1
WAAR JE TELT EN MEEGETELD WORDT Vlaanderen gidsland voor amateurkunsten Kleinschalig de wereld veranderen Brussel als labo De zweep op ons politiek systeem Crisis na crisis Exit participatiedecreet Bovenlokale kansen WASCABI jaarmagazine over beleid en tendensen in het sociaal-cultureel werk en de amateurkunsten 2023
PLEKKEN
een uitgave van De Federatie sociaal-cultureel werk & amateurkunsten
Cellebroersstraat 16B/3 1000 Brussel Tel. 02 244 93 39 info@defederatie.org www.defederatie.org Brussel, januari 2023
tekstbewerking eindredactie
Isa Van Dorsselaer Bart Verhaeghe vormgeving illustraties Nena Peeters
fotografie
Alle foto’s van Sophie Nuytten, behalve p.4-8 Sien Verstraeten p.9 Thomas De Boever (Glorieux) p.9 Willem De Leeuw (Ionau) p.19 Stad Genk p.20 AudreyS Photography (Lambie) p.21 Alf Mertens p.22 Ian Clowes p.23 Hans Van Rompaey p.24 Denise Janssens p.24 Lucas Kemper (Van ‘t Veer) p.25 Willem De Leeuw p.32 Arvid Viaene p.33 François De Heel (Velt) p.35 Etienne Beel (Sankaa) p.41 Bea Borgers p.54 Paul De Wit
Met dank aan het engagement en de inspanningen van alle geïnterviewden en hun organisaties.
Overname van tekstmateriaal wordt sterk aanbevolen. Mits bronvermelding en voor niet-commerciële doeleinden. RPR - Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel - Ondernemingsnummer 0473 274 777
Blik achter de achterkant van deze wascabi
colofon
V.U. Hanne Geukens, directeur De Federatie
Beste lezer
Het gaat hard, daar getuigt ook deze nieuwe Wascabi van. Inflatiepercentages springen over elkaar heen, vacatures hengelen naar gedreven talent, de werkbak puilt uit van de losse schroeven en COVID worstelt zich zo goed en zo kwaad als het kan uit lijf en leden. Het blijft een uitdaging om er als organisatie op de allereerste plaats te staan voor die miljoenen Vlamingen, om hen kunstzinnig, creatief, geëngageerd te ondersteunen. Hen te ontzorgen met een kop vol eigen zorgen.
In november 2022 – toen we dit magazine voorbereidden – zag de cultuurparticipatiesurvey dat het goed was: niet minder Vlamingen lonken naar amateurkunsten en sociaal-cultureel werk. Net op deze momenten moeten we er volop voor hen kunnen zijn. We zijn de inspirator, de knuffelbeer, de (op)wekker, de geestverruimer in deze bizarre tijden. Als de samenleving in een collectieve dip zit, zijn onze sectoren de brandstof voor wat, samen met andere mensen, beter en anders kan. Dat voel je allicht ook zinderen als je deze Wascabi leest.
Dat is best iets om wat meer van de daken te schreeuwen. Door onszelf, maar ook door de cultuuroverheid. In binnen- en buitenland. Dat we benijd worden in dat buitenland, tonen de getuigenissen over de impact van onze amateurkunstenorganisaties op pagina 20.
Benieuwd of ons Belgisch Europees Voorzitterschap in het voorjaar van 2024 een zichtbare en fiere streep sociaal-cultureel werk en amateurkunsten zal hebben.
met ambitie voor te leggen. En even vanzelfsprekend: sommige inhoudelijke keuzes zijn niet die van ons. So be it, tenzij ze zo betonhard botsen tegen de onvolprezen inzet van duizenden sociaal-cultureel werkers van vlees en bloed. Dan past alleen maar een volgehouden en gezamenlijke inspanning om het tij te keren.
Wat in al deze veranderingen ook opvalt? De politieke overheid lijkt steeds minder uit te gaan van een partnerschapsdenken, maar eerder in een soort onderaannemingslogica te sluipen: via beoordelingen en beheersovereenkomsten wordt de stuurknuppel steviger in handen genomen, terwijl intussen ook de jarenlange besparingen steeds zwaarder inhakken op de eigen cultuuradministratie.
Intussen schudt minister Jambon zijn lades leeg. Op een diepe zucht van de verkiezingen moet nog een trits decreten de politieke werkbank passeren: het Participatiedecreet, het decreet Bovenlokale Cultuurwerking, decreten die vrijwilligerswerk en digitalisering faciliteren, en natuurlijk ook de decreten Amateurkunsten en Sociaal-cultureel Werk.
Uiteraard beoogt het beleid verbeteringen: helderdere beoordelingselementen voor het sociaal-cultureel werk, plannen om een amateurkunstendecreet
Wat diezelfde politieke overheid wel eens veronachtzaamt, is dat doorheen al dat armworstelen de samenleving gemaakt wordt door groepen burgers. Hoe strakker de overheidshanden zich rond de stuurknuppel klemmen, hoe groter het aantal burgers is dat dreigt af te haken. Bestuurd maar stuurloos.
En dan? Dan resten alleen nog knuppels.
De Federatie wenst jou voor 2023 een eigen koers!
voorwoord
Plekken waar je telt en meegeteld wordt
Wiet De Boodt, Julie Sano, Jamila Hamddan Lachkar, Liesbet Sourbron, Sofie Goethals, Denise. reflectie: Ignace Glorieux
“Bundel de krachten”
10
Over Brussel, het “labo voor Vlaanderen en de rest van het land”
Met copy-paste geraak je nergens
Het belang van kleine ontmoetingen en verbindende plekken 14
Elisabeth Meuleman, Koen Wynants, Bart Hombrouckx reflectie: Wim Dries
Hoe sociaal-cultureel werk via kleinschalig werken de wereld verandert
Vlaanderen gidsland voor amateurkunsten
Chantal Lambie, Ulf Rosenberg, Makis Moulos, Titus Van ‘t Veer Reflectie: Jeroen Keymeulen
Vier buitenlandse collega’s over de internationale impact van de Vlaamse amateurkunstenorganisaties
Een zweeppartij van twee miljoen mensen
Isaak Dieleman, Maya Maes, Didier Vanderslycke
Reflectie: Stephanie D’Hose
De collectieve kracht van sociaal-cultureel werk als wake-upcall voor ons politieke systeem
Radicaal mikken op wat moet
Katrien Boogaerts, Evodia Uggi, Lennart Thienpont, Erika Rau, Klaas Verstraete, Stijn Overloop, Philippe Vandevorst
Zeven praktijken die vernieuwend omspringen met de nood aan verbondenheid
inhoud
20
26
32
4
Suzy Bleys
Het precaire evenwicht tussen verontwaardiging en energie
Liesbeth Provoost, Geert Van Isterdael, Koen Victoor, Orry Van de Wauwer, Gianni Canu, Barbara Luypaert 44
De impact van crisis na crisis op het sociaalcultureel werk en de amateurkunsten
State of the Region afgerond
Bovenlokaal: kansen voor wie ze weet te vinden
Marius Meremans, Els Buffel, Nathalie Van Leuven
Een ijsje van vijf frank
Els Tijskens, Wim Oris, Lut Vanden Buverie, Katia Segers
Bovenlokale veld krijgt vorm: top of flop?
Het Participatiedecreet is (bijna) niet meer. Vier bevoorrechte getuigen maken het bilan op
Wascabi-event 2022, een terugblik
Hind Eljadid
Eva Hambach, Emmeline Orban
Et pour les Flamands la même chose? Twee experts over trends en uitdagingen in het vrijwilligerswerk
Onze ambities de komende jaren?
Wat kan je in 2022-2025 van De Federatie verwachten?
56
64
36 42
50
60 We zijn ongevaarlijk als we niet één front vormen
Van links naar rechts: Jamila Hamddan Lachkar, Wiet De Boodt, Julie Sano, Liesbet Sourbron, Sofie Goethals
Plekken waar je telt en meegeteld wordt
De gesprekspartners
Als corona één ding duidelijk gemaakt heeft, is dat het belang van verbindende plekken, waar burgers traag bouwen aan de ruggengraat van een samenleving. Door kleine ontmoetingen mogelijk te maken, vermijden amateurkunsten- en sociaal-culturele organisaties dat burgers ‘uitchecken’. Pas dan komt er ruimte om van deze plekken deeltjesversnellers van maatschappelijke innovatie te maken. Worden ze – radicaal in al hun ‘softheid’– voldoende naar waarde geschat?
Dito, vzw voor mensen met een handicap of een chonische ziekte
ervaringsdeskundige en vrijwilliger Dito en voorzitter van ’De Silvertoppers’ coaches en vormingsmedewerkers BlinkOut, vzw die informeert en inspireert rond overprikkeling en psychische kwetsbaarheid en die veerkracht van individuen en bedrijven versterkt
vrijwilliger BlinkHuis Mechelen
We zitten in het huis van BlinkOut in Mechelen. Wat maakt deze plek betekenisvol?
Sofie: “Wij willen er bij BlinkOut voor zorgen dat iedereen van binnenuit gaat stralen. Dat bereiken we niet alleen met onze methodieken, maar vooral met deze plek. Als je in het BlinkHuis komt, ervaar je rust en veiligheid. Je mag je tonen zoals jij wil. Hier kan je spreken over dingen waar je ‘buiten’ liever over zwijgt. Omdat we veiligheid bieden, gaan mensen openbloeien.”
Denise, jij bent sinds kort vrijwilliger hier. Hoe heeft deze plek jou veranderd?
Denise: “Het huis geeft zo’n warm gevoel. Ik voel me hier welkom. Met vrijwilligerswerk beginnen was een grote stap,
maar deze plek resoneerde met mijn gevoel. Het is enorm boeiend om al die mensen te ontmoeten met hun eigen verhaal. Het verandert je eigen manier van kijken.”
Sociaal-culturele verenigingen proberen een veilig nest te creëren waar ontspanning mogelijk is, maar ook iets aan te kaarten in de samenleving?
Julie: “Ik heb zelf ook een kleine vereniging die activiteiten organiseert voor mensen met een handicap. Toegankelijkheid – financieel maar vooral ook op het vlak van vervoer – is daarbij erg belangrijk. Problemen met openbaar vervoer zijn een enorme drempel. Dito brengt dat onder de aandacht. Mensen met een handicap moeten de kans krijgen om mee te doen!”
5
Jamila Hamddan Lachkar
Denise
Julie Sano
Sofie Goethals Liesbet Sourbron
Wiet De Boodt
afdelingsondersteuner kwb Eensgezind
Wiet: “Met Dito ijveren we voor een inclusieve samenleving. Iedereen is gelijk dus iedereen moet zonder drempels aan de samenleving kunnen deelnemen. Wij proberen dat te bereiken via belangenbehartiging, waarbij we de stem van onze doelgroep laten horen bij beleidsmakers. We versterken personen met een handicap en hun omgeving door hen te informeren. Met al hun vragen kunnen ze terecht bij onze wegwijzers, gemotiveerde en goedgeïnformeerde personeelsleden die hen de weg tonen naar alle benodigde informatie.
- Denise
Verder sensibiliseren we via projecten zoals de Voorleesbende, waarbij mensen met een handicap voorlezen in scholen. Een leuke activiteit voor alle betrokkenen, met de boodschap: ja, mensen met een handicap kunnen dat net zo goed. Tot slot verbinden we personen met en zonder handicap via vrijetijdsactiviteiten.”
Mensen verbinden is een traag proces waarvoor je de tijd moet nemen en krijgen.
Jamila: “Mensen verbinden doen we al lang, ook op buurtniveau. Een buurt is zoveel meer dan wooneenheden bij elkaar, het moet de plek zijn waar mensen zich goed voelen. De basis van onze acties is altijd kleinschalige ontmoeting tussen mensen. Onze ‘buurtfluisteraars’ brengen mensen samen, luisteren naar wat leeft en hoe ze een plek kunnen maken waar iedereen telt en meegeteld wordt.”
Lukt dat om mensen met verschillende achtergronden te bereiken?
Jamila: “De kwb is van een mannenorganisatie uit de christelijke arbeidersbeweging verveld tot een gezinsbeweging. En het idee van wat een gezin is, is geëvolueerd. We hebben nog
6
“Vrijwilligerswerk verandert je eigen manier van kijken.”
traditioneler samengestelde afdelingen, maar we hebben evengoed heel diverse groepen die mensen met verschillende achtergronden verbinden om samen te werken aan een bruisende woonomgeving.”
Het is dus meer dan gezellig samenzijn. Jullie willen dat mensen met hun buurt ook een verschil maken in de samenleving.
Jamila: “Ontmoeten is een middel om tot verandering te komen, altijd vanuit de wensen en de behoeftes van de mensen die in de buurt leven. We leggen niets van bovenuit op. We gaan in dialoog en bekijken of we op die behoeften inspelen binnen de kwb of samen met lokale overheden of andere organisaties.”
Is dit voor de kwb ook een verhaal van veerkracht, van het versterken van mensen?
Jamila: “In 2018 hebben we samen met Voices that Count de leden en vrijwilligers bevraagd. Uit dat onderzoek bleek dat veel vrijwilligers individueel openbloeien door het samenzijn. Kwb is de lijm in de buurt, maar we willen ook altijd meer betekenen, en mensen dingen bijbrengen, stappen laten zetten in hun emancipatie.”
Wat is er nodig om van een plek als dit BlinkHuis een veilige plek te maken waar zowel passanten als burgers kunnen schitteren?
Sofie: “Een warm onthaal, een gevoel creëren van thuiskomen, van veiligheid. Dat raakt mensen. Het gevoel een plek gevonden te hebben waar ze in hun eigen tempo dingen doen, leren voelen wat ze nodig hebben en voor zichzelf keuzes maken die kloppen.”
Liesbet: “Dat komt ook door de kruisbestuiving tussen alle mensen die hier binnenstromen. Je komt hier niet alleen omdat je een ‘probleem’ hebt. Deze plek is vele dingen voor vele mensen.
Ons huis is ook een coworkingplek, waar organisaties terechtkunnen om vormingsmomenten te organiseren, voor therapiegesprekken enzovoort.
Ook met deze mensen komen de vrijwilligers in contact. Anderen komen voor ons aanbod omdat ze moeite hebben om deel te nemen aan de samenleving, omdat ze op zoek zijn naar handvaten en oplossingen. Maar je komt hier net zo goed in contact met vrijwilligers die ook elk hun redenen hebben om hier te zijn. Onze ervaringsgerichte werking helpt mensen om te leren uit verhalen van anderen, te zien hoe zij obstakels overwonnen hebben, om elkaar te versterken, elk vanuit de eigen positie.”
Er gebeurt hier veel, maar hoe moeilijk is het om je meerwaarde aan de samenleving duidelijk te maken?
Sofie: “Wij laten de rimpeleffecten van wat we doen voor zich spreken. Iemand die bijvoorbeeld een workshop verbindend communiceren volgt en dat toepast in het gezin, waarna de partner dat ook meeneemt naar het werk, dat is een effect dat steeds verder reikt. We trekken met onze methodiek en met onze missie de buitenwereld in en tonen met activiteiten en met events als ‘Samen anders werken’ hoe je werk anders kan organiseren of als werkgever kan zorgen voor werkbaar
7
werk voor
“Problemen met openbaar vervoer zijn een enorme drempel. Dito brengt dat onder de aandacht.”
- Julie Sano
“Wij laten de rimpeleffecten van wat we doen voor zich spreken.”
- Sofie Goethals
iedereen. We gaan naar organisaties en bedrijven die ook met dat thema bezig zijn en geven vormingen op maat. Nog een weggetje naar de buitenwereld zijn onze ambassadeurs, die vertrouwd zijn met BlinkOut en die vertellen over onze plek, vanuit hun ervaring, en over wat ze geleerd hebben en hoe ze hun kwetsbaarheden hebben kunnen ombuigen tot een kracht.”
Wiet: “Tijdens corona is dat fysieke lokale vrijwilligerswerk een tijdlang volledig stilgevallen. We probeerden dat digitaal op te vangen door bijvoorbeeld onze vrijwilligers en leden te bellen, online-activiteiten te organiseren, enzovoort. Het was uiteraard niet hetzelfde als de fysieke bijeenkomsten. Die moesten we na corona opnieuw opstarten, het vertrouwen terugwinnen. Dat blijft moeilijk. We proberen mensen met verschillende activiteiten terug bij elkaar te krijgen.”
staat niet zomaar, dat ontstaat op plekken waar mensen zich veilig voelen. Professionalisering en schaalvergroting, het zijn woorden die je vaak hoort, maar die staan niet op zich. Ze kunnen alleen op voorwaarde dat we samen kwaliteitsvol vooruitgaan. Onze verenigingen hebben samen één doel, zorgen voor warmte en zorgzaamheid, dat sociaal kapitaal versterken.”
Jamila: “Tijdens corona hebben wij met de kwb meteen ingezet op nabijheid. We zijn methodieken gaan ontwikkelen om toch dichtbij te zijn, methodieken die snel opgepikt zijn door lokale overheden. Met die kleinschalige initiatieven hebben we een laboratoriumfunctie gehad en sommige initiatieven zijn gebleven. Het is belangrijk om die plek als organisatie in de maatschappij op te zoeken.”
We krijgen veel crisissen na elkaar te verwerken. Dat vergt ook veel van jullie organisaties. Hoe spelen jullie in op die snel veranderende context?
Julie: “Dat zie ik ook, dat mensen moeilijk de weg terug naar buiten vinden, uit hun cocon. Ik heb door corona voor mezelf uitgemaakt dat ik het met de vereniging ook over een andere boeg wil gooien. Ik kan zelfstandig leven omdat ik de hulp krijg die dat mogelijk maakt. Maar veel mensen moeten eerst jaren op een wachtlijst staan voor ze zelfstandig kunnen leven. Ik wil dus ook met mijn vereniging op tafel kloppen en zeggen tegen de regering: doe er iets aan!”
Jamila: “Zoals Julie aangeeft heeft corona heel veel zaken versneld. Lokale en andere overheden hebben gezien hoe belangrijk vrijwilligers en verenigingen zijn. Hoe zij door ruimte in te nemen in de samenleving werken aan een zorgzame buurt. Maar dat ont-
Liesbet: “We kennen de cijfers voor depressie, angst en burn-out. Wij willen ook aantonen dat je dat niet allemaal als individuele problemen moet zien en oplossen, je moet zoeken naar de gemeenschappelijke noemer en daarop inspelen.”
Jamila: “Het wordt verenigingen niet makkelijker gemaakt. Vrijwilligers engageren zich anders dan vroeger, tijdelijker. Het is moeilijk geworden om betaalbare lokalen te vinden, je wordt naar de commerciële sector geduwd. Misschien moeten we denken aan een lokaal voor alle verenigingen dat ze gezamenlijk beheren. Vanuit
8
“Deze plek is vele dingen voor vele mensen.“
- Liesbet Sourbron
“Ontmoeten is een middel om tot verandering te komen.”
- Jamila Hamddan Lachkar
die plek kunnen ze samenwerken, kunnen spontane comités actief zijn zonder dat ze meteen de institutionele greep van het lokaal bestuur moeten voelen. Dat zou de vrijheid van verenigen ten goede komen.”
Jullie zeggen: houd rekening met de lokale context. Wat in de ene gemeente werkt, werkt niet noodzakelijk in een andere gemeente.
Jamila: “Je kan niet knippen en plakken, nee. Dat groeit van onderuit, organisch, mensen die elkaar vinden rond een doel, een interesse, een visie. Het is fijn als dat ondersteund kan worden zonder dat dit van bovenuit in één stramien wordt geduwd. Mensen moeten zelf aan het stuur kunnen zitten. Dit moet blijvend erkend en gewaardeerd worden.”
voel me weer mens”
Dmitrii Ionau is een van de vrijwilligers die de indrukwekkende bibliotheek van Koor & Stem, met meer dan 200.000 titels, draaiende houdt. Zo updatet hij de database en ordent de partituren. Belangrijk werk dat anders door de mazen van het net zou vallen.
“Alles ademt hier muziek, ik voel me als een vis in het water. Ik ben bij Koor & Stem beland toen ik voor mijn VDAB-traject een stageplaats zocht als administratief medewerker. Koor & Stem was een van de opties. Zodra ik besefte dat het ging over kunst en muziek was er geen weg terug. Ik was vroeger een klassiek muzikant, maar mijn leven is na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie drastisch veranderd. Ik begon zelfs de noten te vergeten! Het was mijn droom om terug te keren naar het mooiste wat er is – de muziek. De sfeer bij Koor & Stem is uniek omdat iedereen die liefde deelt, mijn collega’s zijn niet alleen collega’s, ze brengen me ook vanalles bij. Ik heb me zelfs opnieuw ingeschreven in de muziekschool voor gitaarles. Ik voel me weer mens. De hele dag door tussen de stoffige partituren zitten en naar Klara luisteren, dat is voor mij de hemel.”
Ignace Glorieux
Vijftig jaar geleden al waarschuwde Habermas in zijn boek ‘Legitimation Crisis’ voor de erosie van culturele waarden die het sociale, politieke en economische leven betekenis geven en onderbouwen. Vandaag nemen we niet alleen mentaal meer afstand, steeds meer mensen trekken zich ook fysiek terug uit de publieke ruimte.
Ook technologie maakt het ons gemakkelijk om ontmoetingen te vermijden. Toen ‘Legitimation Crisis’ verscheen was er nog geen internet, er waren geen smartphones, selfies, koptelefoons op straat, onlineshopping, Teams-vergaderingen… Mensen ontmoetten elkaar en spraken elkaar aan.
We moeten het verleden niet idealiseren. De sociale controle was vaak verstikkend. Maar we missen meer dan ooit de sociale vaardigheden om met roddel en vetes om te gaan. Het gevolg: bij de minste frictie doen we een beroep op politie of gerecht, met private besognes kloppen we aan bij de overheid en ondertussen ventileren we onze frustraties vanuit onze bubbel op zogenaamde ‘sociale’ media.
De COVID-crisis heeft de privatisering van het leven in een stroomversnelling gebracht. Werk verhuisde deels naar de private sfeer. Goederen en diensten gingen fors digitaal. Vrijwilligerswerk staat onder druk, deelname aan collectieve evenementen en manifestaties komt moeizaam terug op gang. De tijd en de ruimte voor ontmoeting worden steeds beperkter.
Het tij keren kan alleen van onderuit. Door mensen te verbinden: praten, plezier maken, bekvechten en discussiëren. Maar ook luisteren, elkaar in de ogen kijken, belangstelling tonen, wederzijds begrip ontwikkelen. Alleen zo kan er een vruchtbare bodem groeien waaraan publieke actoren legitimiteit ontlenen. Alleen zo kan de vervreemding tussen mensen en het systeem worden tegengegaan.
9
“Ik
professor Sociologie (VUB) reflectie
10
“Bundel de krachten!”
Je kan Brussel pas goed besturen als je met twee voeten in de stad staat. Dat ervaart Suzy Bleys, adjunct-kabinetschef van Pascal Smet die in de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevoegd is voor Cultuur, Jeugd en Sport. “Als Vlaanderen wil weten wat er zit aan te komen, moet het kijken wat het sociaal-cultureel werk in Brussel doet, dat is het labo voor Vlaanderen, voor de rest van ons land.”
Eén semester per jaar staat Suzy Bleys in de aula van Odisee Hogeschool in Brussel, waar ze sociaal werkers in spe de kneepjes van het beleid voor sociaal-cultureel werk probeert bij te brengen. “Het is een kleine opdracht. Maar ik neem er telkens vakantie voor, zo belangrijk is het voor mij.”
Werken met jongeren is haar habitat, zegt ze. “Ik wil verbonden blijven met de nieuwe generatie. Ze houdt me scherp.”
Wat neem je uit je werk op het kabinet mee naar de aula?
“Mijn vak gaat over de decretale kaders, maar ook over hoe je de wereld kan veranderen. Ik wil niet alleen mijn kennis, maar vooral ook mijn ervaringen delen. Als je als sociaalcultureel werker steeds weer dezelfde signalen ziet terugkeren, is het je plicht om die
door te geven aan de zogeheten architecten van de samenleving, aan de kabinetten, de ambtenaren. Ik vertel hun niet alleen over dat beleidskader, maar ook hoe je dat verhaal brengt bij beleidsmakers, hoe je hun taal spreekt. Ik merk in discussies met jongeren dat ze het geloof in de politiek wat kwijt zijn. Ik heb er wel voor gekozen om in de politieke arena te gaan staan en het systeem van binnenuit te veranderen.”
Je moet niet alleen voeling houden met jongeren, ook met de Brusselse realiteit.
“De afstand tussen een kabinet van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en het terrein is relatief klein. Ik leef ook zelf in de stad, dus ik voel de realiteit elke dag. Ik ontmoet mensen uit verschillende
sectoren op verschillende plekken. Ik let er bij de samenstelling van mijn team ook altijd op dat ik mensen heb die hun voelsprieten uitsteken, zij moeten mijn ogen en oren zijn. Een beleid maken voor Brussel als je niet met twee voeten in de stad staat lijkt me moeilijk.”
Zijn er aspecten aan het Brussels sociaal-cultureel werk die je bijzonder waardeert?
“Het Brussels sociaal-cultureel werk is groots in het kleine ontmoeten. Het is als een bloemenweide, met heel veel diverse organisaties die met kleine inspanningen een groot verschil maken voor veel mensen. Dat engagement, die goesting, de innovatie die in dat veld zit, zijn de grote kracht. Als Vlaanderen wil weten wat er zit aan te komen, moet het kijken naar wat er in Brussel
11
beweegt. Grootsteden zijn labo’s van het samenleven.”
Zie je punten waarop Vlaanderen van dat Brusselse labo geleerd heeft?
“Zeker. Bijvoorbeeld de Boekenbende aan Huis. Brussel was hier pionier. Dit bestaat vandaag meer dan 20 jaar in Brussel en wordt momenteel in veel steden en gemeenten in Vlaanderen uitgerold. Je hebt in Vlaanderen op dit moment twee stromingen: degene die de grootstad omarmen en degene die de grootstad willen ommuren. En als je ommuurt, dan kan je niet absorberen wat daar gebeurt. Wij moeten ook altijd uitleggen dat de zaken in
Brussel toch wat anders liggen. En dat hoor ik ook bij de Vlaamse organisaties met een werking in Brussel, dat ze intern vaak op tafel moeten slaan om investeringen in Brussel te krijgen.”
Welke uitdagingen zie je voor het sociaal-cultureel werk? Waar kunnen we nog meer op inzetten?
“Ik zie nog te vaak organisaties die met elkaar in concurrentie gaan rond dezelfde thema’s en dezelfde doelgroepen. Bundel de krachten! Alleen zo kan je een sterke stem hebben in de stad. Het sociaal-cultureel werk moet ook nog meer de uitdagingen in de stad benoemen en daar oplossingen voor aanreiken. Omdat sociaal-cultureel werkers zo dicht bij bepaalde doelgroepen in de stad zitten, kunnen ze die stem capteren en daar nog meer mee doen. En vooral: zeg veel meer wie jullie zijn en welke impact jullie hebben, ook in cijfers. Ik weet het, sociaal-cultureel werkers en cijfers, dat is vaak een mismatch. Maar je moet zichtbaar maken wat je doet.”
Kan de overheid helpen om wat sociaal-culturele organisaties in Brussel doen zichtbaarder te maken?
“We plannen op dat vlak een aantal dingen. De trefdag sociaal-cultureel werk is een manier om de zichtbaarheid te verhogen en in samenwerking
met de sector maken we ook een website die het sociaalcultureel werk in beeld brengt. Onze dienst Sociaal-cultureel Werk heeft in elk geval ook de opdracht om de sector meer in beeld te brengen.”
Heeft het gebrek aan zichtbaarheid van het sociaal-cultureel werk in Brussel ook te maken met het feit dat het voor Nederlandstalige organisaties, in een meertalige stad, niet altijd duidelijk is wie de doelgroep is?
“Het is voor organisaties inderdaad niet zo makkelijk om zich in de markt te zetten in een meertalige stad als hun voertaal het Nederlands is. Ze moeten outreachend werken. Je hebt natuurlijk wel het N-netwerk, een sterk Nederlandstalig netwerk dat gepercipieerd wordt als kwaliteitsvol, open en toegankelijk. Organisaties kunnen dat aanspreken om zich in beeld te werken. Omgekeerd moeten wij als overheid ons hokjesdenken doorbreken. Niet alle organisaties passen in onze regelgevende kaders. We moeten integraler denken. De organisatie van de stad is niet afgestemd op de realiteit van de stad.”
Zitten er nog beleidsinitiatieven aan te komen voor de sociaal-culturele sector?
“We zitten op een scharniermoment in de legislatuur. Samen met de sector hebben we
12
“Het Brussels sociaalcultureel werk is groots in het kleine ontmoeten.”
het uitvoeringsbesluit Sociaalcultureel Werk geoptimaliseerd. Voor ons zijn de vele lokale verenigingen in Brussel de humuslaag van de stad. Zij kunnen nu zonder al te grote inspanningen voor hun activiteiten subsidies krijgen. We hebben de planlast fors verminderd. Onze dienst Sociaal-cultureel Werk gaat ook naar de gemeenschapscentra, zodat lokale verenigingen uitleg over de regelgeving kunnen vragen. Die gemeenschapscentra in Brussel, dat is een knap model, een knooppunt van middenveld en overheid. Dat is de burgerbegroting avant la lettre, waarbij
de programmatie in handen is van de lokale context en wij als overheid middelen, infrastructuur en personeel voorzien. Sociaal-culturele organisaties eisen steeds meer een plek op in die gemeenschapscentra.”
De inflatie heeft zo mogelijk een nog grotere impact op het verenigingsleven dan de coronacrisis. Wat kan de overheid doen?
“Betaalbaarheid is een probleem. Van de sector krijg ik momenteel nog geen signalen over energie, wel over de impact van de inflatie. In 2022
en 2024 verhogen we de subsidies telkens met 3%. We beraden ons de komende maanden over bijkomende inspanningen. Zoals elke crisis toont ook de energiecrisis een nood aan reflectie voor ons. Hoe kunnen we onze stad leefbaar en betaalbaar houden voor iedereen en niet alleen voor de happy few? Dat lijkt me iets waarmee het sociaal-cultureel werk ook aan de slag kan gaan.”
13
“We moeten integraler denken. De organisatie van de stad is niet afgestemd op de realiteit van de stad.”
Koen Wynants en Bart Hombrouckx
Met copy-paste geraak je nergens
De gesprekspartners
Vlaams parlementslid voor Groen, voorzitster commissie Cultuur
oprichter van burgerinitiatief Commons Lab
manager lokale werking van Ferm
Sociaal-cultureel werk is zowel kleinschalig werken als sleutelen aan maatschappelijke systemen. Al wordt dat kleinschalige niet naar waarde geschat en wordt dat streven naar grote veranderingen ons soms kwalijk genomen. Hoe verzoen je die twee? Hoe verhoudt de top zich tot de bottom? En hoe versterken of dwarsbomen lokaal en nationaal elkaar, bij verenigingen en in het beleid?
Sociaal-cultureel werk is op zijn sterkst als het kleinschalig met mensen werkt aan systemische maatschappelijke verandering. Hoe uit dat zich in jullie werk?
Wynants: “Commons Lab is toevallig ontstaan, toen we met een lokale bewonersgroep en de stad Antwerpen op een plein een do it yourself regenton installeerden voor een project over klimaatadaptatie in de stad. Onbewust hadden we gemeengoed gecreëerd. Dan zie je ineens veel mogelijkheden om zaken vanuit de gemeenschap te organiseren en te beheren. We mikten tegelijkertijd op het lokale stedelijke niveau, in Antwerpen, en het globale niveau. Met de Vlaamse erkenning sinds januari 2021 kunnen we ook op het Vlaamse niveau werken.”
Hombrouckx: “Ferm heeft gemiddeld 50.000 activiteiten per jaar. Dat kleine, warme ontmoeten is een stuk van ons DNA. Meer systemisch zijn we tijdens de coronacrisis, op basis van de ervaringen in onze lokale groepen, begonnen met een actieplan over troost – handvaten voor rouwen en afscheid nemen. Naast een website hebben we ook fysieke troostplekken gecreëerd, nu al 300. Die maatschappelijke nood was er, daar zijn groepen van Ferm op gesprongen, maar ook andere organisaties of woonzorgcentra.”
Meuleman: “Tijdens de coronacrisis voelde je zeker de nood om toch iets proberen te doen als lokale vereniging. Wij hebben toen met Groen Oudenaarde actiegevoerd rond meer zitbanken in de stad en buurtcomposteren, twee
15
Bart Hombrouckx Elisabeth Meuleman Koen Wynants
initiatieven die ook de sociale cohesie versterken en het sociale en het ecologische combineren. Dat hebben we binnen de partij tot een groter thema helpen te maken.”
gedachtegoed kan je inpassen in verschillende ideologische kaders. Wij onderzoeken hoe we van al die losse, lokale commons-initiatieven, zoals het installeren van buurttuinen, zitbanken, fietsenstallingen in publieke en private ruimtes, een nieuwe Vlaamse gemeenschap of beweging kunnen maken. We zijn hiervoor afhankelijk van politici die de commons-beweging goed begrijpen en willen versterken.”
waar we met ons verhaal het beste terecht kunnen. Er kleeft helaas nog altijd de perceptie aan onze organisatie dat we slechts met één partij in dialoog gaan of samenwerken. Dat is al lang niet meer zo. Alleen houdt dat sommigen tegen om met ons in zee te gaan of oor te hebben naar onze ideeën of signalen.”
Hoe ondersteunen jullie bij Commons Lab die lokale dynamieken elders in Vlaanderen?
Hoe verbind je lokale acties als zitbanken en composteren met het niveau van het Vlaams Parlement?
Meuleman: “Je kan lokale signalen vertalen naar een groter politiek verhaal. In de vorige legislatuur heb ik nog gewerkt rond statiegeld, nadat ik was aangesproken door een boer uit Oudenaarde wiens koeien gestorven waren omdat ze stukjes blik in de weide hadden ingeslikt. Samen met de landbouwers hebben we dat thema tot in het parlement gebracht.”
Wynants: “De commons-beweging in Vlaanderen is nog niet gestructureerd. Politici weten ook niet goed in welk vakje ze ons en de nieuwe burgercollectieven moeten duwen. Doorgaans worden burgercollectieven niet graag in hokjes opgesloten. Het commons-
Meuleman: “Voor een partij als de mijne is dat wel een moeilijk evenwicht. Wij zijn over veel burgerinitiatieven enthousiast omdat ze aansluiten bij waar wij voor staan. Maar je wil ze niet politiek recupereren omdat ze dan een stempel krijgen die ook deuren sluit. We proberen met Groen dergelijke initiatieven een stem te geven in de parlementen maar we vinden het belangrijk dat ieder zijn rol speelt. Politieke partijen hebben een andere rol dan middenveldorganisaties. Door de rollen helder te houden kan je elkaar in wederzijds respect versterken in een gelijklopende progressieve agenda. En dat is hoog nodig.”
Heeft Ferm op dat vlak na al die jaren een evenwicht in gevonden?
Hombrouckx: “Wij proberen zoveel mogelijk dingen van onderuit naar boven te laten komen. Inhoud en boodschap primeren en we kijken op die manier
Wynants: “Dat is voorlopig heel organisch. We zijn wel overal in Vlaanderen netwerken aan het uitbouwen. Wij krijgen heel wat vragen van burgers uit heel Vlaanderen en we proberen die allemaal te beantwoorden. Als er gelijkaardige vragen binnenkomen, zetten we die mensen samen, zodat ze kunnen uitwisselen. Of we starten een gemeenschappelijk experiment. We werken heel vraaggestuurd.”
Hebben lokale afdelingen andere bezorgdheden dan het nationaal secretariaat? Hoe ga je om met spanning tussen top en bottom?
Wynants: “Commons zijn heel horizontaal. Iedereen is gelijkwaardig en medeverantwoordelijk. In een structuur als de onze moet je veel tijd en energie steken in het beheren van de groepsdynamiek. In Vlaanderen hebben we geen echt gestructureerd ecosysteem uitgebouwd met een ‘top’ en een ‘bottom’.
16
“Het mocht niet van de stad, maar uiteindelijk is het politiereglement aangepast om regentonnen toe te laten in de publieke ruimte.“
- Koen Wynants
Een commons-gericht ecosysteem zal eerder ‘rond’ moeten worden.”
Hombrouckx: “We kijken nu steeds meer lokaal: wat heeft deze buurt nodig? En welke partners zijn er daarvoor, naast Ferm? We experimenteren met die nieuwe bottom-up-manier van werken omdat je zo nieuwe mensen kan bereiken, engagement stimuleren, kleine ontmoetingen hebben, maar misschien ook nog iets extra’s betekenen voor de buurt.”
Wat lokaal in de ene gemeente werkt, werkt daarom niet in de andere. Wanneer is het relevant om op te schalen?
Welke kansen en valkuilen zien jullie?
Wynants: “We hebben die regenton op een plein in de Antwerpse binnenstad geïnstalleerd en twee jaar later wilde iedereen een regenton aan de voorgevel. We hebben dan een groepsaankoop georganiseerd en in de Antwerpse straten werden 200 regentonnen ‘illegaal’ geïnstalleerd. We kregen namelijk geen toestemming van de stad om een groepsaankoop te organiseren (monkelt), maar we hebben toch doorgezet. Daarna is het politiereglement aangepast om regentonnen toe te laten in de publieke ruimte. Nu zijn er verschillende Antwerpse districten
die subsidies geven voor de aanschaf van regentonnen en is het opgepikt door verschillende intercommunales.”
Hombrouckx: “Als je een nieuw model wil verspreiden op een grotere schaal moet je vrijwilligers vooral de tools en de ondersteuning geven om daar zelf mee aan de slag te gaan, en dat niet te rigide opdringen. Ferm Mamadepot (een buurtpunt waar materiaal
17
“We moeten met zijn allen veel meer met elkaar praten.”
- Elisabeth Meuleman
voor gezinnen wordt ingezameld en te koop aangeboden, red.) is daar een voorbeeld van. Dat is lokaal gestart, en we zitten nu aan ons tiende mamadepot, met telkens lokale vrijwilligers die goesting hebben om dat op te starten. Wij faciliteren voor de locatie, basiswerking en de communicatie en verder doen de vrijwilligers hun ding.”
Meuleman: “De angst bij een lokaal bestuur is wel dat ze door burgerinitiatieven toe te laten of te ondersteunen ook een verwachtingspatroon creëren. Als vrijwilligers er dan mee ophouden, kijken burgers naar de gemeente. Misschien moeten we aanvaarden dat dingen komen en gaan.”
Wynants: “We kunnen die burgercollectieven ook versterken, bijvoorbeeld in hoe je omgaat met de groepsdynamiek, om ze een langer leven te geven.”
Hombrouckx: “Als je de vrijwilligers niet meer vindt, of als de nood is ingevuld, kan het ook stoppen. We hoeven lokale initiatieven niet tot in den treure te ondersteunen. Je gaat dan
beter op zoek naar nieuwe kansen.”
Wynants: “Ik ken in Antwerpen verschillende raadsleden al jaren, maar toch heb ik het gevoel dat veel cruciale informatie vanuit de gemeenschap niet optimaal doorstroomt naar de politiek. Dan komen er punten op de agenda waarvan ik weet dat we het samen beter hadden kunnen doen. Zoveel gemiste kansen om de stad meer samen te besturen.”
Meuleman: “Ook daar speelt die terughoudendheid. We moeten met zijn allen veel meer met elkaar praten.”
Wynants: “Wat bij mij ook speelt, is de huidige politieke cultuur, de manier waarop partijen met elkaar omgaan. Als burgercollectief ben je bang dat je door één partij gerecupereerd wordt en in een politieke storm terechtkomt. Waarbij niet het gemeenschappelijk belang vooropstaat, maar louter een politiek belang.”
Hombrouckx: “Wat lokaal de dynamiek ook ondermijnt is het
subsidiebeleid. Je moet nu voorspellen wat je over drie jaar gaat doen, terwijl groepsdynamieken en noden zo snel kunnen veranderen. Ja, de politiek wil verantwoorden wat er met dat geld gebeurt, maar het zou voor lokale buurten en groepen beter zijn om dat meer fluïde te organiseren.”
Meuleman: “Het is voor overheden soms ook makkelijker om in burgerinitiatieven te investeren, net omdat ze tijdelijk zijn. Want als een gevestigde afdeling met iets begint dat nadien ophoudt te bestaan, straalt dat negatief af op de overheid.”
Het belang van dat lokale niveau groeit. Lokale besturen krijgen meer autonomie en de Vlaamse overheid stelt zich terughoudender op.
Wynants: “Is dat altijd een goede evolutie? Op het vlak van ruimtelijke ordening is er heel veel lokale autonomie. Projectontwikkelaars boeren goed in Vlaanderen.”
Meuleman: “En ook bij cultuur zie je dat het ontkleuren van de
18
“We hoeven lokale initiatieven niet tot in den treure te ondersteunen. Je gaat dan beter op zoek naar nieuwe kansen.”
- Bart Hombrouckx
middelen voor Cultuur gevolgen krijgt. In Antwerpen besliste het bestuur om de projectsubsidies af te schaffen. Dat kan een gevaarlijk precedent zijn, zeker nu er moet bespaard worden. We moeten de effecten van die lokale autonomie goed monitoren.”
Wynants: “Dat een regering subsidies goedkeurt voor een collectief als Commons Lab onder het decreet Sociaal-cultureel Werk vinden wij interessant. Op lokaal niveau is dat steeds minder mogelijk. De kloof met de burger wordt niet kleiner door lokale besturen meer bevoegd-
heden te geven, je moet op een andere manier besturen.”
Meuleman: “Besturen krijgen inderdaad veel verantwoordelijkheden doorgeschoven maar de middelen volgen niet altijd. In gemeenten, waar het bestuur toch dichter bij burgers staat, worden schepenen wel sneller op het matje geroepen. Ze moeten meer verantwoording afleggen als ze dingen wegsnijden.”
Hombrouckx: “Meer middelen voor lokale besturen kan er wel toe leiden dat je de lokale dynamiek versterkt. Helaas volgen de capaciteiten van de lokale
bestuurders niet altijd. Fusies kunnen op dat vlak een oplossing brengen.”
Wynants: “Ik ben niet voor of tegen een niveau. Ik geloof in alle beleidsniveaus. Je moet gewoon zoeken op welk niveau je iets het best organiseert.”
Hombrouckx: “In elk geval: one size fits all werkt niet. Vooral dat moeten sommige lokale besturen nog leren. Je kan het idee achter een project wel overnemen. Maar met copy-paste geraak je nergens.”
Kleinschalig werken en sleutelen aan maatschappelijke systemen staan niet tegenover elkaar. Dat is de impact van lokaal werken miskennen. De maatschappij wordt ook lokaal beleefd, lokaal geleefd. Je kan lokale praktijken en hun waarde niet enkel beoordelen op hun opschaalbaarheid. Meer zelfs: als je te vroeg opschaalt, kan je ook de kinderziektes mee opschalen.
Lokale besturen hebben soms koudwatervrees tegenover burgerinitiatieven. Ze voelen zich immers ook verantwoordelijk als ze opnieuw dreigen te verdwij-
nen. Maar een korte levensduur is eigen aan dat soort initiatieven. Ze verdwijnen omdat de nood kleiner is geworden of omdat ze groeien naar een andere vorm. Lokale besturen zijn, net als de centrale overheid, zoekende in de manier waarop ze met deze andere verhoudingen aan de slag gaan. De komende jaren zullen we op dat vlak met de lokale besturen fors vooruitgaan.
Als een idee de juiste elementen in zich draagt om wel opgeschaald te worden, kan je daar als centrale overheid of koepel
op inspelen door de praktijk een megafoon te bieden. Vanuit de helikopter zie je beter welk waardevol mechanisme je uit een praktijk kan halen en dat dan verspreiden. Kopiëren werkt vaak niet. Als centrale overheid ben je best een facilitator. Je ondersteunt het weefsel en de groepsdynamiek. Je bouwt netwerken. Je stelt je meer fluïde op zodat je kan inspelen op kansen, ook met regelgeving of subsidies. Zo’n rol vraagt de juiste talenten: een scherpe blik die overdraagbaarheid ziet, ruime netwerken die je kan inzetten en de kracht om impulsen te geven.
19
reflectie voorzitter VVSG burgemeester stad Genk Wim Dries Lokaal werken én maatschappelijke impact hebben
Vlaanderen gidsland
Amateurkunstenorganisaties moeten weg vanonder de kerktoren, zegt de Vlaamse regering. De zaadjes van de internationalisering moeten weelderige planten geven die ver over de grenzen kruipen. Amateurkunstenorganisaties zijn sinds jaar en dag internationale trekkers die zusterorganisaties elders tot voorbeeld dienen en sterke partners zijn. Vier buitenlandse collega’s over hun ervaringen.
leren van elkaar”
Chantal Lambie zit onder dak bij het Huis voor de Kunsten in Nederlands Limburg, dat kunstbeoefenaars, van amateurs tot professionals, ondersteunt. Als verantwoordelijke voor de discipline theater werkt ze enthousiast samen met OPENDOEK in Vlaanderen.
“Het Huis voor de Kunsten is een ondersteuningsorganisatie, die met kennis en kunde en een uitgebreid netwerk amateurkunsten, erfgoed en sinds kort ook professionals ondersteunt in de provincie Limburg in Nederland. Alles wat we in gang zetten voor het amateurtheater komt uit het veld, we werken vraaggestuurd. En als we het niet weten, zoeken we uit wie wel een antwoord heeft. Voor onze deelwerking over cultureel ondernemerschap zijn we bijvoorbeeld slimme samenwerkingen aangegaan met provinciale en landelijke partners om de kennis over bedrijfskunde te ontsluiten.
Als grensprovincie is het voor ons vanzelfsprekend om ook op België en op Duitsland georiënteerd te zijn. In over grenzen kijken – of die nu geo-
grafisch, mentaal of inhoudelijk zijn –zit altijd iets verfrissends. Vlaanderen en Nederland liggen vlak bijeen en naast verschillen zijn er vooral veel overeenkomsten.
OPENDOEK is uiteraard anders georganiseerd, maar met hun brede aanbod en hun verdieping hebben ze ons geïnspireerd om in Limburg een denktank op te zetten voor amateurtheater. Een soort platformoverleg waar alle theaterpartijen in de provincie nadenken over de uitdagingen. OPENDOEK schuift daar ook bij aan, en dat is erg waardevol omdat het op een aantal punten al een stap verder staat, wij kunnen ons daaraan spiegelen. Hun regiowerking met vrijwilligers is een interessant spoor, ook voor ons, om nog meer betrokkenheid te krijgen. Het amateurtheater is het fundament, als we dat niet goed begeleiden, gaat het theaterhuis aan alle kanten rammelen.
In Nederland bekijken we momenteel of we ook een landelijk platform voor amateurtheater zouden oprichten –dat hebben we ooit gehad maar dat is ter ziele gegaan. Bij het zoeken
20
“Blijven
Huis voor de Kunsten
Chantal Lambie
voor amateurkunsten
naar de beste invulling kijken we graag naar OPENDOEK als een inspirerend voorbeeld. Op termijn willen we zeker ook grensoverschrijdende projecten opzetten. Waarom zouden Nederlandse leden niet ook lid kunnen worden van de fantastische
digitale theaterbibliotheek van OPENDOEK of toegang krijgen tot bepaalde cursussen? Ik hoop dat we dergelijke samenwerkingen in de toekomst verder kunnen uitbouwen. Zolang je met elkaar in gesprek blijft, met open blik, blijf je leren.”
De Noor Ulf Rosenberg wist dat hij met muziek zijn brood niet kon verdienen. Maar de liefde verliet hem nooit. Hij speelt al zijn leven lang in een brassband en hij is sinds een vijftiental jaar voorzitter van de European Brass Band Association (EBBA), waarvan ook VLAMO lid is.
“Brassbands zijn diep verweven met de Noorse samenleving. Zo goed als elke lagere school heeft een schoolband, en de kinderen blijven er spelen, ook nadat ze naar de middelbare school zijn getrokken. De band is verbonden aan de school, maar hij wordt gerund door de ouders en geleid door een beroepsdirigent.
Ik ben zelf ook als kind begonnen, en als volwassene gaan spelen bij de Stavanger brassband, die al tien jaar in de top twintig van brassbands in de wereld staat. Mijn hobby is uiteindelijk uitgegroeid tot een parallelle carrière, met verantwoordelijkheden in Stavanger brassband, in de Noorse Band Federatie, en in EBBA.
Een van de belangrijkste activiteiten van EBBA is de organisatie van het Europese kampioenschap voor brassbands, het meest prestigieuze kampioenschap ter wereld. Tegelijk vindt ook de jeugdwedstrijd plaats
21
De locomotief die amateurkunst voortstuwt
waarbij veertig jonge muzikanten uit zestien landen een week lang samen musiceren en concerteren. Daarnaast organiseren we de Europese solistenwedstrijd en de wedstrijden voor beste componist en beste dirigent, afwisselend om de drie jaar.
U ziet het, zo’n kampioenschap vergt een stevige organisatie. Drie keer al vond dit plaats in België, twee keer in Oostende en één keer in BOZAR in Brussel. Het was telkens tot in de puntjes georganiseerd.
Dat kampioenschap is elk jaar opnieuw een stevige uitdaging, want we beginnen telkens met een nieuw team en we willen niet in herhaling vallen. We werken samen met de lokale organisatoren om de eigenheid van het organiserende land te behouden zonder in te boeten op onze hoge Europese kwaliteitsnormen.
Voor de brassbands zelf is EBBA als een locomotief, die deze muziekbeweging dwingt om beter te worden. We zien telkens opnieuw hoe brassbands in landen die onderdak geven aan het Europees kampioenschap nadien een kwalitatieve sprong maken.
VLAMO is ook lid van EBBA en werkte intensief met ons samen tijdens beide evenementen in Oostende. Ze hebben ons bovendien geholpen met de registratie van EBBA in Gent, zij nemen nu het secretariaat op zich. Sterke leden als België zijn van onschatbare waarde. Zij kunnen het voortouw nemen. Een organisatie als VLAMO is daardoor altijd een deel geweest van onze vooruitgang. Een sterke en bekwame partner, efficiënt, goed georganiseerd, en vriendelijk.
Brassbands zijn voor ons belangrijker dan ooit. We leven met een
tragische oorlog in Europa. Als bands van verschillende landen kennen we een vriendelijke maar vredevolle rivaliteit. We zijn bovenal goede vrienden, ondanks onze verschillen. Dat is onze bescheiden bijdrage aan een verenigd Europa, met muziek. Misschien kunnen we weinig verschil maken, maar we staan in elk geval aan de juiste kant van de geschiedenis.”
“De Europese bubbel doorprikken”
Dichter Makis Moulos, een nomade tussen Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland, ontdekte acht jaar geleden slam poetry in Barcelona. Hij stampte mee de World Poetry Slam Organisation uit de grond en vond bondgenoten in Creatief Schrijven en Willemsfonds.
“Een poetry slam omschrijven is niet makkelijk, omdat het zo persoonlijk is. Tijdens een slam hebben dichters telkens drie minuten om met een origineel gedicht naar de stem van het publiek te dingen. Een gedicht kan de ene toehoorder diep raken en de andere koud laten. Een goed gedicht kan toehoorder én dichter het gevoel geven dat ze niet alleen zijn. Het is helend.
Ik heb slam poetry ontdekt in Barcelona en ben dan zelf slams beginnen organiseren, eerst in
22
Ulf Rosenberg (rechts)
Griekenland, en nadien maandelijks in Barcelona, in het Engels, omdat er een grote internationale aanwezigheid is. In 2020, tijdens de lockdown, hadden we een WhatsAppgroep over slam poetry die volledig uit zijn voegen barstte.
Daar groeide het idee om een World Poetry Slam Organisation op te zetten, die ook het wereldkampioenschap organiseert. We willen daarnaast workshops inrichten over de hele wereld, optredens, poetry slams, festivals, en creatief schrijven in het algemeen aanmoedigen. Onze bestuursleden komen uit veel verschillende landen. We proberen nu een structuur te brengen in deze organisatie en fondsen te vinden.
De bedoeling is dat ons wereld-
kampioenschap elk jaar gehouden wordt op een ander continent. Volgend jaar trekken we naar Buenos Aires, het jaar nadien naar Togo, dan naar ZuidAfrika, Mexico en Japan. Op andere continenten leven andere thema’s, de gedichten hebben een heel andere kleur en inhoud. Het is goed om die Europese bubbel te doorprikken.
We ontvingen tijdens het WK in Brussel in september 2022 40 kampioenen uit 37 landen en verschillende continenten. Het was een les in communicatie. Je kan geen eenheidsworst opdienen. Zo’n evenement organiseren, het was bij momenten een lijdensweg. Maar als je al die gelukkige gezichten ziet, al die mensen die elkaar huilend in de armen vallen, dan weet je dat het de moeite waard was.
En dat je het opnieuw wil doen.
België heeft al een slam cultuur. Het is er makkelijker om ondersteuning te vinden om grote evenementen als het WK te organiseren. Je hebt er spelers als het Willemsfonds en Creatief Schrijven die ervaring hebben met de organisatie van grootschalige activiteiten. Zij hebben ons financieel gesteund en geholpen met praktische aspecten.
Dag en nacht heb ik gekampeerd bij het Willemsfonds en ik heb veel gehad aan het jonge team van Creatief Schrijven. Creatief Schrijven is een unieke organisatie. Zij creëert mee de toekomst, door te werken met jongeren, zij boetseert mee hun persoonlijkheid met het schrijven. Ze draagt daarom een grote verantwoordelijkheid.”
23
Makis Moulos (midden)
Titus Van ‘t Veer behartigt met Friesland Pop de belangen van de popcultuur in die provincie in het hoge noorden van Nederland. Maar de organisatie is verre van provinciaal. Friesland Pop kijkt onbevangen over de grenzen, ook naar VI.BE, dat in Vlaanderen werkt voor artiesten en muzieksector binnen de niet-klassieke muziek.
“Friesland Pop is net door het oog van de naald gekropen. We dreigden onze vierjarige subsidies te verliezen. We hebben ons verhaal scherpgesteld en hard gelobbyd bij onze subsidiegevers en we hebben het gehaald. We hebben wel meer
de focus op talentontwikkeling moeten leggen.
Het kader zit daardoor de komende twee jaar wat strakker Ik hoop dat we nadien opnieuw internationaler kunnen opereren. We koesteren in elk geval nog altijd de wens om de banden met VI.BE weer sterker aan te halen. Die dreigende subsidiestop wierp zijn schaduw vooruit.
In het verleden hebben we veel en goed samengewerkt. Zo was er ‘Excite’. Wij wilden toen bands buiten de landsgrenzen krijgen. Niet de toppers, die vinden zelf hun weg en ook niet de beginners, die nog niet interessant zijn voor het buitenland, maar het middensegment dat met een duwtje kan proeven van wat er over de grenzen leeft.
VI.BE, toen nog Poppunt, had
dezelfde wens. We zijn een uitwisselingstraject gestart met een aantal landen om bands in dat segment toonkansen te geven op podia in die landen. Dat was ‘Excite’. Naast het begeleiden van jonge amateurmuzikanten ondersteunt VI.BE talentvolle artiesten richting het professionele niveau. Bij ons is de taart kleiner. Zodra muzikanten richting professioneel gaan neemt de Popfabryk van ons over, wij focussen op talentontwikkeling bij beginnende muzikanten.
24
“De kansen liggen in het buitenland”
Titus van ‘T Veer
Friesland Pop
Een initiatief als Helden van hier – geïnspireerd op Lokale Helden van VI.BE – past daarom ook beter bij ons. Een project van onderop, gedragen door bands die graag iets willen doen. In eerste instantie wilden we op één dag in heel Friesland in zoveel mogelijk dorpjes en kleine steden een podium zetten om te tonen hoeveel talent er is.
De eerste editie in 2018 was een groot succes, maar we merkten het jaar nadien dat we toch erg moesten aanjagen. We doen het daarom anders nu, meerdere keren per jaar en dan per gemeente
in plaats van één dag in de hele provincie. Alles in één dag was ook te zwaar voor een kleine organisatie als de onze. Met Helden van hier kan ik ook echt in de haarvaten duiken en een gemeente beter leren begrijpen, in de hoop dat we niet alleen zien waar de behoeftes liggen maar ook zelf zichtbaarder worden.
Ik heb het gevoel dat het project in Vlaanderen een hoge vlucht genomen heeft. Hoe komt het dat de verschillende partijen in de regio’s daar zo gemotiveerd zijn, terwijl wij toch moeten masseren en trekken? Ik wil bij VI.BE
eens horen wat we ook op dit vlak kunnen leren van hen.
Friesland is best wel een aparte provincie, we zijn heel ruraal, we hebben drie kernpodia en heel wat buurthuizen en kleine festivalletjes. En toch koesteren we die internationale ambitie. Ook de komende jaren blijven we samenwerkingen zoeken, linken maken naar nieuwe organisaties en nieuwe zienswijzen. We proberen altijd om nieuwe dingen op te pikken en te integreren, net zoals VI.BE dat doet. Er liggen veel mooie kansen in het buitenland.”
Jeroen Keymeulen Koor & Stem reflectie
investeren en verantwoordelijkheid nemen om de Vlaamse amateurkunsten op de internationale scène te laten floreren.
Jeroen Keymeulen is directeur van Koor&Stem, het aanspreekpunt voor al wie bezig is met vocale muziek in Vlaanderen.
“Deze inspirerende verhalen over hoe amateurkunstenorganisaties een internationaal netwerk hebben uitgebouwd, en sterker nog, hoe ze als voorbeeld tot ver over de grenzen worden geroemd, bewijzen dat de koepels al lang inzetten op het internationaliseren van de amateurkunsten.
Zulk een aanzien bouw je immers niet ‘zomaar eventjes’ op. Dit is het resultaat van jarenlang
Met Koor&Stem hebben we dezelfde ervaring. Bij de organisatie van de World Choir Games in Vlaanderen leerde die grote, solide en intercontinentale organisatie INTERKULTUR van onze aanpak. Ze werden geïnspireerd door onze ideeën en pasten daardoor zelfs hun eigen vertrouwde format aan. Niet mis voor een ‘kleine’ organisatie!
Amateurkunstenorganisaties zetten Vlaanderen op cultureel vlak mee op de kaart, zoveel is duidelijk. Laten we echter niet vergeten dat dit ten goede komt aan de Vlaamse ama-
teurkunstenaar. Omdat onze organisaties internationaal een trekkersrol vervullen, kunnen we ook internationale evenementen naar Vlaanderen halen, komen internationale docenten en coaches graag werken met onze amateurkunstenaars en hebben we kanalen om diezelfde amateurkunstenaars naar het buitenland te krijgen.
Toegegeven: een internationale werking is een decretale kernopdracht. Maar kijk hoe we die rol opnemen! Dat is niet alleen omdat ons dat opgedragen wordt, dat zit gewoonweg in ons DNA.
Het is wie we zijn, het is hoe we denken. En daar mogen we meer dan trots op zijn!”
25
“Trots op internationale voortrekkersrol”
Didier Vanderslycke, Isaak Dieleman en Maya Maes
Een zweeppartij van twee miljoen mensen
Maatschappelijke verandering vraagt tijd. En tijd is wat politici niet meer lijken te hebben. De waan van de dag staat een langetermijnvisie en dito beleid in de weg. Particratie doet de rest. Wat betekent dit voor organisaties die van maatschappelijke verandering hun bestaansreden maken? Ligt het terrein open om onze collectieve kracht om te zetten in collectieve macht?
“Ik ben gestopt met erop te rekenen dat politici met oplossingen komen, maar we moeten ze blijven bespelen en zelf een machtsbasis ontwikkelen om de macht te laten kantelen.”
Die uitspraak noteerden we op ons Wascabi-event. Ervaren jullie dit in de praktijk?
Dieleman: “Ik ben toch geregeld gefrustreerd over de kortzichtigheid van het beleid. Ik moet moeite doen om mijn vertrouwen in de politiek te behouden en binnen het systeem te blijven proberen voor verandering te zorgen.”
Vanderslycke: “Voor mij begint het al met de grote groep mensen die machteloos is in deze democratie. Het groeiend deel van de bevolking dat geen Belg is en dat niet zomaar mag meestemmen. Het sociaalcultureel werk moet voor hen
een plaats afdwingen, maar daar is weinig interesse voor Het beleid zelf is naar mijn ervaring meer en meer in handen van communicatiemedewerkers. Je moét communiceren over je verhalen, over de impact die je hebt, maar communicatie mag niet in de plaats treden van democratische besluitvorming.”
Maes: “In Brussel zien we bij het circulatieplan hoe politieke partijen zich mengen met burgeracties. Politici, ga toch niet stoken! Met BRAL proberen wij terug te keren naar ideeën en burgers inhoudelijke wapens te geven, zodat ze via citizen lobbies politici dwingen om zich echt uit te spreken. Pas op, politiek en burgerverenigingen kunnen elkaar ook versterken.”
Je zou inderdaad kunnen zeggen dat het fijn is dat ze zich betrokken voelen, want zij zitten toch in de cockpit?
Isaak Dieleman
manager Afdelingswerking en Communicatie Landelijke Gilden, een sociaal-culturele vereniging voor gezinnen op het platteland
Didier Vanderslycke
coördinator van ORBIT vzw, bondgenoot rond superdiversiteit en migratie
Maya Maes
communicatiemedewerker bij stadsbeweging BRAL die ijvert voor een duurzaam Brussel
27
De gesprekspartners
Dieleman: “De pluim op de eigen hoed willen steken voor werk dat door het middenveld of door bottom-upburgerinitiatieven gedaan is, dat heet recuperatie. Dat is denken in termen van communicatie, en niet van beleid.”
Hebben jullie het gevoel dat jullie vaak voor de kar gespannen worden? Dat jullie ingeschakeld worden om een vinkje te zetten bij ‘participatie’?
Maes: “Ik heb op dit moment niet de indruk dat we gebruikt worden. Als dat zo is, dan trekken we een lijn. Je kan niet in het hoofd kijken van anderen. Welke motieven hebben ze? Als we met die subsidies ons ding kunnen doen en onze lijn vasthouden, gaan we daar in mee.”
Vanderslycke: “Wij nemen veel maatschappelijke dienstverlening op onze schouders. Soms op vraag van politici. We doen dat graag, want sociaal-cultureel werk wil effectief bijdragen aan oplossingen. Maar plots krijg je dan te horen: we hebben jullie niet meer nodig, want er was alleen wat projectgeld of het thema is uit de media. Maar zo werkt het niet. Er wordt te weinig proactief samengezeten met middenveld, administratie én politiek. Er is geen tijd meer voor nuance en analyse. Het is teveel: hier zijn nú de centen voor wat nu populair is. Als we dat dan – vanuit impactstudie – willen verduurzamen, geven ze niet thuis. Wij moeten durven zeggen dat verandering tijd vraagt. (denkt na) Ken je de gedocumenteerde gesprekstafel nog? Alle belanghebbenden – onderzoekers en academici, ambtenaren en politici, organisaties – samenbrengen rond een thema en alle mogelijke inzichten bijeenleggen om keuzes te maken voor het beleid. Dat gebeurt niet meer. Een belangenvereniging legt nu haar eisen op tafel, er wordt met de
minister gepraat en ze bereiken een pre-akkoord. Hoe kom je zo nog tot een gezamenlijke waarheid en een daadwerkelijke aanpak?”
Maes: “In adviesraden?”
Dieleman: “Goed samengestelde adviesraden zijn belangrijk om tot degelijke besluitvorming te komen. Het soortelijk gewicht van een organisatie, die toevallig een goeie connectie heeft, weegt daar niet zwaarder door.”
Vanderslycke: “Toen wij hoorden van de plannen om de Senaat te hervormen, deden we het voorstel om van de Senaat een maatschappelijke debatruimte te maken waar de maatschappelijke en levensbeschouwelijke actoren een plaats zouden krijgen, de denktank van de natie. Dat blijft een waardevol spoor. We hebben dat echt nodig in tijden van grote omwentelingen en opeenvolgende crisissen.”
Denken vraagt tijd en die tijd lijken politici niet langer te hebben. Zijn ze slachtoffer van de snelheid waarmee alles vandaag gebeurt, opgejut door de media?
Dieleman: “Een gewillig slachtoffer, denk ik soms. Omdat het op de korte termijn wel loont, overal zichtbaar zijn. Zodat je op zijn minst de indruk kan wekken dat je veel aan het doen bent.”
Vanderslycke: “Ik twijfel niet dat er banden zijn tussen media en politiek. Maar ik twijfel er wel aan of alles gedirigeerd wordt vanuit de politiek. Ik denk dat het een samenspel is, dat zich geleidelijk
28
”Het beleid wordt steeds meer voor de rechtbank gedaagd. Wat leren politici uit die evolutie?“
- Didier Vanderslycke
heeft ontwikkeld. Maar bij momenten zijn de media bepalend. Dan zegt een communicatiemedewerker: dit is trending, we gaan nu een halve dag TikTokfilmpjes maken en ons zo in de markt zetten. Pensenkermissen waren er altijd, maar al dat politiek entertainment moeten we toch kunnen overstijgen?”
Maes: “Die pensenkermissen zorgen wel voor rechtstreeks contact met burgers waar politici hun ideeën kunnen uitleggen en in dialoog gaan.”
Dieleman: “Ze worden er face to face geconfronteerd met de gevolgen van hun beleid. Sociale media daarentegen zijn platformen voor het grote gelijk. Luisteren naar elkaar, in gesprek gaan, dat missen we om tot breed gedragen beleid te komen.”
Maes: “Het is hoog tijd voor beperkingen op partij-uitgaven voor sociale media. Daar moeten spelregels voor komen, een beetje zoals voor het afficheren in de openbare ruimte in verkiezingstijd. Twitter, Facebook, dat is toch ook onze openbare ruimte?”
Jullie geven aan dat jullie vertrouwen in politici soms zoek is. Hebben jullie het gevoel dat zij nog voldoende vertrouwen hebben in onze sectoren?
Vanderslycke: “Vertrouwen betaal je. Als je een kwaliteitsvol beleid wil, moet de expertise over maatschappelijke thema’s niet alleen kunnen groeien maar ook blijven. Met minimale subsidies vloeit die te snel weg bij onze organisaties.
Dat betekent minder kwaliteit voor de maatschappij en voor de politieke besluitvorming.”
Maes: “Als je jouw personeel geen stabiliteit kan garanderen, creëer je problemen.”
Dieleman: “Mensen willen, zeker in deze onzekere tijden, ook zekerheid hebben en dan is het ook logisch dat ze soms andere keuzes maken.”
Vanderslycke: “Je had die kennis maar moeten ‘borgen’, zeggen politici dan. Maar wat heb je aan borgen als je er niemand meer mee aan de slag kan laten gaan?”
Dieleman: “Inderdaad. Hoeveel kennis wordt er doorgegeven
tussen kabinetten en ministers bij een regeringswissel, zelfs van dezelfde partij? Recent nog moest een minister het doen met een niet-aangesloten telefoon en een A4’tje op zijn bureau. De administratie is dan belangrijk om op te starten, maar die is helaas ook al jarenlang een besparingspost.”
Commons, burgerinitiatieven: de trend van dingen te willen oplossen, weg van de politiek, is er. Waar eindigt dat doe-hetzelven, waar begint de verantwoordelijkheid van het middenveld en de politiek?
Dieleman: “Ons democratisch systeem is toch ook gegroeid vanuit mensen die het anders wilden
29
“Ik wil politici ook de hand reiken en zeggen: neem rustig de tijd.” - Maya maes
ties en bewogen ambtenaren aan tafel zitten. Het lukt altijd beter als het van onderuit gedragen is.”
Dieleman: “Beleid moet in elk geval degelijk en juridisch getoetst zijn voor het beslist wordt.”
Vanderslycke: “(monkelt) Is dat dan niet zo? We zien nu hoe meer en meer politieke verwachtingen in de rechtbank terechtkomen. Het beleid wordt voor de rechtbank gedaagd. Wij doen nu bijvoorbeeld mee aan De Woonzaak. Er is ook de Klimaatzaak. Wat leren politici uit die evolutie? Laat je het altijd maar zo ver komen?
zeggen: neem rustig de tijd, maak het gedragen.”
Dieleman: “En als je om 23 uur niet klaar bent met onderhandelen, laat je dan niet voor het blok zetten, ga allemaal rustig slapen en doe morgen met een fris hoofd verder. Hoe kun je nu in godsnaam goed beleid maken als iedereen al 48 uur wakker is? Tegelijk vind ik dat we onze politici beter professioneel moeten omkaderen zodat ze in die heksenketel tot beleid kunnen komen.”
Hoe kijken jullie naar de verkiezingen van 2024?
aanpakken, als een burgerinitiatief, dat mogen we niet vergeten. Bottom-upinitiatieven zijn een wake-upcall om ons politieke systeem te verbeteren. Mensen kunnen ook op andere momenten dan verkiezingen hun mening geven, zodat politici weten welke richting ze kunnen of moeten uitgaan.”
Vanderslycke: “Wij moeten blijven opkomen voor de democratische besluitvorming en dus ook voor diegenen die daarvoor nodig zijn. Ook al zitten er constructiefouten in het systeem. We maken gelukkig op verschillende plaatsen burgerbewegingen mee die de politieke stem versterken en dat is een goede evolutie. Maar bottomup, dat is voor mij ook met de lokale politiek, de lokale administra-
In elk wetsontwerp van de regering staat hoe dat getoetst is. Is dat dan niet grondig gebeurd? Of zijn dat slechts ‘vinkjes’ die snel gezet worden?”
Horen we een pleidooi om het democratisch systeem op de lange termijn te veranderen? Met burgerinitiatieven en sociaalculturele organisaties als zweep?
Maes: “Ongenoegen in een maatschappij betekent niet per se dat mensen antipolitiek zijn. Politiek, dat is veel meer dan politici en wat zij doen. Er is politiek bewustzijn bij mensen die begaan zijn met de samenleving, we moeten dat vastpakken. Tegelijk hoor ik hier een gezond wantrouwen tegenover ‘de politiek’, maar ik wil hun ook de hand reiken en vooral
Maes: “Ik denk dat de verkiezingen in Brussel spannend zullen zijn. We hopen dat politici het eens zullen zijn over Brusselse uitdagingen en dat de partijen met inhoudelijke voorstellen komen. Wij geven hun er voor onze thema’s graag een vergelijkend platform voor.”
Vanderslycke: “Ik ben niet pessimistisch. We moeten samen vermijden dat negativiteit een selffulfilling prophecy wordt en mensen zouden zeggen dat het toch om zeep is. Onze sector heeft de verantwoordelijkheid tegen die stroom in te gaan. Je mag een bang hart hebben, maar je moet ook de moed vergaren om dat niet uit te stralen. ”
Dieleman: “Wil je mensen meekrijgen? Maak er dan een opbouwend verhaal van. Door steeds te benadrukken hoe slecht alles wel is, dreigen mensen apathisch te worden. En dan los je niks op.”
30
“Bottom-upinitiatieven zijn een wake-upcall om ons politieke systeem te verbeteren.”
- Isaak Dieleman
“Ga die dialoog aan!”
Stephanie D’Hose (Open VLD) is Senaatsvoorzitter en in het Vlaams Parlement lid van de commissie Cultuur. In een vorig leven was ze kabinetschef van de toenmalige minister van Cultuur Sven Gatz.
“Sociaal-culturele werkers zijn de aanjagers van de politiek. De zweep. De luis in de pels. Als wij onze job niet naar behoren doen, moeten we er tegen kunnen dat het middenveld ons daarop wijst.
Dat aanjagen moeten jullie in twee lagen doen. De algemene bevordering van de sector en het doorprikken van de vooroordelen over sociaal-cultureel werk tegenover de brede politiek, en met politieke specialisten rond de tafel zitten voor diepgaandere gesprekken over specifieke thema’s.
Soms richt het sociaal-cultureel werk zich te veel alleen op de politici in de commissie Cultuur, en zoekt het te weinig bondge-
noten daarbuiten. Het is belangrijk om ook politici buiten de commissie te vertellen wat jullie doen, want jullie zijn een brede en versnipperde sector.
Als jullie er niet waren, zouden politici veel dingen missen. Politici die hun informatie alleen van sociale media halen, kunnen geen degelijk beleid voeren. Het wordt parlementsleden wel niet makkelijk gemaakt. Waar ik het zelf het moeilijkst mee heb, is de slechte toegang tot informatie voor parlementsleden. De administratie verricht veel studiewerk, maar wij krijgen die rapporten nauwelijks te zien. Zonder accurate data kan je geen degelijk beleid maken. Je merkt hoe weinig voorstellen van decreet er zijn, alles komt van de regering.
Het is belangrijk dat gespecialiseerde parlementsleden onderbouwde argumenten op tafel kunnen leggen. Ik wil graag ook meer dialoog met het middenveld, samen met andere politici die hun thema echt in de vingers hebben. Om in de diepte gaan, niet om het breed en algemeen te houden.
Dat is eigenlijk mijn droom voor de Senaat. Ik wil daar een burgerparlement maken, met een dialoog tussen burgers, midden-
veld, politici en experten. Dat is de politiek van het genuanceerde werk achter de schermen, niet die van de oneliners. Ik heb een aantal weken geleden een cri de coeur geschreven, een oproep aan politici om te stoppen met soundbites, aan de media om niet langer de luidste roepers een podium te geven.
Die aandacht voor de schreeuwers voedt het wantrouwen bij de burger. Ik zie ook hoe burgers – en middenveldorganisaties –steeds vaker naar de rechter stappen, omdat ze het niet eens zijn met politieke beslissingen. Bij mij gaan dan alarmbellen af. De enigen die daar rijker van worden zijn populisten en advocaten. Ga toch die dialoog aan!”
31
Vlaams parlementslid (Open VLD) Stephanie D’Hose reflectie
Innovatie is het ordewoord van de dag. Voor het sociaalcultureel werk was het dat altijd al. Met opmerkelijke vernieuwende manieren van werken, maar ook door radicaal te kiezen voor datgene waar vandaag de grootste nood aan is: verbondenheid en gemeenschapsgevoel.
Radicaal mikken op wat moet
Onumenten
Katrien Boogaerts Kunstwerkt
“Kunstwerkt had in het voorjaar van 2020 meteen het gevoel dat het vanuit beeldende kunsten iets moest doen rond alle verlies dat gelinkt kon worden aan de coronacrisis. Van concreet verlies van geliefden tot het meer abstracte verlies van een wereldbeeld dat drastisch werd omgegooid. Dat resulteerde in 2021 in de troostende tiendaagse Heel het land maar ook in het project ‘Onumenten’.
Onumenten zijn gedenkplaatsen verspreid over het hele land. Samen vormen ze een netwerk van troostplaatsen, stilteplekken voor bezinning, rust, ontdekking en ontmoeting in de open lucht. Met de Onumenten lanceren we een nieuw woord en een nieuwe conceptuele vorm als aanzet om op een nieuwe manier om te gaan met rouw. De dood moet niet langer weggeduwd worden in het achterste kamertje of
in een funerarium. De rouwende moet zich niet langer terugtrekken in zichzelf en in de cocon van zijn huis.
De Onumenten zijn ontworpen door landschapsarchitect Bas Smets en tonen, elk in de eigen setting, de stille kracht van beeldende kunst. Ze tonen hoe kunst een kader kan scheppen waarin iedereen met zijn eigen verhaal en ervaringen terechtkan. Onu-
menten vertrekken vanuit beeldende kunst, maar het zijn ook open plekken waarin iedere andere kunstdiscipline zeer welkom is. Voor de toekomst hopen we dat er bij alle Onumenten spontaan kleine en grotere dingen gebeuren. Dat mensen zich die plekken toe-eigenen en dat er gedanst, gezongen, gesproken, geschreven, gelezen, getekend, geschilderd, gemusiceerd wordt.”
www.onumenten.org
32
Eetbare Buurten
Stijn Overloop Velt
“Velt is dé vereniging voor al wie milieuvriendelijk aan de slag wil gaan in de tuin of in de keuken. Maar tuinieren of koken is bij Velt geen louter individueel verhaal. Zo begon Velt al in 2006 samentuinen te ondersteunen. In een samentuin komen mensen bijeen om ecologisch te tuinieren en om elkaar te ontmoeten. In sommige samentuinen krijgt elke tuinier een eigen perceeltje. Op andere plaatsen werkt iedereen samen op het hele terrein. Maar het beheer van de samentuin gebeurt altijd gezamenlijk. In de loop der jaren heeft Velt een 90-tal samentuinen begeleid. Of het initiatief nu komt van een vereniging, een burger of een gemeentebestuur, Velt verwelkomt iedereen.
Onder het motto ‘samen eco-actief’ ondersteunt Velt de laatste jaren ook voedselbossen, plukboomgaarden, schoolmoestuinen. Telkens in samenwerking met vrijwilligers. Zo is Velt recent gestart met voedselbosbegeleiders opleiden. Dit past allemaal in het concept eetbare buurt. In een eetbare buurt ontmoeten mensen elkaar door samen te koken, te tuinieren en/of te zorgen voor kippen, groenten, fruit en ander plukbaar lekkers. Buurtbewoners, vrijwilligers, landbouwers, scholen, zorginstellingen en gemeenten werken er samen aan een warme, gezonde buurt voor iedereen. Een eetbare buurt is er voor iedereen. Daarom zet Velt ook expliciet in op het betrekken van kansengroepen.” www.velt.nu/eetbare-buurt
DiverzCity
“Sinds de laatste lockdown in 2021 begon Voem te experimenteren met de Metaverse als onlinekantoor, waar je kan videomeeten, events en workshops organiseren en spelletjes spelen met je collega’s en partners. Nu flexwerken de norm is, gebruikt Voem zijn virtuele werkplek nog steeds dagelijks: of je nu thuis werkt of op kantoor, alle collega’s over heel Vlaanderen en Brussel zijn ingelogd met hun avatar. Ook de leden en partners van Voem springen geregeld binnen. In één jaar maakten 800 mensen hun eigen avatar aan.
Ondertussen ontwikkelde Voem zijn eigen virtuele 3D-wereld ‘DiverzCity’ met onder andere een interlevensbeschouwelijke wereld, een clubhuis voor de leden, een tent als safe(r) space, een exporuimte en een coworkingplek. Voem organiseerde er onder meer haar Emancipatieprijs, Veggie = Halal workshops,
‘We Need To Talk About It’ en Voem Meet-ups met de leden.
Tegen 2025 wordt DiverzCity een levende stad waar verschillende organisaties van over de hele wereld zullen samenwerken en events organiseren.”
33
bezoek DiverzCity
Lennart Thienpont Voem
“Leercredits is een gemeenschapsmunt, opgestart door Muntuit. Een ruilmiddel tussen zeven sociaal-culturele pioniers die elkaar ondersteunen, samenwerken, sparren. Dankzij een onlineplatform kunnen deelnemende organisaties hulp vragen aan andere organisaties met een gelijkaardig sociaal engagement. Wanneer je iemand helpt, ontvang je in ruil leercredits, waarmee je later zelf hulp kan zoeken.
Onder het motto “durf te vragen” spreken organisaties talenten, kennis en expertise aan die normaal onzichtbaar blijven. Kan iemand een cateraar in het Mechelse aanraden? Hoe ga je om met de vrijwilliger 2.0? Kan iemand een uurtje met me sparren over de nazorg van vormingen? Leercredits zijn een middel om kennis en ervaring uit te wisselen en zo efficiënter (samen) te werken.
We kunnen elkaar helpen om leerprocessen in te korten en het leergeld te verminderen. Maar evenzeer kunnen we elkaar een snelle praktische tip geven, zoals een goeie telewerkplek vinden. Zeker in crisistijden als deze mogen we ons niet laten vangen aan schaarstedenken. We mogen niet op onze kennis blijven zitten. We delen de capaciteiten die we als collectief al hebben zodat iedereen sterker wordt. We doen in 2023 verder met een tweede versie.”
De levende Bibliotheek
Erika Rau Citizenne
“Magische momenten. Zo kan je de diepgang van een gesprek tussen ‘een levend boek’ en de lezer wel noemen. Avansa Citizenne past dit project in zijn streven naar ‘Brussels Most Empathic City’ in. Want mensen kennen elkaar niet meer. Ze plooien zich terug op zichzelf waardoor vooroordelen nooit veraf zijn. Kleine, gerichte ingrepen maken het verschil.
Bij een Levende Bibliotheek ontleen je geen boeken maar mensen die krachtig en inspirerend vertellen over hun hobbelige levensparcours. De ‘lezer’ luistert en stelt vragen. En zo groeit het begrip voor bijvoorbeeld mensen van kleur of voor wie op straat leeft. Ook aan de kant van ‘de boeken’ gebeuren mooie dingen. Door hen onderling te verbinden, groeit vertrouwen en ontstaat een hechte community
Deze succesformule inspireert duidelijk tal van sociaal-culturele partners en collega-Avansa’s. In minstens zes regio’s zijn al Levende Bibliotheken actief. Tel de vele uurtjes intens contact samen en je kan spreken van een gigantische empathische boost.”
avansa-citizenne.be/de-levende-bibliotheek
34
www.leercredits.be
“We creëren een safe space voor mensen die elkaar niet spontaan zouden spreken.”
Leercredits Klaas Verstraete Muntuit
Racisme Ontrafeld
Evodia Uggi Sankaa
“Omdat er tot dusver relatief weinig onderzoek is gebeurd naar discriminatie bij personen met Afrikaanse roots in België startte Sankaa het luisteronderzoek ‘Racisme ontrafeld’. Hoe begrijpen ze racisme? Wat doet het met hen? Welke impact heeft dit op hun leefwereld en op de samenleving? Hoe gaan ze ermee om? Waar hebben ze nood aan?
De verhalen uit dit onderzoek leggen een pijnlijke realiteit bloot, verteld vanuit de beleving van meer dan 400 mensen. Het trauma dat slachtoffers aan racisme overhouden is reëel. De combinatie van dagelijkse (subtiele) micro-agressies en de meer systematische uitsluitingsmechanismen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op sociaal vlak wegen zwaar door. Dit beïnvloedt hoe mensen naar zichzelf en naar onze maatschappij kijken. Velen voelen zich minder verbonden met de samenleving waartoe ze behoren.
In onze komende acties zetten we in op versterking en healing (focus op de gemeenschap) en awareness (focus op de bredere maatschappij), omdat we geloven dat deze aanpak tot effectieve verandering kan leiden. Verandering die we enkel kunnen realiseren als we dit samen met partners, inclusief de overheid, uitvoeren.
Binnenkort starten we met een nieuw project SAFE HARBOUR – ‘Focus op verbinding, healing & veerkracht’. Daarin leiden we ervaringsdeskundigen op tot Safe Support Leaders en creëren we een aantal platformen waar mensen in een veilige omgeving in verbinding kunnen staan met zichzelf en anderen, kunnen praten over emoties en trauma’s, kunnen groeien om terug in dialoog te gaan met anderen en de stap te doen naar actieve participatie.”
Samen
zoom Philippe Vandevorst vzw Timotheus
mediteren via
“Toen Vlaanderen in maart 2020 in lockdown ging, hadden we al een aantal cursussen succesvol online georganiseerd. We konden dus snel op de bal spelen. Amper twee dagen na de start van de lockdown lanceerden we het initiatief om vijf dagen per week om acht uur stipt online een half uur samen te mediteren om veerkracht op te bouwen in moeilijke tijden. De meditatie werd telkens rond een actueel thema opgebouwd en begeleid door iemand van de kerngroep van vzw Timotheus. Nadien was er nog een halfuurtje in ‘breakout rooms’ om in kleine groep zorgen, angsten, hoop te delen. De individuele zoektocht naar betekenis en zingeving werd op die manier een gemeenschapsvormend en hoopvol gebeuren.
Tot onze verbazing hadden we in een mum van tijd dagelijks gemiddeld 350 deelnemers. Mensen vertelden ons hoe deze dagelijkse bijeenkomst hen hielp stand te houden, zich verbonden te voelen en veerkracht en betekenis te ontdekken in zichzelf.
Op algemene aanvraag zetten we dit initiatief dagelijks voort tot december 2021. Nooit eerder bereikten we zo snel zo veel nieuwe mensen. In januari 2022 stapten we over naar een wekelijks moment. We leerden dat meditatie ook een sterk gemeenschapsvormend element in zich draagt. We gaan graag verder met het initiatief.”
35
www.sankaa.be
www.timotheus.be
Van links naar rechts: Gianni Canu, Orry Van de Wauwer, Geert Van Isterdael, Liesbeth Provoost, Koen Victoor
Het precaire evenwicht
tussen verontwaardiging en energie
Tijdens corona waren het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de amateurkunsten de lijm die de boel bijeenhield. Maar nog voor organisaties konden herademen, was de volgende crisis er. En de volgende. Welke impact heeft dit op hun werking en hun personeel? De Federatie bevroeg recent het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de amateurkunsten. We leggen enkele stemmen uit de sector een aantal van die stellingen voor.
1 STELLING
We worden geconfronteerd met meer en urgentere maatschappelijke uitdagingen. Toch slagen we er als team in om keuzes te maken en te blijven inspelen op reële noden.
Van Isterdael: “Door de crisis van het mentaal welzijn tijdens de coronaperiode zaten wij met Uilenspiegel pal in het hart van onze missie. Het is een spijtige evolutie voor de samenleving, we zouden als organisatie graag overbodig worden. Maar we groeien fors. Zoals bij elke crisis komt de emotionele klap pas later. Dat zet ook druk op onze medewerkers. We houden vast aan deeltijds werken, zodat onze mensen tot rust kunnen komen. Tegelijkertijd volgen onze middelen de index niet volledig. We moeten dus meer met minder doen.”
Canu: “Tijdens corona hebben lokale overheden ons heel snel gevonden om te helpen informatie snel te laten doorstromen naar andere gemeenschappen. Als organisatie hebben wij redelijk wat vrijheid, we kunnen ons aanbod makkelijk aanpassen aan de noden van het moment. Toch was het voor ons niet altijd evident. Als educatieve medewerker fungeren wij als brugfiguur, als vertrouwenspersoon. Dat kan gaan wegen in crisisomstandigheden.”
Provoost: “In 2020 zat ons hoofd al bij de volgende beleidsperiode en onze nieuwe thema’s. Polarisatie, privilege, duurzaamheid en participatie. Dat bleken ook de thema’s te zijn die tijdens corona opborrelden. Wij hebben daar meteen op ingespeeld, met grote onlinelezingen
De gesprekspartners
Liesbeth Provoost
directeur Avansa regio Oost-Brabant
Orry Van de Wauwer
Vlaams parlementslid voor cd&v, lid van de commissie Cultuur
Koen Victoor
(waarnemend) directeur van Danspunt, het steunpunt voor dans en beweging in Vlaanderen en Brussel
Gianni Canu
educatief medewerker Brussel en Vlaams-Brabant bij het Internationaal Comité
Geert Van Isterdael
ervaringsdeskundige en bestuurder van UilenSpiegel, een organisatie voor en door mensen met een psychische kwetsbaarheid
37
en workshops. In samenwerking met andere organisaties in Leuven hebben we zelfs een streamingstudio opgezet in de bib, die we nu nog gebruiken.”
Van de Wauwer: “Ik zag de voorbije jaren vooral de kracht van het sociaal-cultureel werk bevestigd. Noden in de samen-
leving zien en meteen in dat gat springen. De overheid is altijd wat trager, het sociaal-cultureel werk detecteert sneller wat van onderuit komt. De overheid moet ook niet alles oplossen. Dat is niet de verantwoordelijkheid van ons afduwen, het werkt gewoon beter dan als wij met een overheidsproject zouden komen.”
2 STELLING
Het constante remmen en weer optrekken van de voorbije jaren brengt onzekerheid en vermoeidheid met zich mee voor personeel, vrijwilligers en deelnemers. Je moet bijstellen, schaven, teleurstellen, en vooral creatief zijn.
Van de Wauwer: “Beleidsplannen moesten bijgestuurd worden, dat was onvermijdelijk. Acties die je gepland had waren plots minder relevant. Ik heb dat in het parlement aangekaart. Organisaties zullen met een zekere flexibiliteit beoordeeld worden. Iedereen weet dat alles de voorbije twee en een half jaar onvoorspelbaar was en dat gemaakte plannen niet helemaal konden uitgevoerd worden. Daar is veel begrip voor.”
Provoost: “Het zette ook intern onze organisatie onder druk. De medewerkers reageerden op twee manieren. Je had mensen die er invlogen, zonder remmen. Want als wij, als sociaal-cultureel werkers, de crisis niet zouden aanpakken, wie dan wel? Maar ook mensen die als verlamd waren, die mentaal afhaakten. Als leidinggevende vond ik dat een moeilijke spreidstand omdat ik zelf van het eerste type was. Je hebt de neiging om mensen in je eigen vorm te dwingen. Ik moest die twee snelheden bespelen, wat ik wellicht niet altijd even goed gedaan heb. Dat helen heeft een tijdje geduurd. We hebben nu meer oog voor de work-lifebalance. Onze mensen kiezen wanneer ze waar werken.
38
“Net zoals wij vertrouwen geven aan onze medewerkers, moet de overheid ons haar vertrouwen schenken.”
- Liesbeth Provoost
We schenken hun dat vertrouwen, dat hadden we beslist tijdens de lockdown. We vonden het belangrijk om in ons team toe te passen wat we in de samenleving uitdragen.”
Victoor: “Je vindt jezelf als organisatie terug uit in crisistijd. We zijn maar blijven gaan voor onze achterban, met veel te weinig zelfzorg. En we zijn tegen de muur geknald. Dat was zeer confronterend. We hadden dat niet altijd ingeschat, hoe de situatie verschillend woog op verschillende collega’s. Het afgelopen jaar hebben we daarom sterk ingezet op zelfzorg, want als het team vierkant draait, vlot er niets meer.”
Van de Wauwer: “Het was zoeken voor iedereen. Maar als je nu terugkijkt, moet je toegeven dat het beleid het toch niet zo slecht gedaan heeft. Op sommige beslissingen voor de cultuursector na. Voor sommige beslissingen voor de cultuursector en de amateurkunsten durf ik gerust mea culpa te slaan voor het beleid.”
Hoe gaan jullie vandaag om met die zorg voor jullie team?
Van Isterdael: “Wij prediken zelfzorg voor iedereen, ook voor onszelf, voor onze medewerkers en onze vrijwilligers. Dat zit in ons DNA. Onze medewerkers zijn bijna allemaal ervaringsdeskundigen. De verhouding tussen draagkracht en draaglast is bij ons dus altijd actueel. In die zin is ons beleidsplan misschien te
ambitieus, ook al probeer ik dat in te calculeren.”
Provoost: “Voor we projecten opnemen bekijken we nu twee aspecten: verontwaardiging en energie. Als die twee in evenwicht zijn, kan je daarvoor gaan. Als die balans er niet is, moet je jezelf soms ook beschermen en vaststellen dat er op dat moment niet voldoende draagkracht is om met dat thema iets te doen. Zorg voor de collega’s betekent ook plaats maken voor wat hen bezighoudt, ook buiten het werk. Daarom beginnen wij elke vergadering met een ‘check-in’, met bijvoorbeeld de vraag: ‘Wat wil je dat collega’s van jou weten op dit moment?’”
Canu: “Voor de crisis was er al snel het gevoel dat je de hele tijd constructief moest zijn. ‘O, druk druk druk’ was het enige wat mensen antwoordden als je vroeg hoe het ging. Wij laten mensen zoveel mogelijk vertellen
over hun ervaringen. Tijdens corona had het soms wat weg van een klaagbarak. Maar dat mocht ook, het ís niet evident.”
Victoor: “Het woord zelfzorg staat heel vaak in ons nieuwe beleidsplan. Dat is de eerste keer dat ik dat zie. We likken de wonden, we proberen duurzamer te worden zodat we hier sterker en beter uitkomen. We doen nu veel teamvergaderingen, zorgen voor koffiemomenten. Als we op verplaatsing gaan voor een project, gaan we met het hele team en blijven we overnachten, om de banden aan te halen. We zorgen veel meer voor die kleine momentjes, die reflex is er continu.”
39
“Dat beleidsplan schrijven, godmiljaar. Tachtig bladzijden in een vakjargon dat ons niet eigen is.”
- Geert Van Isterdael
3 STELLING
Nieuwe uitdagingen leidden tot vernieuwende organisatorische keuzes. Maar de financiële en mentale draagkracht van de organisatie staat onder druk.
Provoost: “Het is cynisch om vast te stellen, maar in zekere zin heeft het feit dat een aantal van onze mensen langdurig is uitgevallen sinds corona ons op financieel vlak ademruimte gegeven.”
Van Isterdael: “Wij hebben het geluk dat we nu van de FOD Volksgezondheid een budgetverhoging hebben gekregen, zodat we kunnen doorgroeien. Uiteraard hangen aan die verhoging wel verplichtingen en voorwaarden vast.”
Tegelijk neemt dan ook wel de werkdruk toe op wie er nog is.
Provoost: “Sommige taken kan je herverdelen, je schuift wat naar een stagiair toe, maar voor andere dingen valt er een gat. Bij ons is nu de persoon weggevallen die gespecialiseerd is in polarisatie. In Vlaanderen vind je er zo geen tien.”
Canu: “Je maakt keuzes. Wij hebben het er tijdens corona redelijk goed vanaf gebracht omdat we onze focus onmiddellijk verlegd hebben. Wat kunnen we nog wel doen? En daar op inzetten. Die nieuwe crisis, dat gaat zich met vertraging tonen en vertalen in thematieken en activiteiten van verenigingen. De impact daarvan zal pas na verloop van tijd duidelijk zijn.”
Dat hangt ook af van de thema’s en de doelgroepen waar een vereniging mee werkt. Maar we komen opnieuw uit bij beleidsplannen die zoveel jaar geleden geschreven zijn en budgetten die toen voorspeld zijn.
Provoost: “Dat is een spagaat. Waarom moeten we dat in de beleidsplannen al uitwerken tot op dat operationele niveau? Je wordt ingehaald door de feiten. Maar je wordt daar wel op aangesproken tijdens visitaties. Zes jaar, dat is een eeuwigheid! De samenleving verandert, de politieke context verandert, de financiering verandert. Net zoals wij vertrouwen geven aan onze medewerkers, moet de overheid ons haar vertrouwen schenken.”
Van Isterdael: “Dat beleidsplan schrijven, godmiljaar. Tachtig bladzijden in een vakjargon dat ons niet eigen is. Al die rollen en functies! Wij hadden gelukkig een consultant via de Koning Boudewijnstichting vastgekregen en vrijwilligers die zich gesmeten hebben.”
Van de Wauwer: “Het is een manier vinden die de beoordeling correct maakt en gelijk is voor heel verschillende organisaties. Met heel veel planlast tot gevolg, ja. Maar het moet objectief gebeuren.”
Provoost: “Deze aanpak heeft wel gevolgen, zeker voor kleine organisaties en nieuwe instromers.”
Canu: “Dat zorgt inderdaad voor perverse effecten. Grote organisaties kunnen iemand aanstellen die zich voltijds met die dossiers bezighoudt.”
Van de Wauwer: “Het houdt de instroom van nieuwe organisaties in ieder geval niet tegen.”
Victoor: “Wij hebben in ons beleidsplan geschreven dat we een
40
“We zijn maar blijven gaan voor onze achterban, met veel te weinig zelfzorg. En we zijn tegen de muur geknald.”
- Koen Victoor
“Als educatieve medewerker fungeren wij als brugfiguur, als vertrouwenspersoon. Dat kan gaan wegen in crisisomstandigheden.”
- Gianni Canu
stuk witruimte willen behouden. Om mensen en middelen te kunnen inzetten op wat onverwacht op ons af komt.”
Provoost: “De meeste visitatoren zijn in mijn ervaring wel bereid om door zo’n bril te kijken. Alleen is het telkens afwachten of die goodwill er is. Je kan nooit op beide oren slapen, ook niet wanneer je je werk goed doet.”
Van de Wauwer: “Ik heb er wel vertrouwen in dat die visitaties en die beoordeling goed worden aangepakt. Het zijn mensen met kennis van de sector die daarvoor worden ingeschakeld en het is de administratie die het opvolgt. Finaal moet de politiek wel beslissen, maar altijd zo geobjectiveerd mogelijk.
Ik begrijp dat er veel uitdagingen en onzekerheden zijn. Maar nergens anders vind je zo’n rijk en divers middenveld dat zo ondersteund wordt door de overheid, zonder dat er uitvoering van beleid aan gekoppeld wordt.”
barbara luypaert Cultureghem
De kracht van communicerende vaten
Barbara Luypaert is de teamcoach van Cultureghem, een broedplek van ontmoeting, verbinding en solidariteit op Abattoir, de site van de vroegere slachthuizen van Anderlecht.
“Op Abattoir heb je van vrijdag tot zondag de grootste markt van Brussel. Van maandag tot donderdag staat die ruimte leeg. In een stad is er altijd te weinig plek om initiatief te nemen. Om tegemoet te komen aan de (sociale) noden van de wijk, bieden wij op dagen dat er geen markt is activiteiten aan op de site. Zo activeren we publieke ruimte. We kozen voor koken en eten als toegangspoort, dat spreekt iedereen aan.
Toen de coronacrisis losbarstte, moesten markten toe. We mochten geen ontmoetingen en kookworkshops meer organiseren. We zijn toen begonnen met het verdelen van voedselpakketten omdat de nood hoog was.
We denken altijd bewust na over wie we zijn, en wat we willen doen. Toen was in de eerste plaats die toegang tot gezonde voeding voor mensen nodig. Omdat we merkten dat mensen vooral snakten naar sociaal contact hebben we daarna gekozen opnieuw die ontmoetingsplek te worden. Dat is onze missie en sterkte. Je kan niet tegelijk hulp- én ontmoetingsplek zijn, dat is een andere verhouding. Een van gever en ontvanger, tegenover een van gelijken onder elkaar. Tijdens deze coronaperiode heb-
ben we onze vrijwilligers nog beter leren kennen en gemerkt dat Cultureghem voor velen een tweede – of zelfs eerste – thuis is. We zijn meer gaan werken op hun talenten en op onze brugfunctie naar de samenleving. We geven mensen de kans om verschillende rollen op te nemen en brengen ze in contact met verschillende soorten organisaties.
Ik waak over het welzijn van het hele team. Een heel divers team met veel veerkracht. We zijn communicerende vaten. Gaat het met de ene wat minder goed, dan steekt de andere een tandje bij. Ik denk dat er daardoor in de moeilijkere periodes niemand uitgevallen is. Tijdens de kerstvakantie gaan we er even tussenuit. De winter is voor iedereen die werkt in de publieke ruimte een lastige periode, die twee weken zijn noodzakelijk.
Wat wel aan ons vreet is het financiële luik. Ons inkomstenmodel is niet afgestemd op de stijgende loonkost. We kunnen de prijzen van onze workshops niet optrekken en de subsidies volgen niet We moeten dus op zoek naar middelen. We hebben al voor veel hete vuren gestaan, we hopen dat we ook hier een oplossing voor vinden. We krijgen van onze gebruikers veel waardering voor wat we doen. We hopen dat ook overheden de toegevoegde waarde van onze organisatie erkennen en hier financieel in willen bijdragen. Alleen zo kunnen we voortbestaan!”
41
“Ik zag de voorbije jaren vooral de kracht van het sociaal-cultureel werk bevestigd. Noden in de samenleving zien en meteen in dat gat springen.”
- Orry Van de Wauwer
STATE OF THE REGION AFGEROND
Ontmoeting, inspiratie en feedback. Dat was State of the Region. Een reeks netwerkmomenten voor cultuurprofessionals én vrijwilligers met ambitieuze projecten. Een ideale biotoop ook om de aanwezigheid en noden rond ‘bovenlokale cultuurwerking’ te toetsen aan de hand van cijfers, feiten en verhalen.
De creatie van een bovenlokaal tussenniveau (°2018) biedt kansen maar vraagt evengoed alertheid. Of sociaal-cultureel werk en amateurkunsten wel aan de bak komen bijvoorbeeld? Via ‘de States’ volgde De Federatie de evoluties op. We oogstten menig inzicht en koppelden terug naar het beleid dat de lat voor aanvragen veel te hoog ligt voor onze vrijwilligers.
Deelnemer: “Ik onthoud dat veel mensen goed werk leveren in verenigingen. Ze bieden een antwoord op wat leeft in de maatschappij.”
Aarschot. Ons eerste feestje met 3 ‘stars of the region’. Onder meer Magazijn De Snoeck: een supervrijwillig huis vol dynamiek & passie. Over grenzen van gemeenten en beleidsthema’s heen. Een belangrijk voorbeeld in het minder kapitaalkrachtige Hageland.
Mede-organisator: “We moeten zulke uitwisselingsmomenten blijven faciliteren zodat we kunnen laten zien wat leeft en beweegt in onze regio.”
42
veel dank aan kwadraet, de wakkere burger, avansa’s en op/til
5/12/2019
oost-brabant
brugge - kust - westhoek
5/3/2020 6/10/2020
hartje west-vlaanderen
Prachtig programma en voortraject. Maar corona stak er helaas een stokje voor.
Hier ons wagonnetje aangehaakt aan ‘Tisvandoen’ dat focust op burgerinitiatieven. Nadien gehoord: “Het duurde lang voor wij wisten waarvoor bovenlokaal staat…!”
26/6/2021 26/9/2021 5/5/2022 18/9/2021
Gezellige babbels, lachende gezichten, vlammende speeches en workshops die bleven nazinderen. Limburg exploreert volop wat bovenlokaal kan betekenen want de provincie wordt nog steeds gemist.
Avansa: “Onze denktank rond intercultureel samenleven in de Denderregio is een rechtstreekse uitloper van de State.”
7 65% 14 537 states van de gemeenten gecoverd verhalen bereikte deelnemers
halle-vilvoorde
gent, waas & dender
limburg vlaamse ardennen-dender
Marius Meremans, Els Buffel en Nathalie Van Leuven
Bovenlokaal :
kansen voor wie ze weet te vinden
Vlaams parlementslid voor N-VA, ondervoorzitter van de commissie Cultuur en schepen in Dendermonde
Vlaanderen heeft een duidelijk idee van hoe gemeenten hun onderlinge samenwerking, in vijftien strak afgebakende regio’s, moeten vormgeven. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en bovenlokale cultuurwerking moeten in dat nieuwe verband een plek vinden. Top of flop voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de amateurkunsten?
referentieregio’s: tijd brengt raad
projectcoördinator van Atelier in Beeld bij Kunstwerkt, het aanspreekpunt voor iedereen die beeldende kunst maakt in Vlaanderen en Brussel
De Vlaamse regering heeft afgeklopt op vijftien referentieregio’s waarbinnen bestaande en toekomstige intergemeentelijke samenwerkingverbanden vorm krijgen. Welke invloed heeft dat op het cultuurbeleid?
directeur van Avansa Mid- en Zuidwest
Meremans: “Op termijn moeten alle huidige samenwerkingsverbanden passen binnen de referentieregio’s. Dat is niet altijd leuk omdat we bijvoorbeeld voor Dendermonde niet langer in één regio zitten met gemeenten waarmee we jaren een goed werkend samenwerkingsverband hadden. In de referentieregio zitten bestuurders die ik niet ken. Dat vraagt tijd.”
Van Leuven: “Ook wij, Avansa’s, sociaal-culturele actoren die uitgaan van kwesties die in een welbepaalde regio spelen, willen ons organiseren volgens logische structuren. Dus in de feiten zullen wij vrijwillig onze organisatiestructuren aanpassen en ons organiseren volgens die regiogrenzen.”
Meremans: “Ik heb wel de indruk dat veel organisaties nog niet mee zijn met die referentieregio’s. Bijvoorbeeld in Dendermonde moeten organisaties nu samenwerken met de rest van de Denderstreek, waar ze geconfronteerd worden met andere problematieken dan degene waar ze vertrouwd mee zijn.”
45
Els Buffel
Marius Meremans
Nathalie Van Leuven
De
De gesprekspartners
IGS: blinde vlekken voor sociaal-cultureel werk
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Cultuur moeten een coherente visie ontwikkelen op het cultuurbeleid. Lossen ze de hoge verwachtingen in?
Meremans: “Ze zijn momenteel vooral gericht op de amateurkunsten, omdat daar een aantal
organisaties zitten die het al gewend waren om buiten de gemeentegrenzen te werken. Het sociaal-cultureel werk is een moeilijker verhaal. Daar is zeker een inhaalbeweging nodig. Maar dat hangt ook af van de organisaties zelf, zij moeten daar ook op inspelen. Stap gewoon naar het lokale bestuur
om hen te overtuigen dat er regionaal meer opties te vinden zijn. Het probleem is dat er een groot verschil kan zijn bij lokale besturen. Je hebt steden met een uitgebouwd apparaat voor Cultuur en je hebt kleinere gemeenten met medewerkers die verschillende domeinen moeten combineren. Fusies kunnen
46
meer mogelijkheden bieden om ook regionaal te werken, maar dat is een politieke keuze.”
Buffel: “Er zijn nog onderlinge verschillen tussen de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Er zijn IGS’en met een aparte medewerker voor cultuur. Bij andere neemt één persoon alle taken van bibliotheek, erfgoed en cultuur op zich. Rond atelierbeleid, ruimte voor creatie, toonkansen, zakelijk advies is er nog veel groeimarge. Met Atelier in Beeld merkten we heel hard dat die connectie met het bovenlokale niveau, ook voor ons als landelijke organisatie, heel belangrijk is. Wij kunnen via dat niveau meer kunstenaars bereiken. En omgekeerd kunnen de IGS’en en hun gemeenten een beroep doen op onze expertise.”
Telkens spraken we over het belang van beeldend kunstenaars samenbrengen, luisteren naar hun noden, toonkansen geven. Verschillende IGS’en hebben dit gedaan. Kunstwerkt gaf infosessies aan de lokale kunstenaars en een aantal IGS’en bouwt verder aan hun beeldend kunstenbeleid. We hopen natuurlijk nog meer IGS’en te bereiken in de toekomst.”
Hoe werkt Kunstwerkt vanuit de amateurkunsten concreet samen met de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden? En wat is de relatie tussen Avansa’s en IGS’en vandaag?
Buffel: “Voor Atelier in beeld is Kunstwerkt proactief naar verschillende IGS’en getrokken.
Van Leuven: “Die samenwerking verschilt bij ons van regio tot regio. De beste samenwerking voor ons was de State of the Region in 2020 in Deerlijk die we hebben opgezet met De Federatie, de IGS’en, maar ook met De Wakkere Burger en Kwadraet. Lokale initiatieven kregen er de informatie die ze nodig hadden, bijvoorbeeld over de vrijwilligerswetgeving, of thema’s als vrijwilligers vinden. Waar de Avansa’s eerder de burgerinitiatieven en samenwerkingspartners warm maakten voor dit event, hebben de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een heel directe lijn met de cultuurbeleidscoördinatoren waardoor we samen het hele veld bereikten.”
Meremans: “Maar tegelijk moet
Vlaanderen een financiële wortel voorhouden, want nog maar de helft van de gemeenten is betrokken in een IGS Cultuur. Gemeenten moeten samenzitten, een landschapstekening maken van alle noden en alle mogelijke partners, op basis daarvan prioriteiten bepalen voor de regio en daar een beleid voor ontwikkelen. Als je die samenwerking slagkracht kan geven, realiseer je veel meer dan als gemeente alleen. Ze moeten daarvoor wel de eigen kerktoren opzijschuiven en dat is soms moeilijk. Met de crisis is er ook de vrees dat gemeenten zich meer op zichzelf gaan terugplooien. Gemeenten vragen zich af: what’s in it for me? De overheid moet dus een incentive voorzien.”
Het decreet Bovenlokale Cultuurwerking voorziet ook in subsidies voor bovenlokale cultuurprojecten. Weinig sociaalculturele of amateurkunsteninitiatieven dienen daar op in. Welke verklaringen zien jullie? En welke oplossingen?
Meremans: “Ik denk dat veel gemeenten deze subsidielijn niet bekendmaken bij sociaalculturele initiatieven. Erfgoed is tastbaar, net als amateurkunsten. Sociaal-cultureel werk is
Bovenlokale projecten: te veel op maat van de grote spelers
47
“Sociaal-culturele organisaties moeten zich lokaal en regionaal meer manifesteren.”
- Marius Meremans
“De overheid moet maximaal blijven investeren in verbeelding en participatie op het terrein.”
- Nathalie Van Leuven
dat niet. Sociaal-culturele organisaties moeten zich lokaal en regionaal meer manifesteren.”
Van Leuven: “Gemeenten gaan niet spontaan helpen een bovenlokaal project in te dienen en zien wat verenigingen daarvoor nodig hebben. Mijn aanvoelen is wel dat projecten krachtiger zijn als ze ontstaan vanuit burgers of een aantal verenigingen, eerder dan dat gemeenten zeggen wat er moet gebeuren.“
Had de beleidsmaker die de pen van de bovenlokale oproep vasthield te weinig voeling met het DNA van het sociaal-cultureel werk?
Van Leuven: “Daar moet in elk geval dringend aan geschaafd worden. Die projectlijn moet gedemocratiseerd worden. Het is zeer lastig voor kleine vrijwilligersorganisaties of burgerinitiatieven om in te dienen. Ook voor professionele sociaal-culturele spelers is het niet evident: dossiers werden bijvoorbeeld afgewezen omdat indieners al regionaal georganiseerd waren. Het is op dit moment een te hoogdrempelige projectlijn.”
Meremans: “Het is voor sommigen te zwaar, dat moet zeker bijgestuurd worden. Op termijn vind ik dat Vlaanderen zich alleen dient bezig te houden met wat nationaal relevant is, terwijl de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een budget krijgen en zelf bepalen welke lokale en bovenlokale projecten ze financieel ondersteunen, in functie van hun prioriteiten. Waarom moet dat in Brussel beoordeeld worden? Voorwaarde is natuurlijk wel dat je een goed draaiende regio hebt.”
Van Leuven: “En je hebt dan ook op dat niveau onafhankelijke experten nodig om de beoordeling te doen.”
Bovenlokaal is het nieuwe normaal. Welke winsten vallen hier te boeken? Waar dromen jullie van?
Buffel: “Ik zou het fantastisch vinden als we binnen tien jaar met elke IGS een goeie connectie hebben, dat ze weten wie de landelijke amateurkunstenkoepels zijn en dat ze gebruikmaken van die expertise. We werven zelfs een medewerker ‘lokaal’ aan want het is sterker als één persoon dat netwerk uitbouwt en die contacten onderhoudt. Deze collega kan medewerkers van lokale besturen en IGS’en ondersteunen en mee een bovenlokaal beleid voor kunsten helpen te ontwikkelen.”
Decreet Bovenlokale Cultuurwerking
Dit decreet (°2018) stimuleert een bovenlokale cultuurwerking. Het geeft groeikansen aan projecten die het lokale niveau overstijgen en bruggen slaan naar andere maatschappelijke domeinen. Het moedigt lokale besturen aan om samen te werken in een Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Cultuur (IGS). Het decreet Bovenloka-
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden Cultuur?
le Cultuurwerking werd normaal eind 2022 bijgeschaafd.
Het decreet Bovenlokale Cultuurwerking voorziet in middelen voor ‘Intergemeentelijke Samenwerkingsverbanden Cultuur’ (IGS Cultuur). Deze – nu negentien – structuren moe-
Bovenlokale projecten
ten een coherente visie op cultuurbeleid ontwikkelen in de aangesloten gemeenten.
Referentieregio’s?
Het decreet Bovenlokale Cultuurwerking bevat een subsidielijn voor projecten met bovenlokale relevantie.
Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers wil álle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (van afval tot zorg) inpassen in 15 duidelijk afgebakende referentieregio’s. Ook de Intergemeentelijke Samenwer-
48
Meremans: “Om regio’s vlot te doen werken, moet je het politieke apparaat ontvetten zodat je in de regio met een beperkt aantal beleidsmakers kan beslissen. Je hebt daarnaast een deftig cultuurapparaat nodig, met personeel dat een goed zicht
heeft op deze materie. Vlaanderen moet meer financiële middelen toewijzen en volop de regio laten spelen. We moeten wel vermijden dat die middelen opgaan aan personeel en structuren, aan veel vergaderen en weinig doen.”
Van Leuven: “Ik merk wel dat er heel wat personeelsverloop is bij de IGS’en. Dat heeft ook te maken met het feit dat ze vaak aangestuurd worden door veel politieke besturen tegelijk. Dat is niet altijd een makkelijke structuur om in te werken. Het is vooral belangrijk dat die IGS’en
wendbare structuren blijven. Als dat grote kolossen worden die alles moeten oplossen, zal dat niet werken. Maak dus kleine en wendbare overheidsstructuren, die dat maatschappelijk veld, die kleine trajecten, zuurstof en ademruimte geven. De overheid moet maximaal blijven investeren in verbeelding en participatie op het terrein. Hoe dichter we bij de mensen zitten, hoe beter we kunnen werken aan democratische participatie en vertrouwen in samenleving. Dat moet van onderuit gebeuren.”
49
“Rond atelierbeleid, ruimte voor creatie, toonkansen, zakelijk advies is er nog veel groeimarge.“
- Els Buffel
Een ijsje van vijf frank
Het Participatiedecreet, dat bijna vijftien jaar geleden werd goedgekeurd, lijkt ten dode opgeschreven te zijn. Minister van Cultuur Jan Jambon wil participatie inschrijven in de andere cultuurdecreten en via die weg de drempels voor “deelnemen en deelhebben” van kansengroepen in “vrijetijdssectoren” slopen. De afgelopen jaren hebben opeenvolgende besparingsrondes het decreet uitgehold. Wat vinden bevoorrechte getuigen van de resultaten van het participatiebeleid, en van de weg die de Vlaamse regering er mee lijkt in te slaan?
Els Tijskens is inhoudelijk directeur bij de Rode Antraciet vzw. De Rode Antraciet stimuleert de interactie tussen gedetineerden en de buitenwereld met een groepsaanbod voor sport en cultuur, met en voor de gedetineerden in de gevangenissen van Vlaanderen en Brussel.
“Een gevangenis is niet normaal. De buitenwereld beseft niet wat het afnemen van iemands vrijheid met een mens doet. De vrijheidsberoving is de straf, daarnaast is een menselijke behandeling de beste garantie voor een beperkte detentieschade. Via participatieve projecten proberen we gedetineerden opnieuw verantwoordelijkheid te geven in hun leven omdat dat ook nodig is na de detentie.
Wij werken in alle gevangenissen met een groepsaanbod, omdat dat een extra sociale dimensie toevoegt, naast het beleven van sport en cultuur. Een dimensie die een gedetineerde nodig heeft om terug in die maatschappij te komen. Die gedachte vind je ook terug in het Participatiedecreet.
Het Participatiedecreet lijkt wel van iedereen en van niemand, omdat het zo divers is. Maar ons gaf het initieel vleugels. Door het Participatiedecreet konden we op de lange termijn denken. Je kan veel kritiek hebben op het amalgaam in het decreet, op de uitholling ervan. Maar voor onze doelgroep klopte dat verhaal. Het gaf ons ook de kans onze werking op de kaart te zetten in het penitentiaire landschap in Vlaanderen, Brussel en verder.
50
51
Het is bovendien mooi complementair aan het decreet Hulp & Dienstverlening, dat zes domeinen samenbrengt – onderwijs, werk, welzijn, wonen, sport en cultuur – waarvoor je binnen en buiten de gevangenis hulp- en dienstverlening uitbouwt. De bedoeling is om een netwerk rond de gedetineerde te zetten, en zo ervoor te zorgen dat de gedetineerden zo vlug mogelijk terug een leven kunnen opbouwen. Die twee decreten haken voor ons mooi ineen.
Dat intersectorale denken helpt om samenwerkingsmodellen te organiseren en aan een echt netwerk te bouwen. We zijn met De Rode Antraciet de brug met wat buiten de gevangenis bestaat voor sport en cultuur. We geven de gedetineerden zuurstof en halen expertise binnen. Daarnaast willen we dit ook na de detentie bestendigen: hoe kunnen (ex)-gedetineerden hun interesse in sport en cultuur na hun straf verderzetten?
De samenleving investeert op deze manier in deze moeilijke doelgroep. Ook dat zat expliciet in het Participatiedecreet, en dat verwachten we ook in de toekomst. Er is sprake van een overheveling naar Justitie & Handhaving. Die associatie met straf roept natuurlijk een bepaald beeld op waarmee we ons als sport- en cultuuraanbieders moeilijk identificeren tegenover de doelgroep. Wij vertrekken resoluut van het recht op sport en cultuur.
Als je sport en cultuur onderbrengt bij Justitie & Handhaving, dient dit te gebeuren met een stevig kader dat faciliteert en ondersteunt. Onze twee domeinen moeten blijvend betrokken zijn. Daarnaast blijft het importmodel – onze samenwerking met partners uit de buitenwereld – duidelijk op de voorgrond staan.
Misschien biedt een nieuwe constellatie nieuwe mogelijkheden? We hebben een zware besparingsronde gehad in 2019. Met een nieuw beleidskader komt er hopelijk een injectie om de nodige groei en ambities waar te maken. Ons engagement is er alleszins.”
52
Wim Oris is artistiek leider van Compagnie Tartaren vzw. Cie Tartaren is een sociaal-artistiek gezelschap dat vanuit cocreatie met kwetsbare en professionele makers kwalitatieve theatervoorstellingen maakt, verspreidt en hierover in gesprek gaat met een divers publiek.
“Aan sociaal-artistiek zit vandaag een negatieve connotatie. Reinhilde Decleir zaliger sprak altijd over artistieksociaal, zonder koppelteken, omdat het één begrip is. Het is kunstcreatie vanuit een grote sociale betrokkenheid, met professionele en niet-professionele makers.
Wij proberen de vinger aan de pols te houden van wat leeft er in die groep kwetsbare mensen. Waar vinden zij dat het over moet gaan? We ondersteunen hen en helpen hen via kunst hun stem te laten horen en deel te nemen aan het publieke debat. Want ze zitten niet in de raden van bestuur waar beslissingen genomen worden.
Participatieve creatie is heel belangrijk voor de verbreding van je publiek en het betrekken van een snel veranderende samenleving. De politiek kijkt naar cultuur om verbondenheid te creëren, maar het sociaalartistieke moet nog altijd om zijn plaats vechten, ook na al die jaren.
Toen we voor het eerst in het
Kunstendecreet waren opgenomen, werden we gezien als een bedreiging voor wat de artistieke kwaliteit van het veld heette. Dat wij in dat professionele landschap kunst gingen creëren met uitvoerders die niet opgeleid waren, dat wrong in de sector.
In het volgende Kunstendecreet kwamen die vijf functies er, waaronder participatie. Sinds de regelgeving ze ertoe verplicht nemen de grote huizen dat wel op, maar het is erg lang blijven hangen in publieksparticipatie. Gratis tickets, maar dan boven ’in den bak’ of achter een pilaar. Dat is verbeterd, maar het bleef erg paternalistisch: wij zouden hén bijbrengen wat klassieke muziek, of beeldende kunst of repertoiretheater is.
Voor mensen met Vlaamse roots die vanuit hun thuissituatie nooit hebben kennisgemaakt met cultuur of voor mensen met een migratieachtergrond is het nog steeds met de ellebogen werken. Tegelijk is het besef aan het groeien dat participatie meer is dan publieksparticipatie. Huizen huren kunstenaars met ervaring met participatieve projecten in voor projecten. Maar dat is nog geen duurzame participatie, dat maakt geen deel uit van het fundament van die organisatie.
Het is nochtans boeiend om je eigen artistieke expressie te verbreden, te verdiepen, te ver-
rijken met invloeden van buitenaf. Die te omarmen, uit te nodigen, uit te dagen, ruimte te geven. Niet omdat het moet in een decreet, maar omdat het je raakt en triggert. Dat vraagt van ons een stap. Zijn we daartoe bereid? Ach, die ruimte zal sowieso afgedwongen worden, dat zie je al in Brussel.
Wat is de kern van de zaak? Waarom werkt het vandaag niet? Voor een duurzaam participatief project zijn meer geld en meer personeel nodig terwijl er overal gesnoeid wordt. Het is makkelijk om te zeggen: ‘ik geef je vijf frank, ga voor twintig frank ijs kopen’. En als je dan terugkomt met een koekje zeggen ze niet: ‘oei, we hadden twintig frank moeten geven’. Nee, ze schrappen gewoon alles! Door voortdurend nieuwe opdrachten te creëren met dezelfde middelen is het participatiebeleid uitgehold. Terwijl het extra deuren en gangen en liften zou moeten installeren zodat de mensen de weg vinden. Het is te vroeg om het Participatiedecreet af te schaffen, het is niet eens volop ingezet.”
53
Lut Vanden Buverie is coördinator bij Welzijnsschakels vzw. Lokale vrijwilligersgroepen van mensen met en zonder armoede-ervaring zetten zich samen in voor een betere samenleving. Welzijnsschakels bestaat uit 200 groepen en bereikt zo meer dan 30.000 mensen in een armoedesituatie.
“Het wordt mensen met armoedeervaring niet makkelijk gemaakt. De vooroordelen nemen eerder toe dan af. Zowel in lokale netwerken vrijetijdsparticipatie als in de samenleving botsen we op een visie op armoede die uitgaat van individuele schuld. Dat is soms ontmoedigend, er is zo hard ingezet op sensibilisering, maar het lijkt wel vechten tegen de bierkaai voor onze Welzijnsschakels.
Het voordeel van die lokale netwerken rond vrije tijd in het Participatiedecreet is wel dat ze een armoedepartner moéten betrekken. Zonder deze betrokkenheid is er geen Vlaamse financiële tegemoetkoming. Het is een eerste stap in het vermijden van schijnparticipatie. In die zin is het de-
creet een ingangspoort geweest voor heel veel groepen om met de gemeente en de betrokken diensten rond de tafel te zitten.
Die stem van mensen in armoede binnenbrengen was voor ons een cruciaal aspect van dat Participatiedecreet. Een valkuil is wel dat Welzijnsschakels en gemeenten in die lokale netwerken vaak voor het eerst tegenover elkaar zitten. En dat alle frustraties van de verzamelde partners, ook over andere thema’s, op tafel komen. Mensen en diensten voelen zich dan aangevallen en de afstand tussen gesprekspartners wordt zo vaak groter.
Door al die verschillende partners samen te zetten, haal je ook verschillende logica’s en lexicons en manieren van werken binnen. Mensen in een armoedesituatie een stem geven die telt, vergt ruimte en openheid om op zoek te gaan naar een manier van samenwerken die voor iedereen comfortabel is. Je hebt een externe partner nodig die dat groepsproces begeleidt. Dat vereist extra middelen.
Vrijetijdsparticipatie op gemeentelijk niveau organiseren heeft ook andere nadelen. Wat met kinderen van gescheiden ouders die als ze bij de andere ouder in een andere gemeente verblijven geen activiteiten tegen die voorwaarden kunnen doen? Als er op bovenlokaal niveau gewerkt wordt, is dat makkelijker. Je hebt ook meer aanbod. Maar er zitten ook meer spelers rond de tafel. Worden mensen met armoedeervaring dan nog voldoende gehoord? Gaan lokale prioriteiten niet verdrinken in dat bovenlokale kader?
Recht op vrije tijd is een sociaal grondrecht. De overheid moet daar haar verantwoordelijkheid nemen. Maar ook aanbieders van cultuur moeten stappen zetten. Want nu zijn het heel vaak nog mensen met armoede-ervaring die hun recht moeten afdwingen. Drempels, dat gaat niet alleen over geld, dat gaat ook over mobiliteitsproblemen of onthaal. Dat gaat ook over welke kleding gevraagd wordt, over welk materiaal je bij je moet hebben. Daar zit nog veel groeipotentieel.”
54
Katia Segers is sinds 2014 lid van de commissie Cultuur van het Vlaams Parlement. Cultuurparticipatie ligt haar na aan het hart.
Bert Anciaux is in 2008 gestart met het Participatiedecreet voor Cultuur, Jeugd, Sport. Dit decreet zette het deelnemen en deelhebben van kansengroepen centraal. Wat was of is voor jou de grote meerwaarde van dit decreet?
“Cultuurparticipatie is en blijft helaas een zeer ongelijk verdeeld goed, zo blijkt alweer uit de laatste participatiesurvey. Cultuurdeelname is een zaak van vooral hoogopgeleide, witte, iets oudere mensen. Het Participatiedecreet van Bert Anciaux had precies tot doel het streven naar maximale participatie van alle lagen van de bevolking structureel te verankeren. Dat decreet is na 14 jaar zeker aan
een update toe, maar het blijft een belangrijke hefboom voor een belangrijke doelstelling. Het biedt een kader om werk te maken van bredere participatie voor mensen met een lage scholingsgraad, mensen in armoede, mensen met een migratieachtergrond, enzovoort. De projectregeling was een essentiele hefboom.”
Minister Jambon gaf eerder al aan dat “participatie” intussen een aandachtspunt is in alle sectordecreten en dat een apart decreet niet meer nodig is. Kan je je hierin vinden?
“De afschaffing van het decreet is zonder meer een slechte zaak. Hiermee zakt participatie hoe dan ook verder weg als beleidsprioriteit en dat is zeer verkeerd. Uiteraard heb ik genoeg vertrouwen in de sector. Hij zal blijven inzetten op de
democratisering van deelname aan cultuur, maar hij verdient ondersteund te worden door het beleid.”
Heb je, voor het versterken van de participatie aan cultuur, nog belangrijke aandachtspunten voor de toekomst?
“Wanneer blijkt dat na decennia van cultuurbeleid en cultuurspreidingsbeleid, deelname aan kunst en cultuur een van de meest ongelijk gespreide goederen is, dan moeten we eindelijk gaan naar een structurele aanpak. Voor mij betekent dit dat er een structurele samenwerking tot stand gebracht moet worden tussen onderwijs, mediabeleid en cultuurbeleid. Ik droom ervan dat in een volgende legislatuur deze beleidsdomeinen worden samengebracht.”
55
Wascabi
een terugblik
2022
2 september 2022. The Faculty in Anderlecht is het decor voor Wascabi 2.0. De expertise en ervaringen van tweehonderd aanwezigen van binnen en buiten onze sectoren klotsten over de plinten. Vijftien ‘Tafels van Vermenigvuldiging’ stonden garant voor evenzoveel zoektochten naar oplossingen voor problematieken waar organisaties van wakker liggen. Dichtbij én ver van hun bed. Betrokken beleidsmakers dachten mee. Met enkele organisaties hadden ze zelfs een first date. Academici en journalisten leerden onze sectoren kennen en daagden hen tegelijk uit. Samenwerkingen ontkiemden. De onschatbare rol van onze sectoren in de samenleving werd geroemd, de knelpunten in beleidskaders werden benoemd. We zien jou graag terug op Wascabi 2023!
56
The Faculty zoemde van boven tot onder. Vermenigvuldigen dat het een lieve lust was. Gezapig, gezellig, maar ook kritisch en knetterend. Houvast zoekend in tijden van stevige turbulentie.
Woordkunstenaar Hind Eljadid bond een gepaste strik rond deze eerste editie van de nieuwe Wascabi.
“We tellen af Kijken weer uit naar het samen leven Kijken terug naar een jaar waar dat het moeilijkste was Hoe gaan we verder?
Vele hoopjes hoop maar ook losse schroeven en nog meer In de wandelgangen hoor je het wankelen”
57
“Welke positie hebben wij op losse koorden Hoe geven we eindelijk inhoud aan te vaak lege woorden En hoe gaan we dat dan allemaal voor elkaar krijgen Het enige antwoord is samen
Samen maken en luisteren Samen elkaar raken en zoeken Samen dromen
Eilandjes die weer een stapje dichter bij elkaar komen Dit alles hangt af van hij, zij, die, jij, maar ook van mij”
“Er zijn meer methodieken dan mensen en dat is het probleem We moeten Activeren activeren activeren een leven lang blijven leren Niet langer in een hoekje blijven staan We zoeken de contrasten op die we kunnen uitspreken en verwoorden Creëren een spanningsveld waar dingen kunnen ontstaan
We laten onszelf en elkaar bestaan We geven ons de kans onszelf en elkaar te verstaan”
- Hind Eljadid
59
Eva Hambach en Emmeline Orban
“We zijn ongevaarlijk als we niet één front vormen”
We zitten in de staart van de coronacrisis. Welke impact heeft de pandemie gehad op het vrijwilligerswerk en welke gevolgen zien jullie op de langere termijn?
Emmeline Orban: “Er was niet alleen corona, er waren ook de overstromingen, er is Oekraïne. Vele crisissen tegelijkertijd! Mensen willen in de bres springen, maar ze willen dat metéén doen. Als je nadien nog mensen nodig hebt, vind je ze moeilijk. Het vrijwilligerswerk is veranderd. Vrijwilligers gaan liever punctueel aan de slag. Ze kijken in hun agenda wanneer ze kunnen en willen dán iets doen.”
Eva Hambach: “Corona heeft zeker pijnpunten blootgelegd. Neem het feit dat de overheid zich ontpopte tot organisator van vrijwilligerswerk, met de vaccinatiecentra en helpende
handen in de woonzorgcentra. Daardoor groeide het idee dat vrijwilligers ‘nuttig’ moeten zijn voor een overheid. Ondertussen zaten de vrijwilligers van middenveldorganisaties in lockdown thuis, ‘niet essentieel’. Door de lockdowns bleven veel verenigingen verweesd achter. Er zijn vrijwilligers weggelokt, door de hogere kostenvergoedingen voor vaccinatievrijwilligers of omdat ze toch niets mochten doen. We horen dat ze niet of moeilijk terugkeren. Corona heeft de instrumentalisering versneld. Vrijwilligerswerk in de sociale sector, in gezondheid of welzijn lijkt een must have, al de rest lijkt nice to have. Dat is een kwalijke evolutie. COVID-vrijwilligers werden ingezet om de werkdruk te verlichten en kregen daarvoor een hogere vergoeding. Als je ziet hoe Frank Vandenbroucke (federaal minister van
Tot enkele jaren geleden liepen de vertegenwoordigers van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk en de voorlopers van het Plateforme Francophone du Volontariat elkaar alleen op Europese fora tegen het lijf. Vrijwilligers aan weerszijden van de taalgrens botsen nochtans op dezelfde problemen. Eva Hambach en Emmeline Orban over trends en uitdagingen in het vrijwilligerswerk.
Volksgezondheid, red.) nu weer zegt dat vrijwilligers in de openbare en commerciële zorgsector personeelstekorten kunnen wegwerken? De politiek heeft zo de vrijwilligersgedachte afgebroken, vanuit een neoliberale ideologie dat een mens niets doet als je daar niks in ruil voor aanbiedt. En dat klopt niet!”
We horen anekdotische verhalen van organisaties dat vrijwilligers sneller aandringen op een kostenvergoeding dan vroeger.
Hambach: “We zijn niet tegen de kostenvergoeding. De vrijwilligerswet laat dat ook toe. Wat wij altijd gehekeld hebben is dat onderscheid tussen soorten vrijwilligers. Is de algemene vergoeding te laag? Dan moet dat binnen de Hoge Raad voor Vrijwilligers bekeken worden. Nu geldt het recht van de
61
sterkste. Wie de juiste kanalen kent, krijgt zijn uitzondering en de rest valt ernaast.”
Orban: “Met de inflatie en de hogere lonen zitten alle vzw’s met dezelfde vraag: hoe kunnen we dat betalen? Vele vzw’s hebben het nu al moeilijk. Kunnen ze al hun werknemers behouden? Sommige vzw’s zullen
lang. Zullen ze de afschaffing ervan compenseren door werklozen te verplichten om vrijwilligerswerk te doen? Vrijwilligerswerk moet per definitie vrij zijn.”
versterken, maar dat heeft een tijd geduurd. Als je in verspreide slagorde het beleid probeert te beïnvloeden, trek je aan het kortste eind. Wij zijn politiek ongevaarlijk als we niet samenhangen.”
werknemers vervangen door vrijwilligers, en dat is een probleem, ook voor de professionalisering van onze sector.”
Welke gevolgen heeft dit volgens jullie en wat is er aan te doen?
Hambach: “Ik vind het vreemd dat vakbonden artikel 17 (activiteiten tussen vrijwilligerswerk en arbeid in, red.) beperkt hebben gehouden, maar aan de andere kant toezien hoe de poort openstaat om personeel te vervangen door vrijwilligers. Het is tijdelijk, zeggen ze. Maar het blijft duren. Sommige sectoren hebben er ook belang bij dat die poortjes openstaan.”
Orban: “Ook belangrijk is de afschaffing van de meldingsplicht bij de RVA voor werkloze vrijwilligers. Dat vragen we al heel
Hambach: “Naast die meldingsplicht bij de RVA, heb je ook een meldingsplicht als je een uitkering krijgt van het ziekenfonds of een leefloon. Er is nog altijd dat ingebakken wantrouwen tegenover vrijwilligerswerk. Wat ik daarbij jammer vind is dat sectoren niet aan één zeel trekken. Er is te veel belangendenken, ook als het gaat over vrijwilligers. Ze laten zich tegen elkaar uitspelen, in plaats van één front te vormen.”
Eén front is er al helemaal niet tussen Vlaanderen en Wallonië. Sectoren in Vlaanderen weten weinig van die in Wallonië en omgekeerd en ze werken weinig samen. Nochtans is de wetgeving federaal.
Orban: “Er zijn soms ook verschillende zienswijzen. De hervorming van de vennootschapswetgeving bijvoorbeeld werd verworpen door vzw’s in Franstalig België, ook om ideologische redenen. Terwijl ze het door de hervorming aan Vlaamse kant net makkelijker vonden. We hebben nochtans meer gemeen dan we denken.”
Hambach: “Ik denk dat wij nu wel proberen elkaar te vinden en te zien hoe we elkaar kunnen
Wat moeten beleidsmakers doen, federaal of regionaal, om deze uitdagingen aan te pakken?
Hambach: “Beleidsmakers moeten stoppen met het vrijwilligerswerk lippendienst te bewijzen. We hebben een voogdijminister. Van een voogd verwacht je dat die het kind onder zijn hoede in een veilige omgeving laat opgroeien. Onze voogdijminister doet zijn werk niet goed. We hebben ook een duidelijker gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid nodig”.
Orban: “Sommige organisaties zoals de onze bestrijken dat hele veld, maar andere niet, waardoor je elkaar ook moeilijker vindt. Aan Franstalige kant is er ook helemaal geen gecoordineerd beleid. In Franstalig België zitten de sectoren waarin vrijwilligers actief zijn ook nog eens versnipperd tussen gewest en gemeenschap, met aparte regeringen.”
62
“Aan Franstalige kant is er helemaal geen gecoördineerd beleid.”
- Emmeline orban
“Corona heeft de instrumentalisering versneld.”
- Eva Hambach
Jullie adviseren en ondersteunen ook lokale besturen. Liggen daar kansen?
Hambach: “We zien in Vlaanderen een toename van lokale ondersteuningsstructuren voor vrijwilligerswerk. Dat is een goede zaak. Al die uitdagingen spelen natuurlijk ook op lokaal niveau, met dat verschil dat er meer nabijheid is tussen verenigingen en hun lokaal bestuur. Dat maakt het behapbaarder.”
Orban: “Lokale besturen komen vooral bij ons met vragen over hun eigen vrijwilligers, niet over
de ondersteuning van alle lokale vzw’s. Ze hebben soms ook te veel de neiging om digitale oplossingen te kiezen. Dat gaat misschien sneller, maar vrijwilligerswerk faciliteren en ondersteunen is niet alleen een zaak van kwantiteit maar ook van kwaliteit.”
Stel dat je een zak geld te verdelen hebt? Wat wil je eerst aanpakken?
Orban: “Het gaat niet altijd over geld. Neem de afschaffing van de meldingsplicht of het juridisch statuut van de vzw’s.
Ook de context voor vzw’s is belangrijk.”
Hambach: “Ik mis een federaal handhavings- of controlebeleid op vzw’s. Als je als vrijwilliger botst op iets wat niet kan of op een oneerlijke behandeling, kan je dat nergens melden. Als de overheid beter zou handhaven, waren al die regeltjes die ons het leven moeilijk maken misschien niet nodig.”
Wie is Eva Hambach?
Directeur van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. Ze volgen beleid en regelgeving op, adviseren verenigingen en lokale besturen, hebben een helpdesk, geven vormingen, organiseren campagnes en bieden met Vlaamse overheidsmiddelen de vrijwilligersverzekering aan.
Wie is Emmeline Orban?
Voormalig secretaris-generaal van het Plateforme Francophone du Volontariat dat kwaliteitsvol vrijwilligerswerk faciliteert en bevordert, informatie en advies geeft aan vzw’s en lokale besturen, opleidingen organiseert, een helpdesk runt en beleidsadvies geeft.
63
Onze ambities de komende jaren?
sterke omkadering en futureproof handelen
Wat kan je in 2022-2025 van De Federatie verwachten? Elf verschuivingen die zich vertalen in zes doelstellingen. Te lezen in onze jongste beleidsnota.
De essentie blijft: De Federatie verbindt, informeert, betrekt, vertegenwoordigt en versterkt sociaalcultureel werk en amateurkunsten. Dat is de missie waar wij elke dag voor gaan. Omdat wij geloven in de kracht van deze sectoren voor onze samenleving.
De Federatie meet zichzelf daarbij vier rollen aan: kennisdeler, beleidsbeïnvloeder, ondersteuner en communicator ten dienste van de (lid-) organisaties, partners en overheden. Elke doelstelling, op de zakelijke na, laat zich vatten in een slagzin en illustratie. We stellen ze graag aan je voor.
We maken van een vraagteken een uitroepteken
Hoe moeten (lid)organisaties zich wettelijk en zakelijk in orde stellen? Hoe kunnen ze hun blikveld verder verruimen? De Federatie biedt raad en daad. Of begeleiding waar nodig. We streven naar maatwerk en structurele oplossingen en hebben ook aandacht voor potentiële instromers in het decreet.
Samen oneindig combineren
Het belang en de kracht van sociaal-cultureel werk en amateurkunsten extra glans geven: De Federatie doet het door zich frequenter in academische middens te begeven. Verder versterken we via netwerking in de culturele bovenbouw de draagkracht. Cruciaal in onstabiele tijden. Slim en gedurfd samenwerken komt onze sectoren ten goede. Daarbij verliezen we de eigenheid van onze sectoren nooit uit het oog.
Een hindernissenparcours schrikt ons niet af... We lopen immers samen!
De Federatie ijvert voor een zo optimaal mogelijk regelgevend en financieel kader voor sociaal-cultureel werk en amateurkunsten in Vlaanderen en Brussel. Dat doen we meer dan ooit op elk beleidsniveau, met extra aandacht voor het (boven)lokale en Europese speelveld. Beleidsbeïnvloeding is namelijk onze corebusiness als sectorfederatie.
Iedereen aan boord? We bepalen samen de koers
De verbinding tussen organisaties staat meer dan ooit centraal. Onderlinge kennisdeling en kruisbestuiving worden aangewend om krachten gericht te bundelen en over te gaan tot heldere standpuntbepaling. Hiertoe wordt de structuur van De Federatie grondig herdacht.
Horen, zien en ons gedacht zeggen
Correcte beeldvorming zowel over sociaal-cultureel werk en amateurkunsten, als over wat De Federatie doet, vraagt tijd en vakmanschap. We tillen communicatie op tot een kernproces zodat onze zichtbaarheid verhoogt. Lidorganisaties zijn intenser betrokken en bijgevolg zelf de grootste ambassadeurs van collectieve boodschappen.