Jaarrapportage Helpdesk Paard 2023

Page 1


Uitgave:

Royal GD - Jaarrapportage Paard 2023

Telefoon 088 2025500 info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

Ontwerp: Onis creatieve communicatie

Opmaak: Drukkerij Ovimex

De resultaten in deze publicatie mogen niet zonder schriftelijke toestemming van de auteurs worden verwerkt of gebruikt (bijvoorbeeld in wetenschappelijk onderzoek), tenzij sprake is van citatie. Op citaties is auteursrecht van toepassing.

1. Voorwoord

Voor u ligt het ’Jaarverslag Basismonitoring Paard 2023’. De monitoring van diergezondheid in de paardensector bestaat sinds 2014. In de tijd is die uitgebreid met een aantal elkaar aanvullende middelen waarmee informatie wordt verzameld over de gezondheidssituatie van paarden in Nederland. De middelen zijn deels reactief (Helpdesk Paard en Pathologie; initiatief ligt vooral bij praktiserend dierenartsen) en deels proactief (Data-analyse, Pilots; initiatief ligt bij GD). Royal GD vervult in deze monitoring een centrale rol in nauwe samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde (fD). Experts van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) zijn zo nodig beschikbaar voor ruggenspraak. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ondersteunt deze monitoring financieel.

Een belangrijk onderdeel van de Basismonitoring Paard is de Helpdesk Paard. De Helpdesk Paard, voor dierenartsen, is in 2014 opgezet door GD in samenwerking met de toenmalige Groep Geneeskunde Paard (GGP), nu Clusterbestuur Paard van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), het toenmalige Centraal Veterinair Instituut (CVI), nu Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en de faculteit Diergeneeskunde (fD). De Helpdesk Paard heeft als doel om te komen tot uitwisseling van informatie tussen dierenartsen over (mogelijke) infectieuze aandoeningen bij het paard om zo inzicht te krijgen en te houden in de actuele gezondheidssituatie van paarden. Daarbij gaat het zowel om endemische als om niet-endemische aandoeningen. De verkregen informatie vanuit de Helpdesk wordt vervolgens gedeeld met dierenartsen die zijn geïnteresseerd in paardengezondheidszorg. De Helpdesk is niet het officiële meldpunt voor meldingsplichtige aandoeningen, dit is ingericht bij de NVWA. Het landelijke dierziektenmeldnummer van de NVWA is 045-5463188. De NVWA is via dit nummer 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar. De Helpdesk Paard draagt bij aan het opsporen van nieuwe aandoeningen en nietendemisch in Nederland voorkomende aandoeningen en het signaleren van veranderingen in het voorkomen van bekende aandoeningen.

De naamsbekendheid van de Helpdesk Paard is de afgelopen jaren flink toegenomen. GD, fD en daarmee de Helpdesk dragen op deze wijze sterk bij aan het opvangen van ’opmerkelijke‘ signalen uit het veld. Praktiserende dierenartsen worden met enige regelmaat gewezen op de mogelijkheid om de Helpdesk Paard in te schakelen. Bovendien worden bevindingen regelmatig teruggekoppeld, naar zowel dierenartsen en paardenhouders als naar andere stakeholders. Het interactieve karakter zorgt voor een doorgaande expertise opbouw bij de bemensing van de Helpdesk. Ervaringen uit andere diersectoren laten zien dat een dergelijke helpdesk de basis vormt van een goede monitoringssystematiek.

Informatie die bij de Helpdesk Paard binnenkomt wordt geanalyseerd en geïnterpreteerd binnen GD, waarbij zo nodig ook andere disciplines worden betrokken zoals pathologie, bacteriologie en epidemiologie. Er vindt regelmatig (telefonisch) overleg plaats tussen GD en medewerkers van de fD die de Helpdesk Paard bemensen. Daarnaast vindt tweemaal per jaar vanuit de Sectorraad Paarden een breed Gezondheidsoverleg Paard plaats, waarin onder andere relevante bevindingen uit de Helpdesk Paard gedeeld worden. Het Clusterbestuur Paard van de KNMvD wordt van bijzondere bevindingen op de hoogte gehouden. Mocht vaker of acuut overleg gewenst zijn bij een bijzondere of ingewikkelde casus of bij een spoedgeval dan is het contact tussen GD, fD en eventuele andere partijen snel en, mede door deze samenwerking in het Gezondheidsoverleg Paard, laagdrempelig.

2. Monitoringssystematiek

Opzet

Op initiatief van de Sectorraad Paarden (SRP), Clusterbestuur Paard van de KNMvD en het toenmalige ministerie van Economische Zaken, nu ministerie van LNV, is in 2014 gestart met de Helpdesk Paard. Via deze Helpdesk kunnen dierenartsen informatie uitwisselen over infectieuze aandoeningen en symptomen die verband kunnen houden met infectieziekten bij het paard. Doel is om zo inzicht te krijgen in de actuele diergezondheidssituatie in Nederland en dierenartsen te voorzien van actuele informatie over infectieziekten. Tegelijkertijd biedt het centrale telefoonnummer de mogelijkheid om informatie uit het veld snel te bundelen zodat de sector, indien nodig, direct stappen kan ondernemen.

De Helpdesk Paard wordt bemenst door specialisten van GD en fD en is op werkdagen te bereiken via 088 20 25 555 (optie 5 paard). Tussen 15.00 en 17.00 uur is het mogelijk voor dierenartsen om direct met een specialist te spreken. De klantenservice van GD is daarnaast de hele dag bereikbaar en kan dierenartsen verwijzen naar de Helpdesk Paard. Bij spoed probeert een specialist eerder met de vraagsteller contact op te nemen.

De Helpdesk werd opgezet in het kader van de monitoring van infectieuze aandoeningen bij paarden, zoals omschreven in het projectplan ‘Samen werken aan paardengezondheid’ van de SRP. Dit plan heeft als doel om de gezondheid van paarden in Nederland te bevorderen en om verspreiding van endemische infectieziekten en insleep van nieuwe infectieziekten in te perken, te voorkomen dan wel vroegtijdig te signaleren. Daarbij gaat het zowel om endemische aandoeningen, bijvoorbeeld rhinopneumonie, droes en contagieuze equine metritis, als niet-endemische aandoeningen zoals equine infectieuze anemie, westnijlvirus en Afrikaanse paardenpest. Bij verdenkingen van meldingsplichtige aandoeningen attendeert de Helpdesk de beller op de noodzaak om contact op te nemen met het officiële meldpunt van de NVWA.

De verkregen informatie vanuit de Helpdesk Paard wordt op diverse manieren gedeeld met dierenartsen die professioneel betrokken zijn bij paardengezondheidszorg. Zo worden, mede in samenwerking met de fD, interessante casussen en ontwikkelingen op het gebied van infectieziekten beschreven in het GD katern van de Hippische Ondernemer. Daarnaast worden regelmatig updates en artikelen gepubliceerd in andere bladen zoals GD Veterinair, de Paardenkrant, het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (publicaties en structurele bijdrage aan de rubriek Trends in de Monitoring), Dier-en-Arts en internationale bladen. Ook wordt informatie verstrekt via cursussen en andere nascholingsactiviteiten, zoals de Actualiseringscursus Paard, de Klinische Avonden Paard (KAP) en GD cursussen, over onderwerpen zoals droes, rhinopneumonie, rhodococcose en equine coronavirusinfecties. Tevens wordt informatie uitgewisseld met het kennisnetwerk dierenartsen en de leden van de Monitoring and Surveillance working group van de Federation of European Equine Veterinary Associations (FEEVA) en met de Fédération Équestre Internationale (FEI).

De Helpdesk Paard is niet bedoeld voor het bespreken van bloeduitslagen, anders dan die van paarden met een mogelijke infectieziekte. De specialisten van de fD die deelnemen aan de Helpdesk Paard kunnen, vanwege privacyregelgeving niet in de systemen van GD en daarmee niet bij de desbetreffende uitslagen, tenzij de vraagsteller deze telefonisch voorlegt. Het is wenselijk dat de vraagsteller op de hoogte is van deze afkadering in de Helpdesk Paard. Het bespreken van deze bloeduitslagen leidt wel regelmatig tot adviezen over of vervolgonderzoek op het gebied van infectieziekten.

3. Cijfers 2023

In 2023 hebben de medewerkers van de Helpdesk Paard 517 vragen ontvangen en afgehandeld. De vragen komen voornamelijk via de telefoon binnen en een deel ook via de mail en WhatsApp. De onderwerpen van de vragen staan in onderstaande tabel en figuren. De percentages geven aan hoeveel vragen over het betreffende onderwerp gesteld zijn. Deze percentages zijn dus niet een-op-een te vertalen naar de mate van voorkomen van de aandoening.

Tabel 1. Contactmomenten gericht op specifieke ziekte in 2023

zooepidemicus-infecties

Teekgebonden aandoeningen (borreliose (ziekte van Lyme), anaplasmose, piroplasmose)

Toxicologische aandoeningen (giftige planten, zware metalen)

Overige infectieuze aandoeningen, o.a. contagious equine metritis (CEM), echinococcose, equine infectieuze anemie (EIA), euine virale arteritis (EVA), kwade droes, leptospirose, listeriose, vesiculaire stomatitis

Tabel 2. Contactmomenten probleemgericht in 2023

Probleemgericht % 2021 % 2022 % 2023

Ademhalingsproblemen/hoesten 6,6 6,3 7,9

Bevangenheid/kreupelheid 4,3 3,9 4,8

Diarree 16,3 18,4 14,5

Huidaandoeningen/jeuk 7,0 5,1 3,4

Koorts 11,7 20,7 16,6

Neurologische verschijnselen 6,6 7,8 10,7

Plotseling dood 4,3 3,1 3,8

Prestatie problemen 5,4 3,9 3,1

Vermageren 12,5 11,3 10,3

Verwerpen 8,9 2,7 4,1

Vruchtbaarheidsproblemen 3,9 1,2 2,1

Overig, o.a. bespreken bloeduitslagen, voeding/drinkwater 12,5 15,6 18,6

TOTAAL

Toxicologische aandoeningen (giftige planten, zware metalen)

Virale encephalomyelitiden (o.a. westnijlvirus)

Overige infectieuze aandoeningen

Clostridium infecties

Droes

Equine coronavirus infecties

Equine influenza

Lawsonia intercellularis

Maagdarmwormen

Rhinopneumonie

Rhodococcose

Salmonellose

Streptococcus zooepidemicus infecties

Teekgebonden aandoeningen (Borreliose, anaplasmose, piroplasmose)

Figuur 1. Percentage contactmomenten gericht op specifieke ziekte in 2023

Overig, o.a. bespreken bloeduitslagen, voeding/drinkwater Percentage contactmomenten probleemgericht

Ademhalingsproblemen/ hoesten

Bevangenheid/ kreupelheid

Diarree

Huidaandoeningen/jeuk

Koorts

Neurologische verschijnselen

Plotselinge dood

Prestatie problemen

Vermageren

Verwerpen

Vruchtbaarheidsproblemen

2. Percentage contactmomenten probleemgericht in 2023

Figuur

4. Meest voorkomende en nieuwe bevindingen

Helpdesk Paard

Hieronder worden de meest voorkomende infectieuze en enkele niet-infectieuze aandoeningen vastgesteld in 2023 nader toegelicht.

Droes

Droes is een aandoening die wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi subsp. equi. Na een incubatietijd van drie tot veertien dagen zijn over het algemeen koorts en sloomheid de eerste klinische symptomen die kunnen worden waargenomen. Door de voorste luchtwegontsteking die ontstaat kan het zijn dat het paard slecht wil eten en drinken, moeite heeft met slikken en in sommige gevallen de hals gestrekt houdt. Purulente neusuitvloeiing is een symptoom dat regelmatig in het verloop van droes wordt gezien. Het meest typische verschijnsel is echter zwelling van de lymfeknopen. Dit betreft meestal de submandibulaire en/of retropharyngeale lymfeknopen, soms de parotideale lymfknopen en de craniale cervicale lymfeknopen en incidenteel andere inwendige lymfeknopen. In dat laatste geval spreken we over verslagen droes. Deze lymfeknopen kunnen vervolgens gaan abcederen. De ernst van een droesinfectie hangt van een aantal factoren af: de immuunstatus van het paard, de virulentie van de droesstam, de hoeveelheid bacteriën (inoculum) waaraan het paard was blootgesteld én de duur van die blootstelling. Droes was in 2023 voor de Helpdesk Paard, na rhinopneumonie het meest besproken onderwerp.

In 2021 is een promovendus aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht gestart met een promotieonderzoek naar de dynamiek van droes (en rhinopneumonie) infecties: ‘Understanding the dynamics of Streptococcus equi transmission in horses and the impact of interventions through mathematical modelling’. In dit onderzoek wordt onder andere het reproductiegetal (R0) van Streptococcus equi - en EHV-1-infecties bepaald met meta-analyse en modellering van gepubliceerde uitbraken. Inmiddels zijn er twee artikelen over de transmissie van Streptococcus equi gepubliceerd en nog drie artikelen over epidemiologische aspecten van Streptococ cus equi­infecties en het reproductiegetal (R0) van EHV-1 ingestuurd voor publicatie. Een van de GD specialisten is co-promotor van dit promotie-onderzoek.

Rhinopneumonie

Equine Herpesvirussen type 1 en 4 (EHV-1 en EHV-4), de veroorzakers van rhinopneumonie, komen wereldwijd voor. Meestal resulteert een infectie met dit virus bij het paard in een verkoudheid en andere respiratoire verschijnselen. Rhinopneumonie kent echter nog twee andere verschijningsvormen, de abortusvorm en de neurologische vorm. Deze hebben op paarden en daarmee ook op hun eigenaren over het algemeen duidelijk meer impact. De gevolgschade van deze uitingsvormen kan voor eigenaren aanzienlijk zijn. Dit levert ook voor de betrokken dierenartsen vaak veel werk en vragen op.

In 2023 waren weer enkele uitbraken van de neurologische vorm van rhinopneumonie (Equine Herpesvirus Myeloencephalopathie: EHM), waarvoor vaak veel media aandacht is. Bevestigde EHM-uitbraken melden dierenartsen van de Helpdesk, na verkrijgen van toestemming van de eigenaar, bij de SRP. De SRP vermeldt deze uitbraken op haar website. In december 2023 werd de Helpdesk Paard geconsulteerd in verband met een EHM-uitbraak op een groot paardenbedrijf. De diagnose was met PCR-onderzoek door GD bevestigd. Managementmaatregelen zoals quarantaine, verzorging, reiniging en desinfectie werden doorgesproken en alle paarden op het bedrijf werden dagelijks getemperatuurd, waarbij alle paarden met koorts (n=8) direct naar een quarantainestal verplaatst werden. Van de paarden met koorts hadden zes meer of minder ernstige neurologische verschijnselen, waardoor twee paarden geëuthanaseerd moesten worden. Een GD-dierenarts legde een bedrijfsbezoek af, waarbij werd afgesproken dat de ingestelde maatregelen enkele weken gehandhaafd werden. Daarna werden alle quarantaine paarden nogmaals onderzocht. Uit nadere diagnostiek (PCR-onderzoek) bleek dat de onderzochte dieren negatief waren geworden en

kon de gebruikelijk bedrijfsvoering weer opgepakt worden. Mede dankzij het snel implementeren van de geadviseerde quarantaine- en isolatiemaatregelen is de uitbraak relatief bepert gebleven.

Daarnaast waren er in 2023 een aantal bevestigde abortusgevallen door rhinopneumonie. Bij aandoeningen van de voorste luchtwegen werd vaak EHV-4 aangetoond.

Influenza

In 2023 bevestigde GD acht uitbraken van influenza. Daarmee was het een rustig jaar voor wat betreft influenza. Ook in andere landen van Europa was het rustig gezien het aantal meldingen van het International Collating Centre in Newmarket, Engeland. Sinds 2022 bestaat de voor wedstrijden verplichte basisvaccinatie tegen influenza uit drie entingen, waarbij tussen de eerste twee entingen minimaal drie weken en maximaal drie maanden tijd zit. De derde enting dient maximaal zes maanden na de tweede enting gegeven te worden. Dit aangepaste vaccinatiebeleid geldt uitsluitend voor alle paarden en pony’s die vanaf 2022 geboren zijn.

Westnijlvirus

Op 28 september 2023 werd door het nationale referentielaboratorium Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) een acute infectie met het westnijlvirus (WNV) bij een paard bevestigd. Het bloedmonster van dit paard was verzameld en getest in het kader van syndroomsurveillance en vanuit GD ter bevestiging doorgestuurd naar WBVR. Het eerste contact op 27 september 2023 is verlopen via de Helpdesk Paard. Het paard was sloom, atactisch en bij navraag bij de eigenaar had het ook spiertrillingen, onder andere rondom de mond. Er was nog een ander paard dat ook een dag raar deed (omvallen). Bij dit paard is ook serologisch onderzoek gedaan waarbij geen antistoffen tegen WNV zijn aangetoond. De vaste verblijfplaats van het positieve paard was Laar, Duitsland. Het paard is in Duitsland geboren en staat al jaren op deze locatie maar komt ook over de grens in Nederland onder andere voor deelname aan wedstrijden. Het paard was volgens de eigenaar niet gevaccineerd tegen WNV en het vaccinatieboekje is daarop nog nagekeken, daarin staat ook geen vaccinatie tegen WNV vermeld. Syndroomsurveillance betekent dat tijdens het zogenaamde vectorseizoen (de periode mei-november waarin muggen actief zijn) paarden met neurologische verschijnselen bij GD kosteloos getest konden worden op WNV in het kader van uitsluitingsdiagnostiek. Deze syndroomsurveillance werd gefinancierd door het ministerie van VWS. Neurologische verschijnselen zoals spiertrillingen (rond de ogen, neus, schouders en flanken), incoördinatie en/of verlammingen kunnen veroorzaakt zijn door een WNV-infectie maar kunnen ook passen bij bijvoorbeeld rhinopneumonie of een niet-infectieuze aandoening zoals ryegrass staggers. Van de met WNV geïnfecteerde paarden vertoont overigens 90 procent geen of milde verschijnselen (zoals milde koliek, sloomheid en/of koorts). Bij neurologische verschijnselen kan in het kader van syndroomsurveillance in het vectorseizoen dus serum onderzocht worden op antistoffen tegen WNV in een samenwerking tussen de laboratoria van GD en WBVR. Wanneer het paard specifiek verdacht wordt van een infectie met WNV, dient een andere route bewandeld te worden en moet de NVWA direct geïnformeerd worden.

Het positieve paard uit de surveillance bleek na nader onderzoek door de NVWA net over de grens in Duitsland te staan, daarom werd dit geval officieel overgedragen aan de Duitse autoriteiten. Aangezien dit paard slechts enkele kilometers over de grens stond en de infectie met behulp van Nederlandse dierenartsen en laboratoria via de monitoring aan het licht kwam, is dit geval zeer relevant voor Nederlandse dierenartsen en paardenhouders. Daarnaast is het wederom bewijs dat het WNV dichterbij is dan we denken. WNV is in 2020 in Nederland aangetoond bij diverse vogelsoorten, muggen en bij een beperkt aantal mensen in de regio Utrecht. In 2022 is het virus aangetroffen in een blauwe reiger in de provincie Noord-Holland. Deze resultaten laten zien dat WNV in Nederland kan circuleren, maar dat de mate waarin dit gebeurt van jaar tot jaar verschilt afhankelijk van onder andere klimaatomstandigheden.

SEIN

In juni 2019 startte het programma Surveillance Equine Infectieziekten Nederland (SEIN). Dit betreft een samenwerkingsverband tussen Cluster Paard van de KNMVD en GD, mede mogelijk gemaakt door Boehringer Ingelheim Animal Health. SEIN is exclusief opgezet voor dierenartsen. SEIN voorziet de deelnemende dierenartsen

van een wekelijks overzicht van de belangrijkste infectieuze luchtwegaandoeningen (droes, rhinopneumonie, influenza) die gedurende die week zijn vastgesteld bij paarden in Nederland. Dit wordt geanonimiseerd op tweecijferig postcodeniveau verzonden in een e-mailalert. Inmiddels nemen ongeveer 350 dierenartsen, die verbonden zijn aan ongeveer 230 praktijken, deel aan SEIN.

Op basis van een enquête eind 2022 onder paardendierenartsen, is de lijst uitgebreid met een aantal ziekteverwekkers (Rhodococcus equi, equine coronavirus, pathogene Salmonella spp , Anaplasma phagocytophilum, Theileria equi, Babesia caballi). Er worden wekelijks groepsgewijze meldingen verstuurd, waarin per pathogeen de meldingen op de kaart van Nederland worden weergegeven. SEIN is gestart als een project van GD en het Cluster Paard van de KNMvD. Sinds 1 juli 2023 hebben drie nieuwe sponsoren zich aangesloten bij SEIN: MSD Animal Health, Dechra en Zoetis. Mede dankzij deze ondersteuning heeft SEIN de huidige uitbreiding kunnen realiseren en kan zich blijven ontwikkelen.

In 2023 zijn 105 SEIN-meldingen verstuurd. Deze meldingen worden ook overgenomen door internationale surveillancesystemen voor infectieziekten bij paarden zoals RESPE uit Frankrijk en het International Collating Centre (ICC) in het Verenigd Koninkrijk. Tevens worden door SEIN elke drie maanden overzichtskaartjes van alle meldingen per aandoening gepubliceerd. SEIN werkt ook ondersteunend voor de Helpdesk Paard, het belangrijkste onderdeel van de basismonitoring paard.

Droes | Strangles Q1-Q4 2023

Rhinopneumonie | Rhinopneumonitis (EHV1 + EHV-4) Q1-Q4 2023

Theileria equi Q1-Q4 2023

Equine coronavirus Q1-Q4 2023

Influenza Q1-Q4 2023

salmonella enterica Q1-Q4 2023

equi Q1-Q4 2023

Figuur 3. Weergave SEIN-meldingen op basis van gekleurde postcodegebieden in 2023, de intensiteit van de kleur bepaald het aantal meldingen

Rhodococcus

Overige aandoeningen, aandachtspunten en casusbeschrijvingen

Salmonellose

Salmonella-infecties bij paarden komen regelmatig voor en wél leiden meestal niet tot problemen. Paarden kunnen langdurig drager van salmonella-bacteriën zijn zonder ziekteverschijnselen te vertonen. Vaak ontstaan er pas ziekteverschijnselen in combinatie met stress, andere ziekten en weerstandsverlaging. De kans op ziekteverschijnselen is sowieso het grootst bij veulens en jonge paarden. Het vaststellen van salmonella-infecties is ook belangrijk vanwege de zoonotische risico’s voor de mens. GD biedt vanaf 2022 PCR-diarreepakketten voor veulens en paarden waarin de belangrijkste ziekteverwekkers op het gebied van diarree bij paarden onderzocht worden. Bij 370 veulens en paarden met diarree werden met deze test in 4 procent van de veulens en 3,5 procent van de paarden salmonella-bacteriën aangetoond. Een voorbeeld is een casus in februari 2023 waarbij een jaarling met ernstige diarree werd aangeboden aan een tweedelijns kliniek. In het PCR-diarreepakket van GD werd salmonella aangetoond. Een controlekweek, na zeven dagen behandeling met enrofloxacine, verliep negatief. Aangezien de jaarling afkomstig was van een salmonella gecertificeerd melkveebedrijf en de uitscheiding van salmonella vaak intermitterend verloopt, werd twee weken later nogmaals een kweek ingezet. Hierbij werd Salmonella Typhimurium aangetoond. Bij heronderzoek een maand later was de kweek opnieuw positief. Omdat de eigenaar hierna geen mestonderzoek meer wilde doen, is de jaarling nog een tijdje in isolatie gehouden. In 2024 loopt binnen de basismonitoring een pilot, waarbij vanuit salmonella PCR-positieve monsters geprobeerd wordt de bacterie te kweken, te typeren en de antibioticumgevoeligheid te bepalen.

Een botulisme-uitbraak op een paardenmelkerij

In Nederland komt botulisme bij paarden niet vaak voor. In januari 2023 werden binnen enkele dagen vijf Belgische trekpaarden dusdanig ernstig ziek (opgetrokken buik, slikproblemen, spiertrillingen en verlammingen), dat ze geëuthanaseerd moesten worden. Twee paarden werden voor pathologisch onderzoek aangeboden bij GD, waarbij de doodsoorzaak niet vastgesteld kon worden (in geval van botulisme worden post-mortem geen typische macroscopische en microscopische afwijkingen gevonden). Ook de botulismetesten bij WBVR op lever, maag- en darminhoud verliepen negatief. Een monster van de graskuil scoorde negatief. In de luzernekuil werd wél met de PCR Clostridium botulinum type B aangetoond. Intoxicatie door opname van het toxine type B lijkt de voornaamste oorzaak van botulisme bij paarden in Nederland en het ruwvoer de voornaamste bron. Het gebruik van individueel verpakte balen kuilgras speelt hierbij een rol. De kwaliteit van het kuilgras in deze balen kan sterk variëren doordat het conserveringsproces nadelig wordt beïnvloed doordat men het langer laat drogen in vergelijking met kuilgras voor rundvee en doordat de individueel verpakte balen gevoeliger zijn voor onzorgvuldige verpakking of beschadiging van het plastic. Tevens kan de hoeveelheid grond en dus de hoeveelheid C. botulinum -sporen per baal sterk variëren. C en D-botulisme wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van kadavers in het ruwvoer. Het voeren van kuilvoer van goede kwaliteit waarin geen kadavers zitten, is dus de voornaamste maatregel om deze vorm van botulisme bij paarden te voorkomen.

Echinococcose bij een paard

In 2023 werd een 17-jarige Tinker na overleg met de Helpdesk aangeboden voor pathologisch onderzoek. Voor het overlijden vertoonde het paard al enige tijd klinische klachten, sloomheid, slecht eten en na verloop van tijd ook neurologische verschijnselen en verhoogde leverwaardes. Bij pathologisch onderzoek werd een ernstige chronische leverontsteking vastgesteld en enkele chronische echinococcusblazen aangetroffen. Aangezien E. granulosis meldingsplichtig is, is melding gedaan bij de NVWA en materiaal voor nadere typering opgestuurd naar het RIVM. Hier werd vastgesteld dat het ging om Echinococcus equinus. Bij navraag bleek het paard circa tien jaar daarvoor uit

Ierland geïmporteerd, waar deze parasiet nog endemisch voorkomt. E. equinus is volgens gegevens uit de literatuur als pathogeen zoönotisch gezien minder relevant dan E. granulosis

Rhodococcose op een opfokbedrijf

Rhodococcus equi is een bacterie die wereldwijd in de bodem voorkomt. De bacterie kan heftige infecties veroorzaken bij veulens. Het inhaleren van stofdeeltjes besmet met R. equi vormt de voornaamste bron van

besmetting, naast opname van grond en mest bij het grazen. Op een opfokbedrijf, waar voorheen jaarlijks slechts een enkel veulen klinische verschijnselen passend bij rhodococcose vertoonde, werden dit jaar in de periode juli tot september meer dan tien veulens intensief behandeld voor rhodococcose, waarvan er twee zijn overleden. Een van deze veulens werd voor voor pathologisch onderzoek aangeboden en bleek, behalve een chronische purulente pneumonie, ook een sepsis veroorzaakt door R. equi te hebben. Dit isolaat was gevoelig voor het antibioticum azithromycine, maar resistent tegen het antibioticum rifampicine. De meeste veulens werden behandeld met de aanbevolen combinatie van rifampicine en azithromycine. Het is daarom belangrijk om de omvang van deze resistentie nader in kaart te brengen.

Een bedrijfsprobleem met Clostridioides difficile

Op een bedrijf, waar (onder andere) moederloze veulens worden opgevangen, overleden in tijdsbestek van twee weken vier veulens. Voor hun overlijden vertoonden deze veulens verschijnselen als koorts, uitdroging en diarree. Bij twee van deze veulens was Clostridioides difficile in de mest aangetoond en bij een veulentje dat aangeboden werd voor pathologisch onderzoek werd colitis door C. difficile vastgesteld. In de periode waarin de problemen bij de veulentjes optraden hadden ook drie gezinsleden en een medewerker diarreeklachten. Van deze humane patienten zijn destijds helaas geen monsters onderzocht. Er is een bedrijfsbezoek gebracht waarbij, om het bedrijf te ondersteunen, management- en preventieve maatregelen zijn besproken en het zoönotisch risico is aangegeven. Hierbij is ook geadviseerd om bij nieuwe humane gevallen onderzoek te laten uitvoeren via de huisarts.

Eerste geval van tick borne encephalitis bij paarden in Nederland Op 28 augustus toonde GD antistoffen tegen westnijlvirus (WNV) aan in een bloedmonster van een paard op Terschelling. Op 7 september rapporteerde Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) dat er geen IgM-antistoffen tegen WNV waren aangetoond waarmee de casus voor de NVWA was afgesloten. Het paard had echter neurologische symptomen vertoond na een tekenbeet. Op verzoek van GD werden daarom door WBVR virusneutralisatie-testen ingezet voor WNV, (Usutuvirus) USUV en tick borne encephalitis virus (TBEV), aangezien er op Terschelling recent twee humane gevallen van tick borne encephalitis (TBE) gevonden waren en gezien de potentiele kruisreactiviteit van antistoffen tegen andere flavivirussen in de screeningstest. De virusneutralisatie-testen toonden geen antistoffen tegen USUV en WNV. Wel werd een hoge titer tegen TBEV gevonden en deze bevinding werd later bevestigd door het Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam). Tevens werden IgM-antistoffen tegen TBEV aangetoond, een indicatie voor een recente infectie. Dit is de eerste keer dat TBE bij een paard in Nederland is aangetoond.

Eerste geval van equine parvovirus-hepatitis geassocieerde ziekte van Theiler in Nederland

Een 13-jarig springpaard vertoonde een acuut klinisch beeld van sloomheid, niet eten en neurologische verschijnselen. De neurologische problemen verergerden in korte tijd zodanig dat het paard moest worden geëuthanaseerd. Na overleg met dierenartsen van de Helpdesk Paard is het paard ingestuurd voor pathologisch onderzoek. Op basis van pathologisch onderzoek, werd voor het eerst in Nederland, de diagnose equine parvovirushepatitis (EqPV-H) geassocieerde ziekte van Theiler gesteld. EqPV-H is een recent (2018) ontdekt virus dat leverontsteking veroorzaakt, variërend in ernst van subklinisch/mild tot fataal. Naar dit virus wordt momenteel veel onderzoek gedaan, waardoor kennis wordt verkregen over onder andere verspreiding en overdracht. Deze bevinding is een voorbeeld van een aandoening die dankzij contact van een dierenarts met een specialist van de Helpdesk Paard en overleg daaropvolgend met een alerte patholoog van GD voor het eerst in Nederland is vastgesteld. Deze casus is, samen met de praktiserend dierenarts en een collega van de Faculteit diergeneeskunde die participeert in de Helpdesk Paard, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde www.gddiergezondheid.nl/Actueel/ Nieuws/2023/11/equine-parvo Daarnaast is het aanleiding geweest tot een presentatie over de actuele stand van zaken op het gebied van virale hepatitis bij paarden op de (verplichte) actualiseringscursus voor paardendierenartsen van de KNMVD in 2024.

5. Rapportage

Data-analyse 2022

In het kader van de diergezondheidsmonitoring paard wordt een Data-analyse uitgevoerd met routinematig beschikbare gegevens. Op deze manier kan op een snelle en kostenefficiënte wijze inzicht worden verkregen in bepaalde trends ten aanzien van de gezondheidssituatie van de paardenpopulatie in Nederland. Daarnaast kunnen ook signalen uit andere monitoringscomponenten hiermee worden ondersteund en/of genuanceerd. In de Dataanalyse wordt gebruiktgemaakt van data vanuit de identificatie en registratie (I&R)-database (RVO) en van GD. Dit laatste betreft data vanuit de Helpdesk Paard, vanuit het laboratorium en van pathologisch onderzoek van GD. In deze rapportage staat de samenvatting van de Data-analyse van 2022. De volledige Data-analyse is verwerkt in een aparte rapportage.

I&R-gegevens

In 2022 waren in Nederland ruim 200.000 paarden geregistreerd op bijna 32.000 UBN’s. Op iets minder dan 4.000 van deze UBN’s wordt slechts één paard gehouden, op de meeste UBN’s worden twee paarden gehouden. In 2022 werd door 8,9 procent van de paardenhouders (n=2.800) sterfte gemeld in de I&R-database, dit waren 4.240 paarden. De sterftepercentages liggen regionaal gezien het hoogst in het westen van het land. In 2022 zijn ruim 5.000 paarden geïmporteerd naar Nederland, waarvan het grootste deel uit Duitsland en België kwam. In totaal kwam ruim 98 procent van de geïmporteerde paarden uit Europese landen en dus minder dan 2 procent van buiten Europa.

Helpdesk Paard en laboratoriumonderzoek

In 2022 werd 445 keer contact opgenomen met de Helpdesk Paard. Het meest werd gebeld over droes (15 procent van de contacten) en het equine herpes virus (10 procent). Voor deze twee aandoeningen werden ook de meeste inzendingen gedaan voor laboratoriumonderzoek. Waar het percentage positieve monsters voor droes (veroorzaakt door Streptococcus equi subsp. equi ) gelijk bleef in 2022 ten opzichte van 2021, steeg het percentage positieve monsters voor het equine herpes virus (EHV) type 1 en 4. Dit is te verklaren doordat in 2021 meer preventieve testen werden uitgevoerd voor EHV in verband met de EHV-uitbraak in Spanje, wat een verdunningseffect heeft gehad. Het percentage positieve monsters voor EHV lag in 2022 namelijk op hetzelfde niveau als in 2019 en 2020. In de periode 2017-2022 is een stijgende trend te zien in het percentage monsters dat positief test op maagdarmwormen. Bij de interpretatie van de resultaten van het laboratoriumonderzoek dient overigens rekening gehouden te worden dat de monsters ingezonden zijn omdat er een indicatie was dat mogelijk een infectieuze oorzaak speelde. De monsters zijn daarmee niet representatief voor de doorsnee Nederlandse paardenpopulatie.

Pathologie

In 2022 ging het bij de casussen die werden ingestuurd naar GD voor pathologisch onderzoek in 8 procent van de gevallen om een verworpen vrucht. Inzendingen voor pathologisch onderzoek waren voornamelijk afkomstig uit het oosten van Nederland. Sinds 2023 maakt pathologisch onderzoek onderdeel uit van de basismonitoring. In overleg met de dierenartsen van de Helpdesk Paard kunnen tot maximaal 25 paarden per jaar, na overleg met een specialist van de Helpdesk Paard, op kosten van de monitoring worden aangeboden voor pathologisch onderzoek bij GD. Hierbij moet sprake zijn van een infectieuze (incidenteel toxicologische) oorzaak of een verdenking daarop.

6. Pathologiebevindingen

Pathologisch onderzoek wordt uitgevoerd door gespecialiseerde pathologen en is in principe zeer geschikt voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en niet-endemisch in Nederland voorkomende aandoeningen, mits deze aandoeningen tot sterfte of euthanasie leiden. Daarnaast is pathologie ook essentieel voor onbegrepen casuïstiek op het gebied van infectieuze aandoeningen. Daarbij gaat het om doodsoorzaken van waarschijnlijk infectieuze aard, bijvoorbeeld in geval van koorts, diarree, neurologische- of respiratoire verschijnselen, zeker als dat bij bijvoorbeeld meerdere paarden op een bedrijf het geval is. Dieren die ingestuurd worden voor pathologisch onderzoek vanwege een verzekeringskwestie of een vermoede niet-infectieuze aandoening, vallen buiten de basismonitoring. Voor het effectief inzetten van dit monitoringsinstrument is een goede logistiek vereist. Er wordt gebruik gemaakt van de ophaaldienst; dit is een basisvoorziening van GD waardoor materiaal voor pathologisch onderzoek doordeweeks op de eerstvolgende werkdag na melding opgehaald en onderzocht kan worden, in geval van bijzondere omstandigheden kan dit ook in het weekend.

Tabel 3. Belangrijkste relevante bevindingen in casussen van ingestuurde paarden binnen de basismonitoring voor pathologisch onderzoek in 2023

Ziekteverschijnselen

Vermageren, slikprobleem, verlamming, botulisme?, zenuwverschijnselen

Gewrichten behandeld, niet eten, niet staan, zenuwverschijnselen

Diagnose

Onderzoek naar botulisme verliep negatief. De bio-assay uitgevoerd op darminhoud liet weliswaar typische verschijnselen zien passend bij aanwezigheid van (zeer geringe hoeveelheid) botulinum neurotoxine. Dit kon helaas niet worden bevestigd in de toxine neutralisatietest. In de luzernekuil werd wél botuline toxine type B aangetoond.

Het paard is gestorven door equine serum hepatitis (Theiler's disease). Deze ernstige, acute vorm van leverontsteking wordt geassocieerd met een infectie met het equine parvovirus-hepatitis virus (EqPV-H). De infectie met dit virus is door middel van PCR-diagnostiek aangetoond in zowel het leverweefsel als het serum van het paard. Dit is het eerste geval van deze ziekte in Nederland en is gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Koorts, vermageren, hoge leverwaardes, niet willen eten, zwalken,diarree, zenuwverschijnselen

Uitdroging, slecht drinken, diarree

Vermageren, atactisch, koliek verdacht, zenuwverschijnselen

Koorts, vermageren, oedeem,parasitaire infectie?, pleuritis? abces/tumor?, ademhalingsproblemen, diarree

Koorts, diarree

Ernstig(e) chronisch(e) hepatitis verschijnselen van hepato-encefalopathie, enkele chronisch(e) Echinococcus blazen in de lever.

Colitis door infectie met Clostridioides difficile.

Necrotiserend(e) typhlitis door infectie met Cyathostominae (kleine strongyliden) enkele petechien in de ruggenmerg.

Colitis door infectie met Cyathostominae (kleine strongyliden) en fibrineus haemorrhagische pleuropneumonie door infectie met Streptococcus equi ssp. zooepidemicus.

Necrotiserende enteritis door infectie met Salmonella species groep B. Koorts, ademhalingsproblemen, plotseling dood

Vermageren, diarree

Chronische purulente neumonie en sepsis door infectie met Rhodococcus equi. Tevens resistentie van deze stam tegen rifampicine vastgesteld.

Infectie met Cyathostominae (kleine strongyliden), tevens infectie met Salmonella species groep E.

7 Uitgevoerde pilots 2023

Actuele ontwikkelingen op het gebied van de impact van maagdarmworminfecties op gezondheid en welzijn van paarden

Maagdarmworminfecties komen veel voor bij paarden en zorgen voor economische- en welzijnsschade. Vooral bij jonge dieren (veulens, jaarlingen en tweejarigen) kan onder bepaalde omstandigheden (grote aantallen dieren, in verhouding beperkt beweidingsoppervlak en/of mogelijkheid tot omweiden) een hoge infectiegraad en significante gezondheids- en welzijnsschade optreden. In 2019 is een uitgebreid langetermijnonderzoek verschenen naar de dynamiek van maagdarmworminfecties bij paarden in het referentie-autopsiecentrum in Normandië (een streek die qua paardenhouderij en klimaat vergelijkbaar is met Nederland). Voor deze studie zijn 1.673 sectierapporten over 29 jaar verzameld van jonge paarden en is nauwkeurig de bijdrage bepaald van maagdarmworminfecties aan de dood van deze paarden gedurende de onderzoeksperiode. Het jaarlijkse aandeel van sterfgevallen veroorzaakt door parasieten was gemiddeld 6,5 procent (ongeveer 3,8 procent) van het totaal aantal sterfgevallen. Vanaf het jaar 2000 was een verschuiving waarneembaar in de soorten verantwoordelijk voor overlijden door parasitaire infecties: Cyathostominae (~rode bloedworm) en Parascaris spp. (spoelworm) werden meer waargenomen terwijl sterfgevallen veroorzaakt door Strongylus vulgaris en lintwormen minder vaak voorkwamen dan daarvoor (Sallé 2020).

Bij de casussen die bij GD aangeboden worden voor pathologisch onderzoek zien we een vergelijkbaar beeld. Het aantal paarden waarbij een cyathostominae-infectie gevonden wordt (als primaire dan wel als contribuerende factor) en in de diagnose wordt genoemd is de laatste jaren procentueel gestegen.

Tabel 4. Percentage casussen met Cyathostominae in diagnose 2019-2023

Jaartal Percentage casussen waarbij Cyathostominae in diagnose wordt genoemd

In Nederland heeft in 2022 het interne GD pilotproject monitoring jonge paarden gelopen. Hierbij lag de focus op het uitdiepen van casussen van mogelijk infectieuze of toxicologische aard waarbij meerdere dieren op een locatie waren betrokken. Gedurende het najaar van 2022 zijn, na telefonische triage, uiteindelijk veertien jonge dieren in dit kader aangenomen voor pathologisch onderzoek. Bij acht van deze veertien dieren bleek een serieuze besmetting met cyathostominaelarven (mede) de oorzaak van een ernstige (typhlo)colitis waaraan het dier uiteindelijk was gestorven. Deze acht dieren kwamen van diverse grote opfokbedrijven, dan wel uit een grotere koppel dieren, zes van de acht dieren waren jaarlingen. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/nl/Actueel/Nieuws/2023/04/ Pilotproject-monitoring-jonge-paarden-2022

Klimaatverandering heeft waarschijnlijk invloed op de cyclus van deze parasiet: onder de huidige Nederlandse omstandigheden kunnen de larven van de rode bloedworm, die eerder door strenge vorst onschadelijk werden gemaakt, nu in veel winterseizoenen wel op het land overleven en besmettelijk blijven tot in de volgende weideperiode. Daarnaast is een belangrijk gegeven dat sprake is van toenemende resistentieontwikkeling van maagdarmwormen voor anthelmintica. Voorbeelden van recente aanwijzingen voor resistentieontwikkeling, ook in Nederland, zijn in geval van spoelwormenresistentie tegen pyrantel en fenbendazol, bij rode bloedwormen tegen ivermectine en moxidectine en bij lintwormen tegen praziquantel en pyrantel. Dit maakt dat de impact die maagdarmworminfecties op de gezondheid en welzijn van (jonge) paarden hebben potentieel toeneemt en dat

preventie een steeds relevanter onderwerp wordt. Het nemen van maatregelen op bedrijfsniveau wordt daarmee belangrijker om te zorgen dat het risico op gezondheids- en welzijnsschade beheersbaar blijft. Deze ontwikkelingen van resistentie en de nadruk op preventie en dus een wormbeheerprogramma opstellen voor een bedrijf zien we ook terug in andere sectoren, zoals de schapenhouderij. Rode bloedwormen en spoelwormen vormen zoals aangegeven momenteel het grootste risico voor de gezondheid en het welzijn van paarden. De preventie van problemen door deze wormsoorten berust op twee belangrijke pijlers: het voorkómen van infectie door de besmettingsdruk laag te houden en selectief en gericht gebruik van anthelmintica. Het belang van selectief (op basis van mestonderzoek) en gericht (rekening houdend met de leeftijdscategorie van het paard en de levenscyclus van de beoogde parasiet(en) ontwormen wordt beter onderkend en krijgt meer aandacht ten opzichte van afgelopen decennia. Het uitvoeren van diagnostiek voor het inzetten van anthelmintica is echter weliswaar gebruikelijker maar kennis van het juiste middel en het juiste moment van ontwormen is bij houders nog niet altijd aanwezig. Voorbeelden van maatregelen om de besmettingsdruk laag te houden op bedrijfsniveau zijn: niet teveel dieren per hectare weiland te houden (minder dan 1 tot 2 dieren per hectare is veilig, www.parasietenwijzer.nl), regelmatig mest verwijderen uit het weiland en regelmatig omweiden naar schone percelen (gemaaid of drie maanden niet begraasd door paarden) veilige weides. Voor rode bloedworm geldt dat maaien helpt om de besmettingsdruk omlaag te krijgen, dit ligt voor spoelwormen anders: eenmaal besmette weides, en in geval van spoelwormen ook paddocks en stallen, kunnen jarenlang infectieus blijven. Ter preventie is het daarom aanvullend aan te raden om veulens te weiden op percelen waar in de jaren daarvoor geen jonge paarden hebben gelopen. Een andere optie is de weilanden om te ploegen en opnieuw in te zaaien. Stallen kunnen na grondige huishoudelijke reiniging, indien mogelijk, met stoom worden gereinigd.

Op het vlak van management en preventie is er nog wel veel winst te halen: Nederland is qua paarden dichtbevolkt en het effectief inzetten van wormbeheerprogramma’s vraagt inzicht en inspanning. Om dierenartsen inhoudelijk te helpen met de voorlichting van paardenhouders op het gebied van het bestrijden van de negatieve effecten van (endo)parasitaire infecties is de leidraad ‘Paard en parasieten’ in ontwikkeling. Deze leidraad zal naar verwachting in de loop van 2024 verschijnen en handvaten bevatten waarmee zij paardenhouders van onderbouwd advies kunnen voorzien.

Verdiepingsslag Listeria spp.

Inleiding

Listeriose wordt veroorzaakt door verschillende listeriasoorten , bacteriën die als saprofyten in het milieu leven en af en toe ziekten veroorzaken bij een groot aantal gewervelde dieren, waaronder zoogdieren, buideldieren, vogels en reptielen. Deze organismen kunnen zich ook bij relatief lage temperaturen, bijvoorbeeld in een koelkast, vermenigvuldigen. Een infectie wordt meestal door voedsel overgedragen en kan asymptomatisch verlopen, kan leiden tot een milde gastro-enteritis, maar kan ook leiden tot ernstige gevolgen met sepsis, meningitis en, voor zwangere vrouwen of dieren, een miskraam of doodgeboorte.

Listeriose bij mensen

Listeria monocytogenes is de meest relevante listeriasoort voor de volksgezondheid. Bij mensen is L. monocytogenes het belangrijkst als oorzaak van abortus bij gezonde vrouwen, en septikemie of ziekte van het centrale zenuwstelsel bij mensen met een onderdrukt immuunsysteem, verzwakte, pasgeboren of oudere mensen. Klinische gevallen komen niet vaak voor bij gezonde, niet-zwangere mensen en de bijbehorende syndromen zijn meestal niet levensbedreigend; Soms kunnen listeria-uitbraken echter gepaard gaan met een hoge mortaliteit omdat er niet aan listeriose gedacht wordt en daardoor de juiste behandeling niet tijdig plaats vindt.

Mensen worden meestal via voedingsmiddelen aan listeriabacteriën blootgesteld en niet door rechtstreeks contact met dieren. Onbewerkte producten van dierlijke oorsprong, zoals ongepasteuriseerde melk en ongekookt vlees, kunnen echter ook listeria organismen bevatten. In een studie in Brazilië was 7,4 procent van paardenvleesmonsters voor menselijke consumptie positief voor Listeria monocytogenes. Zoönotische infecties treden af en toe op na direct

contact met bronnen zoals de placenta of de foetus. Aangenomen wordt dat de infectieuze dosis van L. monocytogenes groter is dan 1.000 bacteriën voor de algemene populatie en lager (10-100) voor vatbare populaties. Nieuwe gegevens van EFSA suggereren dat deze dosis over het algemeen hoger is en dat 90 procent van de invasieve gevallen van listeriose wordt veroorzaakt door voedsel dat meer dan 2.000 CFU per gram bevat.

Listeriose bij dieren

Een grote verscheidenheid aan gewervelde dieren, waaronder zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen, kan subklinische infecties ontwikkelen en Listeria spp. in de ontlasting uitscheiden. Klinische gevallen worden het vaakst gezien bij geiten, schapen en runderen, maar ze zijn ook gemeld bij andere herkauwers (bijvoorbeeld waterbuffels, herten, rendieren, antilopen, elanden), Zuid-Amerikaanse kameelachtigen, konijnen, knaagdieren (zoals cavia's, chinchilla's, ratten), paarden, varkens, honden, katten en gekweekte nertsen. De incubatietijd voor encefalitis bij herkauwers is meestal ongeveer 3 tot 4 weken en kan variëren van 1 tot 7 weken. Abortussen kunnen een week of langer na blootstelling optreden, terwijl sepsis of gastro-enteritis zich vaak kort na blootstelling aan besmet voedsel ontwikkelt, soms al binnen 1 tot 2 dagen. De associatie tussen klinische listeriose en kuilvoer bij herkauwers is de reden waarom listeriose bij herkauwers soms kuilvoerziekte wordt genoemd. Er is weinig informatie over de incubatietijd voor listeriose bij andere dieren. Sepsis, met of zonder gelijktijdige encefalitis, is het meest beschreven syndroom bij andere dieren dan herkauwers. Het is waargenomen bij zowel volwassen als jonge dieren bij verschillende diersoorten, waaronder katten, honden, paarden, konijnen en chinchilla's.

Listeriose bij paarden

Klinische ziekte is zeldzaam bij paarden, er zijn echter gevallen van bloedvergiftiging, encefalitis, abortus en keratitis of keratoconjunctivitis zijn gemeld. Klinische symptomen zijn depressie, anorexie, koorts, diarree, koliek, bemoeilijkte ademhaling en neurologische verschijnselen zoals epileptische aanvallen en ataxie. Listeria monocytogenes is een zeldzame oorzaak van bloedvergiftiging en sepsis bij veulens tot 5 maanden oud en, nog zeldzamer, bij volwassen paarden. Abortus kan ook worden geïnduceerd door Listeria monocytogenes en er zijn verschillende gevallen van keratoconjunctivitis gemeld.

De bacteriën worden vaak uitgescheiden in de ontlasting van dragerdieren. In een studie in Duitsland scheidde ongeveer 5 procent van de paarden Listeria monocytogenes uit in hun mest. Fecale besmetting wordt over het algemeen beschouwd als de meest voorkomende besmettingsbron, maar Listeria monocytogenes is ook geïsoleerd uit urine, baarmoederafscheiding, geaborteerde foetale weefsels en melk van paarden. In de omgeving kan het organisme lange tijd overleven en kan zich vermenigvuldigen: aëroob & anaëroob, van 3 tot 45 graden celcius, en binnen een pH-bereik van 5 tot 9. Hoge aantallen kunnen bereikt worden in een slecht geconserveerde kuil waar grond/mest in mee is genomen. Op basis van een aantal gevallen van listeriose bij paarden in IJsland is net als bij herkauwers een verband aangetoond van kuil voeren met listeriose bij paarden. De meest voorkomende route van listeriose bij paarden is door middel van ingestie. Een infectie kan ook optreden via het neusslijmvlies, de conjunctiva of door besmette wonden. Neonatale veulens kunnen worden besmet door middel van ingestie, inhalatie, via de navelstreng of door trans placentaire infectie. Hoewel er in de meeste gevallen geen specifieke risicofactoren zijn geïdentificeerd, kan immunodeficiëntie een belangrijke risicofactor zijn, zoals wordt geïllustreerd door een geval van listeriose bij een Arabisch veulen met ernstige gecombineerde immunodeficiëntie en een geval van Listeria monocytogenes keratitis bij een paard dat eerder topicaal werd behandeld met corticosteroïden. Gebruikelijke diagnostische methoden zijn kweek, PCR en immunohistochemie. Serologie wordt over het algemeen als onbetrouwbaar of niet-informatief beschouwd vanwege kruisreacties en hoge seroprevalenties.

Recente Listeria monocytogenes casuïstiek bij paarden

In 2022 en 2023 heeft GD zeven secties onderzocht waarbij Listeria monocytogenes werd bevestigd als de belangrijkste oorzaak van een systemische infectie (n=1) dan wel een enteritis (n=6). Van vier casussen is een antibiogram bij GD uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de meeste routinematig bij paarden gebruikte antibiotica (met

uitzondering van ceftiofur) effectief zouden moeten zijn (mits adequate weefselconcentraties worden bereikt).

Helaas worden infecties niet altijd vroegtijdig herkend, waardoor niet altijd direct een effective behandeling wordt toegepast. Een snelle behandeling met breedspectrum antibiotica en ondersteunende therapie kan bij volwassen dieren tot volledig herstel leiden.

Bij listeriose gevallen bij paarden is het belangrijk om vanwege het potentiele risico voor andere paarden, contactdieren en mensen om de betreffende patienten te isoleren. Tevens wordt geadviseerd om de directe omgeving te reinigen en desinfecteren (natrium hypochloriet, povidon jodium, chloorhexidine, 70 procent ethanol, glutaaraldehyde, quaternaire ammoniumverbindingen), besmet voer te vernietigen en de stalbedding veilig af te voeren. Bij meerdere gevallen van listeriose op een bedrijf verdient de kwaliteit van de kuil aandacht: streven naar minder grondbijmenging (lager dan 70 gram per kilogram droge stof) en een goede conservering met een pH lager dan 5,0.

8. Conclusie huidige

stand van zaken

monitoring

De Helpdesk Paard voorziet duidelijk in een behoefte van paardendierenartsen. Het aantal contactmomenten met dierenartsen groeit elk jaar en veel dierenartsen weten de Helpdesk Paard te bereiken wanneer zij vragen hebben over (infectieuze) aandoeningen bij paarden. Daaraan zal bijdragen dat alle specialisten die de Helpdesk Paard bemensen bekend zijn onder de paardendierenartsen en veel aandacht besteden aan communicatie van bevindingen via diverse tijdschriften, symposia, congressen en cursussen. De Helpdesk Paard is een typisch voorbeeld van reactieve monitoring en kan daarom alleen maar functioneren wanneer er onderling vertrouwen is en de betreffende specialisten een meerwaarde kunnen leveren voor de paardendierenartsen in het veld. Tevens is gebleken dat Data-analyse en pathologie een duidelijke meerwaarde creëren voor het monitoren van de paardengezondheid in Nederland.

Colofon

Redactie Jaarverslag Helpdesk Paard

Carlijn ter Bogt-Kappert1

Kees van Maanen1

Linda van den Wollenberg1

Robin van den Boom2

René van den Brom1

Daphne de Leeuw1

Bemensing aan de telefoon:

Kees van Maanen1

Linda van den Wollenberg1

Mathijs Theelen2

Lieuwke Kranenburg2

Robin van den Boom2

1 Royal GD

2 faculteit Diergeneeskunde

Royal GD

Arnsbergstraat 7

Postbus 9, 7400 AA Deventer

T. 088 20 25 500

info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

GD2865/05-23

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.