INLEIDING, VEILIGHEID, INTRODUCTION, BORDEN EN STICKERS BEDIENING VAN DE MACHINE Deze machine is ontworpen voor het uitgraven, laden, transporteren en lossen van materialen zoals aarde en ander grof materiaal. Gebruik van de machine voor andere doeleinden of doeleinden die verdergaan dan bovenstaand beschreven, zoals bijv: - het tillen of verplaatsen van personen; - het gebruik als werkplatform; - voor het heffen en transporteren van ladingen, tenzij het hulpstuk daarvoor ontworpen is; wordt beschouwd als strijdig met het bedoelde gebruik.
9
Incorrect gebruik kan levensbedreigende risico's voor het personeel tot gevolg hebben of kan letsel of ernstige schade veroorzaken. Laat tijdens het werken niemand op de machine toe. Een passagier kan van de machine vallen of op een andere wijze een ongeluk veroorzaken. Bedien nooit een bedieningshendel als u niet op de bestuurdersstoel zit. Pas uw rijstijl aan aan de omstandigheden (hellingen of zwaar terrein), het wegoppervlak en weersomstandigheden. Gebruik alle bedieningshendels rustig en gelijkmatig zodat de machine soepel werkt. Stop de motor en neem de sleutel uit het contactslot, zelfs wanneer u maar voor korte tijd het werk onderbreekt. Verlaat nooit de cabine terwijl u de motor laat draaien. Om plaats te nemen op de bestuurderstoel of om deze te verlaten, moeten de bedieningen van de werkuitrusting verplicht vergrendeld zijn. Deze veiligheidseis mag in geen geval worden omzeild. Stof, rook of mist kan het uitzicht verminderen of een ongeluk veroorzaken. Zet de machine stil of ga langzamer rijden totdat het zicht weer goed is. Nooit van de machine springen. Als u van de machine af stapt, dient u altijd uw gezicht naar de machine gekeerd te houden en de opstaptreden en handgrepen te gebruiken. Indien u de machine parkeert op een helling, gebruik dan de wielblokken om de machine vast te zetten.
10
Rij nooit aan volle snelheid als de bak volledig opgeheven is. Rij nooit aan volle snelheid als de bak het zicht belemmert. Het risico bestaat dan dat u tegen een niet zichtbaar object aan rijdt.
1-7