rechterzijde van het vliegwielhuis bevestigd is. Het motornummer is ook aan de rechterzijde van het cilinderblok ingeslagen. Zie de pijl in de afbeelding.

Type Engine No Output. 331 Output

DI 12 54 A Versie DC DI

Dieselmotor met drukvulling voorzien van luchtgekoelde inlaatluchtkoeler Dieselmotor met drukvulling voorzien van vloeistofgekoelde inlaatluchtkoeler

Cilinderinhoud in hele dm3 Prestatie en certificering Hier wordt, samen met de toepassingscode, het normale bruto motorvermogen aangegeven. De actuele vermogensinstelling van de motor wordt op de motorkaart aangeduid.

Toepassing A

14

Voor algemeen industrieel gebruik

© Scania CV 2009

11

12 1, 2 3 4

10

9

8

7 6

5

18

13

17 16 15

14

In de afbeelding wordt een normale uitvoering van een DI12-motor getoond.

De uitrusting van uw motor kan afwijken van die in de afbeelding.

1. Typeplaatje 2. Motornummer, ingeslagen 3.

4.

5.

6.

op cilinderblok Koelvloeistofpomp Automatische riemspanner Aftappen, koelvloeistof Oliefilter

7.

8.

9.

10.

11.

12.

13.

Oliefiltereenheid Oliepeilstok Aftappen, motorolie Oliekoeler Turbocompressor Olievulopening Hydraulische pomp © Scania CV 2009

14. Brandstofpomp met 15.

16.

17.

18.

handpomp Startmotor S6-regeleenheid Brandstoffilter Inlaatluchtkoeler

15

EMS-motorregelsysteem Deze motor heeft een elektronisch regelsysteem, EMS (motorregelsysteem), met pompverstuivers (PDE) die elke cilinder op het juiste moment en onder alle bedrijfsomstandigheden van de correcte hoeveelheid brandstof voorzien.

Het EMS-systeem bestat uit een regeleenheid (S6) en sensoren voor motortoerental, inlaatluchttemperatuur, koelvloeistoftemperatuur, oliedruk en gaspedaalpositie/gasklepbediening, die voortdurend signalen naar de regeleenheid versturen. Op basis van deze ingangssignalen en met behulp van de geprogrammeerde regelsoftware worden de correcte hoeveelheid brandstof en het juiste inspuitmoment voor elke pompverstuiver onder de betreffende bedrijfsomstandigheden berekend.

De sensoren van het EMS-systeem kunnen ook gebruikt worden om signalen naar de instrumenten in het instrumentenpaneel te sturen.

De regeleenheid controleert voortdurend de sensoren om te zorgen dat deze werken.

De motorregeleenheid bevat bewakingsfuncties om de motor te beschermen ingeval van een storing (zonder deze functies zou de motor beschadigd raken). Ingeval van een storing (bijvoorbeeld alarmniveau voor lage oliedruk of hoge koelvloeistoftemperatuur) stuurt de S6-regeleenheid een CANbericht naar de coördinator.

De hoofdtaak van de coördinator is het doorsturen van gegevens via CANcommunicatie van de motorregeleenheid naar andere regeleenheden en signalen naar meters en lampen in het instrumentenpaneel. De coördinator beschikt tevens over bewakingsfuncties.

16

© Scania CV 2009

Als de EMS-regeleenheid of de coördinator een storing vaststelt, dan gaat de diagnoselamp in het instrumentenpaneel/de instrumentenpanelen branden zolang de storing actief is. Er wordt tegelijkertijd een storingscode gegenereerd die via de coördinator kan worden gelezen aan de hand van de knippercode van de diagnoselamp als de diagnoseschakelaar geactiveerd is.

Een knippercode kan uit een aantal verschillende storingscodes bestaan.

De storingsdiagnose met behulp van de Scania EMS-display wordt beschreven in het Instructieboek voor Scania EMS-instrumentatie.

Als de functie koppelreductie geactiveerd is, wordt de hoeveelheid brandstof en het uitgangsvermogen van de motor gereduceerd tot 70% en als de functie motoruitschakeling geactiveerd is, wordt de motor bij de geprogrammeerde alarmniveaus uitgeschakeld.

Er wordt een afzonderlijk op de computer gebaseerde diagnoseprogramma gebruikt om de inhoud van de knippercodes te lezen. Voor een uitgebreide analyse van storingcodes dient contact opgenomen te worden met een erkende Scania dealer.

Het lezen van de storingscodes en de bijbehorende beschrijvingen wordt ook behandeld in een afzonderlijk document in het werkplaatshandboek, Motorregelsysteem EMS-S6: Storingsdiagnose.

Diagnoseprocedures en programmawijzingen mogen alleen door bevoegde monteurs worden uitgevoerd.

De posities van de sensoren die signalen naar de regeleenheid versturen, worden in de afbeeldingen op pagina 16 aangeduid.

Zie pagina 20 en 22 voor een beschrijving van het lezen van knippercodes.

Zie pagina 21 en 23 voor een lijst met knippercodes voor de regeleenheid en de coördinator.

© Scania CV 2009

17

Locatie van sensoren voor EMS met S6 bij DI12

1 2

4

1.

2.

3.

4.

18

3

Oliedruksensor Inlaatluchttemperatuursensor en vuldruksensor Koelvloeistoftemperatuursensor Motortoerentalsensor (2)

© Scania CV 2009

Locatie van sensoren voor EMS met S6 bij DC12 1 2

3

4

1.

2.

3.

4.

Oliedruksensor Inlaatluchttemperatuursensor en vuldruksensor Koelvloeistoftemperatuursensor Motortoerentalsensor (2)

© Scania CV 2009

19

Storingsdiagnose met behulp van knippercodes voor de EMS-regeleenheid •

De diagnoselamp op het instrumentenpaneel/de instrumentenpanelen gaat altijd twee seconden branden wanneer het systeem wordt opgestart.

•

Zodra er door de regeleenheid een storing wordt vastgesteld, wordt deze opgeslagen in het EEPROM-storingscodegeheugen en gaat de diagnoselamp op het instrumentenpaneel/de instrumentenpanelen branden.

•

De diagnoselamp blijft branden zolang een storing actief is. Zelfs als de lamp is gedoofd en de storing niet langer actief is, kan de code over het algemeen nog worden gelezen door de onderstaande instructies te volgen.

Storingscodes regeleenheid lezen 1. Schakel het contact in.

2. Activeer de diagnoseschakelaar aan de linkerzijde om de knippercodes voor de regeleenheid (EMS) weer te geven.

3. Vervolgens knippert er een storingscode via de diagnoselamp. Deze

knippercode bestaat uit lange knippersignalen (ongeveer 1 seconde) en korte knippersignalen (0,3 seconden). Lange knippersignalen zijn gelijk aan 10 en korte knippersignalen aan 1.

Voorbeeld: lang - kort - kort = storingscode 12.

4. Herhaal deze procedure tot de eerste knippercode wordt herhaald. Dit

houdt in dat het gehele storingscodegeheugen is weergegeven. Als het storingscodegeheugen leeg is, dan wordt een lang knippersignaal van ongeveer 4 seconden gegeven.

5. Zie de knippercodetabel op de volgende pagina voor een beschrijving en de locatie van de storing.

6. Voor meer informatie over de storingscode moet het op de computer

gebaseerd diagnosegereedschap of de Scania EMS-display gebruikt worden. Neem contact op met een geautoriseerde Scania werkplaats.

7. Nadat een storing is verholpen, kan de storingscode zoals hieronder beschreven worden gewist.

Storingscodes wissen 1. Schakel het contact uit. Bij dubbele instrumentatie moet het contact op beide panelen worden uitgeschakeld.

2. Activeer de diagnoseschakelaar in dezelfde richting als de knippercodes aanduiden, bijvoorbeeld naar rechts voor de coördinator (COO) of naar links voor het EMS.

3. Schakel het contact in en houd tegelijkertijd de diagnoseschakelaar, naar rechts (COO) of naar links (EMS), 3 seconden geactiveerd.

4. Hierdoor worden passieve storingscodes gewist, die via de knippercode voor het betreffende systeem kunnen worden gelezen. De overige storingscodes blijven in het EEPROM aanwezig en kunnen alleen worden gewist met behulp van het op de computer gebaseerd diagnosegereedschap.

20

© Scania CV 2009

Overzicht van knippercodes voor de EMS-regeleenheid Code

Code

Beschrijving

Beschrijving

Geen storing vastgesteld.

53

PDE in cilinder 3: De solenoïdeklep werkt niet goed.

11

Overtoeren. Een of beide motortoerentalsensoren geven een toerental hoger dan 3.000 omw/min aan.

54

PDE in cilinder 4: De solenoïdeklep werkt niet goed.

12

Motortoerentalsensor 1 defect of incorrect signaal.

55

PDE in cilinder 5: De solenoïdeklep werkt niet goed.

13

Toerentalsensor 2 defect of incorrect signaal.

56

PDE in cilinder 6: De solenoïdeklep werkt niet goed.

14

Koelvloeistoftemperatuursensor defect of incorrect signaal.

57

PDE in cilinder 7: De solenoïdeklep werkt niet goed.

15

Inlaatluchttemperatuursensor defect of incorrect signaal.

58

PDE in cilinder 8: De solenoïdeklep werkt niet goed.

16

Vuldruksensor defect of incorrect signaal.

59

Incorrect signaal extra analoge ingang.

17

Olietemperatuursensor defect of incorrect signaal.

61

Incorrecte uitschakeling regeleenheid.

18

Oliedruksensor defect of incorrect signaal.

66

Uitschakeling vanwege koelvloeistofpeil.

21

Storing koelvloeistofpeilsensor.

68

Dynamo laadt incorrect.

23

Interne storing in de coördinator.

69

Startmotorfunctie onderbroken of niet geactiveerd.

24

Gaspedaal/rempedaal. Als het gas- en rempedaal tegelijkertijd bediend zijn.

82

Toerental hoger dan ref.toerental bij start.

25

Gaspedaalpositiesensor/schakelaar onbelast toerental Gaspedaalpositiesensor/kickdown-schakelaar

83

Storing in geheugencircuit (EEPROM) in de regeleenheid.

27

Motoruitschakeling omzeild.

84

De gegevensoverdracht naar het geheugen (EEPROM) van de regeleenheid is onderbroken.

28

Uitschakeling vanwege oliedruk.

85

Incorrecte interne tetmperatuur in de regeleenheid.

31

Koppelbegrenzing vanwege oliedruk.

86

Interne storing in de regeleenheid: Storing in hardware-regeling.

32

Incorrecte parameters voor noodrijprocedure.

87

Storing in RAM-regeleenheid.

33

Accuspanning incorrect of geen signaal.

88

Interne storing in de regeleenheid: Geheugenstoring.

37

Noodstopschakelaar geactiveerd in overeenstemming met CAN-bericht vanaf coördinator.

89

Defecte afdichting: Illegale bewerking van software.

43

Defect CAN-circuit in de regeleenheid.

93

Toerentalsensoren defect of niet aangesloten.

47

Startblokkeringsfunctie. Contactsleutelcode incorrect.

94

Uitschakeling vanwege hoge koelvloeistoftemperatuur.

48

CAN-bericht vanaf coördinator incorrect of ontbreekt.

96

Koppelbegrenzing vanwege hoge koelvloeistoftemperatuur.

49

Incorrecte CAN-versie in regeleenheid of coördinator.

98

Incorrecte voedingsspanning naar een van de sensoren.

51

PDE in cilinder 1: De solenoïdeklep werkt niet goed.

99

Interne hardware-storing in de processor (TPU).

52

PDE in cilinder 2: De solenoïdeklep werkt niet goed.

0

© Scania CV 2009

21

Storingsdiagnose met behulp van knippercodes voor de EMS-coördinator •

De diagnoselamp op het instrumentenpaneel/de instrumentenpanelen gaat altijd twee seconden branden wanneer het systeem wordt opgestart.

•

Zodra er door de coördinator een storing wordt vastgesteld, wordt deze opgeslagen in het EEPROM-storingscodegeheugen en gaat de diagnoselamp op het instrumentenpaneel/de instrumentenpanelen branden.

•

Zelfs als de lamp is gedoofd en de storing niet langer actief is, kan de code over het algemeen nog worden gelezen door de onderstaande instructies te volgen.

Storingscodes coördinator lezen 1. Schakel het contact in.

2. Activeer de diagnoseschakelaar 1 seconde naar rechts om de knippercodes voor de coördinator (COO) weer te geven.

3. Vervolgens knippert er een storingscode via de diagnoselamp. Deze

knippercode bestaat uit lange knippersignalen (ongeveer 1 seconde) en korte knippersignalen (0,3 seconden). Lange knippersignalen zijn gelijk aan 10 en korte knippersignalen aan 1.

Voorbeeld: lang - kort - kort = storingscode 12.

4. Herhaal deze procedure tot de eerste knippercode wordt herhaald. Dit

houdt in dat het gehele storingscodegeheugen is weergegeven. Als het storingscodegeheugen leeg is, dan wordt een lang knippersignaal (van ongeveer 4 seconden) gegeven.

5. Zie de knippercodetabel op de volgende pagina voor een beschrijving en de locatie van de storing.

6. Voor meer informatie over de storingscode moet het op de computer

gebaseerd diagnosegereedschap of de Scania EMS-display gebruikt worden. Neem contact op met een geautoriseerde Scania werkplaats.

7. Nadat een storing is verholpen, kan de storingscode zoals hieronder beschreven worden gewist.

Storingscodes wissen 1. Schakel het contact uit. Bij dubbele instrumentatie moet het contact op beide panelen worden uitgeschakeld.

2. Activeer de diagnoseschakelaar in dezelfde richting als de knippercodes aanduiden, bijvoorbeeld naar rechts voor de coördinator (COO) of naar links voor het EMS.

3. Schakel het contact in en houd tegelijkertijd de diagnoseschakelaar, naar rechts (COO) of naar links (EMS), 3 seconden geactiveerd.

4. Hierdoor worden passieve storingscodes gewist, die via de knippercode voor het betreffende systeem kunnen worden gelezen. De overige storingscodes blijven in het EEPROM aanwezig en kunnen alleen worden gewist met behulp van het op de computer gebaseerd diagnosegereedschap.

22

© Scania CV 2009

Overzicht van knippercodes voor de EMS-coördinator Knipperco de

Storingsbeschrijving

111)

Incorrect signaal van de fijnafstelling voor het nominale motortoerentalsignaal.

112)

Incorrecte signalen van de gaspedaalpositiesensor.

121)

Incorrect signaal van de weerstandsmodule voor de regelaarinstelling.

122)

Incorrect signaal van de weerstandsmodule voor instelling stationair toerental en vast toerental.

13

Geen communicatie (EMS) met de motor.

14

Kortsluiting in de signaalkabel van de toerenteller.

15

Defecte atmosferische druksensor.

17

Kortsluiting in het circuit van de signaalkabel van de koelvloeistoftemperatuurmeter.

18

Kortsluiting in het circuit van de signaalkabel van de oliedrukmeter.

19

Kortsluiting in het circuit van de signaalkabel van de oliedruklamp.

21

Verschillende versies van het communicatieprotocol in de coördinator en EMS.

22

Defecte startschakelaar of kortsluiting.

23

De voedingsspanning is te hoog.

24

De voedingsspanning is te laag.

25

Controleer of de waarde van End of line (EOL) incorrect is.

26

Rijsnelheidssensorsignaal ontbreekt of incorrect.

27

De signalen van de RCB (Remote Control Box)-schakelaars zijn onwaarschijnlijk.

28

Incorrecte signalen van de schakelaars toerentalreductie-instelling.

29

Defecte schakelaar starten op afstand of kortsluiting.

31

Geen communicatie vanaf primaire of secundaire coördinator.

32

Kortsluiting in de signaalkabel naar de waarschuwingslamp koelvloeistoftemperatuur.

33

Kortsluiting in de signaalkabel naar de laadcontrolelamp.

34

Incorrect signaal van de schakelaars Vast toerental.

35

Storing in CAN-communicatie.

1) Enkel-toerentalmotor 2) Variabel-toerentalmotor

© Scania CV 2009

23

Starten en rijden Eerste start Wanneer de motor voor het eerst wordt gestart, moeten de onderhoudspunten onder "Eerste start" in het onderhoudsschema worden uitgevoerd (zie pagina 31).

Koelvloeistofsamenstelling:

Als er bevriezingsgevaar bestaat: minimaal 30 volumeprocent glycol Aangezien deze punten belangrijk zijn voor een goede werking van de motor maximaal 60 volumeprocent vanaf het begin, worden ze ook hieronder vermeld. glycol 1. Oliepeil controleren; zie pagina 33.

Als er geen bevriezingsgevaar 6. Koelvloeistof controleren; zie pagina 34. bestaat: De koelvloeistof moet roestwerend middel bevatten om het 8-12 volumeprocent koelsysteem tegen corrosie te beschermen.

Scania roestwerend middel (geen glycol) Als er bevriezingsgevaar bestaat: - Gebruik alleen antivriesglycol in de koelvloeistof als bescherming tegen corrosie. We raden alleen nitrietvrije antivriesglycol met de volgende leveranciersaanduidingen aan: BASF G48 of BASF D542

!

WAARSCHUWING

- De concentratie glycol moet 30-60 volumeprocent zijn, afhankelijk van Ethyleenglycol en roestwerende de omgevingstemperatuur. 30 volumeprocent glycol biedt bescherming middelen kunnen dodelijk zijn tegen bevriezing tot -16 °C. Zie pagina 37. bij inwendig gebruik.

Voorkom contact met de huid.

- Vul nooit bij met alleen water of glycol! Vloeistofverlies moet altijd worden aangevuld met kant-en-klare (voorgemengde) koelvloeistof met dezelfde glycolconcnetratie als die in de motor. Als het glycolgehalte afneemt, heeft dit een nadelige invloed op zowel de bescherming tegen bevriezing als op de bescherming tegen corrosie.

N.B.:

!

Een glycolconcentratie lager dan 30 volumeprocent biedt niet Belangrijk voldoende bescherming tegen corrosie. Glycolconcentraties hoger dan 60% bieden niet meer bescherming tegen bevriezing De aanbevolen glycolen mogen en hebben een negatieve invloed op de koelcapacitieit van de niet gemengd worden met glycol motor.

dat roestwerend middel op nitrietbasis bevat.

Als er geen bevriezingsgevaar bestaat: - Gebruik alleen Scania roestwerend middel in de koelvloeistof als bescherming tegen corrosie. Het correcte gehalte roestwerende middel is 8-12 volumeprocent en dit mag nooit lager zijn dan 8 volumeprocent.

De inhibitor in Scania roestwerend middel bevat geen nitraten.

- Eerste vulling: Vul het systeem met water + 10 volumeprocent Scania roestwerend middel. Gebruik drinkwater met een pH van 6-9.

- Vul nooit bij met alleen water of roestwerend middel!

Vloeistofverlies moet altijd worden aangevuld met kant-en-klare (voorgemengde) koelvloeistof: water + 10 volumeprocent Scania roestwerend middel.

Koelvloeistoffilter (geen standaarduitrusting) Er mag alleen koelvloeistof zonder inhibitor gebruikt worden. Het gebruik van koelvloeistoffilters verhoogt de levensduur van de koelvloeistof en verlaagt het risico op roestafzettingen.

24

© Scania CV 2009

!

Belangrijk Overdoseren met Scania roestwerend middel en mengen met glycol kan leiden to de vorming van drab/bezinksel (sludge).

!

Belangrijk Als er een koelvloeistoffilter is aangebracht, dan mag het middel geen inhibitor bevatten.

12. Brandstofpeil controleren; zie pagina 44.

14. Elektrolytniveau in accu’s controleren; zie pagina 46.

15. Laadtoestand in accu’s controleren; zie pagina 46.

18. Spanning aandrijfriem controleren; zie pagina 48.

!

WAARSCHUWING

Controles vóór draaien Voor het draaien moet "Dagelijks onderhoud" worden uitgevoerd, zoals beschreven in het onderhoudsschema (zie pagina 31).

Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt.

Als de motor per ongeluk wordt gestart, dan bestaat een AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL.

!

Motor starten Als de brandstoftank is leeggereden of de motor lange tijd niet is gebruikt, ontlucht dan het brandstofsysteem (zie pagina 45).

Uit milieu-overwegingen is uw Scania motor zodanig ontworpen dat deze minder brandstof verbruikt wanneer deze wordt gestart. Het gebruik van onnodig grote brandstofhoeveelheden tijdens het starten van de motor leidt altijd tot uitstoot van onverbrande brandstof.

- Open de brandstofafsluiter (indien aangebracht).

- Schakel de motor uit.

- Motoren met accuhoofdschakelaar: Schakel de stroom in door de accuhoofdschakelaar aan te zetten.

- Start de motor met de sleutel in het bedieningspaneel (SCP).

- S6: Alle lampen moeten ca. 2 seconden na het starten van de motor doven.

© Scania CV 2009

WAARSCHUWING Start de motor alleen in een goed geventileerde ruimte.

Als de motor draait in een afgesloten ruimte moet er een effectief apparaat aanwezig zijn voor afzuiging van de uitlaatgassen en cartergassen.

!

WAARSCHUWING Gebruik nooit startspray of vergelijkbare producten om de motor te starten.

Er kan een explosie optreden in het inlaatspruitstuk met de kans op letsel.

25

Starten bij lage temperaturen De plaatselijke wettelijke eisen dienen in acht genomen te worden. Er dienen starthulpmiddelen, motorverwarmingen of vlamstartinrichtingentstartapparatuur gebruikt te worden ter voorkoming van startproblemen en witte rook.

Om witter rook te begrenzen, dient de motor met een laag toerental en gematigede belasting te draaien. Een gematigde belasting van een koude motor levert een betere verbranding en brengt de motor sneller op temperatuur dan zonder belasting.

Voorkom dat de motor langer dan nodig draait bij stationair toerental.

Bij temperaturen onder 0 °C: N.B.:

!

Belangrijk De startmotor mag maximaal 30 seconden bediend worden.

Er bestaat oververhittingsrisico.

Laat de startmotor tussen de pogingen om de motor te starten 30 seconden rusten.

Gebruik alleen door Scania aanbevolen starthulpmiddelen.

- De startmotor mag per keer slechts 30 seconden worden gebruikt. Laat de motor hierna 30 seconden rusten voordat de volgende startpoging wordt ondernomen. Er mogen slechts 5 pogingen worden ondernomen om de motor te starten. Hierna moet de startmotor 15 minuten rusten voordat de procedure mag worden herhaald.

N.B.:

Als de motor is uitgerust met een blokkeerschakelaar (INTERLOCK), dan moet u deze schakelaar ingedrukt houden tot de oliedruk een voldoende hoog niveau heeft bereikt.

DRAAIEN

Controleer de instrumenten en de waarschuwingslampen regelmatig.

Motortoerental De Scania toerenteller is als volgt onderverdeeld in gebieden met verschillende kleuren:

0-500 omw/min

rood gebied:

ongeoorloofd motortoerental, dat gepasseerd wordt tijdens starten en stoppen.

500-700 omw/min

geel gebied:

laag stationair toerental.

Stationair draaien van de motor wordt geregeld door het S6regelsysteem. Verhoogd stationair toerental bij een koude motor.

Zie pagina 26.

700-2.200 omw/min

groen gebied:

normaal bedrijfstoerental.

Het normale bedrijfstoerentalbereik van de motor wordt geregeld door het S6-regelsysteem.

2.200-2.600 omw/min

geel/groen gestreept:

ongeschikt bedrijfstoerental.

Kan voorkomen bij het uitschakelen.

2.600-3.000 omw/min

rood gebied:

ongeoorloofd motortoerental

26

© Scania CV 2009

Noodrijprocedure Ingeval van een storing van het normale gaspedaal of als de CANcommunicatie wordt onderbroken, dan treedt de volgende noodbedieningsprocedure in werking: CAN-uitval of functiestoring gaspedaal (zowel signaalschakelaar als schakelaar stationair toerental): - De waarde van het gaspedaal is 0% en de motor draait op normaal stationair toerental.

- De waarde van het gaspedaal is 0% en de motor draait op verhoogd stationair toerental (750 omw/min) wanneer deze functie is geactiveerd.

Functiestoring gaspedaal, maar de schakelaar stationair toerental werkt normaal: - De waarde van het gaspedaal kan langzaam worden verhoogd tussen 0% en 50% met behulp van de schakelaar stationair toerental.

CAN-uitval: - De motor wordt uitgeschakeld wanneer de motoruitschakeling is geactiveerd.

Koelvloeistoftemperatuur De normale koelvloeistoftemperatuur wanneer de motor draait moet 70-90 °C zijn.

Het S6-regelsysteem beschikt over de volgende alarmniveaus: - Als de temperatuur een bepaalde periode (1 seconde) hoog is, 98 °C-103 °C, dan stuurt S6 een CAN-bericht dat de waarschuwingslamp en diagnoselamp via de coördinator inschakelt.

- Als de temperatuur hoger is dan 103 °C, dan worden de waarschuwingslamp en diagnoselamp ingeschakeld. Als de koppelreductie geactiveerd wordt, reduceert het regelsysteem de brandstofhoeveelheid tot 70%. Er wordt een storingscode in de regeleenheid gegenereerd.

- Bij temperaturen hoger dan 103 °C en met motoruitschakeling geactiveerd, dan worden de waarschuwingslamp en diagnoselamp ingeschakeld en wordt de motor uitgeschakeld. Als de onderdrukkingsfunctie geactiveerd wordt, vindt alleen koppelreductie plaats als de functie geactiveerd is. Er wordt een storingscode in de regeleenheid gegenereerd.

Na een alarm moeten langer dan 2 seconden goedgekeurde waarden worden geregistreerd om het alarm te resetten.

Een overmatig hoge koelvloeistoftemperatuur kan leiden tot beschadiging van de motor.

Als de motor gedurende langere perioden onder extreem lichte belasting draait, dan kan het lastig zijn de normale bedrijfstemperatuur aan te houden.

De temperatuur neemt echter weer tot een normaal niveau toe wanneer de belasting van de motor wordt verhoogd.

© Scania CV 2009

27

Oliedruk Maximale oliedruk: warme motor draaiend met een toerental hoger dan 800 omw/min 6 bar Normale oliedruk: warme motor draaiend met bedrijfstoerental

3-6 bar

Minimale oliedruk: warme motor draaiend met een toerental van 1.000 omw/min

2,3 bar

Het regelsysteem beschikt over de volgende alarmniveaus: - bij een toerental lager dan 1.000 omw/min en een oliedruk lager dan 1,0 bar - bij een toerental hoger dan 1.000 omw/min en een oliedruk langer dan 5 seconden lager dan 2,3 bar.

De volgende functies zijn bescikbaar als er een alarm is: - Alarm dat alleen de waarschuwingslamp en diagnoselamp inschakelt.

- Alarm dat zowel de waarschuwingslamp en diagnoselamp als de koppelreductie inschakelt, als deze functie geactiveerd is (70% van brandstofhoeveelheid).

Er wordt een storingscode in de regeleenheid gegenereerd.

- Alarm dat de waarschuwingslamp en diagnoselamp inschakelt. De motor wordt uitgeschakeld wanneer de motoruitschakeling is geactiveerd. Als de onderdrukkingsfunctie geactiveerd wordt, vindt alleen koppelreductie plaats als de functie geactiveerd is.

Er wordt een storingscode in de regeleenheid gegenereerd.

Na een alarm moeten langer dan 1 seconde goedgekeurde waarden worden geregistreerd om het alarm te resetten.

28

© Scania CV 2009

Een hoge smeeroliedruk (hoger dan 6 bar) is normaal bij het starten van een koude motor.

Laadcontrolelamp Als de lamp gaat branden tijdens de bediening: - Controleer de aandrijfriemen van de dynamo en stel deze af zoals beschreven onder het onderhoudspunt. Zie pagina 48.

- Als de laadcontrolelamp blijft branden, dan kan dit worden veroorzaakt door een dynamostoring of een storing in het elektrische systeem.

!

Belangrijk De kans op schade aan de turbocompressor en nakoken van de koelvloeistof is aanwezig wanneer de motor wordt gestopt zonder koeling.

Motor stoppen 1. Laat de motor zonder belasting enkele minuten draaien wanneer deze continu heeft gedraaid onder zware belasting.

2. Stop de motor met de stopknop of de contactsleutel (afhankelijk van de versie). Houd de stopknop ingedrukt tot de motor volledig gestopt is.

3. Zet de bedieningssschakelaar in stand "0".

!

Belangrijk

De voeding mag niet worden 4. Motoren met accuhoofdschakelaar: Schakel de spanning uit met behulp uitgeschakeld voordat de motor van de accuhoofdschakelaar. is gestopt.

N.B.: 10 incorrecte motorstops zorgen voor een koppelreductie (70% van de brandstofhoeveelheid). Om de motor te resetten, dient de motor eenmaal op de voorgeschreven manier uitgeschakeld te worden.

Controles na draaien - Controleer of de spanning onderbroken is via de accuhoofdschakelaar en dat de bedieningsschakelaar in de stand "0" staat.

- Vul de brandstoftank. Zorg dat de vuldop en het gebied rond de vulopening schoon zijn om verontreiniging van de brandstof te voorkomen.

- Als de kans op bevriezing bestaat, moet het koelsysteem genoeg glycol bevatten. Zie pagina 24 en 37.

- Bij temperaturen onder 0 °C: bereid de volgende start voor door de motorverwarming (indien hiermee uitgerust) aan te sluiten.

!

WAARSCHUWING Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt.

Als de motor per ongeluk wordt gestart, dan bestaat een AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL.

!

Belangrijk Er moet koelvloeistof worden bijgevuld wanneer de motor na de eerste start wordt gestopt.

!

WAARSCHUWING Het systeem is van druk voorzien.

Aanzienlijk risico op brandwonden. © Scania CV 2009

29

Onderhoud Het onderhoudsprogramme omvat 20 punten, verdeeld in de volgende hoofdgroepen: Smeeroliesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Luchtreiniger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Elektrisch systeem, accu’s, etc. . . . . . . . .

Diversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

pagina 28 pagina 32 pagina 38 pagina 40 pagina 42 pagina 44

De onderhoudspunten zijn als volgt in intervallen verdeeld: Dagelijks onderhoud Onderhoud voor de eerste start Onderhoud na de eerste 400 bedrijfsuren

!

WAARSCHUWING Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt.

Als de motor per ongeluk wordt gestart, dan bestaat een AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL.

Periodiek onderhoud elke 200 bedrijfsuren (uitgevoerd na 200, 400, 600, 800, etc. uur) Periodiek onderhoud elke 400 bedrijfsuren (uitgevoerd na 400, 800, 1.200, 1.600, etc. uur) Periodiek onderhoud elke 1.200 bedrijfsuren (uitgevoerd na 1.200, 2.400, 3.600, etc. uur) Periodiek onderhoud elke 2.400 bedrijfsuren (uitgevoerd na 2.400, 4.800, etc. uur) Periodiek onderhoud elke 4.800 bedrijfsuren (uitgevoerd na 4.800, 9.600, etc. uur) Jaarlijks onderhoud Onderhoud elke 5 jaar

Motoren met weinig bedrijfsuren Noodgenerators en dergelijke die niet regelmatig worden gebruikt, moeten testdraaien en worden gecontroleerd volgens de instructies van de fabrikant van het generatoraggregaat.

Laat de motor draaien tot deze op bedrijfstemperatuur is en voer vervolgens de onderstaande onderhoudspunten uit: 1. Oliepeil controleren.

5. Koelvloeistofpeil controleren.

8. Vacuümindicator controleren.

12. Brandstofpeil controleren.

14. Elektrolytniveau in accu’s controleren.

15. Laadtoestand in accu’s controleren.

16. Accu’s reinigen.

19. Op lekkages controleren en indien nodig verhelpen.

30

© Scania CV 2009

!

Belangrijk Voor motoren met weinig bedrijfsuren waarbij geen periodiek onderhoud wordt uitgevoerd volgens het onderhoudsschema op pagina 29, dient het onderhoud te worden uitgevoerd volgens het schema: "Jaarlijks" "Elke 5 jaar"

Onderhoudsschema

1



1



1



Elke 5 jaar

Jaarlijks

Minimaal

4.800 u

2.400 u

1.200 u

400 u



Interval

200 u



400 u

Eerste start

Smeeroliesysteem, pagina 28 1. Oliepeil controleren 2. Olie verversen 3. Smeeroliereiniger schoonmaken.

4. Oliefilter vervangen Koelsysteem, pagina 32 5. Koelvloeistofpeil controleren 6. Koelvloeistof controleren 7. Koelsysteem reinigen Luchtreiniger, pagina 38 8. Testmeting van vacuümindicator 9. Groffilter reinigen 10. Filterelement reinigen of vervangen 11. Beschermfilter vervangen Brandstofsysteem, pagina 40 12. Brandstofpeil controleren 13. Hoofdfilter en waterscheidingsfilter vervangen Elektrisch systeem, pagina 42 14. Elektrolytniveau in accu’s controleren 15. Laadtoestand in accu’s controleren 16. Accu’s reinigen 17. Koelvloeistofpeilsensor controleren Diversen, pagina 44 18. Aandrijfriem controleren 19. Op lekkages controleren en indien nodig verhelpen 20. Klepspeling controleren en afstellen 21. Tuimelaars pompverstuivers controleren en afstellen 22. Klep gesloten carterventilatie vervangen (of reinigen)

Dagelijks

Eerste keer bij

 

3

 1



 1

 2

 





 1 









 















 





 

1. Indien nodig vaker.

2. Eerder als de vacuümindicator rood aanduidt.

3. Als er vijf jaar geen inhibitor is bijgevuld, moet de koelvloeistof ververst worden.

© Scania CV 2009

31

Smeeroliesysteem Oliespecificatie De motorolie moet minimaal aan de eisen voor een van de volgende olieclassificaties voldoen:

-ACEA E3, E4 of E5

!

- Het totaal basisnummer (TBN) moet minimaal 12-13 zijn (ASTM 2896).

Belangrijk - Controleer bij uw olieleverancier dat de olie aan deze voorwaarden voldoet.

Additieven mogen niet gebruikt - De vermelde olieverversingsintervallen gelden mits het zwavelgehalte worden. qua gewicht niet hoger is dan 0,3%. Als het zwavelgehalte hoger is dan 0,3%, maar niet hoger dan 1,0%, dan moet het olieverversingsinterval De olie moet geschikt zijn voor alle temperatuurveranderingen gehalveerd worden (200 uur). die tot aan de volgende - De viscositeit wordt in de onderstaande afbeelding aangeduid. verversingsbeurt kunnen - Voor bedrijf bij zeer lage omgevingstemperatuur: Neem contact op met optreden. uw Scania vertegenwoordiger voor informatie over het voorkomen van startproblemen.

Olie-analyse Sommige oliebedrijven kunnen een analyse van de motorolie aanbieden. Bij een dergelijke analyse wordt het TBN (Total Base Number, base-getal), het TAN (Total Acid Number, zuurgetal), de brandstofverdunning, het watergehalte, de viscositeit en de hoeveelheid slijtage- en roetdeeltjes in de olie gemeten.

Het resultaat van de analysereeks wordt gebruikt als basis voor het bepalen van een geschikt olieverversingsinterval.

Als de bedrijfsomstandigheden veranderen, moet een nieuw olieanalyseprogramma worden uitgevoerd om het nieuwe olieverversingsinterval vast te stellen.

-40

-30

-20

-10

0

10

20

SAE 20W-30 SAE 30 SAE 40 SAE 50 SAE 5W-30 SAE 10W-30 SAE 15W-40

32

© Scania CV 2009

30

40 °C

1. Dagelijks: Oliepeil controleren N.B.:

Vóór het controleren van het oliepeil: Zorg dat de motor minimaal 1 minuut uitgeschakeld is.

- Het correcte peil moet tussen de markeringenop de oliepeilstok liggen.

Vul olie bij wanneer het oliepeil op de onderste markering staat.

- Zie pagina 32 voor de juiste oliespecificatie.

Oliepeil tijdens werking controleren Bij sommige motoren kan het oliepeil tijdens de werking gecontroleerd worden.

- Verwijder de olievuldop om de druk in het carter af te laten.

- Controleer het peil op de peilstok. Correct oliepeil: 10 mm boven de markering Min. of onder de markering Max.

2. Elke 400 uur: Olie verversen N.B.:

Max. Min.

Als de motor wordt gebruikt onder veeleisende omstandigheden, met name in een stoffige omgeving of als de afzettingen in de centrifugaalreiniger dikker dan 20 mm zijn: olie frequenter verversen.

- Draai de olieplug los en tap de olie af bij een hete motor.

- Bij bepaalde motoren wordt de olie naar buiten gepompt m.b.v. een lenspomp.

- Maak de magneet op de olieplug schoon.

- Breng de olieplug aan en vul olie bij.

Max. 33 dm3 Min. 28 dm3 1 dm3 = 1 liter

- Controleer het peil op de oliepeilstok.

!

WAARSCHUWING De olie kan heet zijn.

Draag werkhandschoenen en een veiligheidsbril.

Help het milieu te beschermen!

Gebruik een opvangbak om morsen bij het verversen van de olie te voorkomen. Voer gebruikte De maximale toegestane hoeken in bedrijf verschillen, afhankelijk van het type oliecarter; zie afbeelding. olie af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

N.B.: De gespecificeerde hoeken mogen slechts zo nu en dan optreden.

Maximale hellingshoeken in bedrijf

25° 25° 35° © Scania CV 2009

35° 33

3. Elke 400 uur: Oliefiltereenheid reinigen (in combinatie met olieverversing) - Maak het deksel schoon. Draai de moer los en verwijder het deksel.

!

WAARSCHUWING Maak het deksel voorzichtig open. De olie kan heet zijn.

- Verwijder de rotor en veeg de buitenzijde schoon. Draai de moer van het rotordeksel ca. anderhalve omwenteling los.

- Indien de rotormoer vastzit: Draai de rotor ondersteboven en zet de moer in een bankschroef vast.

Draai de rotor anderhalve omwenteling met de hand linksom of gebruik hiervoor een M20 moer zoals afgebeeld.

N.B.:

Zet de rotor nooit in een bankschroef.

- Houd de rotor vast en tik met een kunststof hamer licht op de rotormoer of tegen de werkbank, zodat het rotordeksel loskomt van de bodemplaat.

Sla nooit direct op de rotor, omdat de lagers van de rotor dan beschadigd kunnen raken.

- Draai de moer los en verwijder het rotordeksel.

- Verwijder de zeef. Als de zeef is vastgelopen in het rotodeksel, plaats dan voorzichtig een schroevendraaier tussen het rotordeksel en de zeef om deze los te wrikken.

- Als de zeef is vastgelopen in de rotor, plaats dan voorzichtig een schroevendraaier tussen de rotor en de zeef om deze los te wrikken.

- Schraap afzettingen aan de binnenzijde van het rotordeksel weg. Als er geen afzettingen zijn, dan duidt dit erop dat de reiniger niet goed werkt.

- Als de afzettingen dikker dan 28 mm zijn: vaker schoonmaken.

34

© Scania CV 2009

- Maak alle onderdelen schoon in een bad van dieselolie.

- Zorg ervoor dat de mondstukken op de rotor niet geblokkeerd of beschadigd zijn.

- Controleer of de lagers niet zijn beschadigd. Wanneer deze zijn beschadigd, moet de complete rotor worden vervangen.

- Breng een nieuwe ingevette O-ring op de rotor aan en breng vervolgens de zeef aan.

- Monteer de rotor.

- Haal de rotormoer handvast aan.

- Controleer of de as vast zit. Als deze los zit, gebruik dan borgmiddel 561 200 en haal de as aan met 34 Nm met behulp van gereedschap 98 421.

- Om de rotoras aan te halen moet dopsleutel 98 421 worden aangepast: - Boor de schroefdraad van een M20 moer uit, zodat deze op het aandrijfvierkant van de dopsleutel past.

- Las de moer op zijn plaats.

- Breng de rotor aan.

- Controleer met de hand of deze vrij kan draaien.

- Breng een nieuwe ingevette O-ring op het deksel aan en breng dit vervolgens aan.

- Schroef het deksel vast en haal de borgmoer aan met 15 Nm. Haal de moer voorzichtig aan om beschadiging van de rotoras, de moer of het deksel te voorkomen.

Controle van de werking De rotor draait zeer snel en blijft nog enige tijd draaien nadat de motor is gestopt.

- Stop de motor wanneer deze warm is.

- Luister of er een snorrend geluid vanaf de rotor hoorbaar is of voel of het huis van de reiniger trilt.

De rotor draait normaal 30-60 seconden verder nadat de motor is gestopt.

Zo niet: demonteren en controleren. © Scania CV 2009

35

4. Elke 400 uur: Oliefilter vervangen (in combinatie met olieverversing) - Verwijder het oude filter.

- Breng een nieuw origineel Scania filter aan. Smeer de afdichting voor het aanbrengen met olie.

- Zet het filter met de hand vast.

Gebruik hiervoor nooit gereedschap. De filters kunnen beschadigd raken en de circulatie belemmeren.

- Start de motor en controleer op lekkages.

BELANGRIJK! Als de afzettingen in de centrifugaalreiniger dikker dan 20 mm zijn, moet het oliefilter frequenter worden vervangen. Hetzelde geldt voor het reinigen van het centrifugaalfilter en het verversen van de olie.

Help het milieu te beschermen!

Koelsysteem 5. Dagelijks: Koelvloeistofpeil controleren - Open de vuldop van het expansievat en controleer het koelvloeistofpeil.

- Correct peil:

(Scania kunststof expansievat)

- Koude motor:

Het koelvloeistofpeil moet gelijk zijn met de onderzijde van de vulhals.

- Warme motor:

Het koelvloeistofpeil moet ca. 25 mm hoger zijn dan de onderrand van de vulopening.

Gebruik een opvangbak om morsen bij het vervangen van het filter te voorkomen.

Voer gebruikte filters af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

!

WAARSCHUWING Draai de dop voorzichtig los.

Er kunnen water en stoom naar buiten spuiten.

- Andere expansievattypen volgens de instructies van de monteur.

- Vul indien nodig koelvloeistof bij (zie punt 6).

N.B.:

Wanneer grote hoeveelheden koelvloeistof worden bijgevuld: Giet nooit koude koelvloeistof in een warme motor. Hierdoor kunnen het cilinderblok en de cilinderkop barsten.

!

Belangrijk Vul altijd bij met kant-en-klare (voorgemengde) koelvloeistof.

36

© Scania CV 2009

6. Elke 2.400 uur: Koelvloeistof controleren Koelvloeistof dient als volgt gecontroleerd te worden:

a) Controleer het uiterlijk van de koelvloeistof. b) Alleen koelvloeistof met glycol: Controleer het glycolgehalte. c) Koelvloeistof die alleen Scania roestwerend middel bevat: controleer het gehalte roestwerend middel.

De samenstelling van de koelvloeistof wordt uitgebreid beschreven onder "Starten en draaien".

a) Uiterlijk van koelvloeistof controleren - Giet een kleine hoeveelheid koelvloeistof in een bak en controleer of de koelvloeistof zuiver en helder is.

- Als de koelvloeistof vervuild of troebel is: Verversen van koelvloeistof overwegen.

- Water voor de koelvloeistof moet schoon zijn en geen vuildeeltjes bevatten.

- Gebruik drinkwater met een pH van 6-9.

b) Glycolgehalte controleren Als er bevriezingsgevaar bestaat, gebruik dan alleen glycol als roestwerend middel in de koelvloeistof.

- Koelsystemen met glycol moeten minimaal 30 volumeprocent glycol bevatten voor een acceptabele bescherming tegen corrosie.

Koelvloeistofsamenstelling: Als er bevriezingsgevaar bestaat: minimaal 30 volumeprocent glycol maximaal 60 volumeprocent glycol Als er geen bevriezingsgevaar bestaat: 8-12 volumeprocent Scania roestwerend middel

!

WAARSCHUWING Wanneer ethyleenglycol doorgeslikt wordt, kan dit fataal zijn.

Voorkom dat de huid in contact komt met glycol.

!

Belangrijk - 30 volumeprocent glycol biedt bescherming tegen bevriezing tot -16 °C. Als er additionele bescherming tegen bevriezing nodig is, zie dan de De koelvloeistof moet kant-entabel op de volgende pagina om te berekenen hoeveel glycol u nodig heeft. klaar (voorgemengd) zijn, We raden alleen nitrietvrije antivriesglycol met de volgende leveranciersaanduidingen aan: BASF G48 of BASF D542 - Vul altijd glycol bij als het glycolgehalte lager is dan 30 volumeprocent.

Een glycolgehalte hoger dan 60 volumeprocent biedt niet meer bescherming tegen bevriezing.

- In de tabel wordt de temperatuur aangeduid waarbij ijsvorming begint.

De motor bevriest en breekt bij aanzienlijk lagere temperaturen (zie schema).

wanneer dit in het koelsysteem wordt gegoten.

Vul nooit bij met alleen water of glycol.

!

Belangrijk

- IJsvorming in de koelvloeistof veroorzaakt vaak storingen zonder enig De aanbevolen glycolen mogen gevaar van schade. De motor mag niet aan zware belastingen worden niet gemengd worden met glycol blootgesteld wanneer er ijsvorming begint op te treden. dat roestwerend middel op

N.B.:

De koelvloeistof moet worden ververst wanneer het koelsysteem gereinigd wordt: elke 4.800 uur of minstens elke 5 jaar.

BELANGRIJK! Als er een koelvloeistoffilter in het koelsysteem wordt

gebruikt, mag de koelvloeistof geen inhibitor bevatten. © Scania CV 2009

nitrietbasis bevat.

Risico op ophoping van drab/bezinksel (sludge) en lagere koelcapaciteit.

37

Antivriesglycol, volumeprocent

Eigenschappen van glycol bij lage temperaturen: - Voorbeeld met 30 volumeprocent glycol - Vorming van ijsbrij begint bij -16 °C. - Er kunnen functiestoringen optreden bij -30 °C - Geen risico op beschadiging door bevriezing bij een minimaal gehalte van 30 volumeprocent glycol

Curve A: IJsvorming begint (ijsbrij) Curve B: Temperatur waarbij bevriezingsgevaar bestaat 1. Veilig bereik 2. Er kunnen functiestoringen optreden (ijsbrij) 3. Gevaar voor beschadiging door bevriezing

A

Glycol (volumeprocent)

15

Vorming van ijsbrij begint bij (°C)

-6

-9

-12

-16

-22

-27

-36

-46

-55

Glycol dm3 (liter)

5 6 8 9 11 12 14 15 17 18 20 21 23 24 26 27 29 30

6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40

8 10 13 15 18 20 23 25 28 30 33 35 38 40 43 45 48 50

9 12 15 18 21 24 27 30 33 36 39 42 45 48 51 54 57 60

11 14 18 21 25 28 32 35 39 42 46 49 53 56 60 63 67 70

12 16 20 24 28 32 36 40 44 48 52 56 60 64 68 72 76 80

14 18 23 27 32 36 41 45 50 54 59 63 68 72 77 81 86 90

15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100

18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102 108 114 120

20

25

30

35

40

45

50

60 Koelsysteem volume, dm3 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200

A = Te vermijden gebied. Alleen voor berekenen van glycolmix.

Vriespunt koelvloeistof (wanneer ijsvorming begint) voor verschillende glycolmixen 38

© Scania CV 2009

c) Roestwerend middel controleren De koelvloeistof moet altijd voldoende roestwerend middel (inhibitor) bevatten om het koelsysteem tegen corrosie te beschermen.

!

WAARSCHUWING Roestwerend middel is bij

Als er geen bevriezingsgevaar bestaat, mag alleen Scania roestwerend middel inname zeer gevaarlijk en kan in de koelvloeistof worden gebruikt.

De inhibitor in Scania roestwerend middel bevat geen nitraten.

fataal zijn.

Voorkom contact met de huid.

Het correcte gehalte roestwerend middel is 8-12 volumeprocent.

- Na elke bedrijfsperiode van 2.400 uur moet worden bijgevuld met 1,0 volumeprocent Scania roestwerend middel.

- Vul nooit bij met alleen water of roestwerend middel!

Vloeistofverlies moet altijd worden aangevuld met kant-en-klare (voorgemengde) koelvloeistof: water + 10 volumeprocent Scania roestwerend middel.

N.B.:

!

Belangrijk

Mengen met glycol of het gebruik van te veel roestwerend De koelvloeistof moet worden ververst wanneer het koelsysteem middel kan leiden tot de gereinigd wordt: elke 4.800 uur of minstens elke 5 jaar. vorming van drab/bezinksel (sludge) en een lagere koelcapaciteit.

!

Belangrijk Als er een koelvloeistoffilter is aangebracht, dan mag het middel geen inhibitor bevatten.

Koelvloeistof verversen 1. Verwijder de vuldop van het expansievat.

2. De koelvloeistof wordt op twee punten afgetapt: - het onderste punt van het cilinderblok (zie afbeelding).

- het onderste punt van het koelsysteem.

3. Sluit de kranen.

4. Vul koelvloeistof bij via de vulopening van het expansievat.

Meng koelvloeistof zoals beschreven op pagina 35.

Help het milieu te beschermen!

Gebruik een opvangbak om morsen bij het verversen van de koelvloeistof te voorkomen.

Voer gebruikte koelvloeistof af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf. © Scania CV 2009

39

7. Elke 4.800 uur: Koelsysteem reinigen N.B.:

Indien nodig moet het koelsysteem vaker gereinigd worden.

Uitwendig reinigen Radiateur - Controleer of de radiateur en de inlaatluchtkoeler aan de luchtzijde niet verstopt zijn en dat de koelvinnen niet beschadigd zijn.

- Schraap de afzetting voorzichtig van de koelvinnen van de radiateur.

Indien nodig kan een motorreiniger op basis van petroleum worden gebruikt.

- Verbogen vinnen kunnen bijvoorbeelf met een staalborstel recht gemaakt worden. Hierbij moet met zorg te werk worden gegaan.

!

Belangrijk Het koelsysteem mag nooit met caustische soda gereinigd worden.

Hierdoor bestaat namelijk het gevaar dat aluminium onderdelen beschadigd raken.

Inlaatluchtkoeler, DI-motor 1. Tap de koelvloeistof van de motor af (zie "Koelvloeistof verversen").

2. Maak het inlaatspruitstuk van de turbocompressor los.

3. Maak de inlaat- en uitlaataansluiting van de inlaatluchtkoeler los.

4. Maak de bouten van het inlaatluchtkoelpakket van het inlaatspruitstuk

los. Het inlaatluchtelement is in het huis geïntegreerd.

Zorg dat de wateraansluiting van het element niet beschadigd wordt.

5. Reinig de buitenzijde van de eenheid. Dit is met name belangrijk als de motor uitgerust is met een gesloten carterventilatie. Gebruik een motorreiniger op basis van petroleum.

6. Reinig en ontvet de afdichtvlakken op het element en op het inlaatspruitstuk met een thinner.

7. Breng een aaneengesloten rups afdichtmiddel (silicone 816 064), ca. 23 mm op het afdichtvlak van het inlaatspruitstuk aan.

8. Monteer de inlaatluchtkoeler binnen 15 minuten na het aanbrengen van het afdichtmiddel. Haal de bouten met 26 Nm aan.

9. Breng de inlaat- en uitlaataansluiting met nieuwe O-ringen aan.

10. Breng de klemmen van de toevoerleiding aan.

11. Sluit het inlaatspruitstuk van de

1

turbocompressor aan.

12. Vul het systeem met koelvloeistof volgens de specificatie op pagina 35.

BELANGRIJK! Laat het afdichtmiddel minimaal

24 uur uitharden voordat de motor opnieuw gebruikt wordt.

1. Inlaatluchtkoelerelement 2. O-ring 3. Afdichtmiddel 816 064 4. Inlaatspruitstuk

40

2

3

© Scania CV 2009

4

Inwendig reinigen Olie en vet verwijderen - Laat de motor, indien mogelijk, draaien tot deze op bedrijfstemperatuur is en tap vervolgens de koelvloeistof uit het koelsysteem af.

- Verwijder de thermostaten.

- Vul het systeem met schoon, warm water gemengd met afwasmiddel voor huishoudelijk gebruik.

Concentratie 1% (0,1/10 l).

- Laat de motor ca. 20-30 minuten warmdraaien. Vergeet het cabineverwarmingssysteem niet (indien hiermee uigerust).

- Tap de koelvloeistof in het koelsysteem af.

!

WAARSCHUWING Bij gebruik van reinigingsmiddel voor koelsystemen: lees de waarschuwingstekst op de flacons.

- Vul het systeem nogmaals met schoon warm water en laat de motor ca.

20-30 minuten draaien.

- Tap het water in het systeem af.

- Breng de thermostaten aan.

- Vul het systeem met nieuwe koelvloeistof bij volgens de specificatie op pagina 35.

Help het milieu te beschermen!

Afzettingen verwijderen

Gebruik een opvangbak om - Laat de motor, indien mogelijk, draaien tot deze op bedrijfstemperatuur morsen bij het verversen van de koelvloeistof te voorkomen. is en tap vervolgens de koelvloeistof uit het koelsysteem af.

Voer gebruikte koelvloeistof af - Verwijder de thermostaten. bij een goedgekeurd - Vul het systeem met schoon, heet water gemengd met wat in de handel afvalverwerkingsbedrijf. verkrijgbaar radiatorreinigingsmiddel op basis van zwavelzuur met dispergeermiddel. Volg de instructies van de fabrikant voor de concentratie en de reinigingstijd.

- Laat de motor gedurende de gespecificeerde tijd draaien en tap vervolgens de koelvloeistof in het koelsysteem af.

- Vul het systeem met warm water en laat de motor ca. 20-30 minuten draaien.

- Tap het water in het systeem af.

- Breng de thermostaten aan.

- Vul het systeem met koelvloeistof bij volgens de specificatie op pagina 35.

© Scania CV 2009

41

Luchtreiniger 8. Dagelijks: Testmeting van vacuümindicator Als de rode indicatiebalk volledig zichtbaar is, vervang dan het filterelement van de luchtreiniger (punt 10). Dit is met name belangrijk als de motor onder hoge belasting en met een hoog toerental draait.

9. Elke 200 uur: Groffilter luchtreiniger schoonmaken 1. Verwijder het deksel van het grooffilter (2).

2. Verwijder de conische grofscheider. Verwijder de vuildeeltjes en reinig

!

Belangrijk Het groffilter moet altijd rechtop worden aangebracht.

1

de grofscheider.

2

3. Breng het groffilter zoals afgebeeld aan en draai het deksel vast.

10. Elke 1.200 uur: Filterelement reinigen of vervangen N.B.:

Reinig of vervang het filterelement eerder als de vacuümindicator rood is.

Demonteren

Er bestaat altijd een risico dat het filterelement bij het reinigen Gebruik alleen originele Scania beschadigd wordt. Het filterelement mag maximaal 4 keer luchtfilters. worden gereinigd. Na reiniging heeft het filter een lagere Vervang het filterelement als dit stofcapaciteit dan een nieuw filterelement.

Filterelement reinigen - Blaas het filterelement vanaf de binnenzijde voorzichtig schoon met droge perslucht.

Dit filterelement mag niet met water worden gewassen.

1

2

3

beschadigd is.

Een beschadigd filterelement kan tot beschadiging van de motor leiden.

!

WAARSCHUWING Start de motor nooit zonder het luchtfilter.

Dit brengt het risico op letsel of motorschade met zich mee.

1. Deksel 2. Filterelement 3. Filterhuis

42

4

Belangrijk

3. Markeer het filter wanneer dit gereinigd is.

N.B.:

3

Filterelement Groffilter Deksel Vacuümindicator

!

1. Verwijder het deksel van de luchtreiniger.

2. Vervang of reinig het filterelement.

N.B.:

1.

2.

3.

4.

© Scania CV 2009

Controleren - Steek een zaklamp in het element en controleer aan de buitenzijde of er geen gaten of barsten in het filterpapier aanwezig zijn.

- Vervang het filterelement bij de geringste mate van beschadiging. Dit brengt namelijk het risico op ernstige motorschade met zich mee.

Monteren 1. Monteer de onderdelen van de luchtreiniger in omgekeerde volgorde.

2. Reset de vacuümindicator door op de knop te drukken.

11. Elke 2.400 uur: Beschermfilter vervangen N.B.:

1.

2.

3.

4.

5.

6.

!

Belangrijk

Niet alle filters zijn uitgerust met een beschermfilter. Ga bij het vervangen van het beschermfilter voorzichtig te werk om te voorkomen dat er vuil of andere onzuiverheden in de motor terecht kunnen komen.

Verwijder het beschermfilter niet onnodig.

Verwijder het deksel van de luchtreiniger.

Verwijder het filterelement.

Verwijder het beschermfilter.

Breng een nieuw, origineel Scania beschermfilter aan.

1

Vervang of reinig het filterelement (zie punt 10).

Monteer de luchtreiniger.

1. Beschermfilter Luchtreiniger met beschermfilter

!

Belangrijk Reinig nooit het beschermfilter.

© Scania CV 2009

43

Brandstofsysteem

!

Belangrijk

12. Dagelijks: Brandstofpeil controleren - Vul indien nodig brandstof bij.

- Als de tank leeg is, ontlucht dan het brandstofsysteem (zie punt 13).

13. Elke 1.200 uur: Brandstoffilter vervangen

Houd het werkgebied uiterst schoon wanneer aan het brandstofsysteem wordt gewerkt.

Het risico op een functiestoring van de motor en beschadiging van de inspuituitrusting is aanwezig.

Brandstoftanks - Tap eventueel water in de brandstoftanks af.

Filter Het filter bestaat uit een filtereenheid.

- Was de buitenzijde van het filter en draai dit los. Gooi het filter weg volgens de milieuvoorschriften.

- Breng het nieuwe filter aan en haal dit met de hand aan.

Gebruik hiervoor nooit gereedschap. De filters kunnen beschadigd raken en de circulatie belemmeren.

- Ontlucht het brandstofsysteem zoals hieronder beschreven staat.

!

Belangrijk Gebruik alleen originele Scania brandstoffilters.

- Start de motor en controleer op lekkages.

Help het milieu te beschermen!

Waterscheidingsfilter - Het aftappen dient uitgevoerd te voeren wanneer er brandstof wordt getankt.

- Het filter moet vervangen worden bij hetzelfde vervangingsinterval als het hoofdfilter.

Gebruik bij het ontluchten en vervangen van componenten een opvangbak om morsen te voorkomen.

- Sluit de kraan (1) vóór het filter.

- Draai de houder en de aftapklep (3) los.

- Draai het filter (2) los en vervang dit. Smeer de afdichting voordat het nieuwe filte rmet de hand wordt vastgezet.

- Schroef de houder en aftapklep op hun plaats.

- Open de kraan (1).

- Ontlucht het brandstofsysteem na het vervangen van beide filters.

1. Afsluitkraan 2. Filter 3. Aftapklep 44

© Scania CV 2009

Brandstofsysteem ontluchten - Sluit een doorzichtige kunststof slang op de ontluchtingsnippel (1) aan om de brandstof in een opvangbak te leiden. De ontluchtingsnippel bevindt zich aan het uiteinde van de brandstofverdeelleiding aan de voorzijde van de motor.

Help het milieu te beschermen!

- Draai de ontluchtingsnippel open.

Gebruik bij het ontluchten en vervangen van componenten een opvangbak om morsen te voorkomen.

- Pomp de handpomp (2) tot er brandstof zonder luchtbellen uit de geopende ontluchtingsnippel stroomt.

•

Als het systeem helemaal leeg is, volstaan ongeveer 250 pompbewegingen.

•

Als het brandstoffilter werd vervangen, volstaan ongeveer 170 pompbewegingen.

•

Voor het ontluchten van de brandstofverdeelleiding zijn ongeveer 150 pompbewegingen voldoende.

3

1

- Sluit de ontluchtingsnippel en verwijder de slang.

- Draai de banjobout voor de overloopklep (3) iets los. Pomp de handpomp nog eens 20 slagen tot de overloopklep open gaat.

2

Als de motor niet start na het ontluchten: - Open de ontluchtingsnippel nogmaals en pomp met de handpomp tot er brandstof zonder luchtbellen naar buiten stroomt.

- Haal de ontluchtingsnippel aan. Start de motor en controleer op lekkages.

© Scania CV 2009

45

Elektrisch systeem 14. Elke 200 uur: Elektrolytniveau in accu’s controleren

!

WAARSCHUWING

Voorkom open vuur of vonken 1. Draai de pluggen los en controleer het elektrolytniveau in alle cellen. in de buurt van de accu’s.

Wanneer de accu’s worden 2. Vul bij met gedistilleerd water tot het niveau 10-15 mm hoger is dan de platen. geladen, wordt het brandbare en explosieve knalgas gevormd.

15. Elke 1.200 uur: Laadtoestand accu’s controleren - Controleer de dichtheid m.b.v. een zuurweger.

Voor een volledig geladen accu dient deze te zijn: 1,280 bij +20 °C 1,294 bij 0 °C 1,308 bij -20 °C - Wanneer de dichtheid lager is dan 1,20, moet de accu worden geladen.

Een volledig ontladen accu bevriest bij -5 °C.

!

WAARSCHUWING Draag handschoenen en een veiligheidsbril bij het laden en hanteren van accu’s.

De accu’s bevatten zeer bijtend zuur.

De accu’s mogen niet snel geladen worden. Dit leidt tot schade aan de accu op de lange termijn.

!

16. Elke 1.200 uur: Accu’s reinigen

WAARSCHUWING

1. Reinig de accu’s, kabels en accupoolklemmen.

2. Controleer of alle accupoolklemmen stevig zijn vastgezet.

3. Smeer de accupolen en de accupoolklemmen in met vaseline.

46

© Scania CV 2009

Sluit de accupoolklemmen niet verkeerd aan.

Dit kan leiden tot ernstige schade aan het elektrische systeem.

Als de accupoolklemmen worden kortgesloten, ontstaan er vonken.

Accu vervangen Verwijderen 1. Maak de minkabel (-) van de accu los (kabel verbonden met massa).

2. Maak de pluskabel (+) van de accu los (kabel verbonden met

!

WAARSCHUWING

Sluit de accupoolklemmen niet verkeerd aan.

Aanbrengen Dit kan leiden tot ernstige 1. Sluit de pluskabel (+) op de accu aan (kabel verbonden met startmotor). schade aan het elektrische systeem.

2. Sluit de minkabel (-) op de accu aan (kabel verbonden met massa).

Als de accupoolklemmen worden kortgesloten, ontstaan er vonken. startmotor).

Help het milieu te beschermen!

17. Elke 1.200 uur: Koelvloeistofpeilsensor controleren

Voer gebruikte accu’s af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

(Optionele uitrusting) 1. Start de motor.

2. Verlaag het koelvloeistofpeil in het expansievat.

3. Automatische stop in het geval van een storing: De motor stopt, de

controlelamp gaat aan en de zoemer (indien hiermee uitgerust) weerklinkt als er geen storing in de peilsensor aanwezig is. Als de 2-pens peilsensor aangebracht in functie is verbonden via de coördinator, dan wordt de noodstopstoringscode gegenereerd die via de diagnoselamp kan worden het expansievat voor radiateurs geleverd door Scania gelezen.

4. Geen automatische stop in het geval van een storing: De controlelamp gaat aan en de zoemer (indien hiermee uitgerust) weerklinkt als er geen storing in de peilsensor aanwezig is.

5. Vul koelvloeistof bij tot het correcte peil (zie pagina 36).

Help het milieu te beschermen!

Gebruik een opvangbak om morsen bij het aftappen van de koelvloeistof te voorkomen.

Voer gebruikte koelvloeistof af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

© Scania CV 2009

47

Diversen 18. Elke 1.200 uur: Aandrijfriem controleren - Als de aandrijfriem (1), die van het poly-V-type is, versleten of beschadigd is, dan dient deze vervangen te worden.

- Controleer ook of de automatische riemspanner (2) correct werkt en de aandrijfriem op de juiste spanning houdt.

307 939

20

Nm

-

+

2

Nm

307 938

20

N

m

-

+

2

N

m

- Bij installaties met dubbele riemcircuits, heeft het tweede riemcircuit twee aandrijfriemen met één handmatige riemspanner. Deze aandrijfriemen moeten worden vastgezet met 20 Nm ±2 Nm zoals afgebeeld.

48

© Scania CV 2009

19. Dagelijks: Op lekkages controleren en indien nodig verhelpen - Start de motor.

- Controleer of er nergens olie, koelvloeistof, brandstof, lucht of uitlaatgas weglekt.

- Haal de lekkende aansluitingen aan of vervang deze. Controleer de overloopgaten (1) (onder de zijdeksels) die aanduiden of de O-ringen tussen de cilindervoeringen en het carter lekken (zie afbeelding). a) Als er koelvloeistof naar buiten stroomt, dan lekt de O-ring. b) Als er smeerolie naar buiten komt, dan lekt de voering zelf.

- Controleer of de afvoeropening van de koelvloeistofpomp (2) niet verstopt is (zie afbeelding). Als er lekkage is, vervang dan de pompafdichting of de gehele koelvloeistofpomp.

Een kleine hoeveelheid lekkage van de overloopgaten tijdens de inrijperiode van de motor is normaal. (Afdichtringen en O-ringen worden bij het aanbrengen met zeep of olie gesmeerd).

Help het milieu te beschermen!

Zorg altijd ervoor dat eventuele lekkages geen vervuiling veroorzaken.

!

Belangrijk Neem bij ernstige lekkage contact op met uw Scania werkplaats.

- Deze lekkage stopt normaal na verloop van tijd.

© Scania CV 2009

49

20. Elke 2.400 uur: Klepspeling controleren en afstellen N.B.:

Het controleren en afstellen van klepspeling dient ook na de eerste 400 bedrijfsuren te worden uitgevoerd.

De klepspeling moet worden afgesteld wanneer de motor koud is, niet eerder dan 30 minuten nadat de motor heeft gedraaid.

De kleppendekselpakkingen moeten indien nodig worden vervangen.

Aanhaalmoment: 26 Nm.

!

WAARSCHUWING Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt.

Als de motor per abuis wordt gestart, dan bestaat een AANZIENLIJK RISICO OP LETSEL.

Inlaatklepspeling: 0,45 mm.

Uitlaatklepspeling: 0,70 mm.

Aanhaalmoment borgmoer: 35 Nm.

Het aflezen van het vliegwiel kan door de afdekkingen in het vliegwielhuis, aan de bovenzijde of aan de onderzijde (afhankelijk van de toegang bij het aanbrengen). Op het vliegwiel staat "Up" (boven) of "Down" (onder) aangeduid. Beide openingen zijn bij aflevering voorzien van een afdekking.

Afleesopeningen op het vliegwielhuis

50

© Scania CV 2009

Afstelvolgorde - Verdraai het vliegwiel zodat de markeringen op het vliegwiel zichtbaar zijn in het onderste venster van het vliegwielhuis (afhankelijk van bij welke opening er wordt afgelezen). Raadpleeg de tabel.

- Meet de klepspeling met behulp van een voelermaat en stel de kleppen af in de volgorde in de onderstaande tabel. De correcte klepspelingen worden ook vermeld op het instructieplaatje van een van de kleppendeksels.

- Het controleren en afstellen van de tuimelaars van de PDE-verstuivers moet samen met het controleren en afstellen van de klepspeling worden uitgevoerd. Zie stap 21.

- Als het niet mogelijk is via een van de deksels af te lezen, controleer dan de klepoverlap, draai het vliegwiel per keer 120° (1/3 omwenteling) linksom en stel de kleppen af volgens de onderstaande tabel en de pompverstuivers zoals beschreven op de volgende pagina.

Merkteken op vliegwiel (afgelezen via de onderste opening)

Klepoverlap op cilinder

Kleppen van cilinder afstellen

TDC Down (0°)

1

6

120°

5

2

240°

3

4

TDC Down (360°)

6

1

120°

2

5

240°

4

3

Merkteken op vliegwiel (afgelezen via de bovenste opening)

Klepoverlap op cilinder

Kleppen van cilinder afstellen

TDC Up (0°)

1

6

300°

5

2

60°

3

4

TDC Up (360°)

6

1

300°

2

5

60°

4

3

© Scania CV 2009

1 2 3 4 5 6 VLIEGWIEL

Cilindernummering

51

21. Elke 2.400 uur Tuimelaars pompverstuivers controleren en afstellen N.B.:

Het controleren/afstellen van de tuimelaars van de PDEverstuivers moet ook samen met het controleren/afstellen van de klepspeling na de eerste 400 bedrijfsuren worden uitgevoerd.

BELANGRIJK! De PDE31 pompverstuiver wordt afgesteld m.b.v.

afstelgereedschap 99 414 of een digitale schuifmaat.

De PDE32 pompverstuiver wordt afgesteld m.b.v. afstelgereedschap 99 442 of een digitale schuifmaat.

Deze afstelling is uitermate belangrijk, want een storing op de positie van de pompverstuiver kan resulteren in Meting A = slechte prestaties en het mogelijk defect raken van de PDE31: 66,9 ±0,1 mm motor.

PDE32: 69,9 ±0,1 mm

Meting B= PDE31: 36,5 mm PDE32: 38,8 mm

Het aflezen van het vliegwiel kan door de afdekkingen in het vliegwielhuis, aan de bovenzijde of aan de onderzijde (afhankelijk van de toegang bij het aanbrengen). Op het vliegwiel staat "Up" (boven) of "Down" (onder) aangeduid. Beide openingen zijn bij aflevering voorzien van een afdekking (zie afbeelding op pagina 46).

52

© Scania CV 2009

Afstelvolgorde Verdraai het vliegwiel zodat de markeringen op het vliegwiel zichtbaar zijn in het onderste venster van het vliegwielhuis (afhankelijk van bij welke opening er wordt afgelezen). Raadpleeg de tabel.

Merkteken op vliegwiel (afgelezen via de onderste opening)

Klepoverlap op cilinder

Verstuivertuimel aar van cilinder afstellen

TDC Down (0°)

1

2

120°

5

4

240°

3

1

TDC Down (360°)

6

5

120°

2

3

240°

4

6

Merkteken op vliegwiel (afgelezen via de bovenste opening)

Klepoverlap op cilinder

Verstuivertuimel aar van cilinder afstellen

TDC Up (0°)

1

2

300°

5

4

60°

3

1

TDC Up (360°)

6

5

300°

2

3

60°

4

6

© Scania CV 2009

53

PDE31: 1. Meet eerst de afstand (A) tussen vlak (a) en de bovenrand van de

klepveerring op de pompverstuiver m.b.v. een digitale schuifmaat. Zie de afbeelding.

2. Afmeting (A) moet 66,9 mm zijn voor PDE31 (afmeting B=36,5 mm).

3. De afmeting wordt afgesteld door de borgmoer los te draaien en de stelschroef van de tuimelaar (1) op de correcte meting af te stellen.

WAARSCHUWING! Ga zorgvuldig te werk bij het afstellen als de afmeting ver buiten de afstelafmeting valt.

De veer is voorgespannen en kan letsel veroorzaken wanneer deze wordt losgemaakt.

4. Breng afstelgereedschap 99 414 met de metalen plaat rond de verstuiverveer aan.

5. Voor de fijnafstelling van afmeting (A) moet tegelijkertijd met een

vinger worden gevoeld of de kleine zuiger (2) in lijn ligt met het vlakke bovenvlak van het gereedschap. Het is mogelijk om verschillen van minder dan een tiende millimeter te voelen.

6. Als het afstelgereedschap niet beschikbaar is, kan ook een digitale

schuifmaat voor de fijnafstelling worden gebruikt. De tuimelaarpositie wordt m.b.v. de stelschroef afgesteld op 66,9 +/-0,1 mm, zoals hierboven aangeduid.

7. Haal de borgmoer van de stelschroef met 39 Nm aan en verwijder het gereedschap.

N.B.:

Er dient geen verdere controle of afstelling van de pompverstuiver, zoals het controleren van de openingsdruk, uitgevoerd te worden. Als een verstuiver defect is, moet de gehele verstuiver vervangen worden.

99 414

66,9

Zuiger boven of onder het vlak.

Afstelling vereist.

Zuiger in lijn met het vlak.

Afstelling is correct.

54

© Scania CV 2009

PDE32: 1. Meet eerst de afstand (A) tussen vlak (a) en de bovenrand van de

klepveerring op de PDE-verstuiver m.b.v. een digitale schuifmaat. Zie de afbeelding.

2. Afmeting (A) moet 69,9 mm zijn voor PDE32 (afmeting B=38,8 mm).

3. De afmeting wordt afgesteld door de borgmoer los te draaien en de stelschroef van de tuimelaar (1) op de correcte meting af te stellen.

WAARSCHUWING! Ga zorgvuldig te werk bij het afstellen als de afmeting ver buiten de afstelafmeting valt.

De veer is voorgespannen en kan letsel veroorzaken wanneer deze wordt losgemaakt.

4. Breng afstelgereedschap 99 442 met de metalen plaat rond de verstuiverveer aan.

5. Voor de fijnafstelling van afmeting (A) moet tegelijkertijd met een

vinger worden gevoeld of de kleine zuiger (2) in lijn ligt met het vlakke bovenvlak van het gereedschap. Het is mogelijk om verschillen van minder dan een tiende millimeter te voelen.

6. Als het afstelgereedschap niet beschikbaar is, kan ook een digitale

schuifmaat voor de fijnafstelling worden gebruikt. De tuimelaarpositie wordt m.b.v. de stelschroef afgesteld op 69,9 +/-0,1 mm, zoals hierboven aangeduid.

7. Haal de borgmoer van de stelschroef met 39 Nm aan en verwijder het gereedschap.

N.B.:

Er dient geen verdere controle of afstelling van de pompverstuivers, zoals het controleren van de openingsdruk, uitgevoerd te worden. Als een verstuiver defect is, moet de gehele verstuiver vervangen worden.

99 442

69,9

Zuiger boven of onder het vlak.

Afstelling vereist.

Zuiger in lijn met het vlak.

Afstelling is correct.

© Scania CV 2009

55

22. Elke 2.400 uur: Klep gesloten carterventilatie vervangen (of reinigen) Methode 1: Vervang de klep bij het gespecificeerde interval.

Methode 2: - Demonteer de klep na het gespecificeerde interval.

- Reinig de klep door deze een nacht in een bad van dieselolie te plaatsen.

Spoel de klep vervolgens diverse keren in dieselolie en laat de klep uitdruppelen tot deze droog is.

- Breng de klep aan.

- De klep kan (gereinigd) opnieuw gebruikt worden, maar niet meer dan tweemaal na de eerste 2.400 uur gebruik. Zorg dat de klep na reiniging wordt gemarkeerd.

56

© Scania CV 2009

Motor voorbereiden voor opslag Als de motor gedurende een langere periode niet wordt gebruikt, dan moeten speciale maatregelen genomen worden om het koelsysteem, het brandstofsysteem en de verbrandingskamer tegen corrosie en het exterieur tegen roest te beschermen.

De motor kan normaal gesproken maximaal zes maanden stil staan. Als de motor langer dan zes maanden niet gebruikt wordt, dan moeten de volgende maatregelen worden uitgevoerd voor bescherming gedurende ca. 4 jaar. Een alternatief voor het voorbereiden van de motor op opslag op lange termijn is de motor iedere zes maanden te starten en deze te laten warmdraaien.

Voorbereiding voor opslag betekent: - De motor grondig reinigen.

- De motor een specifieke periode laten draaien met speciale conserverende brandstof, olie en koelvloeistof.

- Anderszins voorbereiden van de motor voor op opslag (filter vervangen, smering, etc.).

!

WAARSCHUWING

Wanneer ethyleenglycol doorgeslikt wordt, kan dit fataal zijn.

Conserverende koelvloeistof Als de motor wordt opgeslagen met koelvloeistof in het systeem, dan moet de Voorkom contact met de huid. koelvloeistof 50 volumeprocent glycol bevatten. Gebruik glycol zonder middel op nitrietbasis. Bijvoorbeeld BASF G48 of BASF D542.

Conserverende brandstof - Gebruik dieselolie vermengd met Lubrizol 560H of gelijkwaardig.

- Meng 1 cm3 (ml) Lubrizol 560H in 10 dm3 (l) brandstof.

!

GEBRUIK VAN LUBRIZOL 560H Gevaarlijk!

Bevat aromatische koolwaterstoffen Gebruik afzuigapparatuur als de kans bestaat op dampophoping.

Draag veiligheidshandschoenen en een veiligheidsbril bij het gebruik van Lubrizol. Gebruik geen verontreinigde kleding.

Bij contact met de ogen: Spoelen met een kleine waterstraal (minimaal 15 minuten). Raadpleeg een arts.

Bij contact met de huid: De betreffende plek afspoelen met zeep en water.

Bij inademing:

Frisse lucht, rust en warmte.

Brandbaar:

Brandklasse 2A. Vlampunt +27 °C. Ingeval van brand: Doven met kooldioxide, poeder of schuim.

Opslag:

In goed afgesloten containers op een droge, koele plek. Buiten bereik van kinderen houden.

© Scania CV 2009

57

Conserverende olie Bij de meeste oliebedrijven zijn geschikte conserverende oliën beschikbaar.

Bijvoorbeeld Dinitrol 40 of gelijkwaardig.

Voorbereidingen voor opslag - Tap de koelvloeistof in het koelsysteem af en spoel het koelsysteem door. Vul het systeem met conserverende koelvloeistof.

Help het milieu te beschermen!

Gebruik een opvangbak om

- Laat de motor warmdraaien op normale brandstof. Schakel de motor uit morsen tijdens het aftappen van en tap de olie af.

- Vervang het brandstoffilter.

- Vul de motor met conserverende olie tot het minimale peil op de peilstok.

- Meng conserverende brandstof in een blik. Maak de brandstofleiding los bij de aanzuigleiding van de opvoerpomp en sluit een slang aan op het blik.

- Maak de brandstofleiding los bij de overloopklep en sluit een retourslang aan op het blik.

- Start de motor en laat deze 20-25 minuten draaien op 1.000 omw/min (geldt niet voor constant-toerentalmotoren).

- Schakel de motor uit, verwijder de slangen en sluit de normale brandstofleidingen aan.

- Verwijder de kleppendeksels en smeer de klepmechanismen en pompverstuivermechanismen met conserverende olie. Breng de kleppendeksels aan.

N.B.:

De pompverstuivers mogen niet verwijderd worden.

- Tap de conserverende olie van de motor af. De motor kan direct of wanneer deze uit de opslag wordt gehaald met nieuwe motorolie worden gevuld.

- Tap de koelvloeistof af wanneer de motor niet wordt opgeslagen met koelvloeistof in het systeem. Dicht alle koelvloeistofaansluitingen met pluggen en tape af (indien het koelsysteem niet volledig gemonteerd wordt).

- Luchtreiniger: Reinig of vervang het filterelement.

- Bedek luchtinlaten en uitlaatleidingen.

- Dynamo en startmotor: - Besproeien met waterafstotende corrosiewerende olie (CRC 226, LPS1 of gelijkwaardig).

- Besproei de buitenzijde van de glanzende motoronderdelen eerst met penetrerende conserverende olie, bijvoorbeeld Dinitrol 25B en vervolgens met Dinitrol 112 of gelijkwaardig.

58

© Scania CV 2009

de olie en de koelvloeistof te voorkomen.

Voer gebruikte olie en koelvloeistof af bij een goedgekeurd afvalverwerkingsbedrijf.

- Breng een label op de motor aan, waarop duidelijk wordt vermeld wat de voorbereidingsdatum voor opslag is en dat de motor niet mag worden gestart.

MOTOR VOORBEREID VOOR OPSLAG OP LANGE TERMIJN Datum. . . . . . . . . . . .

Deze motor niet starten!

!

Accu’s

WAARSCHUWING Verwijder de accu’s voor druppelladen bij het acculaadstation. (Geldt niet voor accu’s die volgens de fabrikant geen onderhoud vereisen). Hetzelfde geldt voor opslag op korte termijn, ook al is de motor niet voorbereid voor de Draag handschoenen en een veiligheidsbril bij het laden en opslag zoals hierboven aangegeven.

Opslag Na de voorbereidingen moet de motor worden opgeslagen op een droge, warme plek (kamertemperatuur).

hanteren van accu’s.

De accu’s bevatten zeer bijtend zuur.

Uit opslag halen (Procedure voor het in werking stellen van de motor) - Verwijder pluggen en tape van de koelvloeistofaansluitingen, de luchtinlaten en de uitlaatleidingen.

- Vul het systeem met koelvloeistof (zie pagina 24).

- Controleer het oliepeil in de motor of vul bij met nieuwe motorolie.

- Smeer de klepmechanismen, de drukstangen, de klepstoters en de pompverstuivermechanismen.

- Tap de conserverende brandstof af uit de brandstofverdeelleiding en het brandstoffilter.

- Sluit het brandstofsysteem aan en ontlucht dit (zie pagina 44).

- Verwijder eventuele extern aangebrachte conserverende olie met behulp van terpentine.

© Scania CV 2009

59

Technische gegevens Algemeen

DC12

Aantal cilinders

DI12 6 in lijn

Cilinderdiameter

mm

127

Zuigerslag

mm

154

Cilinderinhoud

dm3 (liter)

11,70

Aantal hoofdlagers

7

Ontstekingsvolgorde

1-5-3-6-2-4

Compressieverhouding

18:1

Draairichting motor (gezien vanaf achterzijde)

Linksom

Draairichting ventilator (gezien vanaf voorzijde)

Rechtsom

Koeling

Vloeistof

Klepspelingen, koude motor inlaatklep uitlaatklep

mm mm

Gewicht, zonder koelvloeistof of olie *Met inlaatluchtkoeler, radiateur, expansievat en leidingen

kg

0,45 0,70 1.065*

Contactspanning

§

zie "Motorgegevenskaart"

Smeersysteem Maximale oliedruk (warme motor draaiend met een toerental hoger dan 1.000 omw/min bar (kp/cm2) Normale oliedruk (warme motor draaiend met bedrijfstoerental) (kp/cm2)

6

bar

3-6

Minimale oliedruk (warme motor draaiend met een toerental van bar (kp/cm2) 1.000 omw/min)

1,0

Oliehoeveelheid, zie pagina 33 Carterdruk bij gesloten carterventilatie

60

995

mm VP

© Scania CV 2009

-55 - +20

Brandstofsysteem

DC12

Pompinstelling BTDC (voor het bovenste dode punt) Laag stationair toerental

Zie plaat op kleppendeksel

omw/min

700 (afstelbaar 500-800)

Maximaal toerental volledig belasting

Zie motorkaart Dieselolie1

Brandstof 1

DI12

zie pagina 62

Koelsysteem Aantal thermostaten

1 (dubbele thermostaat)

Thermostaat, openingstemperatuur

°C

75

Koelvloeistoftemperatuur: systeem bij atmosferische druk systeem bij overdruk

°C °C

70-93 70 - ca. 100

Inhoud, inclusief radiateur, motor en expansievat en, voor DI12, ook inlaatluchtkoeler met 0,75 m2 radiateur dm3 (liter) 2 met 1,0 m radiateur dm3 (liter) 2 met 1,2 m radiateur dm3 (liter)

54 59 63

56 61 65

Elektrisch systeem Systeemspanning

V

24

Dynamo, stroom

A

65 of 100

kW (pk)

6,7 (9,1)

Vermogen startmotor Sensoren, drempelwaarden: oliedruksensor temperatuursensor

bar (kp/cm2) °C

1,0 ± 0,15 Aangeduid op zeshoekig deel van sensor

© Scania CV 2009

61

Brandstof Dieselolie De samenstelling van de dieselolie heeft een aanzienlijke invloed op het functioneren en de levensduur van de motor en het inspuitsysteem. Het motorvermogen en de uitlaatgasemissies zijn tevens afhankelijk van de brandstofkwaliteit. De vereisten en testnormen voor de belangrijkste eigenschappen worden beschreven in het werkplaatshandboek, in hoofdstukken die kunnen worden besteld bij Scania dealers of rechtstreeks bij Scania. Het adres van Scania is afgedrukt op de omslag.

Dieselbrandstof moet voldoen aan de volgende norm: EN 590 (Europese norm).

In de onderstaande tabel worden de vereisten voor sommige van de belangrijkste eigenschappen vermeld.

Eigenschap

Vereisten

Viscositeit bij 40 °C

2,0-4,5 mm2/s (cSt)

Dichtheid bij 15 °C

0,82-0,86 kg/dm3

Zwavel (volumeprocent)

max. 0,3%

Ontstekingsgewilligheid (cetaangetal)

min. 49

Vlampunt

56 °C

Milieuvriendelijke brandstoffen (brandstoffen met laag zwavelgehalte) Er zijn drie klassen van milieuvriendelijke brandstoffen (SS15 54 35).

Klasse 1 is zwavelvrij en klasse 2 heeft een laag zwavelgehalte. In vergelijking tot klasse 3 (normale brandstof) hebben deze brandstof een lagere dichtheid en dit leidt tot een lager motorvermogen. In combinatie met een katalysator mag alleen brandstof van klasse 1 worden gebruikt.

Kortdurend gebruik van brandstof met een hoger zwavelgehalte dan 0,05% qua gewicht leidt niet tot permanente schade aan de katalysator.

De katalysator kan echter na een bepaalde tijd een brandstof met een laag zwavelgehalte vereisen om naar de normale efficiëntieniveau terug te kunnen keren.

62

© Scania CV 2009

Temperatuurafhankelijkheid diesel Bij lage temperaturen kan paraffine in de diesel neerslaan, waardoor de filters en de leidingen verstopt raken. De motor kan dan minder vermogen leveren of zelfs afslaan.

De diesel is aangepast voor gebruik in het specifieke klimaat van ieder land.

Als een voertuig of een motor moet worden bediend in een temperatuurzone met een lagere temperatuur dan normaal, identificeer dan eerst de temperatuureigenschappen van de betreffende brandstof.

!

WAARSCHUWING

Het is niet toegestaan lamppetroleum te vermengen met diesel die reeds is aangepast De eigenschappen van de brandstof kan onder koude omstandigheden voor het betreffende klimaat. worden verbeterd door een van de volgende maatregelen uit te voeren Gebeurt dit wel, dan kunnen de voordat de temperatuur daalt: pompverstuivers defect raken.

- Als de betreffende brandstof niet geschikt is voor de verwachte Er mag geen andere soort temperaturen en er geen diesel met de juiste temperatuureigenschappen petroleum worden toegevoegd, beschikbaar is, dan adviseren we als voorzorgsmaatregel een elektrische omdat dit motorschade tot brandstofverwarming te installeren. gevolg heeft.

- De eigenschappen van diesel bij lage temperaturen kunnen als voorzorgsmaatregel verbeterd worden door lamppetroleum toe te voegen. Er mag maximaal 20% worden toegevoegd. Zorg ervoor dat tijdens het bijvullen de lamppetroleum eerst wordt toegevoegd, zodat deze goed wordt vermengd met de diesel.

N.B.:

Het is in sommige landen verboden lamppetroleum als motorbrandstof te gebruiken.

- Om te voorkomen dat water in de brandstof bevriest en er ijs ontstaat, mag maximaal 0,5-2% alcohol (isopropanol) worden toegevoegd.

Tap brandstoftanks en brandstoffilters regelmatig af of vervang de brandstoffilters.

© Scania CV 2009

!

Belangrijk Het is niet toegestaan om benzine met diesel te mengen.

Op lange termijn kan benzine slijtage aan de pompverstuivers veroorzaken en in het ergste geval motorschade tot gevolg hebben.

63

Alfabetische index

Aandrijfriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Accu, vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Accu’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Beschermfilter, luchtreiniger . . . . . . . . . . . . .

Brandstoffilter, vervangen . . . . . . . . . . . . . . .

Brandstofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Brandstofspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Brandstofsysteem, ontluchten . . . . . . . . . . . .

43 44 44 62 44 45

Controles na draaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Controles vóór draaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Draaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Eerste start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Elektrisch systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 EMS-motorregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 20 EMS-sensoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 20

Milieuverantwoordelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . 4 Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Motor stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Motortoerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Olie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Olie-analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliefiltereenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliehoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliepeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliespecificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Ontluchten, brandstofsysteem . . . . . . . . . . . .

Opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

33 32 28 36 34 33 33 32 30 31 45 59

Pompverstuiver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Roestwerend middel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

Filter, brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Filter, luchtreiniger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Gecertificeerde motoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Glycol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Klepspeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Knippercodes, coördinator . . . . . . . . . . . . . . .

Knippercodes, regeleenheid . . . . . . . . . . . . . .

Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelsysteem, reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelvloeistof, verversen . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelvloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelvloeistofpeilsensor . . . . . . . . . . . . . . . . .

Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . .

50 23 21 36 40 37 39 36 47 27

Lekkage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Luchtfilter, element . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Luchtreiniger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Luchtreiniger, beschermfilter . . . . . . . . . . . . .

Luchtreiniger, vacuümindicator . . . . . . . . . . .

Luchtreiniger, voorfilter . . . . . . . . . . . . . . . . .

49 42 42 43 43 42

64

Smeeroliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Smeeroliesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Storingsdiagnose, coördinator . . . . . . . . . . . .

Storingsdiagnose, regeleenheid . . . . . . . . . . .

Storingsdiagnose . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

28 32 22 20 20

Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Type-aanduidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Uit opslag halen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Vacuümindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Veiligheidsinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Veiligheidsmaatregelen voor draaien van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Veiligheidsmaatregelen voor materiaalhantering . . . . . . . . . . . . . . . 12 Veiligheidsmaatregelen voor zorg en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Voorbereidingen voor opslag . . . . . . . . . . . . . 57 Voorfilter, luchtreiniger . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

© Scania CV 2009

Scania Assistance Waar u ook bent, u kunt altijd assistentie krijgen van onze service-organisatie Scania Assistance. Iedere dag, 365 dagen per jaar. Het gebruik van Scania Assistance is gratis, maar de kosten van reparaties, reserveonderdelen en hulp van monteurs wordt in rekening gebracht.

Bel altijd uw eigen land!

AR

0800 999 722 642

IE

+353 71 9634000

AT

+43 1 256 44 11

IT

+39 0461 996 222

AU

1300 SCANIA

KR

+82 1588 6575

1300 722642

LU

+32 226 400 000

BE

+32 2 264 00 00

MA

+34 91 678 92 13

BG

+359 886 660001

MX

01 800 4SCANIA

BR

0800 019 42 24

NL

+31 70 4182666

CH

+41 800 55 24 00

NO

+47 223 217 00

CL

188 800 722 642

PL

+48 602 622 465

CZ

+420 225 020 225

PT

+48 91 678 9247

DE

+49 261 887 8888

RO

+40 723 27 27 26

DK

+45 333 270 44

SE

+46 42 100 100

ES

+34 91 678 80 58

SK

+421 903 722 048

FI

+358 10 555 24

TR

+90 212 335 04 40

FR

+33 2 414 132 32

TZ

+255 78 472 2642

GB

0 800 800 660

UY

0800 8351

+44 1274 301260

ZA

0800 005 798

GR

+30 6944 420 410

HU

+36 209 727 197

+27 11 661 9823

In andere landen: +46 8 52 24 24 24

N.B.:

Gesprekken worden opgenomen voor trainingdoeleinden.

© Scania CV 2009

65