GeniaaL jg. 15 nr. 59 - oktober 2022

Page 1

vallen een nieuw

TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN DRIEMAANDELIJKS • OKT. - NOV. - DEC. 2022 • NR. 59 • P802104 • AFGIFTEKANTOOR 3000 LEUVEN 1 ‘We
academiejaar aan!’

Voorwoord

Beste burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten

Beste studenten

Beste medewerkers en sympathisanten van de faculteit

Het startschot is gegeven, het academiejaar 2022-2023 heeft zich op gang getrokken. Ik hoop dat de warme zomer rustgevend en inspirerend heeft gewerkt. Ik ben benieuwd hoe dit academiejaar gaat lopen. Tijdens het tweede semester van vorig academiejaar zagen we de studentenaanwezigheid in de lessen drastisch achteruitgaan. Het is duidelijk dat we als faculteit en universiteit nog altijd worstelen met ons digitale lesaanbod en hoe dit aanvullend kan ingezet worden in het didactische proces. De voorbije twee jaar hebben ons veel geleerd over hoe we digitale inhoud moeten maken. De grote uitdaging is echter nu de inbedding ervan in de hele keten van het universitaire leven, van hoorcollege tot oefenzittingen, van werkzittingen tot P&O.

De faculteit staat voor een belangrijke en drukke periode. De discussie over een grondige curriculum hervorming van de bacheloropleiding ingenieurswetenschappen is momenteel in volle gang en zal in de loop van dit academiejaar geconcretiseerd worden. Hierbij hebben we in eerste instantie aandacht voor de overgang van het secundair onderwijs naar onze eerstebachelorfase. In tweede instantie kijken we naar een verbreding van onze bacheloropleiding waarbij we een aantal typische ingenieursvakken in alle afstudeerrichtingen wensen aan te bieden om onze afgestudeerden klaar te stomen voor een wereld van levenslang leren.

Onze faculteit heeft sinds juli de voorzittershamer van CLUSTER - een netwerk van leidende ingenieursopleidingen in Europa - opgenomen en wenst zo haar stempel op de werking te drukken.

Concreet willen wij de aandacht vestigen op virtuele studentenmobiliteit en met het netwerk een blik richting het Afrikaanse continent werpen. Kortom, het wordt een interessant academiejaar.

Ik wens iedereen alvast een mooi academiejaar, met veel professioneel maar uiteraard ook persoonlijk plezier. Laat ons er met zijn allen een succesvolle editie van maken!

Beste alumnivrienden

Een nieuw academiejaar: voor onze eerstejaars hun eerste stappen aan de universiteit … en dan nog in de fantastische opleiding burgerlijk ingenieur of burgerlijk ingenieur-architect! Zij die recent hun studies aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen hebben afgerond, zetten nu hun eerste stappen als alumni in het uitbouwen van hun carrière. Eens ingenieur, altijd ingenieur! Voor sommige van onze ‘collega-professoren’ is het moment aangebroken om van hun welverdiende rust of beter van hun ‘emeritaat’ te genieten.

Een aantal van hen komen in dit nummer aan het woord.

GeniaaL zet regelmatig alumni die een carrière in het buitenland hebben uitgebouwd, in de kijker.

In dit nummer komt Walter Snoeys, die de laatste decennia een ongelooflijke bijdrage heeft geleverd aan fysische experimenten binnen CERN, aan het woord. Ondanks het feit dat deze experimenten zich in het domein van de fundamentele fysica situeren, kunnen deze niet zonder de ontwikkelingen en de talrijke bijdragen van ingenieurs. Een boeiende omgeving waar de grenzen van ingenieurs en wetenschappers mekaar ontmoeten.

De vereniging Alumni Ingenieurs KU Leuven heeft als doel jullie de mogelijkheid te geven elkaar te ontmoeten en te netwerken: kijk snel naar de aankondigingen in dit nummer van het Arenbergsymposium en de forumavonden in de nabije toekomst. Ik hoop jullie daar te ontmoeten voor een babbel en een drankje.

WETENSCHAPPEN
KU LEUVEN Inhoud Ad Valvas 3-5 GeniaaL gedacht 6-7 The promise of summer 8 ERC Starting Grant voor Dominique Devriese 9-10 Eminente emeriti 11-14 Trillingsproblemen in de gebouwde omgeving 15-17 Foto afgestudeerden van 2021-2022! 18-19 Alumnus Bas Smets schrijft geschiedenis 20-23 Koen Van Balen over het KU Leuven Instituut voor Cultureel Erfgoed HERKUL 24-26 Alumni in het buitenland: Walter Snoeys 27-29 Ingenieurs snappen da 30-31 Het Arenbergkasteel: geen kinderspel 32 State of the union 34

Ad Valvas

PRIJZEN EN ERKENNINGEN

• In de zomer verkoos de International Federation of Automatic Control (IFAC) Bart De Moor, gewoon hoogleraar aan de Afdeling Dynamische Systemen, Signaalverwerking en Gegevensanalyse (STADIUS) (Departement Elektrotechniek (ESAT)), als Fellow of IFAC. Als motivatie werd verwezen naar de ‘contributions to numerical multi-linear algebra, systems theory and systems identification, with applications in process control and bioinformatics.’ www.ifac-control.org/awards/ifac-fellows

• Lieve Helsen, gewoon hoogleraar aan de Afdeling Toegepaste Mechanica en Energieconversie (TME) van het Departement Werktuigkunde, ontving op 24 juni 2022 samen met haar onderzoeksgroep Thermal Systems Simulation de Joule Prijs voor Energietransitie 2022. De Organisatie Duurzame Energie lanceerde de prijsoproep voor nominaties voor ‘een persoon, bedrijf, vereniging of kennisinstelling die concreet potentieel toont om de komende kwarteeuw een superster van de energietransitie worden’. www.eng.kuleuven.be/docs/news-related/ 20220811LieveHelsenJoulePrijs.pdf

• Binnen de Concrete Design Competition werden studenten burgerlijk ingenieur-architect onderscheiden. Eline Van Uytsel en Nathan Kolenberg kregen een eervolle vermelding voor Paper Doll Towers. Eerder ontvingen deze studenten al de alumniprijs van de Alumni Ingenieurs KU Leuven. www.febelcem.be/fileadmin/user_upload/agenda/divers/ CDC_10_jury_report.pdf

• Studenten burgerlijke bouwkunde hebben deelgenomen aan de eerste editie van de Floating Wind Challenge. Het team van bouwkunde met de naam Friendly Floaties heeft de uitdaging gewonnen.

• Onze studenten blijven ook excellente sportprestaties neerzetten.

Alec Segaert, student eerste fase bachelor in de ingenieurswetenschappen, werd Europees kampioen tijdrijden in Portugal op 7 juli 2022. Op het WK tijdrijden voor beloften op 19 september 2022 veroverde hij de zilveren medaille. www.sporza.be/nl/2022/07/07/alec-segaert-kroont-zich-toteuropees-kampioen-tijdrijden-bij-u23-ook-al-zilver-enbrons-voor-belgie~1657194219282/

Bart Swings, masterstudent ingenieurswetenschappen en olympisch schaatskampioen, won tijdens de Wereldspelen in Birmingham (VS) in de discipline skeeleren vier gouden en een bronzen medaille: goud in de 10 000 m puntenafvalling, in de 10 km afvalling, in de 10 km puntenkoers op de weg en in de 15 km afvalling, brons op de 1 000 m sprint. www.sporza.be/nl/2022/07/12/bart-swings-na-4-goudenmedailles-op-de-wereldspelen-ging-zeker-voor-goud-maardit-komt-echt-onverwacht~1657641076240/

Staande ovatie voor Bram Devriese! De VTK-preses 2021-2022 ontroerde de zaal tijdens de masterpromotie van juli 2022 met zijn persoonlijk verhaal. www.youtube.com/watch?v=bVwo1g2tqRc

overzicht van

BESIX: Hana Kato

Hexagon: Louis Carpentier

imec: Nishant Saini

Industriële Adviesraad Chemische

Lorijn De Vrieze

Materialise: Arnout Roebben

OneSpan: Jesse De Meulemeester

Siemens Industry Software: Robin Pruneel

www.eng.kuleuven.be/nieuws-en-agenda/evenementen/masterproefprijzen/

GeniaaL 3
Tijdens de masterpromotie van juli
2022 werden naar
jaarlijkse gewoonte ook de masterproefprijzen uitgereikt.
Een
de uitreikende bedrijven en de prijswinnaars:
Ingenieurstechnieken:

• De Duurzame Architectuur Maarten Bouwen Prijs voor het academiejaar 2021-2022 werd uitgereikt aan Laura Dreesen voor haar masterproef ‘Kompanen, aan de ronde tafel!’Een socratische dialoog met buurtvoedselatelier 'De Kompaan' omtrent haar ruimtelijke programmatie en architectuur binnen de wijk Borgerhout. De masterproef van Laura Dreesen omvat zowel een kroniek van een sociaal voedselexperiment in Borgerhout (VZW De Kompaan), een oproep voor een mogelijke volgende stap in de evolutie van die organisatie als sociaal-ruimtelijk buurtinitiatief én een ontwerpvoorstel voor de verbouwing van hun uitvalsbasis, een verlaten bakkerij. www.eng.kuleuven.be/nieuws-en-agenda/nieuws/lauradreesen-wint-maarten-bouwenprijs-voor-kompanen-aande-ronde-tafel

NIEUWE PROFESSOREN

Onze faculteit verwelkomt volgende nieuwe professoren:

• Alexander Badri-Spröwitz, Departement Werktuigkunde

• Luce Beeckmans, Departement Architectuur

• Dominique Bongartz, Departement Computerwetenschappen

• Miryam De Lhoneux, Departement Computerwetenschappen

• Florian Feppon, Departement Computerwetenschappen

• Benjamin Gorissen, Departement Werktuigkunde

• Johan Joubert, Departement Werktuigkunde

• Greet Kerckhofs, Departement Materiaalkunde

• Aritra Konar, Departement Elektrotechniek (ESAT)

• Giuseppe Marra, Departement Computerwetenschappen

• Leonardo Meeus, Departement Elektrotechniek (ESAT)

• Fatemeh Mohammadi, Departement Computerwetenschappen

• Ricardo Reinoso-Rondinel, Departement Bouwkunde

• Tom Van Cutsem, Departement Computerwetenschappen

• Florence Vermeire, Departement Chemische Ingenieurstechnieken.

NEW YEAR’S LECTURE & NETWORKING EVENT MET HONORARY PROFESSOR PETER VETTER

De Faculteit Ingenieurswetenschappen stelt traditiegetrouw elk jaar een facultaire ‘honorary professor' aan: een erkenning van een niet-academische onder zoeker met academisch potentieel. Dit academiejaar valt die eer te beurt aan Peter Vetter, hoofd van Bell Labs Core Research bij Nokia. Peter Vetter leidt er een team waar hij de verant woordelijkheid draagt over de globale langetermijnstrategie van Nokia’s kerntechnologieën rond netwerk architecturen, netwerksystemen en beveiliging, optische systemen en radioplatformen. Het team ontwikkelt innovaties om Nokia’s corebusiness voor te bereiden op het 6G tijdperk. De inauguratie van Peter Vetter als nieuwe honorary professor vindt plaats op 12 januari 2023: na zijn New Year’s Lecture volgt de traditionele nieuwjaarsreceptie. https://eng.kuleuven.be/nieuws-enagenda/evenementen/newyearnetworking

ARENBERGSYMPOSIUM

De Faculteit Ingenieurswetenschappen en Alumni

Ingenieurs KU Leuven organiseren samen met de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen en Ekonomika

Alumni het Richard Van Cauteren - Willy Dutré Arenbergsymposium, dit jaar over Decarbonisatie van de zware industrie, op dinsdag 29 november 2022, 19 u. in aula Rosalind Franklin, Quadrivium, Celestijnenlaan 200, 3001 Heverlee.

Om tegen 2050 volledig klimaatneutraal te worden staat de energie-intensieve industrie in Vlaanderen voor een zware opgave. Om onze economie op een duurzame manier te laten groeien moet de industrie immers een drastische transitie ondergaan. Diepe decarbonisatie van o.a. de staal- en cementindustrie en de chemische nijverheid zal verschillende parallelle strategieën vergen, gaande van verbeteringen in energie-efficiëntie tot grote verschuivingen in productietechnologieën. Dit symposium probeert een aanzet tot antwoord te geven op de vraag over de aanpak. Naast een globale schets van de problematiek zullen stemmen vanuit de dagelijkse industriële praktijk getuigen dat deze transitie wel degelijk al begonnen is. Ten slotte zal ook vanuit het politieke beleid een standpunt hieromtrent gegeven worden.

Deelname aan het Arenbergsymposium is gratis, inschrijven is verplicht. Dat kan via www.eng.kuleuven.be/nieuws-en-agenda/ evenementen/arenbergsymposium – waar binnenkort ook meer informatie te vinden is.

GeniaaL4
Peter Vetter. President of Bell Labs Core Research, Fellow Nokia Bell Labs

REÜNIE PROMOTIE 1958 OP 24 MEI 2022

Tien van de 61 afgestudeerde burgerlijk ingenieurs van het promotiejaar 1958, waarvan nog 26 in leven, verzamelden in restaurant Falligan in Gent op 24 mei 2022. Het was een blij weerzien: er werden herinneringen opgehaald aan de mooie studentenjaren in Leuven en aan de professoren.

FORUMAVONDEN ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN

De alumnivereniging heeft een paar boeiende avonden in petto. Op 14 november 2022 om 19 uur is er een forumavond gepland op Campus Groep T in Leuven met als titel ‘Sleutelvragen bij de energie- en klimaattransitie 2023-2032’.

We moeten zonnepanelen leggen op onze huizen, die we het liefst verwarmen met een warmtepomp en voor onze woning staat maar beter een elektrische auto. De elektrificatie van onze maatschappij is volop aan de gang en zal alleen nog versnellen. Probleem: ons elektriciteitsnet is daar niet op voorzien. Als iedereen ’s avonds zijn elektrische wagen inplugt, zijn verwarming met warmtepomp opendraait en aan het koken slaat, bezwijkt ons net onder al die megawatts.

Het netwerkbedrijf Fluvius heeft een ambitieus plan klaar om dit (en nog andere) problemen aan te pakken gedurende de volgende tien jaar. Kostprijs 4 miljard euro (bovenop de eerder geplande 7 miljard investeringen die ook zonder energietransitie nodig zijn). Wat houdt dit plan in? Jean Pierre Hollevoet, de nieuwe directeur Energie- en Klimaattransitie van Fluvius, geeft tekst en uitleg en beantwoordt kritische vragen. Schrijf je in via www.connect.kuleuven.cloud/networks/events/95386

Noteer ook alvast 7 februari 2023 om 19 uur in de Aula van de Tweede Hoofdwet in Heverlee voor een avond over het thema ‘Energiesyteem van de toekomst en gebouwen’.

Vandaag zijn gebouwen verantwoordelijk voor ongeveer 40% van het energieverbruik en 36% van de CO2-uitstoot in de Europese unie, hoofdzakelijk voor hun verwarming en koeling. De overheid belooft veel, maar de grootschalige inhaaloperatie blijft uit ondanks ronkende verklaringen in het Renovatiepact. Wat de rol van gebouwen is in het energiesysteem van de toekomst wordt besproken door toponderzoekers Staf Roels, Karen Allacker en Dirk Saelens. Schrijf je in via www.connect.kuleuven.cloud/events/95363

Er wordt ook een forumavond voorzien over functionele composieten. Check www.connect.kuleuven.cloud/ voor de agenda.

GeniaaL 5

GeniaaL gedacht

We willen meningen horen. Meningen van ingenieurs over wat hen nauw aan het hart ligt, meningen van niet-ingenieurs over ingenieurs en ingenieuren, alles wat des mensen is, kan en mag aan bod komen.

Als het maar ‘uw gedacht’ is, mijn gedacht.

De minder vrolijke boodschap van de wetenschap is onzeker en dus wellicht deepfake.

Als niemand meer geloofwaardig is, primeert het eigen gelijk.

De wetenschap is lang het kneusje van het maatschappelijk bestel geweest, ergens in een verdomhoekje, of, wat respectvoller, veilig weg in een ivoren toren. De ridders en prinsessen uit de ‘boekskes’ gaan er prat op dat ze daar in hun studietijd niet veel van gebakken hebben. In hun schitterende carrières hebben ze dat ook nooit nodig gehad. Zeker niet om te raden wie er, verkleed als een pinda, staat te pretenderen dat hij een zanger is en zeker niet om te doen alsof ze met sterren kunnen dansen. Kortom, zij hebben het gemaakt in het leven zonder wetenschappelijke bagger. Hun liefdesleven is gefundenes Fressen voor de wachtkamerliteratuur en het posten van selfies om het aantal volgers te boosten is een doel op zich. Dat dit allemaal slechts mogelijk is dankzij de wetenschap zal hun worst wezen. En dan vraag ik me af hoe het in onze hoogtechnologische maatschappij zo ver is kunnen komen?

KNEUSJE

Wetenschappers daarentegen hebben het historisch gezien (op enkele uitzonderingen na) altijd al moeilijk gehad om in the picture te staan. Ze moesten bij staatshoofden aankloppen om gesponsord te worden zodat die met hun resultaten konden uitpakken. De vorst en later de politiek als broodheer voor de wetenschap is dus van alle tijden en het is ook logisch. Als de vorst of de politiek opkomt voor het goed van de maatschappij, dan is het ook normaal dat de wetenschapper onderhouden wordt door de overheid. Kennis is misschien geen handelswaar vandaag, maar het zou later wel eens nuttig kunnen worden. Deze afhankelijkheid heeft ook een nadeel. Als wetenschappers de plannen van de heersende macht verstoorden of tot tegenovergestelde conclusies kwamen, werden ze in de ban geslagen of eindigden ze in een kerker.

Als de wetenschapper vergoed wordt voor geleverde prestaties, dan moet die prestatie gemeten kunnen worden om de vergoeding te bepalen.

Vroeger werd een almanak van ons zonnestelsel of een geografische opmeting van de natie aan de mecenas opgedragen. Dat volstond om een observatorium of een expeditie gefinancierd te krijgen. Het fundamenteel onderzoek gebeurde in bijberoep. Basisonderzoek genereert nu papers en dus telt men publicaties, wat uiteraard tot een inflatie van het aantal artikels en tijdschriften heeft geleid en dus tot grotere opbrengsten voor uitgevers. Wetenschappers worden aan het werk gezet om allerlei indexen te creëren en te publiceren in nieuw op te richten tijd schriften om toch maar te kunnen meten hoeveel een publicatie en de onderliggende onderzoeker waard is. Het blijft voor de laatste toch een permanente bedeltocht op zoek naar fondsen. Geschiedenis, het is en blijft meer van hetzelfde.

Fundamenteel onderzoek is experimenteel. Dat is geen contradictio in terminis. Men kan geld en koffie in een onderzoeker stoppen, maar wat eruit zal komen is moeilijk te voorspellen.

ADHEMAR BULTHEEL
GeniaaL6
Adhemar Bultheel is professor-emeritus aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen, verbonden aan de Afdeling Numerieke Analyse en Toegepaste Wiskunde van het Departement Computerwetenschappen. Hij heeft jarenlang opleidingsonderdelen in de toegepaste wiskunde gedoceerd en is dan ook een vaste waarde in de herinneringen van vele alumni.

Af en toe is er wel eens een resultaat dat bruikbaar blijkt en dan is het de taak van de ingenieur of van de toegepaste wetenschapper om dat in de praktijk te brengen tot welzijn van de gemeenschap.

En dat kan, als voorheen, dezelfde persoon zijn. Maar, waar in lang vervlogen tijden het onderscheid tussen filosoof, ingenieur, geneesheer, alchemist, strateeg en kunstenaar nogal vaag was, zijn deze disciplines zich toch wat gaan verenigen in afzonderlijke gemeenschappen, elk met eigen regels en geplogenheden. Echter, in het huidige brede spectrum tussen theoretisch en toegepast blijft de fundamentele wetenschap toch wel het kneusje, want de toepassers worden gemakkelijker voorzien van onderzoeks fondsen dan een zuivere theoreet.

Wie dat doorheeft en de kans krijgt, wordt ondernemer. De kennis met bijhorende toepassing dient om er voor eigen rekening geld mee te verdienen. Als dat wat succes heeft, plaatst het bedrijf zich daardoor buiten de wetenschap en onafhankelijk van de politiek. Het bedrijf neemt nu wetenschappers in dienst die werken voor het bedrijf en niet meer voor de gemeenschap. Zoveel te meer is in deze context het produceren van bruikbare wetenschappelijke resultaten van belang en is fundamenteel onderzoek een bijproduct. Financiële en politieke machten bespelen de maatschappij en de wetenschapper is een pionnetje in dat bordspel.

En dan, coup de théâtre, verschijnt virus ex machina, en ineens zijn daar wetenschappers die in elk televisienieuws de tasseografische restanten van groeifactoren in grafieken analyseren om met dynamische modellen de onzekere toekomst te voorspellen, terwijl de medische wetenschap (zeg maar farmaceutische bedrijven) een massa geld wordt toegestopt om hun wetenschappers overuren te doen kloppen om zo vlug als mogelijk een vaccin op de markt te brengen. De politiek schuilt in de luwte en laat de wetenschappers de communicatie doen zodat zij de schok opvangen. De politiek maakt economische afwegingen maar kondigt, als het niet anders kan, dan toch maar een lockdown af maar natuurlijk 'op gezag van de wetenschap'. De samenleving wil een tweede opinie en is aangewezen op het internet om informatie in te winnen en daar is iedereen wetenschapper. Wetenschappers op de voorgrond plaatsen betekent helemaal niet dat de rationaliteit is teruggekeerd. Wat vandaag nog door de wetenschap verkondigd wordt is volgende week niet meer waar. Dat is nu net hoe wetenschap werkt, maar het tast wel de geloofwaardigheid aan. Zie je wel! Ze weten het ook niet. Ze zeggen zomaar wat. Wetenschap, overheid en bedrijven vormen een complottriumviraat dat macht probeert te verwerven om de vrijheid van de massa te beperken.

Fans blijven even lovend omdat een influencer een gewaagde selfie heeft gepost. Dat is een feit. Maar de minder vrolijke boodschap van de wetenschap is onzeker en dus wellicht deepfake. Als niemand meer geloofwaardig is, primeert het eigen gelijk.

Steven Pinker is niet de eerste die de teloorgang van de rationaliteit aanklaagt in zijn boek Rationality. What is it?

Why is it scarce? Why it matters?.

Men kan een aantal rationele (sic) redenen vinden die dat kunnen verklaren, maar wat telt is de verwachting van directe opbrengst. Nu alles flitsender moet in onze ongeduldige wereld, is het moeilijk om voor de langeretermijn voldoening te kiezen. Ogenblikkelijke satisfactie doet ons rationeel brein de verkeerde keuzes maken.

Uiteindelijk komt het neer op een waardeoordeel. Als men het belangrijker vindt om het vol getatoeëerde lichaam niet te laten beschadigen door de prik van een vaccinnaald, dan is het een perfect rationele beslissing om zich niet te laten vaccineren en dan is het niet moeilijk om te geloven dat het vaccin enkel dient om een tracking chip in te brengen.

Dat soort berichten verspreidt zich langs dezelfde wegen en even gemakkelijk als de virale bikiniselfies van internetmagneten en even snel als een coronavirus.

GeniaaL 7
© Joris Snaet

The promise of summer

Spectacular sunsets creeping against the urban landscapes lined with medieval gothic buildings is what the Belgian summer imprints in me. Less remarkable to the locals, but relative to India (20°N) and New York (40°N), the kaleidoscope of colours displayed by the setting Belgian (50°N) sun has my heart. As an immigrant in Belgium, summer for me holds the promise of sunshine, light-heartedness, and spirit. While this might seem generic to summers anywhere, the longing elsewhere just is not the same. With the long, grey, and wet winters that are at the rise, what feels like, most of the year - I desperately wait for summer. The energy that these warm months bring to the community is infectious and palpable.

APEKSHA SHAPETI

In my seven years here, I never seized to be amazed by the unbounded cultural, outdoor, and musical possibilities that the months of June-August bring. I attended my very first music festival in my second summer here - it felt like a rite of passage for deeply appreciating life as a local. What struck me is the range of possibilities: from the free city festivals like Het Groot Verlof in Leuven, to the almost cult-like fan following for Rock Werchter or Tomorrowland, to the more world/diversity-oriented festivals of Sfinks and Afro Latino. There is something for everyone, which has felt like the most ethnically inclusive moment in Belgium and offered me room to find my corner of music or ambience where I belonged. Beyond music is the prospect of endless outdoor adventures; I have absolutely loved the ‘fietsknooppunten’ cycling paths conveniently running through the entire country – something I now miss in most countries I visit. The spirit of the countless cyclists, runners, kayakers, mountain bikers, triathloners lining every channel, riverside and trail is infectious. The summers here have inspired me to athletically push myself further, ending with a muchdeserved beer.

Working during the summer months is a special experience. I, for one, love working in the summer in the peaceful times on the student-free campus. With the students gone, lab equipment is freely accessible allowing for efficient experimental work. The general positivity in the air, eating lunch at benches outside the buildings, and knowing that sunlight still awaits you after work, creates an inspired work environment. With most Belgians travelling during the summer and school holidays, traffic is significantly reduced, and commuting is a joy. The only hurdle to then being hyper productive is the limited interaction and support you can have from unavailable colleagues or administration during the holidays.

Additionally, having a baby in the summer in Belgium without family nearby can add a layer of complexity to summer productivity for research. Crèche and school holidays can be especially challenging to navigate for foreigners with limited support.

The one feeling that summer evokes in each one of us is that of nostalgia. Nostalgia from that time in our childhoods when we awaited the holidays in the summer, time spent with grandparents and family, time spent on the road with our parents adventuring to a new destination, that local pop-up food stall or that peculiarly flavoured ice-cream you always ate. For international students or researchers, that is the thirst we cannot quench despite Belgium’s incredible summer days. Summer brings this bittersweet feeling of joy and longing, longing for what was easily accessible when you lived in your own country. Most European foreign students plan vacation time with their families during the summer months to balm that feeling. But for those of us not from Europe, summer is travelling within Europe, working in a much calmer Leuven, enjoying the Belgian offerings, and awaiting Christmas to visit family and satisfy that urge. All said, summer has that beautiful artistry to uplift us all, Belgian, or foreign, in a feeling of united hopeless optimism – a bit of which I hope we can tuck away to feed our souls in the middle of winter.

GeniaaL8

ERC Starting Grant voor Dominique Devriese

Hoe de veiligheid van software automatisch controleren tot op het niveau van de elektronica?

Dominique Devriese is verbonden aan de Onderzoeksgroep Gedistribueerde en Veilige Software (DistriNet) van het Departement Computerwetenschappen. In maart 2022 was hij een van de vier KU Leuven-onderzoekers die een ERC Starting Grant mochten ontvangen van de European Research Council. Het betreft een beurs van 1,5 miljoen euro, die over een periode van vijf jaar gespreid wordt. Zijn project heeft als titel: ‘Formalizing, Verifying and Applying ISA Security Guarantees as Universal Contracts.’

YVES WILLEMS

Graag wil ik je feliciteren voor deze prestigieuze beurs en je danken voor dit interview! Wil je jezelf kort aan onze lezers voorstellen?

Ik ben Leuvenaar, geboren in 1984. Al tijdens mijn middelbare schooltijd (Latijn-Wiskunde) in het Montfortcollege van Rotselaar was programmeren mijn hobby. Na de kandidaturen informatica stapte ik via een overgangsjaar over naar de licentie wiskunde. Daarna vond ik doctoreren wel interessant, maar wilde ik een onderwerp vinden dat tot nuttige toepassingen zou leiden. Eerst heb ik twee jaar als programmeur (web developer) gewerkt bij de ING-bank in Etterbeek. Daarna zocht ik een interessantere job: ik belandde bij professor Frank Piessens aan het Departement Computerwetenschappen, waar ik aan een doctoraat begon. Daarbij bestudeerde ik verschillende onderwerpen: functionele programmeertalen en correctheidsbewijzen. Die bewijzen werden de laatste tien jaar eindelijk praktisch bruikbaar. Vanaf het tweede jaar kreeg ik een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO). Na mijn doctoraat werkte ik gedurende vier jaar als postdoc bij het FWO. Daarop werd ik in 2018 benoemd als docent aan de Vrije Universiteit Brussel. In oktober 2021 keerde ik terug naar KU Leuven, Departement Computerwetenschappen, als hoofddocent in het kader van het Bijzonder OnderzoeksFonds (BOF).

GeniaaL 9

Je sprak over praktische toepassingen voor correctheids bewijzen: kun je daar voorbeelden van geven?

Die werden inderdaad al gebruikt om de correctheid aan te tonen van cryptografische algoritmen in de Firefox-browser. Een ander bekend voorbeeld is ‘Compcert’: een volledig correctheidsbewijs van een compiler voor de taal C. In een aantal softwarebedrijven worden nu ook delen van bedrijfssystemen op deze manier geverifieerd.

Het project waarvoor je de ERC-grant kreeg, draagt als titel: ‘Formalizing, Verifying and Applying ISA Security Guarantees as Universal Contracts’. Wat houdt dat in?

ISA staat voor ‘Instruction Set Architecture’: het is een soort programmeertaal (of meer concreet een assemblertaal) die een abstractie vormt voor een familie van processoren. Elke processor uit die familie moet gegarandeerd de ISAinstructies ervan kunnen uitvoeren en daarbij de voorgeschreven operatie uitvoeren (dus het gewenste effect veroorzaken). Die processoren mogen dan elk op een verschillende manier gerealiseerd worden met elektronische circuits. Een ISA vormt dus een soort contract tussen de elektronici die de hardware ontwerpen en de informatici die de software (zoals bedrijfs systemen en compilers) ervoor schrijven: dit garandeert dat die software op elke processor uit de familie correct zal draaien.

Een voorbeeld: toen de firma Apple voor zijn computers overstapte van X86-processoren naar ARM-processoren (met een verschillende ISA), moest de software helemaal herschreven worden. Omdat de nieuwe Apple-processoren een bestaande ISA implementeerden, kon de Apple-software voor de nieuwe CPUs voortbouwen op bestaande code en tools voor deze ISA. En zolang de toekomstige ARM-processoren aan dezelfde ISA beantwoorden, zullen ze die software correct uitvoeren. Eventueel kunnen die nieuwe processoren dan uitgebreid worden met nieuwsoortige instructies (bijvoorbeeld vectorinstructies of beveiligingsfeatures), maar zolang de nieuwe software daarvan geen gebruikmaakt, blijft ze correct.

Tegenwoordig wordt een ISA in een soort Engelse pseudocode geschreven, aangevuld met formele notaties. Wij zouden de ISA liever volledig in een formele taal kunnen neerschrijven: dit gebeurt nu al in beperkte mate, maar die formalismen kunnen (nog) niet dezelfde informatie weergeven als de ‘papieren’ ISA. Functionele beschrijvingen (‘wat zal er gebeuren?’) kunnen formeel beschreven worden, maar voor veiligheidscontroles is er meer nodig (‘wat zal er nooit gebeuren?’). Dergelijke garanties kunnen nog niet weergegeven worden. Wij willen onderzoeken hoe we die wél kunnen formaliseren.

Daarvoor stellen we Universal Contracts voor: dit is een soort van contracten voor willekeurige programma’s; zij hebben de vorm van logische beweringen: ‘als je dit programma uitvoert en deze eigenschappen gelden bij de start, dan zullen deze garanties gelden na afloop’. Wij willen die ‘contracts’ voorstellen voor verschillende soorten ISA’s en hun beveiligingsprimitieven.

Een volledig formele ISA heeft als voordeel dat programma’s dan volledig kunnen geverifieerd worden. Met behulp van universele contracten zal dit ook kunnen voor softwaresystemen die deels bestaan uit onvertrouwde en ongeverifieerde code.

Dit biedt grote voordelen voor software-experten, namelijk dat eigenschappen van systeemprogrammatuur, cryptografische algoritmen en dergelijke zullen kunnen geverifieerd worden tegen een stabiele formele ISA en haar veiligheidsgaranties, en met een haalbare investering van tijd en middelen.

Op termijn hopen we de veiligheidseigenschappen van softwaresystemen in hun geheel volledig formeel te kunnen valideren en zo heel betrouwbare veiligheidsgaranties te bieden. In eerste instantie denken we bijvoorbeeld aan toepassingen uit het IoT, het ‘internet of things’.

De resultaten van ons onderzoek kunnen ook nuttig zijn voor de ontwerpers van processoren (zoals ARM in het Verenigd Koninkrijk). We bemerken dat de laatste vijf jaren veel veiligheidslekken werden ontdekt die gebruikmaken van neveneffecten die in de ISA niet worden gespecifieerd (‘side channels’). Ook voor dit soort beveiligingslekken is het cruciaal dat het contract tussen software en hardware bepaalt welke informatie mag gelekt worden via neveneffecten. Wij zullen universal contracts voorstellen die hierin voorzien. Daarom hopen wij dat de formele specificaties die wij zullen voorstellen, een belangrijke lacune zullen kunnen vullen voor het bouwen van praktische softwaresystemen met rigoureuze veiligheidsgaranties. Dit is een realistische hoop, want de technologie is ondertussen meer matuur geworden en ‘cybersecurity’ wordt almaar belangrijker.

Op deze manier kan Dominique Devriese zijn beide interesses combineren: ‘Ik heb qua interesse altijd wat gezweefd tussen enerzijds de zoektocht naar mooie en elegante abstracties en structuur zoals die bedreven wordt in de pure wiskunde, en anderzijds het meer ingenieurstechnische toepassen van dergelijke wiskunde in concrete, praktisch bruikbare toepassingen. Toen ik informatica studeerde miste ik de wiskunde, maar toen ik wiskunde studeerde, miste ik vaak de aandacht voor toepassingen.’

‘Ik heb qua interesse altijd wat gezweefd tussen enerzijds de zoektocht naar mooie en elegante abstracties en structuur zoals die bedreven wordt in de pure wiskunde, en anderzijds het meer ingenieurstechnische toepassen van dergelijke wiskunde in concrete, praktisch bruikbare toepassingen.’

GeniaaL10

Eminente emeriti

Een nieuw academiejaar luidt voor heel wat mensen een nieuwe fase in: voor sommige professoren breekt het emeritaat aan. Letterlijk betekent ‘emeritus’ uit het Latijn vertaald ‘uitgediend’, etymologisch gevormd uit ex-, dat voltooiing uitdrukt, en het werkwoord merēri,'dienen'. Dit jaar gaan o.a. Koen Van Balen (Departement Burgerlijke Bouwkunde), Dirk Van Compernolle (Departement Elektrotechniek) en Paula Moldenaers (Departement Chemische Ingenieurstechnieken) met emeritaat, of maken we er misschien beter ‘meritaat’ van? Want dit is geen vaarwel, maar een ‘tot ziens’.

Koen Van Balen

WIE IS KOEN VAN BALEN?

Ik ben geboren in Congo in 1956 en heb mijn lagere school in Rwanda afgewerkt. Mijn middelbaar onderwijs volgde ik in Antwerpen. Mijn studies van burgerlijk ingenieur-architect deed ik aan KU Leuven. Daarna heb ik een architectenstage gelopen en gewerkt in de sector ‘openbare werken’, voornamelijk in monumentenzorg. Professor Raymond Lemaire heeft mij in 1985 gecontacteerd voor hulp bij de organisatie van een conferentie voor de 10e verjaardag van het Raymond Lemaire Internationaal Centrum voor Conservatie. Ik ben daarop ingegaan en zes jaren later doctoreerde ik bij professor Dionys Van Gemert. Een van de topics in dat doctoraat was kalkmortel, een vergeten duurzaam materiaal dat veel gebruikt werd in oude constructies. Het hardt heel traag uit (honderden jaren) door carbonatatie, waarvoor CO2 nodig is, een interessant gegeven … Op dit moment is er weer interesse voor dat onderzoek onder andere omwille van de bezorgdheid om het klimaat en duurzaamheid. Na mijn doctoraat startte mijn carrière aan KU Leuven met tussenin nog een jaar sabbatical in het Getty Center in Los Angeles. Mijn onderzoek richt zich op erfgoedbehoud, oude en nieuwe duurzame bouwmaterialen en -technieken. Ik ben dan ook actief in twee departementen aan KU Leuven: Burgerlijke Bouwkunde en Architectuur.

GeniaaL 11
LILIANE PINTELON

MEMORABELE MOMENTEN

Als eerste memorabel moment zou ik de Getty Sabbatical plaatsen. Het krijgen van die mogelijkheid, het plannen ervan, het ervoor durven gaan, het loslaten … Heel leerrijk.

Het tweede memorabele moment is misschien wel de UNESCOleerstoel waarop ik benoemd werd in 2008. Het gaat over de PRECOMOS-leerstoel over preventieve conservatie, monitoring en onderhoud van monumenten en sites. Deze leerstoel ondersteunt de samenwerking met het Werelderfgoedcentrum van de UNESCO in Arabische, Aziatische en Latijns-Amerikaanse regio’s.

Wat mij ook zal bijblijven is de meer dan 15 jaren durende sterke samenwerking met de universiteit van Cuenca in Ecuador met steun van de VLIR-UOS. Dit internationale aspect is een belangrijk reflectiekader voor mij.

FAVORIET MOMENT VAN HET ACADEMIEJAAR

Het begin van het academiejaar. Ik denk hierbij aan onze masterna-masteropleiding Conservation of Monuments and Sites waar elk jaar een nieuwe groep van een twintigtal internationale studenten van start gaat. De kennismaking is een leuk moment. Hoe de groep evolueert en het verschil in dynamiek in de internationale en interdisciplinaire gemeenschap tussen die kennismaking en het einde van het programma is boeiend.

PLANNEN VOOR NA HET EMERITAAT

Ik word emeritus met opdracht, vooral in de ManaMa-opleiding. Ik blijf ook nog actief in Una Europa, een alliantie van elf universiteiten die actief zijn in onder andere het domein van cultural heritage. In deze context is er recent een Europees langlopend KIC (KIC staat voor Knowledge and Innovation Communities, meer informatie op eit.europa.eu/ourcommunities/eit-innovation-communities, n.v.d.r.) samenwerkingsverband gestart rond cultuur en creativiteit, waarin ik KU Leuven vertegenwoordig. En er is uiteraard ook nog HERKUL (heritage.kuleuven.be/), het Leuvense inter- en transdisciplinair instituut rond cultural heritage. Het is een van die instituten die onder impuls van rector Luc Sels zijn opgericht. HERKUL brengt zo’n 90 ZAP-experten uit de drie groepen, Wetenschap & Technologie, Humane Wetenschappen en Biomedische Wetenschappen samen.

Wat ik ook nog altijd zou willen doen is leren vliegen. Ik ben altijd gefascineerd geweest door vliegtuigen en vliegen, misschien dat ik nu eindelijk de tijd zal vinden die vliegopleiding verder te zetten.

ADVIES

In de eerste plaats zou ik willen zeggen: ambitie is goed, maar in eerste instantie ben je mens. De lat hoog leggen is prima, maar dat mag niet gaan ten koste van de mens, van het omgaan met mensen. Verder wil ik ook benadrukken dat cultureel erfgoed een ongelofelijke bron van inspiratie voor de toekomst is. Bezig zijn met erfgoed houdt de mogelijkheid in om verschillende toekomstbeelden te kunnen verbeelden en met de medemensen te negotiëren, daar kunnen (hedendaagse) kunst en creativiteit bij helpen!

Dirk Van Compernolle

WIE IS DIRK VAN COMPERNOLLE?

Ik ben geboren in Kortrijk in 1956. Aan KU Leuven studeerde ik af als burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, al heb ik altijd meer interesse gehad in wiskunde dan in pure elektronica. Ik heb vijf jaar aan Stanford University gewerkt rond cochleaire implantaten en behaalde daar ook mijn PhD. Daarna verhuisde ik van de west- naar de oostkust van de Verenigde Staten om daar een postdoc op te nemen bij IBM, New York, rond spraakherkenning. In 1987 keerde ik terug naar KU Leuven. Ik heb grotendeels een gedeelde industrie/academia-loopbaan gehad. Van 1994 tot 2000 werkte ik bij Lernout & Hauspie. Dat was een erg interessante, maar ook een uitermate drukke en slopende periode. Door mijn terugkeer naar KU Leuven in 2000 (parttime) kon ik het iets rustiger aan doen. Qua onderzoekstopics is de spraakwereld de rode draad geweest in mijn ganse carrière.

De academische vrijheid nu lijkt een stuk minder dan vroeger. Er wordt tegenwoordig heel veel gemeten en van daaruit heel methodologisch gestuurd, wat toch beperkingen met zich meebrengt.

GeniaaL12

MEMORABELE MOMENTEN

Er zijn wel wat anekdotes te vertellen. Zo heb ik op mijn allereerste werkdag aan KU Leuven in 1987 Jo Lernout ontmoet die die dag met professor André Oosterlinck een afspraak had. Al snel werd een samenwerking met Lernout & Hauspie opgezet, die in 1994 geïntensifieerd werd door mijn vertrek naar dat bedrijf. Dat gebeurde precies op de dag dat ik mijn benoeming als hoogleraar kreeg. Er moest een en ander geregeld worden om de combinatie universiteitindustrie georganiseerd te krijgen. Dat verliep overigens heel vlot.

De terugkeer naar de universiteit in 2000 liep iets minder vlot. Zo moest ik solliciteren voor mijn vroegere job die ondertussen weer opengesteld was na het vertrek van mijn opvolgers. Ik moest overtuigend argumenteren waarom ik een deeltijdse aanstelling wou, ach ja …

Erg goede herinneringen heb ik aan Interspeech 2007, de grootste conferentie in ons vakdomein. In 2007 was ik chair van die conferentie die we met collega’s uit België en Nederland in Antwerpen georganiseerd hebben. Als je zo’n evenement succesvol kunt organiseren, dan geeft dat veel voldoening. Velen herinneren zich nog de afsluitende receptie met Belgische bieren.

FAVORIET MOMENT VAN HET ACADEMIEJAAR

Mijn vak over spraakherkenning was vele jaren een plichtvak voor audiologiestudenten die de specialisatie gehoortoestellen volgden. Dat vak was voor die studenten een hele uitdaging vanwege hun toch eerder beperkte wiskundige achtergrond. Bovendien kwam het examen voor dit vak als laatste examen aan de beurt in hun laatste jaar. Toch deden de meeste studenten het goed, blij met een geslaagd examen en toch wel appreciatie voor het vak. Heel fijn als je technische materie succesvol kunt overbrengen aan een minder technisch publiek …

PLANNEN VOOR NA HET EMERITAAT

Ah, de wereld verbeteren hé, bossen planten, eco friendly AI … (glimlacht). Ik heb nog een academische taak: nog één (of twee) jaar het vak spraakherkenning doceren. Meer tijd maken voor sporten. Ook meer tijd voor familie natuurlijk, zo zijn er de kinderen die nog wat ondersteuning kunnen gebruiken, eentje zit nog in de humaniora, de andere halfweg universitaire studies. En we hebben een groot huis, dus ook daar is nog werk genoeg.

ADVIES

Ik heb niet echt een boodschap of advies, wel enkele bedenkingen. De academische vrijheid nu lijkt een stuk minder dan vroeger. Er wordt tegenwoordig heel veel gemeten en van daaruit heel methodologisch gestuurd, wat toch beperkingen met zich meebrengt. Dat betekent dat ook de job van professor niet meer dezelfde is als vroeger …

Wat ook veranderd is - en daar is de COVID-19-pandemie verantwoordelijk voor - is het examineren. Er zijn nu veel meer schriftelijke examens. In principe zijn die objectiever, iedereen krijgt dezelfde vragen en de antwoorden staan ‘zwart op wit’ op papier. Anderzijds zie je soms toch ‘stomme’ fouten op de examenkopieën, waarvan je bijna zeker weet dat die op een mondeling examen snel rechtgezet zouden worden, maar die kans is er nu niet …

Paula Moldenaers

WIE IS PAULA MOLDENAERS?

Ik ben geboren in Leuven, mijn middelbaar onderwijs volgde ik aan het Heilig Hartinstituut in Heverlee. Ik wou graag geschiedenis studeren, maar het toenmalige PMS raadde de studies van burgerlijk ingenieur aan omdat ik goed was in wetenschappen en wiskunde. Ik heb die suggestie gevolgd en ben burgerlijk scheikundig ingenieur geworden, maar geschiedenis is een hobby gebleven. In 1987 heb ik een doctoraat in de toegepaste wetenschappen behaald, onder promotorschap van professor Jan Mewis en met als topic vloeibare kristallen. Daarna deed ik met een ICI fellowship een aantal korte buitenlandse postdocs, ‘postdoclets’ zoals een collega ze noemde.

Hierna startte ik mijn carrière aan KU Leuven en werd ik in 1998 gewoon hoogleraar. Ik heb altijd in de wereld van de reologie gewerkt, rond stromingsgedrag en microstructuurontwikkeling in complexe materialen. Het onderzoek had altijd een experimentele component als start, vervolgens kwam het modelleren en simuleren. We hadden en hebben daar met SMaRT (Soft Matter, Rheology and Technology) trouwens een uniek ingericht lab voor.

MEMORABELE MOMENTEN

Mijn allereerste memorabele moment was de eerste les als student: het verschil tussen een meisjeshumaniora en een aula met vierhonderd jongens en twintig meisjes was groot (glimlacht). Ook memorabel was, in 1992, het internationaal congres voor reologie in Brussel waar ik secretaris van was. Het ging om een vierjaarlijks congres met zo’n zevenhonderd deelnemers. Ik was toen zeven maanden zwanger. Best pittig.

Ik heb ook deel uitgemaakt van de Onderzoeksraad van KU Leuven, FWO-commissies, … Veel werk, maar ik deed het graag!

Misschien moet ik hier ook moeilijke momenten vermelden, die een diepe indruk op me nalieten. Tijdens mijn acht jaar als departementsvoorzitter hebben we afscheid moeten nemen van vier studenten. Het overlijden van die jonge mensen viel mij zwaar.

Maar er waren vooral veel mooie momenten. Ik heb in mijn carrière de wereld rond kunnen reizen, daar ben ik erg dankbaar voor. Zo bracht het coördineren van een Erasmus Mundus programma mij in september altijd naar Portugal voor een lessenreeks, een plek waar ik nu nog altijd graag op vakantie ga.

GeniaaL 13

Een laatste memorabel moment was het vijftigjarig bestaan van SMaRT in 2019. We organiseerden voor deze gelegenheid een groot feest waarop alle medewerkers en ex-medewerkers waren uitgenodigd. Fantastisch!

FAVORIET MOMENT VAN HET ACADEMIEJAAR

Weet je, eigenlijk vond ik het hele academiejaar wel leuk. Ik had een zware didactische opdracht, maar ik gaf erg graag les. Ik heb daar trouwens ook gouden krijtjes voor gekregen. Ik kan geen favoriet moment kiezen, maar wel een niet-favoriet moment, namelijk de examens.

PLANNEN VOOR NA HET EMERITAAT

Ik ben blij dat ik nog academisch actief ga zijn: ik blijf betrokken bij onderzoek, heb nog een beperkte lesopdracht en ga optreden als voorzitter bij doctoraatjury’s. Gezien de goede relaties met de collega’s zal dat allemaal wel loslopen. Ik zal ook meer tijd hebben voor de Academie, waar ik lid van ben, en voor mijn hobby’s: geschiedenis, tuinieren, fietsen, … Er ligt bovendien nog een groot analoog familiefoto-archief te wachten om gedigitaliseerd te worden.

BOODSCHAP

Duurzaamheid is heel belangrijk en als ingenieur, zeker als scheikundig ingenieur, kunnen we hieraan bijdragen. Het is schitterend dat duurzaamheid vandaag de dag niet langer gezien wordt als een beperking of een last, zoals vroeger, maar wel als iets positiefs: een opportuniteit.

Als finale boodschap misschien dit: het leven is kort, wees lief voor elkaar en doe elkaar ‘den duvel’ niet aan!

GeniaaL14
KU Leuven Stories De kracht van verwondering De strafste onderzoeksverhalen, de kracht van verwondering. Ontdek ze in het KU Leuven-magazine Sonar. DRIE EDITIES Voordeeltarief van € 10 voor alumni, studenten en personeel van KU Leuven Wilt u het KU Leuven-magazine Sonar een jaar lang ontvangen? Abonneer u op stories.kuleuven.be/abonneer

Trillingsproblemen in de gebouwde omgeving

Wij allen hebben al wel eens gesakkerd als ons bed daverde of als de glazen in de porseleinkast rinkelden tijdens het dokkeren van een zware vrachtwagen over de kasseien of over een slecht herstelde voeg of scheur in de weg. Annemie Caproens en Hendrik Van Brussel werden uitgestuurd om bij specialist ter zake, professor Geert Degrande, opheldering te vragen over de oorzaken van dergelijke fenomenen en de manieren om ze te vermijden.

ANNEMIE CAPROENS EN HENDRIK VAN BRUSSEL

Geert Degrande is hoofd van de Afdeling Bouwmechanica, een van de vijf afdelingen van het Departement Burgerlijke Bouwkunde. Hij was ook acht jaar departementsvoorzitter. Geert houdt eraan te vermelden dat het onderzoek dat in dit interview ter sprake komt het werk is van het hele team. Hijzelf heeft een lange ervaring in het onderwerp dat hier aan de orde is, te beginnen met zijn doctoraat van 1992 over voortplanting van golven in gelaagde poreuze media, en door een verblijf aan Ecole Centrale de Paris, in 1994-1995, over dynamische grondstructuurinteractie of, meer specifiek, de invloed van de bodem op de respons (eigenfrequenties en demping) van structuren in de buurt van de bron. Hij is dus de ideale gesprekspartner om ons te onderhouden over trillingsproblemen in de gebouwde omgeving, ofwel het effect van weg- en treinverkeer op woongebieden in de buurt.

SPOORVERKEER EN WOONCOMFORT

Het toegepast onderzoek wordt momenteel voornamelijk gefinancierd door het project SILVARSTAR, binnen de Shift2Rail Open Call van het EU-kaderprogramma Horizon 2020 (dat ondertussen vervangen is door het nieuwe kaderprogramma Horizon Europe). Doel van SILVARSTAR is het ontwikkelen van software en methodes om de geluids- en trillingsimpact van spoorverkeer te beoordelen op systeemniveau, met twee objectieven: (i) ontwikkeling van een algemeen aanvaarde en praktisch gevalideerde methodologie en een gebruiksvriendelijke tool om grondtrillingen te voorspellen, en (ii) ontwikkelen van een volledig functioneel systeem voor auralisatie* en visualisatie, gesteund op fysisch correct gesynthetiseerd spoorgeluid, met een interface naar VR(virtuele realiteit)-visualisatiesoftware. Figuur 1 geeft aanschouwelijk de doelstellingen van SILVARSTAR weer.

* Auralisatie is een methode om een akoestische omgeving te creëren op basis van gemeten of gesimuleerde gegevens.

De tool die Degrande en zijn team ontwikkelen om het effect van bodemtrillingen op gebouwen te voorspellen, werkt in twee stappen, waarbij eerst de vrijeveldrespons op de rijdende trein berekend wordt, gevolgd door de berekening van de respons van het gebouw op deze vrijveldgolf. Numerieke modellen voor de eerste stap zijn een koppeling van submodellen van de trein, het spoor en de bodem. Nauwkeurige voorspelling van de grond trilling vergt detailinformatie over de parameters van de grond en van de excitatie. Dit kan gebeuren door een schokexcitatie van het spoor met een impacthamer met ingebouwde krachtcel en meting van de respons op verschillende punten in de nabijheid, ofwel door de respons te meten als een trein voorbijraast.

GeniaaL 15
Figuur 1: SILVARSTAR: voorspellen van spoorgeïnduceerde trillingen en geluid op structuren.

Figuur 2: Experimentele bepaling van de vrijeveldrespons op schokexcitatie met impacthamer met ingebouwde krachtcel (a), en bij voorbijrijdende trein (b). Op het veld naast het spoort bemerkt men de trillingssensoren (b).

Figuur 2 toont enkele snapshots van opnames in Tsjechië. De respons van het gebouw op de invallende golf kan met de klassieke methodes van dynamische analyse berekend worden.

Bij de numerieke modellering wordt het spoor gemodelleerd als een balk, de ballast en de bodem door eindige-elementenen randelelementenmodellen. De golven die ontstaan zijn zowel longitudinale (dilatatie-) als transversale (afschuif-) golven. Door de interactie tussen beide golfsoorten ontstaan Rayleighgolven die zich langs de oppervlakte voortplanten. Meestal kan voor spoorgeïnduceerde trillingen de grond gemodelleerd worden als een gelaagde halfruimte waarvan de afschuifgolfsnelheid afhangt van de stijfheid van de grond. Spoorgeïnduceerde trillingen worden opgewekt door quasi-statische en dynamische asbelasting, te wijten aan verschillende mechanismen, zoals oneffenheden van het wiel of de rail, impacten door verbindingen van de railsegmenten en vlakke wielonrondheden ontstaan door sleet bij het remmen.

HOE HET WOONCOMFORT

VERBETEREN?

Maatregelen tot reductie van trillingen veroorzaakt door spoorverkeer kunnen genomen worden aan de bron, in het transmissiepad en aan de ontvanger (figuur 3). De trillingsbron aanpakken is het meest logische. Dit kan door de oneffenheden in rail en wielen te reduceren door ze te herslijpen of te herprofileren. Op de trein zelf kan de stijfheid van de primaire ophanging gereduceerd worden. Het grootste effect heeft het inbouwen van soepele elementen in het spoor door soepele railklemmen, ballastmatten of dwarsliggerzolen. Elementaire trillingsleer: als de eigenfrequentie van het gevormde massaveer-dempersysteem veel lager ligt dan de excitatiefrequenties dan is de krachtoverdracht kleiner dan één. Maatregelen in het transmissiepad zijn gericht op het vermijden dat de golven van de bron zich voortplanten naar de te beschermen structuur.

Dit kan door het aanbrengen van zachte of harde verticale barrières in de grond, horizontale platen onder de rails, of zware massa’s (bv. kooien met stenen) naast de rails. Maatregelen aan de ontvangerzijde zijn ook mogelijk, maar elk gebouw moet dan afzonderlijk aangepakt worden.

Naast het ontwikkelen van deze algemene methodes voor het verbeteren van het wooncomfort van omliggende gebouwen heeft de onderzoeksgroep meegewerkt aan de oplossing van specifieke problemen, zoals trillingsanalyses van de vloeren van clean rooms en andere ruimtes in de buurt van tram- of spoorlijnen, waar gevoelige apparatuur, zoals wafer steppers, microscopen en medische beeldvormingsapparatuur op moet komen. Zo heeft het team Degrande advies verleend aan de Technische Diensten van KU Leuven met betrekking tot het voorgestelde funderingsontwerp voor Corelab 1B, waar apparatuur met nanometernauwkeurigheid trillingsvrij moet kunnen werken.

De groep werkte mee met een Franse firma aan de oplossing van een origineel probleem bij het ontwerp van de hogesnelheids spoorlijn Londen-Birmingham, waar zich het boeggolfprobleem stelde. Dit fenomeen treedt op als de treinsnelheid de voort plantingssnelheid van de bodemtrilling bereikt, te vergelijken met de supersone knal die optreedt als een vliegtuig de geluidsbarrière doorbreekt.

SEISMISCHE METAMATERIALEN EN ‘DE VLOEK VAN DE HOGE DIMENSIONALITEIT’

Zoals het goede academische onderzoekers past komen in het onderzoek van Degrande en zijn team ook meer fundamentele onderwerpen aan bod, maar, zoals het goede ingenieurs past, steeds met het oog op een mogelijke toepassing.

GeniaaL16

Een goed voorbeeld hiervan is hun nieuwe FWO-project dat onderzoekt hoe het gebruik van seismische metamaterialen tussen een spoorweg en gebouwen kan leiden tot efficiënte trillingsreductie. Metamaterialen zijn momenteel een hype. Het zijn kunstmatig vervaardigde materiaalstructuren die hun eigenschappen niet ontlenen aan de chemische samenstelling van het materiaal waaruit ze zijn opgebouwd, maar aan hun interne periodieke structuur. Metamaterialen kunnen zodanig ontworpen worden dat ze uitzonderlijke eigenschappen vertonen die niet worden aangetroffen bij gewone natuurlijke materialen, zoals het dempen van geluid of het onzichtbaar maken van voorwerpen door het afbuigen van het licht. Seismische metamaterialen zijn artificiële composietmaterialen die uit een opeenvolging van afgestemde resonatoren bestaan en aan het oppervlak of in de bodem worden geplaatst. Oppervlaktegolven interageren met deze resonatoren, waardoor in bepaalde frequentiebanden voortplanting wordt verhinderd of omzetting plaatsvindt in schuifgolven die zich in de diepte voortplanten. Recent onderzoek heeft aangetoond dat seismische metamaterialen belangrijke infrastructuur kunnen beschermen tegen aardbevingen. Degrande onderzoekt of seismische metamaterialen ook gebruikt kunnen worden om trillingen ten gevolge van treinverkeer te reduceren. Nagegaan wordt of een betere efficiëntie kan worden bekomen dan met stijve schermen in de grond.

Een moeilijkheid bij parameterstudies is de extreem hoge dimensionaliteit van de gekoppelde eindige-elementen- en randelementenmodellen, die gebruikt worden voor het ontwerp van trillingsreducerende maatregelen en de opmaak van milieueffectenrapporten. Een drastische modelordereductie dringt zich op om snelle optimalisatie mogelijk te maken met variërende parameters. Zo snel dat men, bijna in real time, de parameter met een joystick kan wijzigen en het effect hiervan op de respons kan visualiseren. De modelordereductietechniek die hier gebruikt wordt, is PGD (Proper Generalized Decomposition).

De invloed van de soms slechte kennis van de bodem karakteristieken kan bestudeerd worden door een gevoeligheidsanalyse waarbij de schuifmodulus van de bodem in de buurt van het gebouw als een stochastische grootheid gedefinieerd wordt.

EPILOOG

We kennen allemaal de geluidschermen langs onze autosnelwegen om het geluidscomfort in de buurt van woongebieden te verbeteren. Veel minder in het oog springend, maar veel omvattender, zijn de hier beschreven maatregelen die moeten leiden tot indijking van de schadelijke invloed van trillingen als gevolg van weg- en spoorverkeer. Waar geluidschermen louter curatief zijn, zijn verschillende van de hier beschreven technieken preventief; ze vergen aandacht vanaf het prille ontwerp van de transportinfrastructuur.

Het onderzoek van Geert Degrande en zijn team is een schoolvoorbeeld van maatschappijgericht onderzoek van hoog niveau en verdient de brede aandacht van het lezerspubliek van GeniaaL.

‘Een moeilijkheid bij parameterstudies is de extreem hoge dimensionaliteit van de gekoppelde eindige-elementen- en randelementenmodellen, die gebruikt worden voor het ontwerp van trillingsreducerende maatregelen en de opmaak van milieu-effectenrapporten.’

Figuur 3: Spoorgeïnduceerde trillingen in de gebouwde omgeving
GeniaaL 17
Geert Degrande Foto: Annemie Caproens
GeniaaL18
GeniaaL 19 PROFICIAT, AFGESTUDEERDEN VAN 2021-2022! Meer foto’s van de promotieviering van 8 juli 2022 vind je op www.eng.kuleuven.be/nieuws-en-agenda/evenementen/promotieviering-2022/

Alumnus Bas Smets schrijft geschiedenis

Op 27 juni 2022 maakt Anne Hidalgo, burgemeester van Parijs, de uitslag bekend van de wedstrijd uitgeschreven voor de heraanleg van ‘Les Abords de Notre-Dame’ op het Île de la Cité. Bas Smets, alumnus van onze faculteit, komt als winnaar uit de bus. Hij wordt gekozen om een van de meest prestigieuze werelderfgoedplekken op aarde, met onder de parvis (het kerkplein) Notre-Dame, de archeologische crypte en de Seineboorden met het beeld van Karel De Grote, vorm te geven. Reden genoeg om hem hier aan het woord te laten.

Donderdag 8 september 2022, Madouplein, 10 hoog, bedrijvig kantoorlandschap met in de uiterste hoek de werkplek van Bas Smets.

EEN NIET ALLEDAAGS TRAJECT

Bas Smets (°1975) komt in 1994 in Leuven aan met een brede basis. Aan het einde van zijn Latijn-wiskunde humaniora trekt hij voor een jaar naar Oregon, na eerst voor het toelatingsexamen burgerlijk ingenieur te zijn geslaagd. Terug uit Oregon brengt zijn interesse hem zowel naar filosofie- als naar wiskundestudies.

Hij kiest voor wiskunde maar ervaart na een paar weken dat het niet echt zijn ding is. Na wat gesprekken met verschillende professoren uit meerdere studierichtingen wil hij naar de studie richting burgerlijk ingenieur-architect overstappen. Daarvoor legt hij buiten de examenperiode de grafische proef en de verhandeling af. In 1999 studeert Bas Smets af als burgerlijk ingenieur-architect. Zijn eindontwerp binnen de onderzoeksgroep Open Stad bij professor Bruno De Meulder heeft als onderwerp: ‘Stedelijk-landschappelijke exploratie van de Noord-Zuid verbinding: een ontwerpvoorstel voor het Rijksadministratief Centrum in Brussel’.

Uit die keuze blijkt zijn sterke interesse voor de publieke ruimte. Hij werkt gedurende een jaar aan een doctoraat bij professor Marcel Smets, maar kiest ervoor om, via de contacten van zijn promotor (geen familie van), te gaan werken bij Michel Desvigne, een van de - indien niet dé - bekendste hedendaagse landschaps architecten van Frankrijk. Deze ‘paysagiste’ realiseerde in 2020 de heraanleg van de Leiekades bij de Broeltorens in Kortrijk, met Bas Smets als projectchef. Intussen behaalt Bas Smets aan de universiteit van Genève een DEA (diplome d’études approfondies) in landschapsarchitectuur. Hij blijft tot 2006 bij Desvigne werken en sticht in 2007 zijn eigen studiebureau landschapsarchitectuur.

Zijn vader, die als burgerlijk elektrotechnisch-werktuigkundig ingenieur in 1968 aan KU Leuven afstudeerde, zal hem enkele jaren later vervoegen als manager van het bureau.

ARCHITECTUUR EN LANDSCHAPSARCHITECTUUR

Architectuur en landschapsarchitectuur zijn weliswaar conceptueel verwant, maar verschillen ook grondig. Beide werken met en in ruimte.

‘Mijn interesse gaat in de eerste plaats naar de publieke ruimte en dat was al zo sinds mijn studententijd. Het grote verschil is dat architectuur met dode materie werkt en de landschaps architect met levende materie. Bakstenen kunnen niet sterven, bomen wel. Ontwerpen voor de publieke ruimte zijn altijd zeer complex en er komen heel wat disciplines bij kijken: pedologen, ecologen, hydrologen, geologen, neurobiologen van planten (hoe planten met mekaar communiceren), … Mijn drievoudige opleiding als ingenieur, als architect en als landschapsarchitect tekent mijn manier van denken en werken. Ik vond mijn opleiding in Leuven goed, omdat ze je veel vragen leerde stellen. Ook had ik veel aan de morfologische studies die we maakten, aan het leren lezen van de omgeving, aan de manier van denken en werken met en in beelden: wat Nigel Cross de ‘designerly way of thinking‘ heeft genoemd.’

De aanpak van Bas Smets is tegelijk rationeel en artistiek. ‘Ik gebruik mijn vorming als ingenieur – ik kan het gesprek met ingenieurs aan, omdat ik weet hoe ze denken bijvoorbeeld wanneer ik tijdens het ontwerpen met een ingenieur discussieer over de stabiliteit van 12 m hoge bomen in 53 cm grond,

GeniaaL20
HERMAN NEUCKERMANS

ook al ben ik zelf geen stabiliteitsexpert. Dat constructief rationele vind je ook terug in mijn projecten en in mijn argumentatie. Ik herken in mijn artistieke en ruimtelijke benadering van het landschap, mijn vorming als architect. Ik redeneer als landschapsarchitect, wanneer ik de publieke ruimte met levende materie vorm geef. Ik voel me ‘architecte de paysages’, niet een ‘paysagiste’, zoals men ons in Frankrijk noemt. Ik ben aan de basis een architect van landschappen.’

In de opleiding tot burgerlijk ingenieur-architect hoor je niets of bijna niets over het landschap, toch lijkt het ons dat Bas Smets er een bepaalde manier van denken en werken heeft aan over gehouden. In De Afspraak op Canvas kwam hij over als iemand die heel rationeel, constructief en creatief omgaat met de opdracht. Vertrekpunt is een nauwgezette en intelligente lectuur van de ‘genius locus’, met de voeten op de grond. Het winnend ontwerp voor de Notre-Dame is de logica zelf.

‘De publieke ruimte moet zo worden herdacht dat zij verkoeling brengt bij grote hitte, het afvloeiend regenwater buffert en zodoende gaat functioneren als een grote klimaatmachine: water opvangen, via begroeiing laten verdampen en de lucht afkoelen. Ook de schaduw van de bomen en groen in het algemeen kan gebruikt worden om de omgevingstemperatuur te temperen.’

In recente tijden hebben we hier en daar verticale tuinen of groene gevels, dak(moes-)tuinen zien verschijnen.

Hoe sta jij daar tegenover?

‘Oké, als het niet anders kan. Naar mijn oordeel moeten bomen met hun wortels in volle grond staan: niet op façades of op daken. Stedenbouw moet daarom zones met volle grond creëren. We hebben een nieuw soort stedenbouw van de ondergrond nodig: niet alle leidingen los in de grond, maar kokers met alle leidingen erin. Zo komt er plaats voor groen in volle grond. Een voorbeeld van deze aanpak is ons ontwerp voor de wijk La Chapelle (Parijs): onder een circulaire straat wordt een dienstenkoker van 3 x 3 meter aangelegd, waar alle leidingen voor onderhoud toegankelijk in zitten.’

Wie landschapsarchitectuur zegt, denkt in de eerste plaats aan de grote voorbeelden uit de geschiedenis: de klassieke Franse tuinen, zoals Versailles ontworpen door Le Nôtre, of de Engelse landschappen van Capability Brown en in recentere tijden de tuinen van Roberto Burle Marx in Brazilië. Vandaag lijkt de focus te verschuiven naar het stedelijk landschap, landschappen in de stad. Klein begonnen met enkele verticale tuinen van Patrick Blanc in Parijs en de (onbetaalbare) iconische Bosco Verticale van Boeri in Milaan, nu talrijk met de daktuinen, vaak stadsmoestuinen (stadslandbouw), zoals bijvoorbeeld in New York stad. Het is duidelijk dat door de opwarming van het klimaat, de stedelijke omgeving, met haar warmte-absorberende materialen, nog hogere temperaturen dan nu zal krijgen. Daardoor groeit het besef dat het vervangen van harde steenachtige materialen door begroeiing een gunstig effect sorteert op de omgevingstemperatuur, het richten en temperen van wind en schaduw. Dit is het nieuwe actieterrein van de landschapsarchitect, waar Bas Smets in en voor ontwerpt.

BAS SMETS ALS LANDSCHAPSARCHITECT AAN HET WERK

Bas Smets heeft een brede interesse en interpretatie van zijn vakgebied. Zo trad hij in 2016 op als curator voor een tentoonstelling in Bozar met als titel ‘De uitvinding van het landschap’. Daarin wordt het landschap benaderd vanuit de schilderkunst, de cartografie en prentkunst, de filmkunst en de landschapsarchitectuur.

Ook wanneer zijn werk wordt gepubliceerd, is de artistieke dimensie en de presentatie van dat werk opvallend kunstig. ‘Van alle projecten zijn de eerste schetsen van mijn hand: ze zijn inmiddels al tot 460 genummerd. Het idee van al wat ons bureau verlaat komt van mij. Het ontwerp ontstaat in een intuïtief moment dat maakt dat de lijn juist is, je kan het pas later uitleggen ... Een deel van die schetsen hebben geleid tot opdrachten, over het algemeen verliepen die via wedstrijdformule, want dat is nu de praktijk voor ontwerpen in het publieke domein.

21GeniaaL
Bas Smets © Jade Quintin

Ik maak de eerste schets op kalk, laat ze dan scannen en vervolgens wordt daarop verder gewerkt door het team. De afstand tussen concept en uitvoering is korter dan bij architectuur omdat er minder plannen moeten gemaakt worden. Je moet trouwens aan meerdere projecten gelijktijdig werken om het bureau leefbaar te houden: landschapsprojecten kosten immers over het algemeen maar een fractie (5 à 10%) van architectuurprojecten en het ereloon is een percentage van die kostprijs.’

Het bureau telt nu een twintigtal medewerkers en was al voor een zeventigtal jongeren een plaats van opleiding. Bas Smets wil die omvang van twintig tot vijfentwintig medewerkers houden. Hij werft architecten, landschapsarchitecten en ingenieurs met een diepe interesse (en motivatie) aan voor het herdenken van de publieke ruimte, voor urban ecology (hoe hou je de stad leefbaar?).

‘Wij lezen de stad als een aaneen schakeling van microklimaten.’

Het palmares van het studiebureau is indrukwekkend. Bas Smets won met zijn bureau al talloze eerste prijzen in internationale wedstrijden. Sommige in samenwerking met de beroemdste architecten, zoals Frank Gehry, de architect van het Guggenheim in Bilbao, voor het project in Arles (F). Het ‘Bureau Bas Smets’ heeft meer dan vijftig projecten gerealiseerd in twaalf landen, van de Grenadines tot Hongkong, waarvan een aantal in België. De wedstrijd voor de site van de Notre-Dame (Les Abords de Notre-Dame) op het Île de la Cité in Parijs is de kers op de taart. Alle projecten zijn uitvoerig gedocumenteerd op de website: www.bassmets.be: beelden, plannen, publicaties over en door hem, lezingen, …

‘Nu zit er ook een belangrijk project in de pipeline rond het bovengronds tracé van de Noord–Zuidas in Brussel. De vraag van de stad Brussel was de relatie hoogstad – laagstad te herdenken. Er werden hittekaarten van Brussel opgesteld, een kaart van de groene plekken in de stad, een hydrologische kaart met de afvloeiingen van de boven- naar de benedenstad (run-offs), waar problemen zijn met overstromingen. Ons project richt zich op de grens (edge) tussen het doorlaatbare Brusseliaan van de hoogstad en de ondoorlaatbare klei van het alluvium in het Zennedal. Daar wordt een groene bomenrand op een infiltreerbare bodem gemaakt tot tegen de koker van de Noord-zuidverbinding. Het water dringt er in de bodem en verdampt via de bomen met als effect koeling van de ruime omgeving. We creëren een reusachtige verdampingsmachine, zoals we die ook in Arles (bij Marseille) hebben gerealiseerd. Daar werd een betonplaat waarop de temperatuur ’s zomers tot 45° opliep, tot 25° gebracht door aanleg van een vijver en 80 000 planten.’

GeniaaL22 Noord-Zuidas Brussel - foto links: klimaatsecties - foto rechts: run-offs.

Om af te sluiten graag nog enige duiding over het prestigieuze project ‘Les Abords de Notre-Dame’ in Parijs, omdat je daarmee de wereldpers haalde.

‘Uit de meer dan honderd teams die zich kandidaat hebben gesteld voor de wedstrijd werden in een tweede fase vier teams weerhouden om een schetsontwerp uit te werken. Ons bureau (in samenwerking met Franse partners) werd gekozen door een 23-koppige jury met onder meer David Chipperfield en als competitor o.a. Grafton architects, die de Pritzkerprijs wonnen in 2020.

L’Ile de la cité is ‘le berceau de Paris’, de bakermat van Parijs; de eerste publieke ruimtes, de zogenaamde ‘figures urbaines’ zijn daar vooreerst uitgetest. In onze ‘analyse urbaine’ hebben we die grondig bestudeerd: le parvis, les berges de la Seine, la placette, de squares, ... Ons ontwerp, waarvan de uitvoering begint na de heropening van de kathedraal en de Olympische spelen in 2024, omvat de heraanleg van de hele ruimte rond de Notre-Dame en de transformatie van de ondergrondse garage onder de parvis tot een overdekte promenade langs de crypte en langs de Seine. We gaan de figures urbaines transformeren tot figures climatiques, ze klimaatbestendig maken en plaats maken voor de collectiviteit. De parvis zelf blijft verhard om er in de toekomst allerlei activiteiten die een harde ondergrond vereisen, te laten plaatsvinden. Er komt dan op de hele site 36% groen met o.a. 131 bomen die in soort, plaats en grootte zo zijn gekozen dat ze de zichten/vistas orkestreren. De ondergrond voor de kathedraal wordt een overdekte promenade langs de crypte met zicht op de Seine. Er is een ingenieus systeem met schotten die door het wassende water uit de bodem oprijzen wanneer het Seinewater de site zou overstromen. Op de parvis zelf komt er geen bouwwerk, maar we recreëren vanop de trap uit de ondergrondse promenade het zicht op de Notre-Dame dat in de Middeleeuwen bestond,

toen de bebouwing tot bijna tegen het voorportaal kwam en je alleen une vue ascendente van de kathedraal had.’

We nemen afscheid van Bas Smets. Op zijn tafel: ‘Notre-Dame de Paris’ van Victor Hugo …

‘De publieke ruimte moet zo worden herdacht dat zij verkoeling brengt bij grote hitte, het afvloeiend regenwater buffert en zodoende gaat functioneren als een grote klimaatmachine: water opvangen, via begroeiing laten verdampen en de lucht afkoelen.’

23GeniaaL
‘Les Abords de Notre-Dame’ - foto links: voor, foto rechts: na.

Koen Van Balen over het KU Leuven Instituut voor Cultureel Erfgoed HERKUL Cultureel erfgoed is cruciaal voor zowel ons individueel als collectief welzijn

De KU Leuven Instituten voeren interdisciplinair onderzoek met een maatschappelijke relevantie. Ze richten zich op thema’s die van belang blijven op lange termijn en steunen op een breed en interdisciplinair netwerk. Ze vormen een voedingsbodem voor expertisedeling over de grenzen van disciplines heen, wat veelbelovende perspectieven opent. Een van deze instituten is HERKUL, Het KU Leuven Instituut voor Cultureel Erfgoed. HERKUL wil via interdisciplinair onderzoek en samenwerking met de diverse KU Leuvendiensten zich buigen over het behoud en de waardering van cultureel erfgoed en over de bijdrage van erfgoed tot welzijn en duurzaamheid. HERKUL wil ook het eigen culturele erfgoed van de universiteit koesteren en het inzetten voor het welbevinden van de gehele universitaire gemeenschap. Naast directeurs Jeroen Poblome en Koen Van Balen coördineert postdoc Jermina Stanojev het instituut. Ze behaalde haar doctoraat aan de Politecnico di Milano, coördineerde erfgoedgerelateerde Horizon 2020-projecten aan de Uppsala University in Zweden en is als erfgoedspecialist erg betrokken bij Europese strategieën. Een gesprek met een van de bezielers, professor Koen Van Balen.

HOE HET BEGON

Om een initiatief als HERKUL te doen slagen heb je twee dingen nodig:

• Mensen die gealigneerd zijn in het thema cultureel erfgoed en die bereid zijn over de eenheden heen samen te werken en partnerschappen aan te gaan met andere instellingen om bij te dragen tot het ‘savoir–faire’ van KU Leuven op erfgoedgebied in de brede zin van het woord. Ik kon gelukkig bogen op een embryonaal project uit de tijd van vicerector Karen Maex met de ploeg van Erfgoed@KULeuven. Toen al was dit een voorbeeld van samenwerking met onderzoekers uit verschillende disciplines. Al bij het opstellen van de onderzoeksagenda van de ‘Joint Programming Initiatives on Cultural Heritage’ poneerde men in 2010 dat Cultureel Erfgoed een uitstekend domein is voor interdisciplinaire samenwerking met een brede maatschappelijke impact.

Erfgoed mag gerust als een belangrijk bindmiddel van de samenleving beschouwd worden. Bij het betrekken van de onderzoekers heb ik van in het begin ook de KU Leuvendiensten erbij gehaald die begaan zijn met en instaan voor het erfgoed in de brede zin van het woord (archieven, bibliotheek, technische diensten e.a.).

Een ‘window of opportunity’: dit bood zich aan bij het aantreden van de huidige rector Luc Sels. Ik bezorgde hem het rapport ‘Cultural Heritage counts for Europe’ van 2015 dat o.a. in lijn met strategische documenten zoals European Heritage Strategy for the 21st Century (coe.int) aantoont hoe cultureel erfgoed een (hulp)bron is die bijdraagt tot een brede maatschappelijke deelname en degelijk bestuur, duurzame territoriale en economische ontwikkeling en interdisciplinair onderzoek en vorming.

YVAN VERBAKEL
GeniaaL24

CULTUREEL ERFGOED: MEER DAN EEN RETURN ON INVESTMENT

Daar waar wij bijvoorbeeld binnen het Raymond Lemaire International Centre for Conservation initieel gevraagd werden om een methodologie uit te werken om de impact van het culturele erfgoed te versterken (binnen het Cultural Heritage Counts for Europe project) zijn wij met een aanpak gekomen die aantoonde dat het loont om cultureel erfgoed te betrekken bij verschillende soorten middelenstromen om die duurzamer te maken. Dat veranderde aanzienlijk het perspectief op de rol van cultureel erfgoed in heel Europa! Ook binnen de universiteit heeft vicerector Bart Raymaekers zo het ontwikkelingspotentieel van erfgoed begrepen, samen met veel onderzoekers die al dan niet altijd heel expliciet begaan zijn met cultureel erfgoed. Daar is ook de basis gelegd voor het oprichten van die interdisciplinaire instituten aan onze universiteit. Door haar unieke beleidsmodel kan KU Leuven net zulke instituten oprichten voor interdisciplinair onderzoek met een maatschappelijke relevantie door te steunen op een breed en interdisciplinair netwerk. Uiteraard moeten die instituten gebaseerd zijn op onderzoek, maar omwille van de kenmerken van cultureel erfgoed zelf heeft HERKUL daar een dimensie aan toegevoegd: het betrekken van de verschillende (erfgoed)diensten van KU Leuven en de universitaire gemeenschap. Zijn wij immers niet allen intense gebruikers van dit KU Leuvenerfgoed?

De oprichting van ons instituut HERKUL heeft meteen omwille van haar werkdomein en haar hybride werking (onderzoekers en diensten) een apart governance model opgezet. Eigenlijk is HERKUL een experiment op zich, werkend op basis van de

principes van de ‘peer-to-peer’ en de ‘commons’, gesterkt door het besef dat zowel dit governance model als cultureel erfgoed in essentie steunen op gedeelde waarden.

WHAT’S BEHIND THE KEY?

Eenieder kent de sleutel 1425 als symbool van onze universiteit om haar geschiedenis en haar eeuwig jonge karakter te onder lijnen. In mijn gesprek met voormalig vicerector Karen Maex vroeg ik wat de universiteit meer kan doen met het beeld waar deze sleutel voor staat: geschiedenis en erfgoed. Hoe kan dat laatste meer verworden dan alleen een afbeelding?

Cultuur voor welzijn

Een idee van HERKUL-lid Cultuurregio Pajottenland & Zennevallei (zender.be), namelijk cultureel erfgoed inschakelen in medische therapie, kwam terecht in een werkgroep ‘Wellbeing and Cultural Prescribing’, ondersteund door collega’s uit de Groep Biomedische Wetenschappen (zoals Lode Godderis) en de Groep Humane Wetenschappen (zoals Jonas Steel en Karin Hannes) om zo gezamenlijk interdisciplinair onderzoek op te zetten. Cultuur kan immers helpen bij het vinden van de waarden die voor jou belangrijk zijn, wat dan weer je persoonlijke veerkracht kan verhogen om zo beter te leren omgaan met stress. Met deze collega’s wordt nu onderzocht hoe behandelingen op basis van erfgoedervaringen leiden tot heling en hoe effectief en duurzaam ze zijn. ‘Materieel (rotstekeningen, architectuur, literatuur, ...) en immaterieel cultureel erfgoed (zang, dans, ...) spelen dus een belangrijke rol bij ons welzijn en bij onze duurzame ontwikkeling,’ stelt collega Godderis.

25GeniaaL
Jeroen Poblome en Koen Van Balen

THE COMMONS

Onze werking van HERKUL is gebaseerd op de theorie van Nobelprijswinnares Elinor Ostrom, bekend om haar werk op het gebied van de commons, waarbij zij poneerde dat het gemeenschappelijk gebruik van natuurlijke hulpbronnen best in kleine groepen kan beheerd worden zonder dat dit leidt tot overmatig gebruik en uitputting ervan. Wij als HERKUL leveren niet uitsluitend shared benefits, maar door net gezamenlijk dat erfgoed te ‘beheren’, elk vanuit onze discipline, creëren wij meer, een betere omgeving voor mensen, bijvoorbeeld. HERKUL plant in het najaar een ‘playground’ met als doel nieuwe denkvormen en coalities gestalte te geven. We hopen hiermee meer mensen rond het erfgoedthema te mobiliseren.

ERFGOED IN CONFLICTSITUATIES

Een van de andere voorbeelden is de samenwerking met collega Lien Verpoest in het COHERE-project dat aansluit bij HERKULs werkgroep ‘Contested Heritage’. Dit project gaat o.a. over het instrumentaliseren van cultureel erfgoed in tijden van conflicten: wat zijn de uitdagingen voor de Europese Unie en de Verenigde Naties als actoren van erfgoeddiplomatie in conflictsituaties? Dit onderzoeksproject is bedoeld om EU- en VN-acties te evalueren wanneer ze worden geconfronteerd met ernstige uitdagingen voor erfgoeddiplomatie. De startvergadering van dit project over Rusland en Oekraïne vond toevallig plaats op de dag van de Russische inval in Oekraïne.

EUROPA KOMT VAN VER

Binnen de alliantie van universiteiten Una Europa heeft het zelfsturend comité, waar ik lid van ben, zijn activiteiten verruimd van cultureel erfgoed naar ‘cultuur en creativiteit’. Als lid van het winnend consortium zijn we nu deel van het nieuwe KIC EIT Culture and Creativity (EIT staat voor European Institute of Innovation and Technology, n.v.d.r.). Zo zetten Una Europa partners in op hun culturele en creatieve ecosystemen die een bijdrage leveren tot de historische ontwikkeling van de steden waarin zij zijn ingebed en zo een belangrijke rol vervullen bij het behoud van belangrijk historisch-artistiek erfgoed.

Hun onderzoeksprogramma's bevorderen interdisciplinaire samenwerking, als antwoord op een toegenomen vraag naar opleidingen, onderzoek en ondersteuning van beheer van cultureel erfgoed. HERKUL is zowat de interface geworden tussen Una Europa en KU Leuven en volgt hiermee het ruimere culturele domein.

Ook in het EIT Culture & Creativity inspireren de ‘commons’ en de ‘peer-to-peer’ in een zoektocht naar benefits, die ruimer te interpreteren zijn dan commercieel. We moeten bedenken dat het merendeel van die creatieve ondernemingen actief in de culturele sector eenmansbedrijven zijn, dus als je daarmee wil samenwerken dan moet je sowieso een ander governance model hanteren, zelfs als er enkele grote tv-zenders tussen zitten.

Met collega Bart Van Looy van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen starten we met het project ‘STEAM, an Engine for UNA Europa’, dat gaat over de integratie van ‘A’ (Kunst) in het hoger STEM-onderwijs in samenwerking met de Una Europa-spelers.

Dergelijke initiatieven tonen aan hoe het Europese samen werkingsverband in toenemende mate beseft dat zijn DNA niet meer uitsluitend in economie en tewerkstelling schuilt. Het gaat in se gaat over cultuur waarbij cultureel erfgoed de facilitator kan zijn van creativiteit en innovatie in alle ontwikkelingsdomeinen.

Ik herinner me nog mijn eerste Europees project over een expertensysteem om schade aan historisch metselwerk te evalueren. Daar kreeg ik het advies om niet te veel ruchtbaarheid te geven aan dit onderzoek, want dat dit wel eens het subsidiariteitsbeginsel zou kunnen ondergraven. Fijn vast te stellen dat Europa nu echt in de goede richting is geëvolueerd.

HERKULS MOTTO

Cultureel erfgoed stelt individuen en gemeenschappen in staat te putten uit historische oplossingen en is zodoende een fundering zonder dewelke ze geen verdere stappen naar een leefbare en duurzame toekomst kunnen zetten.

GeniaaL26

Alumni in het buitenland: Walter Snoeys

Van Leuven via Stanford naar Genève

Walter Snoeys, zoon van wijlen decaan Raymond Snoeys en een van mijn eerste eindwerkstudenten, studeerde af aan onze faculteit in 1987. We blikken terug op de stappen die hij sedertdien gezet heeft en hoe hij een leidinggevende rol heeft gekregen in het gerenommeerde CERN-instituut (Conseil Europeen pour la Recheche Nucléaire) in Genève. CERN is een Europese organisatie die wetenschappers uit 23 landen verenigt om onderzoek te verrichten naar elementaire deeltjes. Het personeelsbestand bedraagt om en bij de 3 000 voltijds equivalenten, met daarbovenop nog eens 6 500 deeltijds betrokken wetenschappers.

Hoe waren de jaren in Leuven en waarom koos je voor ingenieursstudies?

Als jongeling heb ik altijd rond Leuven gewoond, aan verschillende kanten trouwens: tot mijn twaalf jaar in Diependaal en daarna in Linden. Ik ben nooit in Leuven op kot geweest, maar ik heb dat niet echt gemist. Mijn ouders hebben me altijd zeer vrij gelaten in mijn doen en laten. De keuze voor de ingenieursstudies werd me zeker niet door mijn vader ingefluisterd. Mijn ouders wilden dat ik zelfstandig de keuze maakte. Door mijn humaniorastudies kreeg ik interesse in een breed spectrum van zaken en uiteindelijk bleef de slinger hangen tussen Romaanse talen en burgerlijk ingenieur. Het was een professor uit de Faculteit Letteren die me sterk aanraadde om voor ingenieur te gaan. Na de kandidaturen heb ik voor elektronica gekozen, een discipline waar ik niets van kende ook al omdat ze niet aan bod was gekomen in de kandidaturen. Mijn honger naar het onbekende duwde me in die richting.

Na je studies in Leuven ben je naar Stanford gegaan. Hoe is dat verlopen?

Na mijn promotie ben ik naar Stanford gegaan met een BAEFbeurs voor het eerste jaar. Ik had een aanvraag ingediend bij MIT (Boston) en Berkeley en Stanford aan de westkust. Van MIT en Stanford kreeg ik meteen een positief antwoord, terwijl Berkeley negatief antwoordde. Jammer: het team van professor Richard Muller trok me heel erg aan omdat ik interesse had in de MEMSsensoren die ze daar ontwikkelden.

Walter Snoeys werd geboren in Leuven in1964, als oudste van drie jongens.

Hij behaalde het diploma burgerlijk elektrotechnisch ingenieur in 1987.

Daarna vertrok hij naar Stanford met een beurs van de Belgian American Educational Foundation (BAEF) om er de doctoraatstitel te behalen in 1992. Hij keerde terug naar België en ging aan de slag als ingenieur in de CMOS-technologie integratiegroep voor Mietec-Alcatel in Oudenaarde. Maar aangezien zijn doctoraatsonderzoek handelde over monolithische pixeldetectoren voor hoogenergetische straling belandde hij in 1994 in het Zwitserse Meyrin, nabij Genève, om op CERN het team elektronicaontwerpers te vervoegen. Sindsdien werkt hij haast exclusief aan het ontwerpen van elektronische schakelingen voor het uitlezen van monolithische sensoren, deeltjesdetectoren en optische sensoren.

BOB PUERS GeniaaL 27

Op het ogenblik dat ik beslist had om naar Stanford te gaan kreeg ik vooralsnog een telegram dat ik toch aanvaard was in Berkeley. Ik ben dan toch in Stanford gebleven en op zoek gegaan naar sensorspecialisten, zoals professor Angel. Die wilde geen doctorandi meer aannemen wegens zijn nakend emeritaat. Ten slotte kwam ik terecht bij professor Plummer, die contacten had met mensen uit de fysica. Daar stond een project op stapel om een camerachip te ontwikkelen voor hoogenergetische deeltjes. Voor dit doctoraatsonderzoek moest je een toelatings examen doen. Dat was een moeilijke periode voor mij omdat mijn vader toen, in december 1987, overleden is. Toch slaagde ik en moest ik onmiddellijk aan de slag. Oorspronkelijk was dat voor een periode van één jaar, maar het liep uit en ik ben vijf jaar in dat centrum gebleven.

Was dit een aanloop naar je carrière bij CERN?

Het was niet meteen een rechtstreeks traject, maar het heeft wel het pad geëffend. Toen ik nog in Stanford was, kreeg ik bezoek van Erik Heijne, die bij CERN werkzaam was en daar de eerste stappen in de ontwikkeling van CMOS-gebaseerde detectoren gezet had. Hij was geïnteresseerd in mijn werk en heeft me uitgenodigd om aan CERN een voordracht te geven, na mijn doctoraat. Daardoor kreeg ik al een eerste indruk van hoe het daar aan toe ging. Vanuit Stanford ben ik eerst naar België teruggekeerd om er te trouwen en voor mijn legerdienst. Omdat ik wegens mijn zware dioptrie afgekeurd werd voor de legerdienst kon ik onmiddellijk werk zoeken. Dat werd Mietec-Alcatel in Oudenaarde, in de groep die zich bezighield met technologie-integratie. Dit was een productieomgeving, op zich wel interessant, maar toen ik eind 1993 een telefoon kreeg van CERN met het bericht dat ze een grote uitbreiding aan het plannen waren, was de verleiding wel heel erg groot. Vooral ook omdat het exploratieve me meer in het bloed zat en ik de kans kreeg om weer aan onderzoek te doen. De beslissing om naar Meyrin in Zwitserland te gaan was natuurlijk ook een stap in het onbekende: tijdens mijn doctoraat had ik nooit heel dicht bij de wereld van de hoge-energiefysica gestaan. De link met de complexe experimenteeropstellingen was er niet aangezien mijn werk zich veel meer op de pure elektronica concentreerde. Maar de uitdaging was bijzonder aanlokkelijk, ik moest dit doen. En het heeft gewerkt. Mijn permanente aanstelling in CERN is er gekomen doordat ik de oorzaak van een probleem in een experiment met de pixeldetectoren, de camera’s voor de hoogenergetische deeltjes waar ik had aan meegewerkt, kon identificeren. Zo bleek na een tijd de ruis te stijgen naarmate de metingen vorderden, die verdere metingen onmogelijk maakte. Op een avond werd ik erbij geroepen omdat men niet verder kon. Met wat geluk zag ik dat de lekstroom in de sensoren toenam. Dat bracht me op het idee dat een stijgende temperatuur de oorzaak kon zijn. Mijn advies om de koeling te verbeteren bracht dan de oplossing. Daarop volgde snel een aanbevelingsbrief en een permanente aanstelling.

Hoe is het om in Zwitserland te gaan wonen?

Ik was het leven in het buitenland al gewoon en Zwitserland ligt nu eenmaal een pak dichterbij dan het verre Palo Alto. Het was een veel grotere stap voor mijn echtgenote, die haar werk in België moest opzeggen. Gelukkig heeft ze er, sneller dan gedacht, een gepaste job gevonden.

Zwitserland is inderdaad een bijzonder land. CERN is zeer internationaal. Het Franstalige Zwitserland is anders dan het Duitstalige gedeelte. De eerste drie jaren woonden wij in een appartement, een aangename periode. De zoektocht naar een huis resulteerde in een wending: wegens de lagere kosten in Frankrijk zijn we naar daar uitgeweken. We kochten er een oud huis dat we volledig gerenoveerd hebben. We wonen net over de grens, nu 28 jaar, langer dan waar ik elders gewoond heb (lacht). De Fransen zijn vriendelijk en we werden warm onthaald. Door onze komst werd de drempel van 800 inwoners in het dorp overschreden. Er is een school en kinderopvang, door de ouders zelf georganiseerd. Ik heb me daar dan ook meteen bij aangesloten en me in het bestuur van de kinderopvang en andere activiteiten geëngageerd. Daardoor ken je snel heel wat mensen uit het dorp. Er was geen enkele integratiebarrière en we hebben ons altijd welkom gevoeld in deze mooie streek.

Welk soort werk doe je op CERN?

In het begin was dat vooral circuitontwerp voor pixeldetectoren, waarbij twee afzonderlijke technologieën gebruikt worden: een pure elektronische chip voor de uitlezing en een pixelsensorchip in een specifieke technologie. Beide werden gekoppeld via een flipchiptechnologie. De monolithische aanpak werd wel geprobeerd, maar bleek niet stabiel genoeg. Pas later is die aanpak opnieuw opgenomen. De bestendigheid tegen straling moet voor deze circuits een pak hoger liggen dan bijvoorbeeld de specificaties voor in de ruimte. Door de verkleining van de afmetingen worden de circuits intrinsiek stralingsharder omdat de oxidelagen ook dunner worden en er minder kans is op blijvende ladingsaccumulatie. Op dit ogenblik gaan we naar steeds kleinere afmetingen en is de tendens om meer en meer naar volledig geïntegreerde sensor- en circuitchips te gaan. In die zin ben ik, naast het pure elektronica-ontwerp, weer bezig met de sensortechnologie, met het oog op de monoliet. De camera’s moeten in staat zijn het spoor dat energetische deeltjes volgen, vast te leggen. Zij detecteren de lading die gegenereerd wordt als zo’n deeltje de sensor passeert in een bepaalde pixel. De chip geeft dan aan waar en wanneer er ergens een deeltje is gepasseerd. Als dan het deeltje op zijn traject door verschillende cameralagen vliegt, kan dat traject worden gereconstrueerd. Een recente ontwikkeling in 180 nm-technologie is een sensor die 1,5 cm bij 3 cm meet met ongeveer een half miljoen pixels. De totale oppervlakte die bedekt moest worden, bedraagt tien vierkante meter. Dat betekent dat dertigduizend sensorchips moeten opgesteld worden in een systeemplatform met meer dan tien miljard pixels verspreid over zeven lagen. Dit systeem is nu geïnstalleerd en operationeel. Wijzelf zijn nu aan het kijken of we zo een monolithische camera in 65 nm-technologie kunnen maken: één chip, die het grootste deel van het oppervlak van een 300 mm siliciumplak zou innemen.

Een ingenieurscarrière groeit vaak uit naar een hoger (beleids)niveau. Hoe is dat bij jou?

Ik probeer nog altijd zelf te ontwerpen, maar ik moet bekennen dat het inderdaad vermindert. Door de strategie om naar de monolithische integratie te gaan komt mijn oude ervaring uit mijn doctoraat weer in de actualiteit en kan ik de te nemen technologische maatregelen of ingrepen met de fabrikanten bespreken en laten aanpassen.

GeniaaL28

Bijzonder fijn om toch na al die jaren nog steeds met embryonaal toegepast onderzoek te kunnen bezig zijn. Ik ben ook mee verantwoordelijk voor de opstelling van nieuwe experimenten, waarbij er een nauwe samenwerking nodig is tussen de verschillende deelnemers, waarvan velen extern. Ja, eigenlijk heb ik veel geluk: er zijn enorm veel mensen met wie ik moet samenwerken, maar ik kan het werk doen waar ik van hou. Ik blijf nog altijd zeer technisch bezig. Het is fijn te kunnen zeggen: ‘vandaag gaan we proberen nieuwe dingen te doen’. En het zijn vooral de fysici die ons vragen om hun wensen mogelijk te maken. Zij appreciëren de samenwerking enorm.

Denk je ooit aan de terugkeer naar België?

Ik ben nu bijna 58. Op dit moment kan ik hier nog altijd interessant bezig zijn. Waarschijnlijk blijf ik hier tot aan mijn pensioenleeftijd. Daarna zien we wel. Voor de familie in België vind ik het belangrijk om heen en weer te reizen. Er hangt ook veel af van waar de kinderen terechtkomen.

Onze jongste studeert nu af in geneeskunde, in Genève, en wordt assistent in de herfst. De oudste is na zijn elektronica studies op EPFL uitgeweken naar Cambridge om daar bij een start-up te werken. Op dit ogenblik is alles nog te veel in beweging en is het moeilijk om de verre toekomst te plannen. Het kan alle kanten uit, maar op dit moment is de kans groot dat ik nog een achttal jaar hier blijf.

Bedankt Walter voor je tijd en voor dit openhartig gesprek.

Het ALICE experiment op CERN

(a) Schematisch overzicht van de “inner tracker” (Inner Tracker System) van het ALICE experiment met 7 lagen van deeltjes camera’s. In de buis (beam pipe) worden twee bundels waarvan de deeltjes in tegengestelde richting vliegen in botsing gebracht. Er hebben botsingen plaats elke 25 ns. De fragmenten vliegen dan in alle richtingen weg. Een magnetisch veld parallel aan de buis buigt de geladen deeltjes af. De tracker laat toe van het spoor van die fragmenten te reconstrueren. (b) De inner tracker tijdens zijn installatie

(c) De ALPIDE chip van 1.5 x 3 cm2, een CMOS camera voor hoog-energetische deeltjes, met een pixel matrix van 512 x 1024 pixels van ongeveer 28 x 28 μm2 (d) De helften van de drie binnenste lagen tijdens de constructie (e) De helft van de buitenste laag met meer dan 2 m2 en iets meer dan 2 Gpixels.

GeniaaL 29

Ingenieurs snappen da

De Faculteit Ingenieurswetenschappen werkt samen met Xnapda, een online leerplatform voor lagere scholen. In het najaar komt er een eerste product van die samenwerking, een STEM-video, online op www.xnapda.be. Zo leren lagereschoolkinderen wat ingenieurs kennen en kunnen.

Om het beroep en de opleiding breder bekend te maken blijft het nuttig om te tonen wat ingenieurs doen. Dat is dan ook een van de aandachtspunten van de facultaire werkgroep Diversiteit en Gelijke Kansen, onder het voorzitterschap van professor Sofie Pollin.

In de subwerkgroep rekrutering (met o.a. de professoren Tinne De Laet, Marian Verhelst, Sofie Pollin, Giovanni Samaey, studentenvertegenwoordiger Vincent Hofmans en communicatie verantwoordelijke Jelle De Borger) werd anderhalf jaar geleden de nood geuit om jongeren en kinderen te bereiken. Vraag aan kinderen wat een ingenieur doet en de meesten zullen antwoorden ‘iets met computers’ of ‘iets met machines’ – behalve als je het geluk hebt dat het kind een ingenieur in de familie heeft en dan nog blijkt dat het beeld niet altijd helemaal klopt. Ik citeer: ‘mama vergadert veel en leest veel op haar computer’.

We werken al (mee) aan diverse STEM-projecten voor verschillende leeftijden: de projecten van InnovationLab zijn bedoeld voor de derde graad van het secundair onderwijs, de STEM Olympiade is voor de eerste graad van het secundair onderwijs en de juniorversie voor de derde graad van het basisonderwijs. Bovendien is er nog de Kinderuniversiteit voor de doelgroep 8- tot 13-jarigen. Toch zochten we een manier om nog efficiënter, ruimer en toegankelijker kinderen te bereiken en hen specifiek informatie te geven over ingenieurs en ingenieurswetenschappen.

Studentenvertegenwoordiger Vincent Hofmans kwam op het idee om contact op te nemen met Stijn Van de Velde, de oprichter en bezieler van Xnapda. Xnapda is een educatief videoplatform voor lagere scholen, gelanceerd in november 2018.

Stijn Van de Velde heeft zelf acht jaar als onderwijzer voor de klas gestaan. Na een regie- en videomontageopleiding werkte hij bij VTM Kids als programmamaker en eindredacteur en stond hij een aantal maanden aan het hoofd van MNM online. Hierna begon hij aan zijn Xnapda-avontuur.

Stijn Van de Velde: ‘Xnapda werd vier jaar geleden gelanceerd en kon meteen op veel belangstelling rekenen. Na het eerste jaar begonnen de abonnees binnen te stromen. Basisscholen en leerkrachten zijn onze doelgroep, maar we merkten na de lancering dat er ook heel wat abonnementen genomen werden door ouders, huisonderwijzers, in het buitengewoon secundair onderwijs en door andere onderwijsgerelateerde personen. Xnapda werd steeds populairder dankzij de toevoeging van de Automatisatiefilmpjes (bv. de maaltafels leren via ‘bewegend leren’ op muziek) en de Huiswerktool, het laatste jaar ook dankzij het nieuwe ALL-IN-schoolabonnement met extra voordelen. We willen graag blijven vernieuwen, vandaar bijvoorbeeld deze recente STEM-samenwerking met KU Leuven.

Ook al was de coronaperiode een heftige periode, toch betekende dit ook Xnapda’s grote doorbraak. Tijdens de ‘blijf in uw kot’periode hebben we Xnapda vier maanden gratis aangeboden aan alle scholen, leerkrachten, ouders en leerlingen om hen te ondersteunen en een hart onder de riem te steken.

GeniaaL30

Dit zorgde er onverwacht voor dat Xnapda plots bekend werd in alle Vlaamse lagere scholen. Dat resulteerde in een pak extra bestellingen na de coronaperiode. De meerderheid van de scholen en leerkrachten verlengen elk jaar hun abonnement. Dit maakt ons erg trots. Xnapda is aanwezig in bijna de helft van alle Vlaamse lagere scholen via een schoolabonnement of een persoonlijk abonnement. Daarnaast hebben nog honderden ouders en tientallen huisonderwijzers een lopend persoonlijk abonnement. Ondertussen lopen de verlengingen weer vlot binnen voor het komende schooljaar.’

Op Xnapda vind je filmpjes over wiskunde, taal, spelling, wereldoriëntatie, mediawijsheid en Frans. Een Xnapda-filmpje heeft meestal deze structuur: eerst heb je een introfilmpje met een Xnapda-presentator die iets meemaakt. Daarna volgt de onderzoeksvraag (onderzoekend leren) of de behoefte/uitdaging (ontwerpend leren) en dan krijg je een eindfilmpje met het resultaat en eventueel nog de theoretische uitleg. Nu komt er een reeks STEM-filmpjes aan, in samenwerking met Brightlab, het STEM-onderwijslabo van de RVO-society, en onze faculteit.

Al bij het eerste contact in het voorjaar van 2021 was het enthousiasme wederzijds: de nood aan STEM-invulling en onze nood aan bereik kwamen op het juiste moment samen. Stijn Van de Velde bracht topics en vragen aan die onze werkgroep dan weer op ideeën of antwoorden bracht.

Na enkele videovergaderingen kozen we een verhaal uit waarbij studenten een trebuchet, een middeleeuwse katapult, bouwen om een briefje op het balkon van het Arenbergkasteel te kunnen doen landen. De voorbereidingen konden starten: VTK zorgde voor een team studenten om de trebuchet te bouwen, Stijn Van de Velde schreef een scenario, professoren Tinne De Laet, Marian Verhelst en Sofie Pollin formuleerden suggesties en de nodige toelatingen werden geregeld. We zouden immers met delicaat onroerend erfgoed werken. Uiteindelijk zijn de opnames twee keer uitgesteld, maar begin mei was het zover: Vladimir, Liene, Sietze en Sofie trokken de trebuchet op het grasveld en toetsten de theorie aan de praktijk. Het harde werk van de bouwers werd beloond met enkele rake schoten van de trebuchet. Ze konden aan den lijve ondervinden dat een trebuchet dankzij de omzetting van potentiële energie naar kinetische energie mét een extra slingerbeweging zijn projectiel een stuk verder kan lanceren dan een gewone katapult.

De STEM-video’s zullen in het najaar te zien zijn op www.xnapda.be. Volg onze socialemediakanalen voor updates.

GeniaaL 31

Het Arenbergkasteel: geen kinderspel

Ter ere van de 100e verjaardag van VTK is het Arenbergkasteel nagebouwd met welgeteld 12 315 legoblokjes. Hiervoor konden we rekenen op de hulp van Jaco van der Molen en Dirk Denoyelle. Zij zorgden voor een digitaal ontwerp en zochten de blokjes bij elkaar. Beiden zijn ook een namiddag komen meebouwen. Kom zeker ook het afgewerkt resultaat eens bezichtigen in de inkomhal van de Campusbibliotheek Arenberg.

SARAH MUYS Dag Dirk en Jaco, blij dat jullie helemaal tot in het mooie Leuven zijn afgezakt. Stel jullie zelf eens voor aan de lezers.

Jaco: Ik ben Jaco van der Molen uit Nederland. Ik ben 48 jaar en LEGO is al bijna even lang mijn hobby. Ik bouw, speel en ontwerp dus vooral hobbymatig. Af en toe doe ik freelancewerk voor Dirk.

Dirk: Ik ben Dirk Denoyelle en studeerde hier af als burgerlijk elektrotechnisch ingenieur. Ik heb de eerste dagen van imec zelfs nog meegemaakt. Ondertussen ben ik al 25 jaar semi professioneel en 13 à 14 jaar professioneel met LEGO bezig. Dit doe ik naast mijn ander zeer ingenieursgerelateerd beroep, zijnde optreden, wat ik dan weer bij VTK-revue heb geleerd.

Hoe is jullie liefde voor LEGO ontstaan?

Jaco: Van jongs af aan al, als kind. Nou ja, als heel klein kind met Duplo natuurlijk. Ik was helemaal gek van ruimtevaart en sciencefiction. Van Classic Space LEGO heb ik haast alle sets. Wat wil je voor je verjaardag, Sinterklaas of kerst? Het antwoord was altijd LEGO. In de jaren tachtig begon ik het assortiment van Lego City Ruimtevaart te verzamelen. Daar ben ik altijd mee blijven spelen, bouwen, afbreken en opnieuw bouwen. Als kind bouwde ik vaak volgens plan totdat ik op een gegeven moment zelf voorwerpen ging bouwen naar eigen ontwerp, wat MOX of ‘My Own Creation’ genoemd wordt. Mijn collectie telt een slordige tweehonderdduizend steentjes. Maar toch, als je op een gegeven moment iets gebouwd hebt en je wilt wat anders bouwen, dan zitten daarin net de steentjes die je nu nodig hebt. Om dat vorige werk toch te kunnen bewaren ben ik dat beginnen vertalen naar digitale bouwwerken. Sinds 1997 heb ik alles wat ik ooit gemaakt heb, gedigitaliseerd zodat ik het ooit weer opnieuw kan bouwen en delen met anderen.

Dirk: Bijna alle volwassen LEGO-fans hebben ook een ‘Dark Age’ gehad, een periode tussen studeren, trouwen en werken, waarin je de LEGO-blokjes aan de kant legt totdat je vader wordt en de dozen weer bovenhaalt.

Toen mijn dochter zeven jaar was ben ik bij mijn ouders op zoek gegaan naar mijn LEGO-collectie, die ineens niet meer zo groot leek als destijds. Later werd ik gesponsord door LEGO, het voordeel van BV te zijn natuurlijk, en kreeg ik een doos om in mijn theatershow te gebruiken. ‘The rest is history’ en intussen heb ik al zeven à acht miljoen blokjes.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

Dirk: Ik zocht iemand om een beeldje te digitaliseren. Ik was wat aan het rondhoren tot ik aan jou (tegen Jaco) vroeg ‘Ken je iemand die dat kan?’ en toen zei je: ‘ja, ik kan dat’. Sindsdien hebben we heel wat jaren samengewerkt aan projecten.

Jaco: Als er meerdere exemplaren gemaakt moeten worden of je wilt een setje uitbrengen, dan is het handig om te weten hoeveel steentjes je nodig hebt en hoe je het efficiënter kan maken. Dirk bouwt altijd de prototypes of toont foto’s van hoe het uiteindelijk moet worden. Van die prototypes krijg ik dan honderden foto’s. Hij breekt het werk van boven naar onder af en neemt foto’s vanuit alle hoeken. Die probeer ik dan te vertalen naar een digitaal exemplaar. Dan kijk ik bijvoorbeeld of twee steentjes van vier niet beter door eentje van acht kunnen vervangen worden om het steviger te maken. Het mooie van dat digitale is ook dat als je eenmaal iets gemaakt hebt en je denkt: het moet toch in een andere kleur, je dat makkelijk kan vervangen. Met het Arenbergkasteel bijvoorbeeld heb ik getwijfeld over die oranje steenkleur. Die kleur bestaat, maar niet in alle steentjes. Dan is het digitaal natuurlijk heel makkelijk om de kleur aan te passen. Vervolgens gaat dat ontwerp terug naar Dirk. Hij zegt welke steentjes hij op voorraad heeft of besteld kunnen worden en welke niet en dus best vervangen worden. Zo gaat dat een paar keer over en weer. Als hij tevreden is dan maken we een plan en instructies.

Het Arenbergkasteel heb je nu ontworpen zonder het gebouw ooit te zien, maar enkel en alleen door gebruik van Google Street View en foto’s van de voorgevel die Dirk ooit ontworpen heeft.

GeniaaL32

Hoe begin je daaraan?

Jaco: Als je een gebouw maakt, bepaalt een raam of een deur de schaal van het model aangezien die niet in alle maten beschikbaar zijn. Het was al heel handig dat Dirk de voorgevel had gemaakt. Die heb ik bijna integraal gekopieerd en daar ben ik op verder gegaan om de rest van het gebouw aan te vullen. Door een screenshot van een foto als achtergrond in mijn programma te zetten kon ik vanuit die hoek de steentjes van de gevel gelijk leggen met de foto. Vanaf dan heb je de juiste schaal en kan je de foto’s proberen na te bouwen. Vaak kan je ook stukken kopiëren omdat die, net zoals de ramen of het dak, een paar keer voorkomen, maar dat was niet altijd het geval bij dit kasteel. De twee torens zijn bijvoorbeeld niet even breed en een beetje anders. Je moet dus de keuze maken wat je vereenvoudigt en wat niet, afhankelijk van wat mogelijk is met de steentjes. We noemen dat ook wel eens ‘De kunst van het weglaten’.

Dirk: Ik vind het altijd sterk als je een ontwerp maakt zonder het ooit gezien te hebben en je, als je er dan voor staat, ziet hoe gelijkaardig het gebouw is. Het is een heel maffe ervaring om te ontdekken dat dat beeld in je hoofd ook echt bestaat.

Vond je dat ook toen je het kasteel nu eens in het echt zag Jaco?

Jaco: Ja, het was heel leuk, ik liep voorbij en herkende bepaalde raampjes, dakpannetjes en je ziet hoe je het ingeschat hebt. We hebben ook nog een klein deurtje ontdekt dat niet in het ontwerp verwerkt is. Welja, dat is een uitdaging voor de kijker om uit te zoeken.

Jullie hebben ook allebei meegewerkt aan LEGO Masters, een televisieprogramma waarin deelnemers strijden om de titel ‘beste LEGO-bouwer’. Hoe was die ervaring?

Jaco: Ik heb me in het eerste seizoen alleen ingeschreven aangezien ik niemand vond die zich zolang vrij kon maken.

Ik werd gekoppeld aan een Antwerpenaar en zo werden we uitgekozen om aan het programma mee te doen. Het was heel leuk en imposant om het hele televisiecircus te leren kennen. We houden nog steeds contact met de andere kandidaten wat zeker interessant is.

Dirk: In het tweede seizoen woonde ik als jurylid een aflevering bij. Mijn respect ging vooral uit naar het atletische kunnen van de kandidaten, die dag in dag uit acht à tien uur moesten bouwen. Ik zou na twee dagen platliggen, denk ik. Ik heb nog altijd goede contacten met een aantal kandidaten. Als ervaringsdeskundige heb ik tijdens het eerste seizoen via Facebook vaak positieve commentaren gegeven. Dus zeker een positieve ervaring.

Hartelijk dank en we hopen jullie terug te zien bij het LEGO Arenbergkasteel in de Campusbibliotheek Arenberg. Jaco van der Molen en Dirk Denoyelle
GeniaaL 33

State of the union

Beste professoren, beste alumni, beste studenten

‘Want het mostaardzaad heeft gedijd en is opgegroeid tot een forschen boom.’

Een van de vele metaforen waarmee de eerste preses J. Raskin op het vijfde lustrum in 1945 de evolutie van VTK omschreef en zo terugblikte op de eerste vijfentwintig jaren die onze kring had meegemaakt.

Bovenstaande metafoor geeft aan dat VTK altijd een innovatie gerichte vereniging is geweest. Ondertussen zijn we 78 jaar verder sinds bovenstaande uitspraak van J. Raskin en net als de 102 presidia voor ons, plannen wij verbetering te brengen in de werking van VTK.

Er is veel veranderd sinds die uitspraak van Raskin, en wat hij toen een forse boom noemde, is nu een aardig woud. De ingenieursstudent verdient het om een sterk en innovatief VTK te hebben: een kring die opkomt voor zijn studenten en hen ondersteunt in hun studentenleven. De uitdaging bij een werking zo uitgebreid als de onze, is dat we dicht bij de studenten moeten staan. Vertegenwoordiging werkt ook alleen maar als we onze medestudent dicht bij ons hebben. De recente pandemie maakte de job van VTK niet eenvoudig. Dit jaar gaan we hard werken om nog meer een aanspreekpunt te zijn voor onze studenten. Leuven blijft groeien en het aanbod van KU Leuven, hoe sterk ook, blijkt een doolhof te zijn voor menig student.

We willen communicatie toegankelijker maken door meer interactie voor, tijdens en na onze evenementen. Onze communicatie zal duidelijker en directer zijn dankzij gepersonaliseerde nieuwsbrieven.

VTK erkent dat onze campus een unieke locatie is en plant om zichtbaarder te zijn op de campus: de derde week organiseren we een zomerbar om het campusleven te versterken. Door middel van meer onderwijsupdates en studentenbevragingen werken we aan breed gedragen standpunten. Onze ontmoetingsruimte Theokot krijgt een upgrade: studenten kunnen hier nog steeds terecht voor een goedkoop broodje, maar ze kunnen er ook samen werken of even ontspannen. Onze cursusdienst zal efficiënter werken met een nieuwe printer die het printen goedkoper en makkelijker maakt voor onze studenten.

Met VTK willen wij ook initiatieven nemen: we trekken het studentenwelkom, Project L, dat we samen met zes andere kringen organiseren. Dit tweedaagse festival aan Alma 3 waar elke dag 4 600 mensen aan deelnemen, kan zeker worden beschouwd als een van de grootste evenementen ooit georganiseerd door studentenorganisaties.

In samenwerking met de faculteit richten we ons ook op de CLUSTER-werking. Op deze manier leggen we verbindingen met internationale studentenorganisaties om van elkaar te leren. Daarnaast hebben we de expertise opgebouwd om een extra aanspreekpunt te zijn voor internationale uitwisselingen.

Het Leuvense studentenleven gaat een nooit-eerder-gezien sportjaar in. Dit jaar valt het WK voetbal tijdens het academiejaar en daar maken we gebruik van om een waar fandorp neer te zetten. En de 24 urenloop viert zijn lustrum: vijftig jaar geleden begon VTK met dit evenement (om precies te zijn: in 1970 was er een 12 urenloop en in 1971 een 18 urenloop en sinds 1972 wordt er 24 uren gelopen), wat deze editie voor ons nog specialer maakt.

Naast deze gevestigde waarde organiseren we in de Brabanthal wederom de grootste jobfair voor ingenieurs in de Benelux. Om onze studenten te begeleiden naar deze stap breiden we ook de bedrijvenrelatieswerking uit, met meer 1-op-1 mogelijkheden tijdens evenementen met bedrijven en de Development werking met een verfrissend aanbod.

Wij zijn uniek in onze samenwerking met onze faculteit. Als VTK kunnen we altijd terecht bij de faculteit voor advies en hebben we de mogelijkheid om op verschillende momenten een belangrijke rol te spelen voor onze studenten. Het spreekt voor zich dat we ook een visie hebben om de uitstekende relatie tussen VTK en FirW te blijven onderstrepen.

Alumni-activiteiten zullen ook worden uitgebreid: samen met AIKUL zullen we meer organiseren om onze studenten ook na het afstuderen met elkaar in contact te brengen.

U ziet, VTK wordt opnieuw ambitieus en innovatief. We hebben een zomer hard gewerkt om onze studenten te verwennen met een breder aanbod.

Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten op een van onze vele evenementen en er samen een geweldig jaar van te maken. Tot snel!

Lars Wouters Preses VTK
GeniaaL34
VTK Groep 5: Thomas Smolders, Rune Schepers, Lars Wouters, Robin Wroblowski, Floor Serrien

Beleef de wereld met KU Leuven Alumni

KU Leuven Alumni. Gisteren heeft toekomst.

Catalonië, Frankrijk of Bulgarije? Aan u de keuze.

onze alumnireizen

u vlot koers naar uw volgende avontuur. En dat in het beste gezelschap. Bezoek eeuwenoude culturen, verken bruisende steden en laat u overdonderen door de ongerepte natuur. Onze reisleiders

KU Leuven-achtergrond brengen elke bestemming tot leven. Voor de reiziger

dromen én doen.

Ontdek alle bestemmingen op kuleuven.be/alumnireizen

Met
zet
met
die durft
Een greep uit ons aanbod: • Bulgarije 30 april - 10 mei 2023 • Boeiende contrasten in Catalonië 9 - 15 mei 2023 • Op bezoek bij Le Corbusier in Frankrijk 26 - 31 mei 2023

1 (voorste rij, zittend, van links naar rechts): Lars Wouters, Robin Wroblovski, Rune Schepers, Robbe Dijkmans, Jef Muller, Mehmet Cosar, Siemen Mouchaers, Frédéric Blondeel, Sarah Vandekerchove, Ben Jacobs, Marie De Varé, Vincent Vanhamme, Marie-Johanna Schillemans, Xan Decoutre, Eloïse Jansen, Janpieter Van Lierde, Nina Claessens, Daan Seuntjens, Louise Bervoets, Tiziana Dozin, Charlotte Severyns, Vincent Van den Eynde, Arno Beyers,

Rij 2: Jules Kips, Kevin Vandeputte, Floor Serrien, Judith Berton, Klaas Collin, Julie Vandelaer, Julie ter Hark, Rémi Mentens, Quinten Geurts, Dieter Verwaest, Gilles Belmans, Robin Van Looveren, Marylène De Man, Kevin Lepinoy, Jasper Polleunis,

Rij 3: Ruben Hias, Jethro Young, Pedro Devogelaere, Dries Vanspauwen, Mathias Huybrechts, Tom Van Steenbergen, Gijs De Neve, Nicolas Van Grimberge, Seppe Van Gelder, Mattias Duysters, Simon Beelen, Eduard De Cnijf, Rick Steenmans, Matijs Loeckx, Abel Van Weert, Louis Rutgeerts, Jordy Carolus,

Rij 4 (achterste rij van links naar rechts, t.e.m. linkerkant vlag): Stan Cardinaels, Pieter Smet, Thomas Smolders, Hugo Van Nuffel, Martijn Berger, Bregt Dekimpe, Mats Muyllaert, Jeroen Smeets, Hendrik De Ryck, Gilles Sempels, Robbe Serry, August Van Meensel, Thijs Kempeneers, Vincent Heylen

COLOFON

der

GeniaaL

De Borger

‘GeniaaL’ is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Alumni Ingenieurs KU Leuven, met bijdragen van medewerkers van de faculteit, alumni en studenten. ‘GeniaaL’ verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober. verantwoordelijke uitgever: Peter Van Puyvelde redactie: Adhemar Bultheel, Annemie Caproens, Jelle De Borger, Elke Kalokerinos, Willemijne Linssen, David Maes, Herman Neuckermans, Liliane Pintelon, Bob Puers, Apeksha Shapeti, Michiel Steyaert, Hendrik Van Brussel, Peter Van Puyvelde, Yvan Verbakel, Yves Willems, Patrick Wollants, VTK-Communicatie

redactieadres:
Faculteit Ingenieurswetenschappen Jelle
Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 89 fax + 32 16 32 19 82 geniaal@eng.kuleuven.be www.eng.kuleuven.be drukwerk: Van
Poorten NV Diestsesteenweg 624 3010 KESSEL-LO tel. + 32 16 35 91 50 opmaak: Altera www.altera.be Rij
GROEPSFOTO VTK

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
GeniaaL jg. 15 nr. 59 - oktober 2022 by GeniaaL - Issuu