Wascabi 2025 - Wat er voor lokale besturen op het spel staat
Wat er voor nieuwe lokale besturen op het spel staat
Sociaal-culturele en amateurkunstenorganisaties spelen thuis in de dorpen en steden van Vlaanderen. Hoog tijd voor wat coaching voor de nieuwe lokale besturen, die van de Vlaamse overheid de lokale beleidsvoering voor enkele belangrijke thema’s in handen hebben gekregen.
De
voelsprieten van de samenleving cultiveren
Nu wantrouwen in de politiek hoogtij viert, komen De Federatie en de Verenigde Verenigingen met acht spelregels om beleidsparticipatie duurzaam te organiseren. Welke troeven heeft zo’n kader? En welke hobbels liggen er op de weg?
Besturen zien in burgerparticipatie een remedie voor het wantrouwen in de politiek, stelt participatie-professor Bram Verschuere (UGent). Goed besturen vandaag, dat betekent inspraak geven, luisteren naar de bezorgheden van burgers en daar ook rekening mee houden.
“De lokale schaal is daar zeer geschikt voor”, zegt Verschuere. Het is niet toevallig dat net op dat lokale niveau de meeste experimenten in burgerparticipatie plaatsvinden. “Lokale besturen staan redelijk dicht bij de burger, participatieprojecten gaan er over tastbare thema’s waar hun inwoners wakker van liggen.”
Participatie is daarom voor Verschuere een antwoord
op het dalend vertrouwen in de politiek. “De meeste burgers hebben nog vertrouwen in de verkiezingen, maar we zien dat ze meer en meer op zoek zijn naar bijkomende vormen van inspraak in het bestuur.”
Ondanks dat vertrouwen in verkiezingen zagen we lage opkomstcijfers bij de gemeenteraadsverkiezingen. Ziet u een correlatie met participatie in een gemeente?
“We zijn dat nog aan het bestuderen maar we vonden toch al een licht positief verband: hoe sterker de participatiecultuur in een gemeente, hoe hoger de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. Er bestaat volgens mij wel degelijk zoiets als een lokale democratische cultuur. Zo’n stevige lokale democratische cultuur versterkt meteen alle vormen van beleidsparticipatie.”
Op Vlaams niveau trekken beleidsmakers soms de kaart van het primaat van de politiek. Zij zijn verkozen, zij alleen beslissen. Speelt dit ook op lokaal niveau?
“Op lokaal niveau sijpelt dat idee wel wat binnen, maar we zien toch ook dat daar veel informele banden zijn tussen politici en verenigingen. Het middenveld heeft daar altijd de kans gekregen om mee te praten over het beleid, al komt die ruimte om te contesteren, om het beleid uit te dagen,
ook daar meer onder druk te staan. Via het middenveld kan een overheid heel wat kennis en kunde in de samenleving aanboren, dat maakt een beleid beter. Een overheid heeft die voelsprieten in de samenleving nodig.”
In uw boek ‘Politiek in tijden van wantrouwen’ zegt u dat actief burgerschap iets is wat we moeten leren. Hebben sociaal-culturele organisaties daar een rol?
“Verenigingen hebben de kracht om die democratische cultuur mee vorm te geven, zeker middenveldverenigingen die als corebusiness beleidswerk hebben en naar maatschappelijke verandering streven. Als zij hun werk goed doen, kunnen ze veel burgers mobiliseren om ook geïnteresseerd te zijn in politiek. Bij de gemeenteraadsverkiezingen bijvoorbeeld hebben we gezien hoe het middenveld – bijvoorbeeld Avansa’s en SAAMO’s – burgers heeft opgeroepen om te gaan stemmen. Ik heb weinig initiatieven gezien van gemeenten of politieke partijen. Nochtans is het essentieel om mensen te informeren over de spelregels van onze representatieve democratie. Wat het middenveld ook zeer goed kan, is thema’s op de agenda zetten en mensen rond die thema’s mobiliseren. Als je door de laag van desinteresse heen kan boren, naar thema’s waar mensen echt wakker van liggen, open je een doos met allerlei mogelijkheden.”
Welke voorwaarden voor duurzame participatie ziet u bij lokale besturen?
“Alles staat of valt met de bereidheid van het lokaal bestuur om capaciteit vrij te maken. Het betekent ambtenaren de tijd en de ruimte geven om participatieve initiatieven uit te bouwen, nieuwe mensen aan te werven,
budgetten vrij te maken. Een tweede voorwaarde is de bereidheid van besturen om echte inspraak te organiseren, over thema’s en beslissingen die er toe doen, en de uitkomst van die participatie-oefening dan ter harte te nemen. Burgers hebben snel in de gaten wanneer ze alleen hun zegje kunnen doen over minder belangrijke thema’s.”
Net omdat het lokale niveau het meest concrete is, wil De Federatie bij het begin van de nieuwe bestuursperiode de beleidsparticipatie aanzwengelen met ‘Insamenspraak’. Wat verwacht u?
“Alle initiatieven die de democratische cultuur versterken, zijn zeer welkom. Het is een kans voor het georganiseerde middenveld om, veel meer dan vandaag, zijn rol in het lokale bestuur in beeld te brengen. Middenveldverenigingen kunnen ook nieuwe vormen van participatie versterken en er deel van uitmaken. Let wel, hoe welwillend politici ook omspringen met participatieve initiatieven, het middenveld moet aanvaarden dat de argwaan van politici nooit volledig zal verdwijnen. Politici zullen zich blijven afvragen hoeveel macht ze kunnen en moeten afstaan aan individuele burgers of aan het middenveld.”
‘Insamenspraak’ wil zoveel mogelijk Vlaamse gemeenten laten nadenken over de manier waarop ze verenigingen betrekken bij hun besluitvorming. Menen ze het oprecht? Dan ondertekenen lokale overheden een engagement. Ontdek welke gemeenten meedoen en hoe jouw vereniging het debat lokaal kan aanwakkeren.
Slimmere steun voor verenigingen
Veel steden en gemeenten koesteren hun verenigingen. Helaas zijn de reglementen waarop die financiële en andere ondersteuning gebaseerd is niet altijd aangepast aan de snel veranderende context, met overtollig papierwerk tot gevolg. Hoe kan het anders?
Verenigingen brengen leven in een lokale gemeenschap. Dat verenigingsleven ondersteunen vindt elke gemeente belangrijk, zegt Henk Keygnaert, stafmedewerker Vrije Tijd en Welzijn bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Zijn dienst is er om gemeenten te helpen met hun vragen. “Veel vragen gaan over wat mag. Omdat elke gemeente uniek is, bestaat de universele aanpak niet. Bepaalde financiële of materiële ondersteuning of infrastructuur van de gemeente is algemeen toegankelijk voor verenigingen. Op de meeste plaatsen kunnen verenigingen sectorale basisof werkingssubsidies krijgen. Projectsubsidies zetten gemeenten vaak in voor specifieke doelen zoals diversiteit of duurzaamheid. Recent zien we meer lokale besturen die sectorale reglementen in één vrijetijdsreglement willen integreren.”
Hoe gaan jullie om met die vragen naar ondersteuning?
“Wij pleiten voor lokaal maatwerk, in samenwerking met de lokale verenigingen. Want wat lokaal ontstaat, werkt meestal het best. Maar ook dan kunnen goede voorbeelden inspireren. We brengen die voor-
“Wat lokaal ontstaat, werkt meestal het best”
beelden onder hun aandacht. We doen dit bijvoorbeeld in ons lerend netwerk van vrijetijdscoördinatoren. Gemeenten kunnen die voorbeelden slim kopiëren en aanpassen aan de eigen context. We werken momenteel sjablonen uit, in enkele varianten, die gemeenten dan kunnen aanpassen aan de eigen context.”
Welke goede en minder goede evoluties ziet u hieromtrent de laatste jaren?
“Positief is het terugdringen van de administratieve last. Gemeenten maken werk van eenvoudige procedures en toegankelijk taalgebruik. Daarnaast durven ze meer vanuit vertrouwen te werken, zeker bij kleinere subsidiebedragen. Dat verenigingen betrokken worden bij beleidsontwikkeling is ook een stap vooruit. Tegelijk worstelen gemeen-
ten soms met het evenwicht tussen eenvoud en specificiteit. Eén vrijetijdsreglement voor alle sectoren kan de boel vereenvoudigen maar het kan ook te algemeen worden. Specifieke behoeften van sport-, cultuur- of jeugdverenigingen blijven dan onderbelicht.”
Ziet u fundamentele bedreigingen voor de ondersteuning van lokale besturen aan verenigingen?
“Iedereen staat onder financiële druk, ook de gemeenten. Toch blijft de vrijetijdssector relatief goed ondersteund. We moeten de impact van deze sectoren blijven benadrukken, ook al is die moeilijk in cijfers te vatten. Cultuur, jeugd en sport zijn essentieel om het lokale sociale weefsel te versterken, ook in budgettair moeilijke tijden.”
Wat is voor u de belangrijkste reden waarom lokale besturen hun verenigingen moeten ondersteunen?
“Vrije tijd is de motor van sociale cohesie. Mensen ontmoeten elkaar en bouwen samen aan een sterk lokaal netwerk. In gemeenschappen met sterke netwerken zijn er meer vertrouwen en begrip tussen verschillende groepen. Verenigingen ondersteunen betekent investeren in een bruisende gemeenschap waarin iedereen zich kan ontplooien.”
Welke tips zou u aan lokale verenigingen geven?
“Ondersteuning hoeft niet altijd om geld te gaan. Voor een vereniging kan gebruik van infrastructuur of materiaal even waardevol zijn. Praat
met het gemeentebestuur over wat jullie nodig hebben. Verenigingen kunnen ook onderling veel van elkaar leren. Blijf ook het gesprek aangaan met je nieuwe bestuur over reglementen, zodat ze werkbaar blijven en jullie doelen versterken in plaats van ze te hinderen.”
En wat is uw belangrijkste boodschap hierover aan lokale besturen?
“Blijf verenigingen ondersteunen, ook in budgettair moeilijke tijden. Maak gebruik van de beleidsruimte om impulsen te geven via bijvoorbeeld projectsubsidies. Goede on-
In de schoot van de Verenigde Verenigingen werkte De Federatie samen met de VVSG aan een update van Slim Geregeld. Op deze website zijn een stappenplan, aandachtspunten, tips en goede voorbeelden gebundeld om lokale ondersteuning van verenigingen te optimaliseren.
dersteuning hoeft ook niet altijd financieel te zijn, maatwerk en samenwerking met lokale partners zijn even belangrijk. Het verenigingsleven versterken is investeren in de gemeenschap.”
Gezocht: masterplan voor onze plekken
Door de noodlottige combinatie van armlastige lokale besturen en kerkelijke overheden, onderinvestering en strengere energie- en renovatienormen staan de plekken voor lokale verenigingen zwaar onder druk. Wat moet er gebeuren, en wie gaat dat doen?
Roel De Ridder, coördinator van het Platform Toekomst Parochiekerken – een samenwerking tussen de VVSG en PARCUM –, ziet wel lichtpuntjes in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord. Maar er is meer nodig om de gemeenschapsinfrastructuur, een verzamelnaam voor alle plekken waar verenigingen hun ding doen, op peil te brengen.
“We hebben een ‘masterplan gemeenschapsinfrastructuur’ nodig. Vlaanderen kan daarbij het lokale niveau stimuleren en ondersteunen, bijvoorbeeld met een Platform Toekomst Gemeenschapsinfrastructuur,
dat een instrumentarium uitwerkt. Lokale besturen moeten in kaart brengen wat er bestaat aan gemeentelijke, parochiale en andere infrastructuur. Ze kunnen dan goede praktijken en nieuwe inzichten uitwisselen, en samenwerken.”
Is een integrale aanpak niet in de eerste plaats een Vlaamse opdracht? Lokale besturen hebben zelden de middelen om dit zelf te organiseren?
“Vlaanderen kan geen lokale visie opleggen. Het kan wel stimuleren, inspireren, instrumenten aanreiken, zoals het dat via het Platform Toekomst Parochiekerken voor de parochiekerken doet. Het moet ook met geld over de brug komen om de infrastructuur te verduurzamen, al is het budgettair onhaalbaar om alles met subsidies op te vangen. Vlaanderen kan daarom lokale besturen stimuleren om onderling samen te werken, en om andere –eventueel ook private – partners te
betrekken. Het kan instrumenten en vernieuwende beheersmodellen uitwerken. Vlaanderen kan helpen op het snijvlak van het ruimtelijke, het technische, het juridische en het financiële, zonder het oorspronkelijke doel uit het oog te verliezen: sociale cohesie. Daar doen we het voor.”
Wat moeten we ons voorstellen bij ‘nieuwe beheersmodellen’?
“Het coöperatieve model, terug van weggeweest, biedt mogelijkheden. Daarnaast zijn er constructies te bedenken met bijvoorbeeld een vzw die een gebouw in erfpacht neemt van een kerkfabriek of een gemeente en vervolgens samenwerkt met publieke en private instanties. Met inkomsten uit pachten kan de eigenaar geld lenen om te investeren in duurzaamheid. We zien ook nieuwe partners opstaan. Woongemeen-
“Een slim patrimoniumplan helpt de juiste keuzes te maken en mogelijk winsten te genereren”
schappen bijvoorbeeld die samen een oud klooster omvormen tot een woonproject en ruimtes ter beschikking stellen van verenigingen. We zien gelijkaardige kruisbestuivingen bij - voormalige - parochiekerken. De toekomst ligt in samenwerken, op basis van reële noden.”
Is het dan kwestie van bestaande middelen heroriënteren? Of bestaande financieringsmodellen meer algemeen toepassen? Of nog iets anders?
“We moeten financieringsmogelijkheden ‘poolen’. En vooral op voorhand goed in kaart brengen welke investeringen zinvol zijn op de lange termijn. Moeten we én een buurt-
huis én een parochiezaal én een kerk met nevenlokalen én een brede school hebben, terwijl het lokale café ook nog een zaaltje uitbaat en de pastorie leegstaat? Daar grondig over nadenken en de rekenmachine bovenhalen is stap één. Stap twee is bekijken vanwaar het geld kan komen. Misschien kan de werking van het tot op de draad versleten buurthuis verhuizen naar de kerk en komt de site van het buurthuis vrij voor een verantwoord woonproject? Een slim patrimoniumplan helpt de juiste keuzes te maken en mogelijk winsten te genereren.”
Nu er overal veel geld nodig is, is het voor steden en gemeenten verleidelijk om panden te verkopen. Is dat op de lange termijn de goede reflex?
“Dat zijn lokale beleidskeuzes. Maar patrimonium verkopen lijkt me geen oplossing voor de lange termijn. Met patrimonium in portefeuille kan je beleid voeren en de sociale cohesie dienen. Met gronden kan je ook aan ontharding, vergroening, of energieproductie via windmolens denken. Door bijvoorbeeld gebouwen in erfpacht te geven, genereer je niet alleen inkomsten, het is ook een mooie manier om patrimonium – vaak met erfgoedwaarde – publiek te houden, te onderhouden ‘als goede huisvader’, en tegelijkertijd iets te doen voor je gemeente.”
Samen met de VVSG, het Platform Toekomst Parochiekerken en de Ambrassade startte De Federatie in verkiezingsjaar 2024 een beleidstraject. Dat mondde onder andere uit in aanbevelingen voor de nieuwe Vlaamse regering en voor nieuwe lokale besturen.
Lokaal talent doet me wat
In zolder- en werkkamers, in cultuurcentra en parochiezalen, bibliotheken of academies, in zelfverklaarde repetitiekoten en garages: in elke stad of dorp zijn amateurkunstenaars gedreven bezig met hun passie. Wat kunnen lokale besturen voor hen betekenen?
Meer en meer amateurkunstenkoepels vinden de weg naar lokale besturen. Dat is ook zo voor BREEDBEELD, dat in Vlaanderen iedereen die in de vrije tijd bezig is met fotografie, film en mediakunst ondersteunt, informeert, inspireert en verbindt. “Die stap naar lokale besturen is een goede evolutie”, zegt Silke Gunst, medewerker Lokaal bij BREEDBEELD.
“Dankzij de samenwerking met lokale besturen kunnen we al dat talent ondersteunen in de gemeente of de streek waar ze wonen, op maat van de lokale behoeften. Intergemeentelijke samenwerkingen helpen ons om de eerste contacten te leggen met lokale besturen en andere partners, ze verbinden ons met een groot netwerk. Dit gezegd, het is niet evident om als Vlaamse organisatie connecties te maken met iedere gemeente.”
Hoe ziet jullie aanbod voor lokale besturen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden eruit?
“Met elk van onze projecten zoeken we samenwerking met lokale besturen. We kunnen dan lokale partners betrekken die we anders niet gemakkelijk zouden bereiken. Dat levert verrassende partnerschappen
op. Zo organiseerden we afgelopen zomer onze openluchttentoonstelling Out of Office in Gooik, pal in de natuur. We werkten daarvoor samen met het Regionaal Landschap Pajottenland & Zenne en de gemeente, maar ook met lokale landbouwers. Het lokale bestuur hielp ons lokale verenigingen warm te maken om zelf een activiteit voor ‘Out of Office’ te organiseren. We hopen nu om ook met andere projecten lokaal zo’n rimpeleffect te creëren waarbij iedereen die wil initiatief neemt.”
Steden en gemeenten zijn een onmisbare schakel in het amateurkunstenbeleid, door subsidies te geven en ruimte ter beschikking te stellen. Wat kunnen ze nog doen?
“Amateurkunstenaars vinden niet altijd vlot de weg naar de bovenstaande lokale mogelijkheden. Een gemeentelijk aanspreekpunt voor lokale amateurkunstenaars en verenigingen kan helpen. Daarnaast mogen de activiteiten die amateurkunstenaars zelf organiseren, meer zichtbaarheid krijgen. Helaas zijn deze lokale beoefenaars niet altijd even gekend bij de overheid. Wij kunnen daar als koepel bij helpen.
Het zit hem soms ook in kleine dingen, amateurkunstenaars in de kijker zetten in het gemeentemagazine bijvoorbeeld of een venstertentoonstelling organiseren. Op de website ‘Lokaal Talent Doet Me Wat’ hebben we tal van voorbeelden verzameld, groot en klein, om zelf mee aan de slag te gaan.”
Waarom zouden lokale politici nog meer moeten investeren in artistiek talent?
“Uit het bevolkingsonderzoek over de amateurkunsten in Vlaanderen door de vakgroep Sociologie van
de UGent blijkt dat 44% van de Vlamingen in de vrije tijd bezig is met kunstbeoefening. En dat aantal groeit nog. Voor lokale besturen betekent dit dat bijna de helft van hun inwoners artistiek bezig is. Reden genoeg, lijkt me, om naar je inwoners te luisteren. Wat hebben zij, als amateurkunstenaar, nodig?”
Vlaanderen schreef een nieuw decreet. Wat moeten vrijetijdsdiensten en amateurkunstenaars hiervan weten?
“De plek waar je opgroeit of waar je woont, is vaak waar je voor de eerste keer in aanraking komt met je kunstvorm. Je ontwikkelt er je talent. Je vindt er je eerste publiek. Het nieuwe decreet wil ervoor zorgen dat al dit lokaal talent kan blijven groeien. Het doet dat door negen koepelorganisaties te ondersteunen, waaronder BREEDBEELD. Steden en gemeenten kunnen bij al deze organisaties terecht voor advies en inspiratie. Daarnaast biedt het nieuwe amateurkunstendecreet een aantal subsidielijnen voor individuele amateurkunstenaars of groepen. Allemaal kansen om deze dynamiek te laten floreren.”
Op wiens deur mogen beleidsmakers kloppen om nog meer geïnspireerd te worden?
“Ze zijn uiteraard steeds welkom bij ons voor inspiratie en raad. Wij heb-
“Lokaal amateurkunstenbeleid zit hem soms in kleine dingen”
ben veel kennis over de organisatie van tentoonstellingen, begeleidingstrajecten, open calls. We hebben een groot netwerk aan organisaties en audiovisuele kunstenaars. Dit geldt trouwens niet alleen voor onze organisatie, maar voor alle amateurkunstenorganisaties en hun disciplines. Dus: kom maar af!”
Twee miljoen amateurkunstenaars kiemen en groeien lokaal. De amateurkunstensector bundelt in de brochure ‘Lokaal talent doet me wat’ drie actiepunten om lokaal talent te ondersteunen. Ze serveren goede voorbeelden over zichtbaarheid, infrastructuur en samenwerking van, voor en met lokale amateurkunstenaars. En dit op maat van steden én kleinere gemeentes, in alle hoeken van Vlaanderen en in verschillende kunstdisciplines.